DE ZEEDW
VERMICELLI H0NI Q'« ^BOUILLONBLOKJE GRATIS
TWEEDE BLAD
Voor den Zondag
Letterkundige Kroniek
Johanna Coninghame.
ieder'pak HONiG'S
HET ADRES
A. WILKING
Uit de Provincie
Wat er deze week voorviei
FEUILLETON.
VAN
ZATERDAG 27 APRIL 1935, Nr 175.
IK, DOCH NIET MEER IK.
Ik leef, doch niet meer ik, maai
Christus leeft in mij.
Galaten 2:20.
Dit woord van den apostel schijnt zoo
tegenstrijdig mogelijk te zijn.
Hij begint met te jubelen ik leef,
maai nauwelijks heeft hij dien blijden le
vensklank uitgezongen of hij voegt er aan
toe: doch niet meer ik. Sluiten die
beide elkander niet uit? Is dit niet een van
die wondere pardoxen, 'die het christelijk
geloof tot een geheimzinnigheid maken?
Hoe kan iemand leven en toch niet le
ven?
De apostel, die in dit verband
spreekt over het leven uit het geloof en
niet uit de werken der wet, wil alleen dit
prediken, dat hij het nieuwe leven deel
achtig is.
Ik leef, zoo zingt hij. Ik ben uit den
dood overgegaan in het leven. Ik mag
wandelen in het waarachtig levenslicht
en smaken de rijkste levensvreugde, doch
in dat leven ben niet meer ik het midden
punt en zit niet meer ik op den troon
maar Jezus Christus.
Ik....
Wat is dat ik, waarvan de apostel
spreekt?
D'at ik ia onze persoonlijkheid en dat ik
is ons mensch-zijn.
God heeft ons niet als iets maar als
iemand geschapen, en in ons ik ligt
het middenpunt, het hart van ons leven,
waaruit ook de uitgangen des levens zijn.
Welnu, dat ik is door den Almachtige
zóó geformeerd, dat het gedreven en ge
leid werd door den Geest Gods; maar dat
zelfde ik is door de zonde zóó gedefor
meerd, dat het zich tegen God verheft en
los van Hem zichzelf wil zijn.
Zoo heeft ook de apostel Paulus zijn ik
gekend.
Dat ik wilde zelf leven en zelf op den
troon zitten.
O zeker, onder vromen schijn, want de
vroegere farizeër meende Godewelgevai-
lige werken te doen.
Maar in dat alles verhief hij zichzelf
tegenover den Heere en hij wilde niet
zichzelf verliezen en zichzelf verlooche
nen om in nederige overgave des harten
zijn God te dienen.
Totdat...: Jezus Christus hem tegen
kwam op den weg naar Damascus.
Totdat de Heiland den vurigen ijveraar
tot stilstand bracht en den trotschen fa
rizeër neerwierp, en.toen werd zijn
ik onttroond.
Toen werd zijn trots gebroken. Toen
zijn al zijn deugden verpletterd.
Toen werd de brave farizeër omgezet
in een armen tollenaar, die uitriep:
Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal, en.
nu kan hij uit de volheid der genade, die
hem bewezen is. belijden: ik ben met
Christus gekruist; en ik leef, doch
nietmeerik. n
NATUUR EN DICHTER,
door W. L. VAN LEEUWEN.
Sedert overoude tijden heeft de dich
ter het oog naar de natuur gewend. Had
zij haar sprake in het algemeen tot ieder
mensch, de dichter was het toch, die zich
in zeer sterke, gansch bizondere mate tot
haar voelde aangetrokken. Voor zijn oog
openbaarde zij een vollen rijkdom, door
zijn oor werd de taal, die zij spreekt op
het allerduidelijkst verstaan. Zoo heeft de
dichter de eeuwen door de natuur be
zongen, maar tevens aan haar de beelden
ontleend, die eigen gedachten moesten
dragen.
Is het eigenlijk wonder, dat van de
natuur een zoo sterke aantrekkingskracht
(Vrij naar het Engelsch.)
4.) o-
Juffrouw Prendergast was er dol op
theevisite te hebben en de zitkamer van
de dokterswoning was een welkome ver
zamelplaats voor menschen, die niets oim
handen hebben, vooral 's winters tusschen
vier en vijf. Om half zeven werd er bo
terham gegeten en de twee jongens moes
ten zoo van tafel naar school, waar ze
oom zeven uur aanwezig moesten zijln om
hun huiswerk te maken. Dokter Prender
gast kwam gewoonlijk eerst tegen het
eind van den maaltijd thuis en dan werd
er voor hem een warm gerecht binnenge
bracht, juist als de jongens op het punt
stonden te vertrekken.
Dokter Prendergast had een drukke
praktijk in Minsterholme en omstreken en
hij was een erkend vriend van rijk en
arm. Thuis was hij vaak in zich zelf ge
keerd en afwezig. Het gepraat aan tafel
was voor hem vaak slechts een verward
rumlöer van stemmen en een nog grootere
verwarring van gedachten en hij nam niet
de moeite er zich verder in te verdiepen.
Maar dezen avond viel het hem toch op, 1
dat Oswald er zoo slecht uitzag.
uitging op die naar alle zijden zoo open
staande kunstenaarsziel? Zoo lang leefde
de mensch in nauw, dagelij ksch contact
met de natuur, zoo hecht was de band
tusschen hem en haar! Bij het aanschou
wen van haar schoonheid, bij het leven
te midden van haar rijkdommen, gingen
bij den dichter snaren trillen en werd
het lied geboren, dat die schatten bezong.
Als, ter anderer zijde, de dichter de godde
lijke wijsheid roemen wilde of zingen
van de liefde tusschen menschen, dan
deed hij dit in aan de natuur ontleende
beelden.
En al is er in den loop der Jaren veel
veranderd, al scheiden ons vele eeuwen
van den verren begintijd, die band tus
schen natuur en dichter is immer ge
bleven. Zoo moet er, als wij uit heel dien
overvloedigen rijkdom enkele vruchten
samenlezen, wel een wondere schakeering
zijn: de tijden waren anders, de om
standigheden wisselden, de richting, die
men insloeg, was veelal sterk onderschei
den van die van een vorig geslacht, de
eene mensch stond heel anders tegenover
de natuur dan de andere. Het is zooals
Poelhekke (Lyriek, p. 80) eens gezegd
heeft met betrekking tot de natuurlyriek:
„De primitieve mensch met zijn complex
en collectief geestesleven, staat zoo geheel
anders tegenover de natuur als de cul-
tuurmensch met zijn individualistisch be
wustzijn en zijn abstraheer-vermogen.
Tusschen deze beide polen liggen de on
telbare schakeeringen, die tijd, plaats,
omstandigheid, invloeden van buiten en
werkingen van binnen-uit, raseigenschap
pen en tijdsomstandigheden, gemeen
schappelijk ondervonden stroomingen en
zelfgekweekte gaven veroorzaken".
Zoo heeft elk jong geslacht naar de
natuur het oog gericht. Steeds was er de
drang om iets van hetgeen de dichter
in dat rijk aanschouwde, uit te zingen
in zijn lied. Doch dat is slechts eene zijde,
waarbij de andere niet mag vergeten wor
den: de indruk dien de dichter van de
natuur passief ontvangt, naast een ge
stadig zoeken om iets van wat in zijn
binnenste leeft, te bezingen in aan de
natuur ontleende beelden, een drang om
zich actief uit te drukken. Zoo gaan im
pressie en expressie nauw samen. Dat
eerste: de indruk, dien men van de na
tuur passief ontvangt, impressie. En
expressie: de drang van de dichterziel
om in beelden te zeggen iet3 van het
geen daarbinnen leeft.
V
Bezien wij enkele bloemen uit dezen
hof van meer nabij, dan is het ons aan
stonds duidelijk, dat hier allereerst aan
het licht treden: realisme, de kunst der
waarnoming; en expressionisme, de kunst
der zielsuitdrukking.
Realist ia b.v. Lodewijlk van Deyssel in:
lente, een spiegelbeeld gevend van de
natuur, zooala zij zich aan izijn oog ver
toonde. IHiji let ook op de kleine bijzon
derheden, Ibij geeft de werkelijkheid weer,
is objectief. Dat bemerkt ge al aanstonds
uit een enkelen regel: „In den tuin was
nog alles dor, maar daar itusschen in stond
een vrij hooge heester, met een heöleboel
rechte, dunne takken, allemaal recht naai
boven gespriet en bezet met heele kleine
•groene blaadjes, naar alle kanten en on
bewegelijk als een fontein bijl stil weer,
het was fijtn groen tusschen ai bet grauwe
uit de veritie gezien, en dan was het weêr
met lichtglans er op als- water, als zou
bij een zachte ruistóhende windvlaag er
doorheen een wolk van zilverig licht er
af zwieren en verloren gaan in het licht
van de ruimte." Welk een aandacht van
den kunstenaar spreekt hier voor hetgeen
de natuur hem te aanschouwen geeft!
Wat hij ziet, teekent hij, lijn na lijn, met
een nauwkeurigheid 'die ons, bij opper
vlakkig oordeelen, verbaast, maar bij die
per doorschouwen doet erkennen, dat
juist deze innige, onverdeelde aandacht
ook de kleinste onderdeelen en het in ons
oog weinig belangrijke voor hem doet
leven. 'Gij bemerkt ditzelfde ook in „Mei"
van Herman Gorter
„Te hard gewerkt, Oswald?" vroeg bij,
toen de jongen zijn stoel achteruit schoof,
terwijl hij zijh ei niet had aangeraakt en
slechts enkele zeer dunne sneedjes brood
naar binnen had gewerkt. „Wacht even,"
zei bij bevelend, toen Oswald de kamer
wilde verlaten; „je hebt toch goed begre
pen, dat je je dit jaar niet mag opgeven
om mee te dingen naar de beurs voor de
universiteit? Ik wil er niet van booren."
Oswalds dunne, gevoelige lippen tril
den, maar hij antwoordde op koelen toon:
„U hoeft zich over die beurs niet bezorgd
te maken. Ik kan het onderwijs op dit
schooltje nauwelijks bijhouden. Ik weet
heusch wel, wat me te wachten staat, als
ik me te druk maak. Houd je mond,"
zei bij scherp1 tegen Sibyl, die kwam be
delen om bij! haar Vader op schoot te
mogen zitten, terwijl bij! aan tafel zat,
en daar ze per ongeluk tegen haar broer
Opliep, glipte een boek uit zijn hand. Hij
gaf zijn zusje ruw een duw, zoodat ze
met haar hoofd tegen de deur bonsde. Er
volgden heel wat meer tranen, dan eigen
lijk wel noodig was en dokter Prender
gast zei scherp: „Hoe kan je zoo laf zijh,
om je booze bui op je kleine zusje te
wreken?" en terwijl bij sprak, nam bij
bet kind op schoot en trachtte haar te
sussen.
„Vader, Oswald voelt zich niet goed,"
1 begon Cissy, „en hij' is zijh plaats als
nummer één van zijn klas kwijt geraakt.
En midden op de glooiing lag in 't licht
Eén viehkant veld met bloemen, opgericht,
Van bekervonn. Ze maakten met elkaar
Een tafel, klaar voor 't drinkgelag, en
[waar
De gasten nog niet aanzitten. Vol wijn
Staan ad de kelken, dungesteeld en fijn
Geslepen. Tulpen waren *t rood en geel.
Rondom, de byacinthen forscb van steel,
De sombere bloemen, donkerblauw
[gebrost.
Een voorbeeld van expressionisme,
naast deze twee van realisme, levert o.m.
Bouten® in zijn vers: „Liefdesuur". Niet
de natuurbeschrijving is hier doel, wel:
ziels-uitdrukking. Er is in die natuur voor
hem zulk een rijkdom aan beelden, 'dat
hij tot haar voorraadschuren gaat om het
woord, het beeld te vinden, dat aan zijn
hartestem uitdrukking geeft. Elk uur van
den dag is goed en schoon, een vreugd
voor de ziel; dat zegt bij u in zijin vers,
dat met de volgende regels zoo onverge
lijkelijk schoon opent
Hoe laait is 't aan den tijd?
Het is de blanike dageraad
De diepe wei waar nog geen maaier gaat,
Staat van bedauwde bloemen wit en geel;
De zilv'ren stroom leidt als een zuiv're
[straat
"Weg dn het nevellichtazuur;
En morgens zingend hart, de leenw'rik,
[slaat
Uit zijn verdwaasde keel
Wijsheid die geen betracht en elk verstaat,
Vreugd zonder maat,
Vreugd zonder duur.
Hoe laat is 't aan den tijd
'tla liefdes uur.
(Wordt vervolgd.)
Ingezonden Mededeeling
voor Manufacturen.
Dames- en Kindereonfeotle
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen Is
GOES HULST
DE KERKELIJKE STRIJD IN
DUITSCHLAND.
Een ontstellende balans.
De Berlijnsche correspondent van de
„N.R.Crt" schrijft:
Dr Otto Dibelius, gewezen „General
Superintendent", heeft een brochure „De
strijd der Kerk, een historische daad"
gepubliceerd. Over de Duitsch-christelijke
beweging schrijft Dibelius o.a.:
„Wat uiterlijk zichtbaar is, is, dat de
Duitsch-Evangelische kerk heden een
beeld van verdeeldheid en ontbinding
vertoont, zooals nog nimmer in haar ge
schiedenis.
„De stijgende belangstelling voor gods
dienstoefeningen is achterwege gebleven
en wel voornamelijk daar waar Duitsch-
christelijko geestelijken op den kansel
staan. Een terugwinnen van geloovigen,
die van de kerk vervreemd waren, heeft
niet plaats gevonden. Slechts een tiende
gedeelte van diegenen, die uit de kerk
waren getreden, heeft den weg terug
gevonden. Slechts een minimaal gedeelte
hunner neemt werkelijk weder deel aan
het leven van de kerk. Het sluiten van
huwelijken en doopen op groote schaal,
welke een tijdlang door de Duitsche chris
tenen werd veroordeeld, zijn weder ver
dwenen...
„De functie van rijksbisschop van de
welke de Duitsche christen zulke groote
verwachtingen had gekoesterd, heeft geen
autoriteit kunnen verwerven. Theologi
sche prestaties van beteekenis zijn niet
Ingezonden Mededeeling.
Toe, laat Sibyl uw maaltijd nu niet be
derven. Zet baar neer," en Cissy greep
Sibyl bij den aim om haar weg te nemen.
„Laat baar met rust, Cissy," zei juf
frouw Prendergast, („Het arme kleine
ding, dit is bet heerlijkste oogenblik van
den dag voor baar, en je vader vind bet
wat prettig baar bij zich te hebben."
„Vader moet rustig kunnen eten,"
mopperde Cissy tegen, „hij moest nooit
lastig gevallen worden met die kinderen.
Hij moest zijh avondmaal eigenlijk rus
tig alleen kunnen gebruiken."
„Cissy, ik moet je werkelijk verzoeken,
je niet met mijh huishoudelijke aangele
genheden te bemoeien. De last van een
huishouding voor een gezin als dit is
werkelijk al zwaar genoeg, dat ik me nog
niet eens kan belasten met de zorg voor
twee maal warm eten. De Cutbberts eten
op precies denzelfden tijd als wij en de
Birley's ook. Tenzij men een heel uitge
breid dienstpersoneel heeft, is het ge
woonlijk onmogelijk om laat te eten. On
langs had ik bet er nog over met juffrouw
Birley en die was het roerend met me
eens."
En nu volgde er een ellenlange verhan
deling over de voordeelen van vroeg eten
en de nadeelen van laat het middagmaal
gebruiken, dat door Gertrude onderbro
ken werd met bet verzoek, of ze mocht
opstaan om te gaan studeeren. Juffrouw
Prendergast wilde juist toestemming ge
tot stand gekomen. Op het heele leven
van de kerk ligt een zware druk,
„Het is een ontstellende balans. Zij is
dubbel ontstellend wanneer men bedenkt
met hoeveel verwachtingen deze bewe
ging begon en hoeveel mogelijkheden haar
werden geboden. Nooit heeft een kerke
lijke groep in het evangelische Duitsch-
land een dergelijke macht in haar han
den vereenigd als de Duitsche christen.
„Ja, het is een ontstellende balans.
Zulks is niet slechtB het oordeel der tegen
standers. Reeds in November heeft Sieg
fried Leffler, de leider van den Duitschen
chriBten in Thuringen, aan den rijksleider
Hossenfelder geschreven, dat deze welis
waar zichzelf en zijn vrienden op bis
schopszetels had geplaatst, maar meer
hebt go werkelijk niet tot stand gebracht,
daarbij is het gebleven.,,
Over de belijdende gemeente schrijft
Dibelius:
„Het ging er hier om te bewijzen, dat
de strijd om de kerk, welke de belijdende
gemeente had aanvaard, een daad van
gehoorzaamheid is geweest, namelijk van
gehoorzaamheid tegenover de opdracht,
welke God aan de kerk heeft gegeven.
Met deze daad van gehoorzaamheid is
een nieuw hoofdstuk in de gescheidenis
van de evangelische kerk begonnen."
Het college van Ged. Staten.
De heer De Looze eindigt een beschou
wing in „Het Protestantsohe Zuiden"
over de Statenverkiezing in Zeeland al
dus:
„Ten slotte spreekt het vanzelf, dat
deze uitslag consequenties meebrengt ten
opzichte van de samenstelling van het
College van Ged. Staten.
Niemand zal op goede gronden het
recht van de G.H. op 2 zetels kunnen be
twisten."
Goes. Gisteren werd hier opgericht een
afdeeling van den Bond van Straatven
ters in Nederland voor Goes en omstre
ken. Het bestuur werd gekozen n.l. dhr A.
Jacobs als voorzitter, secretaris dhr A. L.
Beuns, penningmeester dhr P. Maartense.
Er gaven zich 17 leden pp voor deze ver-
eeniging.
Oudelande. Voor de gemeenteraadsver
kiezing zijn van vrijzinnige zijde de vol
gende candidaten gesteld: 1. I. de Bakker
(aftr.); 2. A. J. Mol (aft,r.); 3. J. Mol Mas.
4. C. Meijaard Pz.; 5. F. Stevense; 8. J.
K. Mesu; 7. Abr. Goeree.
Serooskerke (W.). Donderdagavond
werd jaarvergadering gehouden van de
IJsvereeniging „Nooit Gedacht" alhier.
In zijn openingswoord werd door den
voorzitter gereleveerd, hoe in 1934 door
energiek aanpakken met algeheele mede
werking van het gemeentebestuur en de
burgerij, thans een IJsbaaniterredn is ver
kregen, waar de vereeniging trotsch op
kan zijn. Hiervoor wordt allen, die, op
welke wijze ook, hiertoe hébben bijgedra
gen of zijn werkzaam geweest, dank ge
bracht. Ingekomen was een dankbetui
ging van den heer Brevet, vergezeld van
een gift, voor de goede uitvoering van een
groot 'gedeelte van zijn vijver. Uit het ver
slag van den secr.-penningm. bleek, dat
zijn werkzaamheden in die functie zeer
omvangrijk zijn geweest en met nauw
gezetheid zijn ten uitvoer 'gebracht, waar
voor de voorzitter hem in het bijzonder
dank bracht. Dé rekening gaf een eind
cijfer aan van ruim f 400 en sluit met een
klein batig saldo. De voorzitter deelt
mede, dat het bestuur in afwijking van
vorige jaren de rekening wegens de om
vangrijkheid, heeft laten controleeren door
een commissie bestaande uit 2 'leden en 1
obligatiehouder. Het rapport dezer com
missie luidt, dat alles in orde ia bevon
den. Ze wordt goedgekeurd.
Als bestuursleden worden herkozen de
heeren A. Melse en P. Kesteloo.
Bij de omvraag dankt de heer A. Dek
ker voor de activiteit van heit' bestuur om
een goede ijsbaan te verkrijgen.
ven, toen baar vader zei: „Wacht eens
even Trude. Ik heb vandaag een brief
gekregen van mijnbeer Le Bras, waarin
bij zich over je beklaagt."
s „D'at verbaast me niets," liet Cissy zich
booren. „Gertrude maakt alle meisjes in
de klas aan bet lachen en ze doet zoo
dwaas."
„Van jou krijg ik toch nooit een goed
woord, dat weten we allang," zei Ger
trude. „Brand maar los, vader."
„Gertrude, is dat nu een manier om
tegen je vader te spreken!" viel tante He
len uit. „Ik heb mijnheer Le Bras een
poosje geleden verteld, dat al mijn be
moeiingen toch nutteloos waren, en dat
hij zich, als hij weer klachten had, maar
tot je vader moest wenden."
„Stuur Sibyl naar boven, Helen," zei
dokter Prendergast. „Ik vind het beter,
als ze dit alles niet mee aanhoort."
„Ik voel er ook niets voor om er naar
te luisteren," zei Cissy, „ik zal Sibyl wel
meenemen. Eh als je zoet bent," wendde
ze zich tot het kind, „dan zal ik Daisy en
jou een hoofdstuk uit „Susie" voorlezen."
Dat bleek een genoegen, dat niet te ver
smaden was en Sibyl ging mee in het
beste humeur, dat men zich denken kan.
„Kijk eens Gertrude," zei haar vader
ernstig en hij haalde een brief uit zijln
portefeuille. „Mijnheer Le Bras is ernstig
boos over die flauwe karikatuur van hem,
waarmee je je onledig hebt gehouden
We mogen, wel dankbaar zijn, dat we
na een week, waarin we in sommige
steden en streken hebben kunnen con-
stateeren een sterken groei van de natio
naal-socialistische beweging, die vooral
poogt onze jeugd onder haar bekoring
te brengen, hebben gekregen de Paasch-
dagen, waarop we om nu maar bij
Zeeland te blijven hebben kunnen
constateeren, dat de vergaderzalen en de
kerken haast te klein zijn, om de jonge
menschen te bevatten, die er hun jaar
lij kschen provincialen bondsdag kwamen
houden. We mogen God wel danken, dat
zoo'n groote schare jongelingen niet het
saluut aan deu een of anderen Fiihrer
brengt, maar gehoorzaamt aan Koning
Jezus, Wiens opstanding uit de dooden
we op Paschen meer mochten herdenken.
Die toon der dankbaarheid ontbrak ook
niet op do vergadering te Middelburg,
waarin het 25-jarig bestaan der Christ.
Kweekschool werd herdacht. Ook hier
mocht van Gods rijken zegen worden ge
tuigd.
Dankbaarheid was er ook al was
die met eenigen weemoed gemengd
bij het afscheid, dat de Zeeuwsche land
en tuinbouw dezer dagen genomen heb
ben van de heeren consulenten Stevens
en Van der Plassche, die zich voor onze
provincie zoo buitengewoon verdienstelijk
hebben gemaakt.
Zeker mogen we den plicht der dank
baarheid niet vergeten in een tijd, waar
in zooveel teleurstelt en beangstigt.
Die angst is er vooral, als we naar het
buitenland zien. In Duitschland gaat het
nationaal-socialisme voort met het knech
ten en bemoeilijken van dat deel der
kerk, dat zijn belijdenis wenscht hoog te
houden. Daarbij is nu weer gekomen de
onderdrukking, Ja misschien uitbanning
van die pers, die niet rechtstreeks door
de nazi-partij wordt uitgegeven. ZelfB ver
luidt, dat binnenkort de R.-K. en Prot.
kerkelijke bladen er aan zullen moeten
gelooven. Het wordt daar wel een on
houdbare toestand, voor ieder, die nog
eenig begrip van vrijheid van geweten
heeft overgehouden. Het zij ons ter waar
schuwing!
Angst is er ook als we zien naar de
steeds toenemende bewapening. Ook hier
schijnt Duitschland vooraan te gaan, op
luchtvaartgebied b.v. zóó zelfs, dat Enge
land ook haast maakt om „bij" te blijven.
Wat de vloot betreft, schijnen er be
sprekingen gevoerd te zullen worden tus
schen Engeland en Duitschland. Opmer
kelijk was wel, dat Engeland de laatste
dagen een veel minder scherpe houding
aannam tegenover Duitschland, daar
Frankrijk en Italië. De taktiek zal hier
wel een woordje meespreken.
Opmerkelijk is ook, dat het Duitsche
antwoord op de resolutie van Genève, zoo
tam en mak was. Met spanning werd het
tegemoet, gezien, maar het is gematigd
uitgevallen. Ook hier zit taktiek achter.
Tarting van Duitsche zijde zou het zich
te Genève gevormd hebbende front slechts
hechter en minder theoretisch kunnen
maken.
Vrouwepolder. De Ohr. Hist. Kies-
vereeniging in de afd. Gapinge beeft be
sloten voor de a.s. gemeenteraadsverkie
zing de navolgende personen candidaat
te stellen: 1. 'G. Langebeeke 'Sr. (aftr.); 2.
P. van den Bosse Bzn.; 3. G. Dingemanse
Jzn.; 4. G, Lamgebeeke Ozn. Jr. De heer
W, Kesteloo '(aftr.), die 20 jaar zitting in
den Raad beeft gehad, wensebte niet meer
voor een candidatuur in aanmerking te
komen. Inzake bet al of niet samengaan
met de Ohr. Hist. Kiesvereenigiug in de
afd. Vrouwenpolder, werd nog geen defi
nitieve beslissing genomen.
Sint Maartensdijk. Door den opspo
ringsdienst van de Varkens Crisis-Cen
trale 'zijn een twaalftal biggen opgespoord,
die voorzien waren van een valsch merk.
De biggen, die volgens het merk. uit de
provincie 'Drenthe afkomstig moesten zijn,
bleken na onderzoek niet uit genoemd
district te koimen. Voor de eigenaars de
zer biggen betee&ent dit een schadepost,
daar voor het aanbrengen van een echt
merk een bedrag van f 10 betaald moet
worden.
onder de vorige Duitsche les, naar hij
me schrijft. Alle persoonlijke aanvallen
getuigen van een minderwaardige smaak
en gebrek aan opvoeding. Alles, wat de
gevoelens van iemand anders zou kunnen
beleedigen, of het nu gesproken, geschre
ven 'Of geteekend wordt, is een bewijs van
gebrek aan goede manieren. Ik denk, dat
ieder rechtgeaard meisje zich over zoo
iets zon schamen."
Gertrude begon te lachen, toen haar va
der haar een vel papier voor hield, bedekt
met teekeningetjes en krabbeltjes, maar
de lach klonk gedwongen en ze kreeg een
kleur als vuiur.
„Vader, het was maar voor de grap,
en het is geen oogenblik mijh plan ge
weest het dien ouden frik te laten zien."
„Mijnheer Le Bras is jong genoeg om
mijh zoon te zijn," antwoordde haar va
der, „dat bijvoeglijk naamwoord is dus
absoluut misplaatst. Ik weet zeker, dat
je tante bet met me eens zal zijn, dat je
mijnheer Le Bras wel eenig excuus ver
schuldigd bent en ook dat er nu eens oen
eind moet komen aan die kinderachtige
streken, waarin jou klas al heel sterk
schijnt te zijn. Ik betaal mijhheer Le Bras
geen schoolgeld, om dit sis resultaat te
zien." Maar zelfs, terwijl hij nog sprak
speelde er een schaduw van een glimlach
om zijh lippen en Gertrude was bij de
hand genoeg om dat te zien.
(Wordt vervolgd.)