Dames, Het Vrouwenhoekje Dammen Voor de jeugd. CENTRA I Paaschnummer S Wemeldinge, heb i'k met belangstelling gelezen de orgelgeschiedenis van onze mooie kerk. Voornamelijk hdb ik met aan dacht gelezen het uittreksel uit het testa ment van mej. Coomans en de uiteenzet ting van den onderzoeker der archieven, Ds Mulder. Ik heb daarbij gedacht„O, wat is dat toch jammer, dat onze kerk niet beguns tigd is, met een mooi orgel, en dat de lieflijke zang, tot eer van God, nidt is be voorrecht met een goede begeleiding. Want wat kan een hoorend mensch toch vaak gesticht worden, door de ernstige zang. En als die zang dan een mislukking wordt, dan is de zegen er af. Vele leden 'dier kerk, zouden dan ook gaarne een orgel willen hebben en velen wachten dan ook op de 'dingen die hope lijk zullen komen. Velen hopen, dat straks velen de han den in elkaar zullen slaan, om in combi natie, de kerkvoogden te verzoeken, die oude gedachte van: „het mag toch niet", weg te helpen werken en de 'han den ineen te slaan om buiten om de baten van de kerkvoogdij', een orgel te plaatsen. ÜOk roep dan ook hen toe, die dit 'zou den willen, slaat de handen inéén. Daar bij voorop stellend, dat ook de kerkvoog dij daarin zal meewerken. Hun is een taak weggelegd, laten we hopen, dat er eerus iemand is die een tegen-legaat schenkt, dan was alle misère weg. Althans zijn er toch, die er wat voor over hebben. Hoogachtend, Een lid der Ned. Herv. Gem. Geachte Redactie, Gaarne zag ik in Uw blad eenige ruim te toegewezen om te reageeren tegen een stuk in Uw blad van 15 Maart, getiteld: „De gruwelverhalen van Ds Kersten". Het ligt niet niet in mijn bedoeling om een politieke actie te voeren, maar enkel eeni ge feiten uit de practijk te doen spreken, zoodat men te zien krijgt, dat de bedoel de brochure, waarover de geachte heer Amelink toelichting vroeg aan den Mi nister, beter de waarheid weergeeft. In de eerste plaats betreffende de af slachting van hoog drachtig vee. Het is de vorige levering wel voorgekomen, dat geleverde dieren in de weiden hun vrucht 'hadden afgelegd, waartegen een sterke actie is gevoerd van alle zijden des lands, en inzonderheid van de dierenbescher ming. Doch het schijnt, dat daar dit jaar geen bepaling voor is; werd het vorig jaar geëischt, dat ze niet langer dan 7 maan den drachtig mochten zijn, dit jaar leest men daar nergens over, en worden weer wèl hoogdrachtige dieren geleverd. Wan neer dan de Minister verklaarde, dat geen klachten binnenkomen van eenige zijde, dan geeft het den schijn, dat men eenpa rig besloten is, om niet te reclameeren. De feiten liggen er, en de bewijzen zijn voor het grijpen, dat op vele plaatsen des lands dieren geleverd zijn, welke minstens 8V2 maand drachtig waren. Zoo kan ik wel een tiental gevallen in Goes bewijzen. In een brief van „Knor", in de „Vee- en Vleeschhandel" van 15 Maart j.l. staat uitdrukkelijk, dat zoowel te Leeuwarden als Leiden zulk hoogdrachtig vee werd geleverd, dat bet de omstanders zeer ver wonderde, dat die werden geaccepteerd, en die binnen een tiental dagen zekerlijk zouden gekalfd hebben. Verder vermeldt het stuk, dat deze feiten geenszins op zich zelf staan. Men ziet alzoo, dat weinig wordt gere kend met de wet van het menschelijk ge voel. Wanneer men berekent, wat de crisis ambtenaren kosten zoo zijn er momen teel zeven duizend - en schat ze dan dan maar gemiddeld tegen f 1500 p. jaar, dan kost dat jaarlijks reeds f 10 millioen. Rekent men djt als steun voor den boer, of voor bet leger van ambtenaren? D'an was er nog op gewezen, dat de regeering bet volk van zich vervreemdt en dat het in het gemoed gaat prikkelen van velen, nu dan is hij zeker de tolk van 90 pet. der veehouders, die zuchten onder den druk van de Regeering, en dat om millioenen uit te geven, die hun bedoe ling missen. Het bewijs ligt duidelijk in de bewapening der crisisambtenaren, dat doet zien, dat het in het gemoed der boe ren begint te prikkelen. Wat worden ze belemmerd in de uit oefening van hun bedrijf, wat worden de bedrijven ontredderd. En wanneer ik schrijf van die millioenen die hun be doeling missen, dan wijs ik slechts op die 25 millioen die de afslachting reeds kosten en die den toestand in het vee- houdersbedrijf nog veel kritieker maken. Zie slechts hoe of het bussenvleesch de eigenlijke slachtbeesten verdringt van de markt. Waar men ook komt overal is het debiet van de slagers tot de helft haast gekrompen, aangezien de regeerings- beestjes op het binnenland zijn aangewe zen om verorberd te worden. Dat heeft tengevolge, dat het vetvee met 5 cent per Kg. levend gewicht is gedaald en haast op de markt niet te plaatsen is. Verder kan ik nog wijzen op het gemod der met de gewichtsgrenzen van het jong vee. Was eerst de bepaling, dat het vrouwelijk vee het gewicht van 170 Kg moest hebben, of gedekt moest zijn dooi een identiteitsbewijs, daarna kwam de be paling van 210 Kg., hetwelk even latei- werd opgevoerd tot 270 Kg., hetgeen tot gevolg had, dat vele boeren dit najaar hun jong vee voor een krats konden opruimen, dank zij de voorlichting der ambtenaren, welke zeiden, dat ze boven de schets waren en wellicht onkundig werden gehouden van de gewichtsverhoo- ging. Voorts werd de zweep achter de deur gezet. Voor levering aan de Centrale, in dien niet geleverd werd, zoo zou hun vee in 1935 met het gelijk aantal gemin derd worden, hetgeen, vele boeren het verlies werd om hun onmisbaar vee te houden, een ander voor hen liet leveren met een verlies van f 15 tot f 20 per stuk. Zoo ziet men, dat de veehouders een di rect en indirect verlies inplaats van steun hebben. Om der plaats wille heb ik alles hier zoo beknopt mogelijk weerge geven, maar M. d. R. de helft is nog niet gezegd van het verkeerde effect, dat de uitwerking der Crisis Rund- en Var kenscentrale heeft. Dankend voor de verleende ruimte. Ierseke. J. K. (De plaatsing van dit stuk ia vertraagd omdat we omtrent enkele genoemde „fei ten" getracht hebben nadere inlichtingen te verkrijgen wat echter niet gelukte. Wij merken echter op, dat men de Regee- niet verantwoordelijk kan stellen voor de ontduiking van bepalingen door veehandelaren e.d. Voorts blijkt uit wat de schrijver meedeelt, dat het dus volkomen onwaar is dat het bussen vleesch onverkoopbaar zou zijn daar de bevolking het niet wenschl te eonsumee- ren. Als door het vele gebruik het debiet van de slagers tot de helft slinkt dan schijnt er nogal behoorlijke vraag naar te zijn. Red.) Amilda-Matcrême is de voortreffelijkste crème voor huidverzorging. Probeert U ze eens. Om er kennis mede te maken ontvangt U tijdelijk bij een tube Ivorol- tandpasta van 60 of 40 cent een tube Amilda gratis. In drogist-, parfumerie- en kapperszaken. Een praatje over verzorging der Cactussen. Men moet wel onthouden, dat cactus sen in den winter niet veel water ge bruiken en men met het toedienen daar van zeer voorzichtig moet zijn. Hoe meor warmte men geven kan, hoe meer wa ter men natuurlijk moet verschaffen. Zeer verkeerd zou men handelen, als men da planten droog zou laten staan. Immers dan zouden de wortels verdrogen en ieder jaar zou de plant verplicht zijn nieuwe wortels te vormen. Dat zou te veel van haar krachten vergen en ze zou bij an dere planten, die wèl begoten worden, achterblijven. Men geeft den gebeelen winter door water, n.l. om de acht of veertien dagen (dit hangt af van de meerdere of min dere droogte der lucht in het vertrek waarin zij overwinteren). Als de aarde droog gaat worden geeft men des mor gens een weinig water: pas op, niet het lichaam der planten nat maken, doch alleen de aarde bevochtigen. Is de winter voorbij, dan geeft men de plant kalmpjes aan telkens wat meer water. Gedurende de zomermaanden kan men, als het noo-dig is, tweemaal per dag water toedienen, mits men maar voor een gemakkelijken afvoer heeft ge zorgd. Wat wordt er toch weinig aan dit voorname puntje gedacht I O wee, als het water om de planten blijft staanl In kor ten tijd begint de rotting en het is weldra afgeloopen met het eerst zoo gezonde plantje. Daarom moet de zaaischotel. pot of houten bakje één of meer gaten in den bodem hebben ten behoeve van den afvoer van het water. Over die ga ten heeft men een scherf van een pot met den bollen kant gelegd, zoodat ze niet verstopt kunnen raken. Zeer dankbaar zijn de Cactussen voor een bespuiting met een pulverisateur, waardoor de poriën van stof worden ont daan. Men doet het alleen bij zonnig weer, dus niet als bet somber en regen achtig is. Gelijk in het voorjaar de toe te dienen hoeveelheid water zachtjes aan wordt vergroot, vermindert men die in den na zomer, om einde herfst zoo ongeveer te gen het gewone winter-rantsoen aan te zijn. Ingezonden Mededeeling, Uw winkelier verstrekt U dit gratis. Enkele recepten. G'hoc 01 a d e vl a. V* liter melk, 30 gr. cacaopoeder, 20 gr. maizena, 90 gr. suiker. Maizena, suiker en cacao met een gedeelte van de warme (niet kokende) melk tot een goed vloeibare massa men gen. Deze al roerende bij de overige kokende melk gieten, en het mengsel laten doorkoken. B 0ek wei t eg0r t met karne melk. Anderhalve Liter karnemelk, 2 ons boekweitegort, 2 gram zout. D'e melk aan de kook brengen, de gort er in strooien en deze steeds roerende gaar koken, ongeveer 30 minuten. Aardappelbeignets. Vs pond koude gekookte aardappelen. 20 gram gesmolten boter. 1 ei. 50 gram geraspte oude kaas. Peper, zout, nootmuskaat. Paneermeel. Frituurvet, Wrijf de aardappelen goed fijn. Roer er de boter, de kaas, het geklopte ei, de peper, wat zout en nootmuskaat door. Kneed van deze massa een lange rol, snijd die in schijven, wentel ze door pa neermeel en bak ze in dampend frituur vet goudbruin. Laat ze even op grauw papier uitlekken en dien ze zoo warm mo gelijk op. Peau de Suède schoeisel. ld. Draag nooit peau de suède schoe nen bijl vochtig weer of als de straten modderig zijn. 2o. Zijh ze op straat vuil en nat gewor den, laat ze dan rustig dragen en schui er ze later uit met een harden zindelijken borstel. 3d. Verwijder de vlekken, die dan nog zijm achtergebleven, met een jjzerborstel- tje of met een stukje fijn schuurpapier. 4o. Zorg ervoor, dat nooit vet- of olie vlekken op de schoenen komen. Ze ver dwijnen uit peau de suède zoo goed als niet meer. 5a. Is toch vet of olie op den schoen gemorst, probeer dan de vlekken weg te krijgen met tetra of benzine (brandge vaarlijk). Misschien lukt het. 60. Draag bij' lichte peau de suède schoenen kousen in dezelfde tint. 7o. Kies peau de suède van goede qua- liteit. Zijn die u te duur, neem dan voor hetzelfde geld liever gewoon leer. 80. Als gij de schoenen niet draagt, vul ze dan op met leesten of met proppen vloeipapier. Ze blijven dan beter in hun model dan wanneer gij ze zóó wegzet. 9o. Bewaar ze altijd op een droge plek. lOo. Bedenk, dat kale plekken, in peau de suède, ontstaan door slijtage, niet meer te verwijderen zijn. Blond er rekening mee, dat door het lange dragen onooglijk geworden peau de suède schoenen door den vakman in glimmend schoeisel kunnen worden be werkt, dat nog geruimen tijld op uitste kende wijze dienst kan doen. (Hb'ld.) Gelieve alles, deze rubriek betreffende, te adresseeren aan P. Mons, Westerstr. 221, Amsterdam. Oplossing probleem 395. Auteur: D. A. L. Schroder, Amsterdam. Stand. Zwart 8 sch. op: 7. 12. 13. 17/20 en 26. Wit 8 sch. op: 28. 30. 32/34. 37. 38 en 49. Oplossing. Wit: 34—29, 28—23 37—31 49—44 44X2. Zwart: 20—25 19X39 25X23 26X28. Oplossing probleem 396. Auteur: J. Rendering, Amsterdam. Stand. Zwart 11 sch. op: 8. 10/14. 21. 22. 26. 27. 33 en dam op 25. Wit 12 sch. op: 19. 23. 24. 29. 31. 36/38. 40. 44. 48 en 49. Oplossing. Wit: 38—32 40—34 49—44 37—32 23X34 219X9 Zwart: 27X38 25X50 50X39 26X28 14X23. Oplossing probleem 397. Auteur: C. P. v. Boven, Bergen op Zioiom. Stand. Zwart 14 sch. op: 7/9. 12. 14. 15. 17. 20. 21/28. 27. 28 en 36. Wit 14 sch. op: 2:5. 26. 30. 3:1. 34. 37/40. 42. 43. 47. 48 en 50. Oplossing. Wit: 39—33 3CL-24 38—32 50—44 40—34 37—32 42X11 26X10 25X3. Zwart: 28X 39 39X19 27 X49 36 X27 49X29 27X38 17X6 15X4. Oplossing probleem 398. Auteur: J. Daane, Zoutelande. Stand. Zwart 12 sch. op: 3. 5. 6. 8. 10. 11. 16. 18. 22, 23. 25 en 28. Wit: 13 sch. op: 14. 20. 24. 26. 27. 29. 31. 33. 34. 37/39 en 42. Oplossing. Wit: 26—21 31—26 34X25 42—37 33X2 33X2 2X36. Zwart: 10X30 25X14 23X41 22X42 16X27. Oplossing probleem 399. Auteur: C. P. v. Boven, Bergen op Zoom. Zwart 12 sch. op: 2. 3. 5. 10. 11/13. 15. 17. 18. 26 en 27. Wit 13 sch. off»: 14. 20. 24. 28/30. 33. 37. 38. 41 43. 44 en 46. Oplossing. Wit: 38—32 28—22 29—23 37—31 41X23 24X35 30X6. Zwart: 27 X40 17 X39 10X 28 26X37 18 X 29 15 X 24. Goede oplossingen. Ontvangen van: S. Bosselaar, S. Blaas. D. Hiugense, Aagtekerke; J. Scheele, Zaamslag; Jan de Visser, Westkapelle; J. Daane, Zoutelande; P. Boone, A. Braam- se, Nieuwdorp; A. Willemse, Aagtekerke; J. Almekinders Jr. nrs 395, 396, 398 en D. de Hullu nrs 395, 396, 398, Odstburg. Onze prijzen. De prijs over het ie kwartaal 1935 werd gewonnen door D. de Hullu, Oost burg. Aan den winnaar wordt verzocht zijn verlangen kenbaar te maken, tenein de hem den prijs te kunnen toezenden. Probleem 402. Auteur: J. Daane, Zoutelande. 1 2 3 4 5 47 48 49 50 Zwart 11 sch. op: 7. 9. 12. 13. 15. 18. 21. 27. 35. 36 en 40. Wit 11 sch. op: 20. 29. 32. 34. 38. 41. 43. 45. 47. 48 en 50. Wit speelt en wint. Oplossingen. April-problemen voor 7 Mei in te zen den aan bovenstaand adres. Beste Nichtjes en Neefjesl Meer dan anders denken we deze da gen aan het lijden van Heere Jezus. Het lijden dat in het laatst van Zijn leven wel het meest voor ons tot uiting kwam. Hij werd voor de rechters gebracht, hoewel Hij geheel onschuldig was en niets dan goed had gedaan. Hij werd bespot, gehoond en geslagen en eindelijk aan het kruis gehangen, waar Hij zelfs moest klagen dat Hij van God verlaten was, en ten laatste stierf Hij Zijn bitteren dood. Nu was de Heiland gestorven. De vrouwen en de discipelen weenden. Maar de krijgslieden juichten en spotten. Die Jezus was dood en kon nu geen kwaad meer doen, want sterker dan do dood is immers niemand. Maar nu vergisten zij zich toch, want na drie dagen, op den Eersten Paasch- morgen toen de vrouwen en discipelen bij het graf kwamen vonden zij het iedig. De Zone Gods was opgestaan uit de do oden. En dit alles is voot ons geschied, voor onze zonden heeft de Heiland geleden, voor Zijn volk heeft Hij bet alles vol bracht. Zijn volk, dat zijn ook de kinde ren, die in Zijn naam gedoopt zijn en in Hem gelooven. Nu behoeft de dood voor ons geen ver schrikking meer te hebben, ook voor de kinderen niet, omdat zij weten, dat Jezus de dood heeft overwonnen als wij slechts in Hem willen gelooven en Hem tot on zen Koning en Zaligmaker aannemen. Jullie hebt allen wel geboord van de verkiezingen van deze week en hoe dui zenden menscben hun stem hebben gege ven aan hen die van God en den gekrui sigden Christus niets willen weten. Steeds meer zullen er komen en voor hen die God willen dienen zal het steeds moeilij ker worden. Daarom moeten wij hoe jong we ook zijn bidden of God ons bewaren wil van Zijn wegen af te dwalen, dan zal Hij ons ook zeker hooren. Zij zal ons niet berouwen, de keus van 't smalle pad, Wij kennen den Getrouwen D'ie ons heeft liefgehad! Omdat het vacantie is, geef ik deze week geen prijsraadsels en behoeven jullie dus ook geen briefjes te schrijven. De oplossingen van de beide raadsels vormen samen een versje. Eerst dat voor de kleineren. Het geheel bestaat uit 38 letters. Een vijand wordt niet altijd 9. 26. 33. 6. 29. 12. 10. 34. 27. 31. Na 17. 24. 35. 18. 10 komt verblijden. De 2. 5. 28. 7. 8. 4 dag is het begin van de week. 35. 30. 25. 38 waar is uw overwinning? 14. 37. 36. 13 doet leven. Een 23. 5. 16. 11 is dapper. 3. 22. 19. 16. 2. 17. 20. 21. 15 is een blijde uitroep. 1 en 32 zijn medeklinkers. II. Het geheel bestaat uit 48 letters. Edik is een ander woord voor a. 11. 25. 26. 27. 2. 19. 30. 9. 39 overwint alles. 20. 7/ 28. 31 Hinkt niet zacht. 1. 10. 18. 29. 38. 35. 17. 34 was de vader van twee discipelen. Een kerk is een 14. 45. 47. 42. 5 ge bouw. 32. 12. 3. 23. 21. 6. 46. 41. 43 is zonder einde. Een 24. 33. 15. 48. 36. 37. 4 is een ver gadering en deel van een stoel. 44. 35. 40. 7. 28. 31 wordt gehoord. Een 40. 8. 21. 38. 16. 19 is een versje. Sonxs wordt men met 44. 7. 22. 34. 5 29. 13 overladen. Allen hartelijk gegroet van TANTE DO'LLIE. DE TWEELING VAN 'T BOSCHHUIS I. Tik-tik-tik tikte de regen eentonig tegei de ruiten; to'k-dok-tok klonk helt in de regenton, en dsupnsjup-sjup 'drupten de druppels van de takken 'der hoornen in het 'zachte mos. Zoo ging het nu den heelen dag al, een echt saaie gestadige regen, niet één oogen blikje was het droog geweest. Bah, wat een vervelende boel en dat nog wel nu pas de vacantie was begon nen; alles was even naar, gister Moeder uitgegaan en vanmorgen Oom Dok ver trokken. Met z'n knieën hoog opgetrokken zat Dik in de vensterbank voor het raam, met een mistroostig geziOht naai.' buiten te kijken, waar overal van 'de hoornen de regen neerdrupte, hier en daar in de af- loopende hoschpaadjes kleine beekjes vor mend; opzij aan het eind van de breede laan zag hij de heide, die grijs leek, toch scheen de jonge dennenaaaplanting eens zoo helder groen en een enkele zilverwitte beukenstam brak schril de eentonigheid van den stillen dag. Jannie, een 16-jarig meisje, dat mid den in de kamer zat, zag op van haar werk. „Dik, zou je nu niet, meedoen, je ver veelt je daar toch maar." „Nee," schudde Dik, en hij greep gauw naar z'n boek, „ik lees!" „'Laat hem toch," stootte Han haar zuster aan, „kijk eens, ik ben al zoo ver." Midden op tafel lag een 'groot carton, waarop Han een legkaart was begonnen. Een molentje, waarbij eeen paar boerin netjes speelden lag al klaar, maar nu moesten de weilanden met de madeliefjes en daarboven de blauwe lucht nog en dat was het moeilijkst. „Mag ik het molentje even zien?" klonk een heesch stemmetje vanaf de divan. Een vuurrood neusje stak boven de deken uit. Iki, die de vorige week pas vier jaar was geworden, was snip ver kouden. Ze had den heelen morgen niets gedaan dan niezen, tot Jannie haar had opgenomen en lekker warm onder de dekens gestopt. „Mag ik het nu even zien?" klon'k het weer. "Wacht maar, Jannie wist wel raad, voorzichtig tilde ze met Han het carton op en hield het voor Iki. „O, wat mooi en kijk eens al 'drie boe rinnetjes, gaan jullie nu aan de bloempjes beginnen?" „Ja, maar dat duurt nog wel een poosje eer we die klaar hebben". Han zuchtte er van, zoo hard had ze gewerkt, Jannie 'had het carton weer op tafel gezet, en hielp Han nu met zoeken naar de in elkaar passende stukjes. Dik of Kaasje, zooals hij plagend wel genoemd werd, omdat hij zoo rond was als een tonnetje en een hol blozend bol letje had met blonde haren, zat nog steeds voor het raam; an lezen kwam niet veel, af en toe gluurde hij naar de twee aan tafel. Hij 'had wel erge zin om mee te doen, hij was er 'dol op en 'kon het het beste van allemaal, maar hij was nu een maal boos en nee, nu deed hij niet meer mee. Fuuuuuut! verbrak een vreeselijk schel gefluit de stilte. Han sprong op van haar stoel, „Daar is Hen!" „'Niet waar," zei Dik, die het eerste naar huiten kon kijken, „het is een jon gen op de fiets." ,,'t Was toch Hen z'n fluitje," Han was nu ook bij het raam 'gaan staan. ,,'t Is Hen wel, kijk maar," ze pakte Dik 'bij z'n arm, „op een fiets, hoe komt hij daar nu aan!" Hen, die de hoschpaadjes doorgevlogen was, reed nu heel bedaard, met één hand in z'n zak en keek 'onverschillig voor zich uit. Han stond met twee vuisten op de rui ten te bonzen: „Van wie is 'die, hoe kom jij er aan?" Toen vlak voor de ramen sprong Hen van de fiets en vol trots naar de fiets wijzend, riep hij: „D'ie is van mij, die is van mij'!" en toen sprong hij er weer op en reed de paadjes langs. Han was de kamer al uitgerend. „Jannie, kom mee; Hen heeft een fiets" Dik was ook opgesprongen, maar toch was Jannie nog eerder bij do deur. Juist toen Han buiten kwam was Hen weer bij de deur, zij greep de fiets vast. „Eerst zeggen van wie die is, want ik geloof er niets van; hij is vast niet van jou". Achter Jannie en Dik was ook Iki, zoo van de warme divan vandaan, naar buiten gekomen, en stond bij de anderen in den regen. ,,'t Is de fiets van Oom Dok, en hij stond in het schuurtje met een brief erbij, dat hij nu voor mij is, hoera!" en Hen sprong weer als een dolle in het rond, en Han danste met hem mee. Dik stond er maar een beetje jaloersch bij te kijken; Hen een nieuwe fiets en hij had er niet eens een. „Maar Iki, ben jij ook naar buiten ge komen? Hoe kon je dat nu doen!" Jannie schrok geducht en pakte het kleine zusje vlug op en droeg haar naar binnen. Nu ze daar zoo bij elkaar stonden viel direct op de sprekende gelijkenis tusschen Han en Hen, wat ook geen wonder was, want Hen was Han haar tweelingbroer. Ze geleken sprekend op elkaar, allebei de zelfde zwarte krullen, die alleen 'bij Han niet zoo kort werden geknipt als bij Hen, dezelfde blauwe oogen en het ronde mops neusje. Altijd waren ze samen te vinden, samen gingen ze naar school en hoewel Han niet zoo vlug kon leeren als Hen, had ze toch al haar best gedaan hem bij te blijven, wat haar ook was gelukt. Voor de vacantie waren ze allebei, Han met een iets minder goed rapport dan Hen, naar de Ulo overgegaan. Dezen middag was Hen er alleen op uit getrokken, met zoo'n regen had Jan nie het maar beter gevonden, dat Han thuis bleef. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1935 | | pagina 7