Dames,
Het Vrouwenhoekje
Dammen
Voor de jeugd.
CENTRA I
Paaschnummer S
Wemeldinge, heb i'k met belangstelling
gelezen de orgelgeschiedenis van onze
mooie kerk. Voornamelijk hdb ik met aan
dacht gelezen het uittreksel uit het testa
ment van mej. Coomans en de uiteenzet
ting van den onderzoeker der archieven,
Ds Mulder.
Ik heb daarbij gedacht„O, wat is dat
toch jammer, dat onze kerk niet beguns
tigd is, met een mooi orgel, en dat de
lieflijke zang, tot eer van God, nidt is be
voorrecht met een goede begeleiding. Want
wat kan een hoorend mensch toch vaak
gesticht worden, door de ernstige zang.
En als die zang dan een mislukking wordt,
dan is de zegen er af.
Vele leden 'dier kerk, zouden dan ook
gaarne een orgel willen hebben en velen
wachten dan ook op de 'dingen die hope
lijk zullen komen.
Velen hopen, dat straks velen de han
den in elkaar zullen slaan, om in combi
natie, de kerkvoogden te verzoeken, die
oude gedachte van: „het mag toch
niet", weg te helpen werken en de 'han
den ineen te slaan om buiten om de baten
van de kerkvoogdij', een orgel te plaatsen.
ÜOk roep dan ook hen toe, die dit 'zou
den willen, slaat de handen inéén. Daar
bij voorop stellend, dat ook de kerkvoog
dij daarin zal meewerken. Hun is een
taak weggelegd, laten we hopen, dat er
eerus iemand is die een tegen-legaat
schenkt, dan was alle misère weg. Althans
zijn er toch, die er wat voor over hebben.
Hoogachtend,
Een lid der Ned. Herv. Gem.
Geachte Redactie,
Gaarne zag ik in Uw blad eenige ruim
te toegewezen om te reageeren tegen een
stuk in Uw blad van 15 Maart, getiteld:
„De gruwelverhalen van Ds Kersten". Het
ligt niet niet in mijn bedoeling om een
politieke actie te voeren, maar enkel eeni
ge feiten uit de practijk te doen spreken,
zoodat men te zien krijgt, dat de bedoel
de brochure, waarover de geachte heer
Amelink toelichting vroeg aan den Mi
nister, beter de waarheid weergeeft.
In de eerste plaats betreffende de af
slachting van hoog drachtig vee. Het is
de vorige levering wel voorgekomen, dat
geleverde dieren in de weiden hun vrucht
'hadden afgelegd, waartegen een sterke
actie is gevoerd van alle zijden des lands,
en inzonderheid van de dierenbescher
ming. Doch het schijnt, dat daar dit jaar
geen bepaling voor is; werd het vorig jaar
geëischt, dat ze niet langer dan 7 maan
den drachtig mochten zijn, dit jaar leest
men daar nergens over, en worden weer
wèl hoogdrachtige dieren geleverd. Wan
neer dan de Minister verklaarde, dat geen
klachten binnenkomen van eenige zijde,
dan geeft het den schijn, dat men eenpa
rig besloten is, om niet te reclameeren. De
feiten liggen er, en de bewijzen zijn voor
het grijpen, dat op vele plaatsen des lands
dieren geleverd zijn, welke minstens 8V2
maand drachtig waren. Zoo kan ik wel
een tiental gevallen in Goes bewijzen.
In een brief van „Knor", in de „Vee-
en Vleeschhandel" van 15 Maart j.l. staat
uitdrukkelijk, dat zoowel te Leeuwarden
als Leiden zulk hoogdrachtig vee werd
geleverd, dat bet de omstanders zeer ver
wonderde, dat die werden geaccepteerd,
en die binnen een tiental dagen zekerlijk
zouden gekalfd hebben. Verder vermeldt
het stuk, dat deze feiten geenszins op zich
zelf staan.
Men ziet alzoo, dat weinig wordt gere
kend met de wet van het menschelijk ge
voel.
Wanneer men berekent, wat de crisis
ambtenaren kosten zoo zijn er momen
teel zeven duizend - en schat ze dan
dan maar gemiddeld tegen f 1500 p. jaar,
dan kost dat jaarlijks reeds f 10 millioen.
Rekent men djt als steun voor den boer,
of voor bet leger van ambtenaren?
D'an was er nog op gewezen, dat de
regeering bet volk van zich vervreemdt
en dat het in het gemoed gaat prikkelen
van velen, nu dan is hij zeker de tolk
van 90 pet. der veehouders, die zuchten
onder den druk van de Regeering, en dat
om millioenen uit te geven, die hun bedoe
ling missen. Het bewijs ligt duidelijk in
de bewapening der crisisambtenaren, dat
doet zien, dat het in het gemoed der boe
ren begint te prikkelen.
Wat worden ze belemmerd in de uit
oefening van hun bedrijf, wat worden
de bedrijven ontredderd. En wanneer ik
schrijf van die millioenen die hun be
doeling missen, dan wijs ik slechts op
die 25 millioen die de afslachting reeds
kosten en die den toestand in het vee-
houdersbedrijf nog veel kritieker maken.
Zie slechts hoe of het bussenvleesch de
eigenlijke slachtbeesten verdringt van de
markt. Waar men ook komt overal is het
debiet van de slagers tot de helft haast
gekrompen, aangezien de regeerings-
beestjes op het binnenland zijn aangewe
zen om verorberd te worden. Dat heeft
tengevolge, dat het vetvee met 5 cent
per Kg. levend gewicht is gedaald en
haast op de markt niet te plaatsen is.
Verder kan ik nog wijzen op het gemod
der met de gewichtsgrenzen van het
jong vee. Was eerst de bepaling, dat het
vrouwelijk vee het gewicht van 170 Kg
moest hebben, of gedekt moest zijn dooi
een identiteitsbewijs, daarna kwam de be
paling van 210 Kg., hetwelk even latei-
werd opgevoerd tot 270 Kg., hetgeen tot
gevolg had, dat vele boeren dit najaar
hun jong vee voor een krats konden
opruimen, dank zij de voorlichting der
ambtenaren, welke zeiden, dat ze boven
de schets waren en wellicht onkundig
werden gehouden van de gewichtsverhoo-
ging.
Voorts werd de zweep achter de deur
gezet. Voor levering aan de Centrale, in
dien niet geleverd werd, zoo zou hun vee
in 1935 met het gelijk aantal gemin
derd worden, hetgeen, vele boeren het
verlies werd om hun onmisbaar vee te
houden, een ander voor hen liet leveren
met een verlies van f 15 tot f 20 per stuk.
Zoo ziet men, dat de veehouders een di
rect en indirect verlies inplaats van
steun hebben. Om der plaats wille heb ik
alles hier zoo beknopt mogelijk weerge
geven, maar M. d. R. de helft is nog niet
gezegd van het verkeerde effect, dat de
uitwerking der Crisis Rund- en Var
kenscentrale heeft.
Dankend voor de verleende ruimte.
Ierseke. J. K.
(De plaatsing van dit stuk ia vertraagd
omdat we omtrent enkele genoemde „fei
ten" getracht hebben nadere inlichtingen
te verkrijgen wat echter niet gelukte. Wij
merken echter op, dat men de Regee-
niet verantwoordelijk kan stellen voor
de ontduiking van bepalingen door
veehandelaren e.d. Voorts blijkt uit
wat de schrijver meedeelt, dat het dus
volkomen onwaar is dat het bussen
vleesch onverkoopbaar zou zijn daar de
bevolking het niet wenschl te eonsumee-
ren. Als door het vele gebruik het debiet
van de slagers tot de helft slinkt dan
schijnt er nogal behoorlijke vraag naar
te zijn. Red.)
Amilda-Matcrême is de voortreffelijkste
crème voor huidverzorging. Probeert U
ze eens. Om er kennis mede te maken
ontvangt U tijdelijk bij een tube Ivorol-
tandpasta van 60 of 40 cent een tube
Amilda gratis. In drogist-, parfumerie-
en kapperszaken.
Een praatje over verzorging der
Cactussen.
Men moet wel onthouden, dat cactus
sen in den winter niet veel water ge
bruiken en men met het toedienen daar
van zeer voorzichtig moet zijn. Hoe meor
warmte men geven kan, hoe meer wa
ter men natuurlijk moet verschaffen. Zeer
verkeerd zou men handelen, als men da
planten droog zou laten staan. Immers
dan zouden de wortels verdrogen en ieder
jaar zou de plant verplicht zijn nieuwe
wortels te vormen. Dat zou te veel van
haar krachten vergen en ze zou bij an
dere planten, die wèl begoten worden,
achterblijven.
Men geeft den gebeelen winter door
water, n.l. om de acht of veertien dagen
(dit hangt af van de meerdere of min
dere droogte der lucht in het vertrek
waarin zij overwinteren). Als de aarde
droog gaat worden geeft men des mor
gens een weinig water: pas op, niet het
lichaam der planten nat maken, doch
alleen de aarde bevochtigen.
Is de winter voorbij, dan geeft men de
plant kalmpjes aan telkens wat meer
water. Gedurende de zomermaanden kan
men, als het noo-dig is, tweemaal per
dag water toedienen, mits men maar
voor een gemakkelijken afvoer heeft ge
zorgd. Wat wordt er toch weinig aan dit
voorname puntje gedacht I O wee, als het
water om de planten blijft staanl In kor
ten tijd begint de rotting en het is weldra
afgeloopen met het eerst zoo gezonde
plantje. Daarom moet de zaaischotel.
pot of houten bakje één of meer gaten
in den bodem hebben ten behoeve van
den afvoer van het water. Over die ga
ten heeft men een scherf van een pot met
den bollen kant gelegd, zoodat ze niet
verstopt kunnen raken.
Zeer dankbaar zijn de Cactussen voor
een bespuiting met een pulverisateur,
waardoor de poriën van stof worden ont
daan. Men doet het alleen bij zonnig
weer, dus niet als bet somber en regen
achtig is.
Gelijk in het voorjaar de toe te dienen
hoeveelheid water zachtjes aan wordt
vergroot, vermindert men die in den na
zomer, om einde herfst zoo ongeveer te
gen het gewone winter-rantsoen aan te
zijn.
Ingezonden Mededeeling,
Uw winkelier verstrekt U dit
gratis.
Enkele recepten.
G'hoc 01 a d e vl a. V* liter melk, 30
gr. cacaopoeder, 20 gr. maizena, 90 gr.
suiker. Maizena, suiker en cacao met een
gedeelte van de warme (niet kokende)
melk tot een goed vloeibare massa men
gen. Deze al roerende bij de overige
kokende melk gieten, en het mengsel
laten doorkoken.
B 0ek wei t eg0r t met karne
melk. Anderhalve Liter karnemelk, 2
ons boekweitegort, 2 gram zout.
D'e melk aan de kook brengen, de gort
er in strooien en deze steeds roerende
gaar koken, ongeveer 30 minuten.
Aardappelbeignets. Vs pond
koude gekookte aardappelen. 20 gram
gesmolten boter. 1 ei. 50 gram geraspte
oude kaas. Peper, zout, nootmuskaat.
Paneermeel. Frituurvet,
Wrijf de aardappelen goed fijn. Roer
er de boter, de kaas, het geklopte ei, de
peper, wat zout en nootmuskaat door.
Kneed van deze massa een lange rol,
snijd die in schijven, wentel ze door pa
neermeel en bak ze in dampend frituur
vet goudbruin. Laat ze even op grauw
papier uitlekken en dien ze zoo warm mo
gelijk op.
Peau de Suède schoeisel.
ld. Draag nooit peau de suède schoe
nen bijl vochtig weer of als de straten
modderig zijn.
2o. Zijh ze op straat vuil en nat gewor
den, laat ze dan rustig dragen en schui
er ze later uit met een harden zindelijken
borstel.
3d. Verwijder de vlekken, die dan nog
zijm achtergebleven, met een jjzerborstel-
tje of met een stukje fijn schuurpapier.
4o. Zorg ervoor, dat nooit vet- of olie
vlekken op de schoenen komen. Ze ver
dwijnen uit peau de suède zoo goed als
niet meer.
5a. Is toch vet of olie op den schoen
gemorst, probeer dan de vlekken weg te
krijgen met tetra of benzine (brandge
vaarlijk). Misschien lukt het.
60. Draag bij' lichte peau de suède
schoenen kousen in dezelfde tint.
7o. Kies peau de suède van goede qua-
liteit. Zijn die u te duur, neem dan voor
hetzelfde geld liever gewoon leer.
80. Als gij de schoenen niet draagt, vul
ze dan op met leesten of met proppen
vloeipapier. Ze blijven dan beter in hun
model dan wanneer gij ze zóó wegzet.
9o. Bewaar ze altijd op een droge plek.
lOo. Bedenk, dat kale plekken, in peau
de suède, ontstaan door slijtage, niet meer
te verwijderen zijn.
Blond er rekening mee, dat door het
lange dragen onooglijk geworden peau
de suède schoenen door den vakman in
glimmend schoeisel kunnen worden be
werkt, dat nog geruimen tijld op uitste
kende wijze dienst kan doen. (Hb'ld.)
Gelieve alles, deze rubriek betreffende,
te adresseeren aan P. Mons, Westerstr.
221, Amsterdam.
Oplossing probleem 395.
Auteur: D. A. L. Schroder, Amsterdam.
Stand.
Zwart 8 sch. op: 7. 12. 13. 17/20 en 26.
Wit 8 sch. op: 28. 30. 32/34. 37. 38
en 49.
Oplossing.
Wit: 34—29, 28—23 37—31 49—44
44X2.
Zwart: 20—25 19X39 25X23 26X28.
Oplossing probleem 396.
Auteur: J. Rendering, Amsterdam.
Stand.
Zwart 11 sch. op: 8. 10/14. 21. 22. 26.
27. 33 en dam op 25.
Wit 12 sch. op: 19. 23. 24. 29. 31. 36/38.
40. 44. 48 en 49.
Oplossing.
Wit: 38—32 40—34 49—44 37—32
23X34 219X9
Zwart: 27X38 25X50 50X39 26X28
14X23.
Oplossing probleem 397.
Auteur: C. P. v. Boven, Bergen op Zioiom.
Stand.
Zwart 14 sch. op: 7/9. 12. 14. 15. 17. 20.
21/28. 27. 28 en 36.
Wit 14 sch. op: 2:5. 26. 30. 3:1. 34. 37/40.
42. 43. 47. 48 en 50.
Oplossing.
Wit: 39—33 3CL-24 38—32 50—44
40—34 37—32 42X11 26X10 25X3.
Zwart: 28X 39 39X19 27 X49 36 X27
49X29 27X38 17X6 15X4.
Oplossing probleem 398.
Auteur: J. Daane, Zoutelande.
Stand.
Zwart 12 sch. op: 3. 5. 6. 8. 10. 11.
16. 18. 22, 23. 25 en 28.
Wit: 13 sch. op: 14. 20. 24. 26. 27. 29.
31. 33. 34. 37/39 en 42.
Oplossing.
Wit: 26—21 31—26 34X25 42—37
33X2 33X2 2X36.
Zwart: 10X30 25X14 23X41 22X42
16X27.
Oplossing probleem 399.
Auteur: C. P. v. Boven, Bergen op Zoom.
Zwart 12 sch. op: 2. 3. 5. 10. 11/13.
15. 17. 18. 26 en 27.
Wit 13 sch. off»: 14. 20. 24. 28/30. 33.
37. 38. 41 43. 44 en 46.
Oplossing.
Wit: 38—32 28—22 29—23 37—31
41X23 24X35 30X6.
Zwart: 27 X40 17 X39 10X 28 26X37
18 X 29 15 X 24.
Goede oplossingen.
Ontvangen van: S. Bosselaar, S. Blaas.
D. Hiugense, Aagtekerke; J. Scheele,
Zaamslag; Jan de Visser, Westkapelle; J.
Daane, Zoutelande; P. Boone, A. Braam-
se, Nieuwdorp; A. Willemse, Aagtekerke;
J. Almekinders Jr. nrs 395, 396, 398 en
D. de Hullu nrs 395, 396, 398, Odstburg.
Onze prijzen.
De prijs over het ie kwartaal 1935
werd gewonnen door D. de Hullu, Oost
burg. Aan den winnaar wordt verzocht
zijn verlangen kenbaar te maken, tenein
de hem den prijs te kunnen toezenden.
Probleem 402.
Auteur: J. Daane, Zoutelande.
1 2 3 4 5
47 48 49 50
Zwart 11 sch. op: 7. 9. 12. 13. 15. 18.
21. 27. 35. 36 en 40.
Wit 11 sch. op: 20. 29. 32. 34. 38. 41.
43. 45. 47. 48 en 50.
Wit speelt en wint.
Oplossingen.
April-problemen voor 7 Mei in te zen
den aan bovenstaand adres.
Beste Nichtjes en Neefjesl
Meer dan anders denken we deze da
gen aan het lijden van Heere Jezus. Het
lijden dat in het laatst van Zijn leven wel
het meest voor ons tot uiting kwam.
Hij werd voor de rechters gebracht,
hoewel Hij geheel onschuldig was en niets
dan goed had gedaan. Hij werd bespot,
gehoond en geslagen en eindelijk aan het
kruis gehangen, waar Hij zelfs moest
klagen dat Hij van God verlaten was, en
ten laatste stierf Hij Zijn bitteren dood.
Nu was de Heiland gestorven.
De vrouwen en de discipelen weenden.
Maar de krijgslieden juichten en spotten.
Die Jezus was dood en kon nu geen
kwaad meer doen, want sterker dan do
dood is immers niemand.
Maar nu vergisten zij zich toch, want
na drie dagen, op den Eersten Paasch-
morgen toen de vrouwen en discipelen
bij het graf kwamen vonden zij het iedig.
De Zone Gods was opgestaan uit de
do oden.
En dit alles is voot ons geschied, voor
onze zonden heeft de Heiland geleden,
voor Zijn volk heeft Hij bet alles vol
bracht. Zijn volk, dat zijn ook de kinde
ren, die in Zijn naam gedoopt zijn en in
Hem gelooven.
Nu behoeft de dood voor ons geen ver
schrikking meer te hebben, ook voor de
kinderen niet, omdat zij weten, dat Jezus
de dood heeft overwonnen als wij slechts
in Hem willen gelooven en Hem tot on
zen Koning en Zaligmaker aannemen.
Jullie hebt allen wel geboord van de
verkiezingen van deze week en hoe dui
zenden menscben hun stem hebben gege
ven aan hen die van God en den gekrui
sigden Christus niets willen weten. Steeds
meer zullen er komen en voor hen die
God willen dienen zal het steeds moeilij
ker worden.
Daarom moeten wij hoe jong we ook
zijn bidden of God ons bewaren wil van
Zijn wegen af te dwalen, dan zal Hij ons
ook zeker hooren.
Zij zal ons niet berouwen,
de keus van 't smalle pad,
Wij kennen den Getrouwen
D'ie ons heeft liefgehad!
Omdat het vacantie is, geef ik deze
week geen prijsraadsels en behoeven jullie
dus ook geen briefjes te schrijven.
De oplossingen van de beide raadsels
vormen samen een versje.
Eerst dat voor de kleineren.
Het geheel bestaat uit 38 letters.
Een vijand wordt niet altijd 9. 26. 33. 6.
29. 12. 10. 34. 27. 31.
Na 17. 24. 35. 18. 10 komt verblijden.
De 2. 5. 28. 7. 8. 4 dag is het begin van
de week.
35. 30. 25. 38 waar is uw overwinning?
14. 37. 36. 13 doet leven.
Een 23. 5. 16. 11 is dapper.
3. 22. 19. 16. 2. 17. 20. 21. 15 is een
blijde uitroep.
1 en 32 zijn medeklinkers.
II. Het geheel bestaat uit 48 letters.
Edik is een ander woord voor a. 11.
25. 26.
27. 2. 19. 30. 9. 39 overwint alles.
20. 7/ 28. 31 Hinkt niet zacht.
1. 10. 18. 29. 38. 35. 17. 34 was de vader
van twee discipelen.
Een kerk is een 14. 45. 47. 42. 5 ge
bouw.
32. 12. 3. 23. 21. 6. 46. 41. 43 is zonder
einde.
Een 24. 33. 15. 48. 36. 37. 4 is een ver
gadering en deel van een stoel.
44. 35. 40. 7. 28. 31 wordt gehoord.
Een 40. 8. 21. 38. 16. 19 is een versje.
Sonxs wordt men met 44. 7. 22. 34. 5
29. 13 overladen.
Allen hartelijk gegroet van
TANTE DO'LLIE.
DE TWEELING VAN 'T BOSCHHUIS
I.
Tik-tik-tik tikte de regen eentonig tegei
de ruiten; to'k-dok-tok klonk helt in de
regenton, en dsupnsjup-sjup 'drupten de
druppels van de takken 'der hoornen in
het 'zachte mos.
Zoo ging het nu den heelen dag al, een
echt saaie gestadige regen, niet één oogen
blikje was het droog geweest.
Bah, wat een vervelende boel en dat
nog wel nu pas de vacantie was begon
nen; alles was even naar, gister Moeder
uitgegaan en vanmorgen Oom Dok ver
trokken.
Met z'n knieën hoog opgetrokken zat
Dik in de vensterbank voor het raam,
met een mistroostig geziOht naai.' buiten
te kijken, waar overal van 'de hoornen de
regen neerdrupte, hier en daar in de af-
loopende hoschpaadjes kleine beekjes vor
mend; opzij aan het eind van de breede
laan zag hij de heide, die grijs leek, toch
scheen de jonge dennenaaaplanting eens
zoo helder groen en een enkele zilverwitte
beukenstam brak schril de eentonigheid
van den stillen dag.
Jannie, een 16-jarig meisje, dat mid
den in de kamer zat, zag op van haar
werk.
„Dik, zou je nu niet, meedoen, je ver
veelt je daar toch maar."
„Nee," schudde Dik, en hij greep gauw
naar z'n boek, „ik lees!"
„'Laat hem toch," stootte Han haar
zuster aan, „kijk eens, ik ben al zoo ver."
Midden op tafel lag een 'groot carton,
waarop Han een legkaart was begonnen.
Een molentje, waarbij eeen paar boerin
netjes speelden lag al klaar, maar nu
moesten de weilanden met de madeliefjes
en daarboven de blauwe lucht nog en dat
was het moeilijkst.
„Mag ik het molentje even zien?" klonk
een heesch stemmetje vanaf de divan.
Een vuurrood neusje stak boven de
deken uit. Iki, die de vorige week pas
vier jaar was geworden, was snip ver
kouden. Ze had den heelen morgen niets
gedaan dan niezen, tot Jannie haar had
opgenomen en lekker warm onder de
dekens gestopt.
„Mag ik het nu even zien?" klon'k het
weer.
"Wacht maar, Jannie wist wel raad,
voorzichtig tilde ze met Han het carton
op en hield het voor Iki.
„O, wat mooi en kijk eens al 'drie boe
rinnetjes, gaan jullie nu aan de bloempjes
beginnen?"
„Ja, maar dat duurt nog wel een
poosje eer we die klaar hebben".
Han zuchtte er van, zoo hard had ze
gewerkt, Jannie 'had het carton weer op
tafel gezet, en hielp Han nu met zoeken
naar de in elkaar passende stukjes.
Dik of Kaasje, zooals hij plagend wel
genoemd werd, omdat hij zoo rond was
als een tonnetje en een hol blozend bol
letje had met blonde haren, zat nog steeds
voor het raam; an lezen kwam niet veel,
af en toe gluurde hij naar de twee aan
tafel. Hij 'had wel erge zin om mee te
doen, hij was er 'dol op en 'kon het het
beste van allemaal, maar hij was nu een
maal boos en nee, nu deed hij niet meer
mee.
Fuuuuuut! verbrak een vreeselijk schel
gefluit de stilte. Han sprong op van haar
stoel, „Daar is Hen!"
„'Niet waar," zei Dik, die het eerste
naar huiten kon kijken, „het is een jon
gen op de fiets."
,,'t Was toch Hen z'n fluitje," Han was
nu ook bij het raam 'gaan staan.
,,'t Is Hen wel, kijk maar," ze pakte
Dik 'bij z'n arm, „op een fiets, hoe komt
hij daar nu aan!"
Hen, die de hoschpaadjes doorgevlogen
was, reed nu heel bedaard, met één hand
in z'n zak en keek 'onverschillig voor
zich uit.
Han stond met twee vuisten op de rui
ten te bonzen: „Van wie is 'die, hoe kom
jij er aan?"
Toen vlak voor de ramen sprong Hen
van de fiets en vol trots naar de fiets
wijzend, riep hij:
„D'ie is van mij, die is van mij'!" en toen
sprong hij er weer op en reed de paadjes
langs.
Han was de kamer al uitgerend.
„Jannie, kom mee; Hen heeft een fiets"
Dik was ook opgesprongen, maar toch
was Jannie nog eerder bij do deur.
Juist toen Han buiten kwam was Hen
weer bij de deur, zij greep de fiets vast.
„Eerst zeggen van wie die is, want ik
geloof er niets van; hij is vast niet van
jou".
Achter Jannie en Dik was ook Iki,
zoo van de warme divan vandaan, naar
buiten gekomen, en stond bij de anderen
in den regen.
,,'t Is de fiets van Oom Dok, en hij
stond in het schuurtje met een brief erbij,
dat hij nu voor mij is, hoera!" en Hen
sprong weer als een dolle in het rond, en
Han danste met hem mee. Dik stond er
maar een beetje jaloersch bij te kijken;
Hen een nieuwe fiets en hij had er niet
eens een.
„Maar Iki, ben jij ook naar buiten ge
komen? Hoe kon je dat nu doen!" Jannie
schrok geducht en pakte het kleine zusje
vlug op en droeg haar naar binnen.
Nu ze daar zoo bij elkaar stonden viel
direct op de sprekende gelijkenis tusschen
Han en Hen, wat ook geen wonder was,
want Hen was Han haar tweelingbroer.
Ze geleken sprekend op elkaar, allebei de
zelfde zwarte krullen, die alleen 'bij Han
niet zoo kort werden geknipt als bij Hen,
dezelfde blauwe oogen en het ronde mops
neusje. Altijd waren ze samen te vinden,
samen gingen ze naar school en hoewel
Han niet zoo vlug kon leeren als Hen, had
ze toch al haar best gedaan hem bij te
blijven, wat haar ook was gelukt. Voor
de vacantie waren ze allebei, Han met
een iets minder goed rapport dan Hen,
naar de Ulo overgegaan.
Dezen middag was Hen er alleen op
uit getrokken, met zoo'n regen had Jan
nie het maar beter gevonden, dat Han
thuis bleef.
(Wordt vervolgd.)