DE ZEEDW VERMICELLI H0NI Q'« ^BOUILLONBLOKJE GRATIS TWEEDE BLAD Voor den Zondag Letterkundige Kroniek Johanna Coninghame. ieder'pak HONiG'S HET ADRES A. WILKING Uit de Provincie Wat er deze week voorviei FEUILLETON. VAN ZATERDAG 27 APRIL 1935, Nr 175. IK, DOCH NIET MEER IK. Ik leef, doch niet meer ik, maai Christus leeft in mij. Galaten 2:20. Dit woord van den apostel schijnt zoo tegenstrijdig mogelijk te zijn. Hij begint met te jubelen ik leef, maai nauwelijks heeft hij dien blijden le vensklank uitgezongen of hij voegt er aan toe: doch niet meer ik. Sluiten die beide elkander niet uit? Is dit niet een van die wondere pardoxen, 'die het christelijk geloof tot een geheimzinnigheid maken? Hoe kan iemand leven en toch niet le ven? De apostel, die in dit verband spreekt over het leven uit het geloof en niet uit de werken der wet, wil alleen dit prediken, dat hij het nieuwe leven deel achtig is. Ik leef, zoo zingt hij. Ik ben uit den dood overgegaan in het leven. Ik mag wandelen in het waarachtig levenslicht en smaken de rijkste levensvreugde, doch in dat leven ben niet meer ik het midden punt en zit niet meer ik op den troon maar Jezus Christus. Ik.... Wat is dat ik, waarvan de apostel spreekt? D'at ik ia onze persoonlijkheid en dat ik is ons mensch-zijn. God heeft ons niet als iets maar als iemand geschapen, en in ons ik ligt het middenpunt, het hart van ons leven, waaruit ook de uitgangen des levens zijn. Welnu, dat ik is door den Almachtige zóó geformeerd, dat het gedreven en ge leid werd door den Geest Gods; maar dat zelfde ik is door de zonde zóó gedefor meerd, dat het zich tegen God verheft en los van Hem zichzelf wil zijn. Zoo heeft ook de apostel Paulus zijn ik gekend. Dat ik wilde zelf leven en zelf op den troon zitten. O zeker, onder vromen schijn, want de vroegere farizeër meende Godewelgevai- lige werken te doen. Maar in dat alles verhief hij zichzelf tegenover den Heere en hij wilde niet zichzelf verliezen en zichzelf verlooche nen om in nederige overgave des harten zijn God te dienen. Totdat...: Jezus Christus hem tegen kwam op den weg naar Damascus. Totdat de Heiland den vurigen ijveraar tot stilstand bracht en den trotschen fa rizeër neerwierp, en.toen werd zijn ik onttroond. Toen werd zijn trots gebroken. Toen zijn al zijn deugden verpletterd. Toen werd de brave farizeër omgezet in een armen tollenaar, die uitriep: Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal, en. nu kan hij uit de volheid der genade, die hem bewezen is. belijden: ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch nietmeerik. n NATUUR EN DICHTER, door W. L. VAN LEEUWEN. Sedert overoude tijden heeft de dich ter het oog naar de natuur gewend. Had zij haar sprake in het algemeen tot ieder mensch, de dichter was het toch, die zich in zeer sterke, gansch bizondere mate tot haar voelde aangetrokken. Voor zijn oog openbaarde zij een vollen rijkdom, door zijn oor werd de taal, die zij spreekt op het allerduidelijkst verstaan. Zoo heeft de dichter de eeuwen door de natuur be zongen, maar tevens aan haar de beelden ontleend, die eigen gedachten moesten dragen. Is het eigenlijk wonder, dat van de natuur een zoo sterke aantrekkingskracht (Vrij naar het Engelsch.) 4.) o- Juffrouw Prendergast was er dol op theevisite te hebben en de zitkamer van de dokterswoning was een welkome ver zamelplaats voor menschen, die niets oim handen hebben, vooral 's winters tusschen vier en vijf. Om half zeven werd er bo terham gegeten en de twee jongens moes ten zoo van tafel naar school, waar ze oom zeven uur aanwezig moesten zijln om hun huiswerk te maken. Dokter Prender gast kwam gewoonlijk eerst tegen het eind van den maaltijd thuis en dan werd er voor hem een warm gerecht binnenge bracht, juist als de jongens op het punt stonden te vertrekken. Dokter Prendergast had een drukke praktijk in Minsterholme en omstreken en hij was een erkend vriend van rijk en arm. Thuis was hij vaak in zich zelf ge keerd en afwezig. Het gepraat aan tafel was voor hem vaak slechts een verward rumlöer van stemmen en een nog grootere verwarring van gedachten en hij nam niet de moeite er zich verder in te verdiepen. Maar dezen avond viel het hem toch op, 1 dat Oswald er zoo slecht uitzag. uitging op die naar alle zijden zoo open staande kunstenaarsziel? Zoo lang leefde de mensch in nauw, dagelij ksch contact met de natuur, zoo hecht was de band tusschen hem en haar! Bij het aanschou wen van haar schoonheid, bij het leven te midden van haar rijkdommen, gingen bij den dichter snaren trillen en werd het lied geboren, dat die schatten bezong. Als, ter anderer zijde, de dichter de godde lijke wijsheid roemen wilde of zingen van de liefde tusschen menschen, dan deed hij dit in aan de natuur ontleende beelden. En al is er in den loop der Jaren veel veranderd, al scheiden ons vele eeuwen van den verren begintijd, die band tus schen natuur en dichter is immer ge bleven. Zoo moet er, als wij uit heel dien overvloedigen rijkdom enkele vruchten samenlezen, wel een wondere schakeering zijn: de tijden waren anders, de om standigheden wisselden, de richting, die men insloeg, was veelal sterk onderschei den van die van een vorig geslacht, de eene mensch stond heel anders tegenover de natuur dan de andere. Het is zooals Poelhekke (Lyriek, p. 80) eens gezegd heeft met betrekking tot de natuurlyriek: „De primitieve mensch met zijn complex en collectief geestesleven, staat zoo geheel anders tegenover de natuur als de cul- tuurmensch met zijn individualistisch be wustzijn en zijn abstraheer-vermogen. Tusschen deze beide polen liggen de on telbare schakeeringen, die tijd, plaats, omstandigheid, invloeden van buiten en werkingen van binnen-uit, raseigenschap pen en tijdsomstandigheden, gemeen schappelijk ondervonden stroomingen en zelfgekweekte gaven veroorzaken". Zoo heeft elk jong geslacht naar de natuur het oog gericht. Steeds was er de drang om iets van hetgeen de dichter in dat rijk aanschouwde, uit te zingen in zijn lied. Doch dat is slechts eene zijde, waarbij de andere niet mag vergeten wor den: de indruk dien de dichter van de natuur passief ontvangt, naast een ge stadig zoeken om iets van wat in zijn binnenste leeft, te bezingen in aan de natuur ontleende beelden, een drang om zich actief uit te drukken. Zoo gaan im pressie en expressie nauw samen. Dat eerste: de indruk, dien men van de na tuur passief ontvangt, impressie. En expressie: de drang van de dichterziel om in beelden te zeggen iet3 van het geen daarbinnen leeft. V Bezien wij enkele bloemen uit dezen hof van meer nabij, dan is het ons aan stonds duidelijk, dat hier allereerst aan het licht treden: realisme, de kunst der waarnoming; en expressionisme, de kunst der zielsuitdrukking. Realist ia b.v. Lodewijlk van Deyssel in: lente, een spiegelbeeld gevend van de natuur, zooala zij zich aan izijn oog ver toonde. IHiji let ook op de kleine bijzon derheden, Ibij geeft de werkelijkheid weer, is objectief. Dat bemerkt ge al aanstonds uit een enkelen regel: „In den tuin was nog alles dor, maar daar itusschen in stond een vrij hooge heester, met een heöleboel rechte, dunne takken, allemaal recht naai boven gespriet en bezet met heele kleine •groene blaadjes, naar alle kanten en on bewegelijk als een fontein bijl stil weer, het was fijtn groen tusschen ai bet grauwe uit de veritie gezien, en dan was het weêr met lichtglans er op als- water, als zou bij een zachte ruistóhende windvlaag er doorheen een wolk van zilverig licht er af zwieren en verloren gaan in het licht van de ruimte." Welk een aandacht van den kunstenaar spreekt hier voor hetgeen de natuur hem te aanschouwen geeft! Wat hij ziet, teekent hij, lijn na lijn, met een nauwkeurigheid 'die ons, bij opper vlakkig oordeelen, verbaast, maar bij die per doorschouwen doet erkennen, dat juist deze innige, onverdeelde aandacht ook de kleinste onderdeelen en het in ons oog weinig belangrijke voor hem doet leven. 'Gij bemerkt ditzelfde ook in „Mei" van Herman Gorter „Te hard gewerkt, Oswald?" vroeg bij, toen de jongen zijn stoel achteruit schoof, terwijl hij zijh ei niet had aangeraakt en slechts enkele zeer dunne sneedjes brood naar binnen had gewerkt. „Wacht even," zei bij bevelend, toen Oswald de kamer wilde verlaten; „je hebt toch goed begre pen, dat je je dit jaar niet mag opgeven om mee te dingen naar de beurs voor de universiteit? Ik wil er niet van booren." Oswalds dunne, gevoelige lippen tril den, maar hij antwoordde op koelen toon: „U hoeft zich over die beurs niet bezorgd te maken. Ik kan het onderwijs op dit schooltje nauwelijks bijhouden. Ik weet heusch wel, wat me te wachten staat, als ik me te druk maak. Houd je mond," zei bij scherp1 tegen Sibyl, die kwam be delen om bij! haar Vader op schoot te mogen zitten, terwijl bij! aan tafel zat, en daar ze per ongeluk tegen haar broer Opliep, glipte een boek uit zijn hand. Hij gaf zijn zusje ruw een duw, zoodat ze met haar hoofd tegen de deur bonsde. Er volgden heel wat meer tranen, dan eigen lijk wel noodig was en dokter Prender gast zei scherp: „Hoe kan je zoo laf zijh, om je booze bui op je kleine zusje te wreken?" en terwijl bij sprak, nam bij bet kind op schoot en trachtte haar te sussen. „Vader, Oswald voelt zich niet goed," 1 begon Cissy, „en hij' is zijh plaats als nummer één van zijn klas kwijt geraakt. En midden op de glooiing lag in 't licht Eén viehkant veld met bloemen, opgericht, Van bekervonn. Ze maakten met elkaar Een tafel, klaar voor 't drinkgelag, en [waar De gasten nog niet aanzitten. Vol wijn Staan ad de kelken, dungesteeld en fijn Geslepen. Tulpen waren *t rood en geel. Rondom, de byacinthen forscb van steel, De sombere bloemen, donkerblauw [gebrost. Een voorbeeld van expressionisme, naast deze twee van realisme, levert o.m. Bouten® in zijn vers: „Liefdesuur". Niet de natuurbeschrijving is hier doel, wel: ziels-uitdrukking. Er is in die natuur voor hem zulk een rijkdom aan beelden, 'dat hij tot haar voorraadschuren gaat om het woord, het beeld te vinden, dat aan zijn hartestem uitdrukking geeft. Elk uur van den dag is goed en schoon, een vreugd voor de ziel; dat zegt bij u in zijin vers, dat met de volgende regels zoo onverge lijkelijk schoon opent Hoe laait is 't aan den tijd? Het is de blanike dageraad De diepe wei waar nog geen maaier gaat, Staat van bedauwde bloemen wit en geel; De zilv'ren stroom leidt als een zuiv're [straat "Weg dn het nevellichtazuur; En morgens zingend hart, de leenw'rik, [slaat Uit zijn verdwaasde keel Wijsheid die geen betracht en elk verstaat, Vreugd zonder maat, Vreugd zonder duur. Hoe laat is 't aan den tijd 'tla liefdes uur. (Wordt vervolgd.) Ingezonden Mededeeling voor Manufacturen. Dames- en Kindereonfeotle Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen Is GOES HULST DE KERKELIJKE STRIJD IN DUITSCHLAND. Een ontstellende balans. De Berlijnsche correspondent van de „N.R.Crt" schrijft: Dr Otto Dibelius, gewezen „General Superintendent", heeft een brochure „De strijd der Kerk, een historische daad" gepubliceerd. Over de Duitsch-christelijke beweging schrijft Dibelius o.a.: „Wat uiterlijk zichtbaar is, is, dat de Duitsch-Evangelische kerk heden een beeld van verdeeldheid en ontbinding vertoont, zooals nog nimmer in haar ge schiedenis. „De stijgende belangstelling voor gods dienstoefeningen is achterwege gebleven en wel voornamelijk daar waar Duitsch- christelijko geestelijken op den kansel staan. Een terugwinnen van geloovigen, die van de kerk vervreemd waren, heeft niet plaats gevonden. Slechts een tiende gedeelte van diegenen, die uit de kerk waren getreden, heeft den weg terug gevonden. Slechts een minimaal gedeelte hunner neemt werkelijk weder deel aan het leven van de kerk. Het sluiten van huwelijken en doopen op groote schaal, welke een tijdlang door de Duitsche chris tenen werd veroordeeld, zijn weder ver dwenen... „De functie van rijksbisschop van de welke de Duitsche christen zulke groote verwachtingen had gekoesterd, heeft geen autoriteit kunnen verwerven. Theologi sche prestaties van beteekenis zijn niet Ingezonden Mededeeling. Toe, laat Sibyl uw maaltijd nu niet be derven. Zet baar neer," en Cissy greep Sibyl bij den aim om haar weg te nemen. „Laat baar met rust, Cissy," zei juf frouw Prendergast, („Het arme kleine ding, dit is bet heerlijkste oogenblik van den dag voor baar, en je vader vind bet wat prettig baar bij zich te hebben." „Vader moet rustig kunnen eten," mopperde Cissy tegen, „hij moest nooit lastig gevallen worden met die kinderen. Hij moest zijh avondmaal eigenlijk rus tig alleen kunnen gebruiken." „Cissy, ik moet je werkelijk verzoeken, je niet met mijh huishoudelijke aangele genheden te bemoeien. De last van een huishouding voor een gezin als dit is werkelijk al zwaar genoeg, dat ik me nog niet eens kan belasten met de zorg voor twee maal warm eten. De Cutbberts eten op precies denzelfden tijd als wij en de Birley's ook. Tenzij men een heel uitge breid dienstpersoneel heeft, is het ge woonlijk onmogelijk om laat te eten. On langs had ik bet er nog over met juffrouw Birley en die was het roerend met me eens." En nu volgde er een ellenlange verhan deling over de voordeelen van vroeg eten en de nadeelen van laat het middagmaal gebruiken, dat door Gertrude onderbro ken werd met bet verzoek, of ze mocht opstaan om te gaan studeeren. Juffrouw Prendergast wilde juist toestemming ge tot stand gekomen. Op het heele leven van de kerk ligt een zware druk, „Het is een ontstellende balans. Zij is dubbel ontstellend wanneer men bedenkt met hoeveel verwachtingen deze bewe ging begon en hoeveel mogelijkheden haar werden geboden. Nooit heeft een kerke lijke groep in het evangelische Duitsch- land een dergelijke macht in haar han den vereenigd als de Duitsche christen. „Ja, het is een ontstellende balans. Zulks is niet slechtB het oordeel der tegen standers. Reeds in November heeft Sieg fried Leffler, de leider van den Duitschen chriBten in Thuringen, aan den rijksleider Hossenfelder geschreven, dat deze welis waar zichzelf en zijn vrienden op bis schopszetels had geplaatst, maar meer hebt go werkelijk niet tot stand gebracht, daarbij is het gebleven.,, Over de belijdende gemeente schrijft Dibelius: „Het ging er hier om te bewijzen, dat de strijd om de kerk, welke de belijdende gemeente had aanvaard, een daad van gehoorzaamheid is geweest, namelijk van gehoorzaamheid tegenover de opdracht, welke God aan de kerk heeft gegeven. Met deze daad van gehoorzaamheid is een nieuw hoofdstuk in de gescheidenis van de evangelische kerk begonnen." Het college van Ged. Staten. De heer De Looze eindigt een beschou wing in „Het Protestantsohe Zuiden" over de Statenverkiezing in Zeeland al dus: „Ten slotte spreekt het vanzelf, dat deze uitslag consequenties meebrengt ten opzichte van de samenstelling van het College van Ged. Staten. Niemand zal op goede gronden het recht van de G.H. op 2 zetels kunnen be twisten." Goes. Gisteren werd hier opgericht een afdeeling van den Bond van Straatven ters in Nederland voor Goes en omstre ken. Het bestuur werd gekozen n.l. dhr A. Jacobs als voorzitter, secretaris dhr A. L. Beuns, penningmeester dhr P. Maartense. Er gaven zich 17 leden pp voor deze ver- eeniging. Oudelande. Voor de gemeenteraadsver kiezing zijn van vrijzinnige zijde de vol gende candidaten gesteld: 1. I. de Bakker (aftr.); 2. A. J. Mol (aft,r.); 3. J. Mol Mas. 4. C. Meijaard Pz.; 5. F. Stevense; 8. J. K. Mesu; 7. Abr. Goeree. Serooskerke (W.). Donderdagavond werd jaarvergadering gehouden van de IJsvereeniging „Nooit Gedacht" alhier. In zijn openingswoord werd door den voorzitter gereleveerd, hoe in 1934 door energiek aanpakken met algeheele mede werking van het gemeentebestuur en de burgerij, thans een IJsbaaniterredn is ver kregen, waar de vereeniging trotsch op kan zijn. Hiervoor wordt allen, die, op welke wijze ook, hiertoe hébben bijgedra gen of zijn werkzaam geweest, dank ge bracht. Ingekomen was een dankbetui ging van den heer Brevet, vergezeld van een gift, voor de goede uitvoering van een groot 'gedeelte van zijn vijver. Uit het ver slag van den secr.-penningm. bleek, dat zijn werkzaamheden in die functie zeer omvangrijk zijn geweest en met nauw gezetheid zijn ten uitvoer 'gebracht, waar voor de voorzitter hem in het bijzonder dank bracht. Dé rekening gaf een eind cijfer aan van ruim f 400 en sluit met een klein batig saldo. De voorzitter deelt mede, dat het bestuur in afwijking van vorige jaren de rekening wegens de om vangrijkheid, heeft laten controleeren door een commissie bestaande uit 2 'leden en 1 obligatiehouder. Het rapport dezer com missie luidt, dat alles in orde ia bevon den. Ze wordt goedgekeurd. Als bestuursleden worden herkozen de heeren A. Melse en P. Kesteloo. Bij de omvraag dankt de heer A. Dek ker voor de activiteit van heit' bestuur om een goede ijsbaan te verkrijgen. ven, toen baar vader zei: „Wacht eens even Trude. Ik heb vandaag een brief gekregen van mijnbeer Le Bras, waarin bij zich over je beklaagt." s „D'at verbaast me niets," liet Cissy zich booren. „Gertrude maakt alle meisjes in de klas aan bet lachen en ze doet zoo dwaas." „Van jou krijg ik toch nooit een goed woord, dat weten we allang," zei Ger trude. „Brand maar los, vader." „Gertrude, is dat nu een manier om tegen je vader te spreken!" viel tante He len uit. „Ik heb mijnheer Le Bras een poosje geleden verteld, dat al mijn be moeiingen toch nutteloos waren, en dat hij zich, als hij weer klachten had, maar tot je vader moest wenden." „Stuur Sibyl naar boven, Helen," zei dokter Prendergast. „Ik vind het beter, als ze dit alles niet mee aanhoort." „Ik voel er ook niets voor om er naar te luisteren," zei Cissy, „ik zal Sibyl wel meenemen. Eh als je zoet bent," wendde ze zich tot het kind, „dan zal ik Daisy en jou een hoofdstuk uit „Susie" voorlezen." Dat bleek een genoegen, dat niet te ver smaden was en Sibyl ging mee in het beste humeur, dat men zich denken kan. „Kijk eens Gertrude," zei haar vader ernstig en hij haalde een brief uit zijln portefeuille. „Mijnheer Le Bras is ernstig boos over die flauwe karikatuur van hem, waarmee je je onledig hebt gehouden We mogen, wel dankbaar zijn, dat we na een week, waarin we in sommige steden en streken hebben kunnen con- stateeren een sterken groei van de natio naal-socialistische beweging, die vooral poogt onze jeugd onder haar bekoring te brengen, hebben gekregen de Paasch- dagen, waarop we om nu maar bij Zeeland te blijven hebben kunnen constateeren, dat de vergaderzalen en de kerken haast te klein zijn, om de jonge menschen te bevatten, die er hun jaar lij kschen provincialen bondsdag kwamen houden. We mogen God wel danken, dat zoo'n groote schare jongelingen niet het saluut aan deu een of anderen Fiihrer brengt, maar gehoorzaamt aan Koning Jezus, Wiens opstanding uit de dooden we op Paschen meer mochten herdenken. Die toon der dankbaarheid ontbrak ook niet op do vergadering te Middelburg, waarin het 25-jarig bestaan der Christ. Kweekschool werd herdacht. Ook hier mocht van Gods rijken zegen worden ge tuigd. Dankbaarheid was er ook al was die met eenigen weemoed gemengd bij het afscheid, dat de Zeeuwsche land en tuinbouw dezer dagen genomen heb ben van de heeren consulenten Stevens en Van der Plassche, die zich voor onze provincie zoo buitengewoon verdienstelijk hebben gemaakt. Zeker mogen we den plicht der dank baarheid niet vergeten in een tijd, waar in zooveel teleurstelt en beangstigt. Die angst is er vooral, als we naar het buitenland zien. In Duitschland gaat het nationaal-socialisme voort met het knech ten en bemoeilijken van dat deel der kerk, dat zijn belijdenis wenscht hoog te houden. Daarbij is nu weer gekomen de onderdrukking, Ja misschien uitbanning van die pers, die niet rechtstreeks door de nazi-partij wordt uitgegeven. ZelfB ver luidt, dat binnenkort de R.-K. en Prot. kerkelijke bladen er aan zullen moeten gelooven. Het wordt daar wel een on houdbare toestand, voor ieder, die nog eenig begrip van vrijheid van geweten heeft overgehouden. Het zij ons ter waar schuwing! Angst is er ook als we zien naar de steeds toenemende bewapening. Ook hier schijnt Duitschland vooraan te gaan, op luchtvaartgebied b.v. zóó zelfs, dat Enge land ook haast maakt om „bij" te blijven. Wat de vloot betreft, schijnen er be sprekingen gevoerd te zullen worden tus schen Engeland en Duitschland. Opmer kelijk was wel, dat Engeland de laatste dagen een veel minder scherpe houding aannam tegenover Duitschland, daar Frankrijk en Italië. De taktiek zal hier wel een woordje meespreken. Opmerkelijk is ook, dat het Duitsche antwoord op de resolutie van Genève, zoo tam en mak was. Met spanning werd het tegemoet, gezien, maar het is gematigd uitgevallen. Ook hier zit taktiek achter. Tarting van Duitsche zijde zou het zich te Genève gevormd hebbende front slechts hechter en minder theoretisch kunnen maken. Vrouwepolder. De Ohr. Hist. Kies- vereeniging in de afd. Gapinge beeft be sloten voor de a.s. gemeenteraadsverkie zing de navolgende personen candidaat te stellen: 1. 'G. Langebeeke 'Sr. (aftr.); 2. P. van den Bosse Bzn.; 3. G. Dingemanse Jzn.; 4. G, Lamgebeeke Ozn. Jr. De heer W, Kesteloo '(aftr.), die 20 jaar zitting in den Raad beeft gehad, wensebte niet meer voor een candidatuur in aanmerking te komen. Inzake bet al of niet samengaan met de Ohr. Hist. Kiesvereenigiug in de afd. Vrouwenpolder, werd nog geen defi nitieve beslissing genomen. Sint Maartensdijk. Door den opspo ringsdienst van de Varkens Crisis-Cen trale 'zijn een twaalftal biggen opgespoord, die voorzien waren van een valsch merk. De biggen, die volgens het merk. uit de provincie 'Drenthe afkomstig moesten zijn, bleken na onderzoek niet uit genoemd district te koimen. Voor de eigenaars de zer biggen betee&ent dit een schadepost, daar voor het aanbrengen van een echt merk een bedrag van f 10 betaald moet worden. onder de vorige Duitsche les, naar hij me schrijft. Alle persoonlijke aanvallen getuigen van een minderwaardige smaak en gebrek aan opvoeding. Alles, wat de gevoelens van iemand anders zou kunnen beleedigen, of het nu gesproken, geschre ven 'Of geteekend wordt, is een bewijs van gebrek aan goede manieren. Ik denk, dat ieder rechtgeaard meisje zich over zoo iets zon schamen." Gertrude begon te lachen, toen haar va der haar een vel papier voor hield, bedekt met teekeningetjes en krabbeltjes, maar de lach klonk gedwongen en ze kreeg een kleur als vuiur. „Vader, het was maar voor de grap, en het is geen oogenblik mijh plan ge weest het dien ouden frik te laten zien." „Mijnheer Le Bras is jong genoeg om mijh zoon te zijn," antwoordde haar va der, „dat bijvoeglijk naamwoord is dus absoluut misplaatst. Ik weet zeker, dat je tante bet met me eens zal zijn, dat je mijnheer Le Bras wel eenig excuus ver schuldigd bent en ook dat er nu eens oen eind moet komen aan die kinderachtige streken, waarin jou klas al heel sterk schijnt te zijn. Ik betaal mijhheer Le Bras geen schoolgeld, om dit sis resultaat te zien." Maar zelfs, terwijl hij nog sprak speelde er een schaduw van een glimlach om zijh lippen en Gertrude was bij de hand genoeg om dat te zien. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1935 | | pagina 5