DE ZEEUW
HET ADRES
A. WILKING
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct.
TWEEDE BLAD
Uit de Provincie
Voor den Zondag
De Pastorie aan Zee
Wat er deze week voorviel
bouw is door het prohibitieve invoerrecht
dat Engeland stelde, in 2 jaar tijds terug-
geloopen van 28.377.000 K.G. in 1932 tot
14.494.000 K.G. in 1934. Het is bij de onder
handelingen, die zijn gevoerd niet gelukt
eenig resultaat te verkrijgen.
In tal van andere landen is het ons
niet veel beter gegaan. Met D u i t s c h-
1 a n d, waarmede een voor den tuinbouw
betrekkelijk gunstig handelsverdrag kon
worden gesloten, staat het er desalniette
min zeer ongunstig voor door de be
talingsmoeilijkheden waarin dit land ver
keert.
De nog steeds verder afnemende export
heeft het effect van de teeltbeper
king weer voor een belangrijk gedeelte
opgeheven. Om die reden was het nood
zakelijk de teeltbeperking waar zulks
mogelijk scheen, nog te verscherpen. Het
is een harde zaak, die alleen gerechtvaar
digd is door den zeer moeilijken toestand,
waarin de export van tuinbouwproducten
op dit oogenblik verkeert. Een gelukkig
verschijnsel is nog, dat de behoefte aan
tal van Nederlandsche tuinbouwproduc
ten op de wereldmarkt nog aanwezig is,
ondanks de pogingen, die men in de lan
den om ons heen aanwendt en aangewend
heeft om zich van onzen import onaf
hankelijk te maken.
De toekomst zal den tuinbouw weer
een kans bieden. De strijd om onze plaats
op de wereldmarkt moet gestreden wor
den met een goed product, met
een product, dat beter is dan
dat van onze concurrenten.
Het kan daarom niet langer worden toe
gestaan, dat minderwaardige producten
nog worden geëxporteerd.
De bescherming, die ons fruit op dit
oogenblik geniet moet worden gewaar
deerd. Steeds duidelijker is komen vast
te staan de onmogelijkheid om de vraag
stukken, waarvoor de tuinbouw wordt ge
plaatst, alleen met het verstrekken van
geldelijlcen steun, tot een oplossing te
brengen. De vaste lasten, die op den
tuinbouw drukken, zijn daarvoor te hoog.
Een zucht van verlichting is er geslaakt
toen de minister van oeconomische zaken
in de Tweede Kamer de regeeringsver-
klaring aflegde ten aanzien van de vaste
lasten en de niet noodzakelijke executies.
Na de maatregelen, die voor de pach
ters zijn genomen, bedoelt deze stap van
de regeering hen te helpen, die gebukt
gaan onder hypothecaire lasten.
In tal van gevallen gaat de door de regee
ring geboden steun geheel of voor het
allergrootste gedeelte naar den hypo
theekhouder of soms zelfs werd het met
hypotheek belaste bedrijf met executie
bedreigd.
Tenslotte bepleitte spr. met klem de
noodzakelijkheid om eenheid in het be
drijf te brengen.
Een huis, dat tegen zichzelf verdeeld
is, kan niet bestaan. De toekomst van
het tuinbouwbedrijf blijft donker. Wij zijn
in een wervelstorm van moeilijkheden
geraakt, die niet meer schudt aan de be
staansvoorwaarden van den tuinbouw,
maar die dreigt alles om te rukken en
neer te werpen van wat ons nog aan
afzetmogelijkheden was overgebleven. De
regeering heeft ons in den steun, dien
zij tot nu toe aan den tuinbouw heeft
verleend, een reddinggordel toegeworpen.
Het kan en zal, naar moet worden ge
vreesd, noodig worden, dat nog andere
en krachtiger maatregelen worden ge
troffen om den tuinbouw te redden.
MIDDELBURGSCHE BRIEVEN.
Amice,
Zoo is dan onze stedelijke gemeenschap
de laatste weken weer verrijkt met een
cultuurvrucht, n.l. een weekblad, aange
duid en aangediend als literair-econo-
misch, In dezelfde rangschikking is ook
de indeeling van het blad. Na het literair
hoofdartikel volgen literair-ecomomische
keuken-recepten en zoo ongeveer zuiver
economische advertenties. Waar de mop
pen-trommel onder gerangschikt moet
worden is zeker aan de prudentie der le
zers 'overgelaten. Dat zal ook wel het ge-
val zijn met de naam van het blad: „De
j Spie". Een verklaring van dien naam
werd in de eerste nummers gegeven. Het
zal niet aan politiek doen. Gelukkig.
We hebben nu een niet-politieke partij
die straks een aanval op de groene ze
tels in het Stadhuis zal doen, de finan-
cieel-economische party, creatie van Dr
Schmidt-Degener. En ook het nieuwe
weekblad, het niet-politieke, literair-eco-
nomisch in 'opzet en samenstelling, heeft
het Leiderschap aan dezelfde handen
toevertrouwd. Aanvankelijk meende ik
dat hier verband moest worden gezocht,
doch na de uitdrukkelijke verklaring van
de Hoofdredactie, dat het niet aan poli
tiek zal doen, heb ik die meening laten
varen. Alhoewel ik er nog niet geheel
gerust op ben, want ook de financieel eco
nomische partij wil geen politieke partij
zijn. Het heeft mij intusschen wel getrof
fen dat ik den laatsten tijd van deze partij
geen enkel levensteeken meer opmerkte.
Zou deze jeugdige partij' al zulke wor
tels hebben geschoten, dat men den ver
deren groei aan den loop der natuur over
laat. We zullen zien. Of zou de zuigeling,
om toch in beeldspraak te blijven, reeds
doodgebakerd zijn, vanwege de geweldige
oneconomische financieele aderlatingen,
gevolgen der schreeuwerige-advertentie-
I stuipjes?
Vorige week is men hier al begonnen
met het plakken voor de Staten-verkie-
zing.
Alles nog zeer bescheiden. Ik hoop dat
ook onze partij op dit terrein niet achter
wege zal blijven. Als anderen zoo duide
lijk en veelvuldig demonstreeren, is het
niet noodig, neen is het onverantwoor
delijk, om bij de pakken neer te zitten.
Neen, voor het front en door plaat en ge
schrift het aloude beproefde beginsel ge
propageerd. Onze beginselen zijn ten volle
waard dat we ons er voor inspannen. Bo
vendien is het eisch en plicht dat we
actief zijn. En dat niet alleen in verkie
zingstijd. Maar in ieder geval en ondanks
alles in verkiezingsstijd zijn we zeker
paraat.
Een zeer actieve partij1 is de laatste
nieuwe, verpersoonlijkt in Jan den En-
Ingezonden Kededeellng.
voor Manufacturen.
Dames-en Klnderconfectle
Tapijten Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen Is
GOES
HULST
Deze plakt nu al tusschen de Staten-
leden-candidaten de bekend geworden
slagzin: de proletarische vuist in den
gemeenteraad.
Dat belooft wel wat te worden. Vuist
argumenten in de Middelburgsche Raads
zaal, dat zegt wat. Als het zoover is zal
de publieke tribune veel klanten trekken.
Maar we zijn zoo ver nog niet.
Bovendien, wat denkt men nu eigenlijk
van, de Middelburgsche kiezers.
Wie zal zich nu op zoo'n program ver
laten en de Middelburgsche belangen toe
vertrouwen aan personen met dergelijke
idealen. Toch staat men vaak voor raad
sels. En voortdurende, opzettelijke voor
lichting blijft daarom voor ons eisch. Zoo
lang onze tegenstanders zooveel werk
van de propageering hunner beginselen
maken, en zelfs al zouden ze het heele-
maal niet meer doen, dan nog zouden wij
met al onze energie op de bres moeten
staan voor de beginselen, waarvan de be
leving en de practische toepassing van i
het grootste belang voor onze volksge
meenschap is.
Groetend,
STENTOR.
Vereeniging van Nederl. Gemeenten
afdeeling Zeeland.
Verschenen is het verslag over 1934 van
de afdeeling Zeeland van de Vereeniging
van Nederlandsche gemeenten.
Aangesloten waren 71 van de 109
Zeeuwsche gemeenten. De rekening 1934
sluit met een ontvang van f 399.66 en een
uitgaaf van f479.42, aldus een nadeelig
slot van f79.76.
In een vergadering van de directie der
Vereeniging van Nederlandsche gemeen
ten met de vertegenwoordigers der pro
vinciale afdeelingen is vanwege de afdee
ling Zeeland o.m. de wenschelijkheid be
toogd om een regeling tot stand te bren
gen, waarbij de brandverzekeringsmaat
schappijen bijdragen in de kosten van de
brandweer.
Door verschillende gemeentebesturen
op Zuid-Beveland is geklaagd over het
feit, dat de waterschappen de gebouwde
eigendommen trachten te belasten, ten
einde de landbouwers te ontlasten. Ge
bleken is echter, dat het heffen van een
bijdrage in de polderlasten steunt op een
in 1934 door de Prov. Staten van Zeeland
genomen besluit.
Aan den minister van sociale zaken is
een adres gezonden inzake de werkloos
heidsbestrijding ten plattelands, terwijl
ook volle aandacht is geschonken aan
tewerkstelling van werkloozen in den
landbouw met loontoelage.
De regeling van de destructie van vee
en vleesch in Zeeland is nog steeds in
voorbereiding. De oorzaak hiervan schuilt
in de omstandigheid, dat de uitvoering
van de tot dusver ontworpen plannen met
groote kosten gepaard zou gaan. Pogin
gen worden in het werk gesteld om de
financieele bezwaren, mede in verband
met de geografische ligging der provin
cie, aan de uitvoering der plannen ver
bonden, op te heffen.
Middelburg. Gisteren kwamen alhier
,per toeringcar uit Rotterdam aan een
aantal studenten van de Handels Hooge
School aldaar, onder leiding van prof.
Sneller (vroeger leeraar aan de Chr.
Kweekschool te Middelburg) met het doel
om Walcheren en zijn merkwaardigheden
te leeren kennen.
Het allereerst werd een bezoek ge
bracht aan het stadhuis. Ook Veere stond
op het programma.
Goes. „E u p h o n i a". Het Bestuur
van de Harmonie „Euphonia" schrijft
ons het volgende:
D'e nood der tijden gaat ook aan ons
gezelschap niet voorbij. Niet alleen is het
aantal donateurs en kunstlievende leden
in de laatste jaren verminderd, maar ook
de contributiebedragen hebben een niet
onbelangrijke vermindering ondergaan.
Daarnaast is de mogelijkheid om bij fees
telijke gelegenheden voor muzikale op
luistering te zorgen en op deze wijze de
kas der vereeniging te versterken in 'de
laatste jaren steeds kleiner geworden. En
ten slotte heeft ook de gemeente Goes, die
ons streven belangrijk steunde, zich ge
noodzaakt gezien haar subsidie te verla
gen.
Een beroep het vorig jaar op de bur
gerij gedaan om de bestaansmogelijkheid
van ons gezelschap te verruimen heeft he
laas weinig succes gehad en alles bijeen
genomen is de financieele toestand thans
zoo precair geworden, dat het bestuur
van oordeel is, dat het, zonder bijzondere
maatregelen, niet te verantwoordon zou
zijn de vereeniging nog verder te besten
digen.
Het behoeft wel geen betoog, dal het
bestuur een zoo ernstige beslissing niet
wenscht te nemen dan nadat allen, die
het thans bijna 50-jarige muziekgezel
schap een goed hart toedragen, in de ge
legenheid zijn geweest den werkelijken
toestand onder de oogen te zien en hun
meening hebben te kennen gegeven over
de vraag of er dan werkelijk geen midde-
Ingezonden Mededeeling.
VAN
ZATERDAG 23 MAART 1935, Nr 147.
GELOOVEN EN LEVEN.
Die in Mij gelooft heeft het
eeuwtige leven. Joh. 6 47.
De 'Heilige Schrift legt een onlosmake
lijk verband tusschen het geloof in Jezus
Christus en het eeuwige leven.
Het eeuwige leven I
Hoe vermenigvuldigen zich de gedach
ten als dit woord wordt uitgesproken.
Hier schittert de volle rijkdom van hem,
die de gave Gods in het geloof bezit. Hij
heeft zoo oneindig veel meer dan het tijde
lijk leven op deze aarde, zijns is het leven
tot in eeuwigheid.
Nu is hier iets merkwaardigs. 'De Hei
land zegt niet: die in Mij gelooft z a 1 het
eeuwige leven hebben, maar uitdrukke
lijk hij' heeft 'het eeuwige leven.
Op dit onderscheid hebben wij wel te
letten. Hij!, die waarachtig gelooft, al
leeft hij nu nog in het tijdelijke, heeft
reeds deel aan 'het 'eeuwige leven.
Dit is het mysterie: waar het geestelijk
leven aanwezig is, daar is uit de eeuwig
heid reeds een straal van het 'hemelsche
licht in dit leven doorgedrongen.
Daarom zegt de Heilanddie in Mij
gelooft, heeft het eeuwige leven. Hij is
overgegaan uit den dood in het leven, hij
is overgezet uit de duisternis in het ko
ninkrijk van 'Gods wonderbaar licht.
Zoo heeft van ouds Gods volk het ge
leerd en beleden: nademaal we nu 'het
beginsel der eeuwige vreugde in ons
hart gevoelen, wij' na dit leven volko
men zaligheid zullen 'bezitten, die geen
oog gezien, geen oor gehoord 'heeft, die
in geen 's menschen hart is opgeklommen,
doch door God bereid hun die Hem lief
hebben, om Hem eeuwig te loven en te
prijzen.
Hij, die de gave des geloofs deelachtig
is, 'heeft reeds op aarde een voorsmaak
van het eeuwige leven. Aan hem wordt
bewaarheid, bij' het sterven, het woord van
zijn Heiland die in Mij gelooft, zal leven,
al ware hij ook gestorven.
'Hoe zalig is dan de rijkdom 'des ge
loofs, als we daardoor niet alleen voor
God rechtvaardig zijn, maar óók erfgena
men van 'het eeuwige leven.
HET SOMBER ASPECT VOOR DEN
TUINBOUW.
De heer Valstar over den toestand.
Met den dag nemen de nooden toe.
Geen export van minderwaardige
producten.
De vereeniging „Groep Veilingsvereeni-
gingen uit den Nederlandschen Tuin-
houwraad" heeft gisteren te Utrecht haar
jaarlijksche algemeene vergadering ge
houden.
De heer F. V. Valstar heeft haar ge
opend met een rede, waarin hij allereerst
er op wees, dat het er voor den tuin
bouw donkerder dan ooit uitziet. Alles,
zeide spr., schijpt tegen ons te zijn. Wij
hebben in 1934 weer een sport lager moe
ten dalen op den welstandsladder. Met
den dag nemen de volksnooden en ook
dl nooden van den tuinbouw toe en
strengelen deze zich vaster om ons heen.
Bij de bespreking van onze handels
politiek constateerde de heer Valstar,
dat Nederland zijn jasje heeft omgekeerd.
Er is met de vuist op tafel geslagen;
ik denk, zeide hij, aan de maatregelen
tegen Spanje en aan andere met het bui
tenland gevoerde onderhandelingen. Niet
altijd echter zijn daarbij de resultaten
in overeenstemming met de wenschen
van den tuinbouw. Dit kan ook niet.
Engeland heeft door een reeks spe
ciale tariefmaatregelen den Nederland
schen tuinbouw-e'xport d o o d e 1 ij k
getroffen. De export van tomaten, het zoo
belangrijke export-artikel voor den tuin
FEUILLETON
door
GEORGE MAG D'ONALD.
47.) o-
„Muskus rozen," zei Titania, de heldin
uit „'Een Mi'dzomernac'htsdroom"; en de
wind deed de ruiten schudden.
„Goed hooi, zoet hooi 'heeft zijns ge
lijke niet", zei Spoel, de wever en bet
geiweld van de kokende zee klonk ons in
de ooren.
„Zoo slingert teer, om geur'ge
kamperfoelie
Zich blanke winde; en even teer
omringt
Klimop de ruwe vingers van den olm."
sprak Titania, en de wind joeg den 'hagel
kletterend tegen de ruiten.
„Mijn 'honden zijn niet snel,
Maar bij bet blaffen fraai gestemd
Als klokkenspel."
sprak Theseus; en de storm builde in den
schoorsteen en tochtte door de venster-
naden, waardoor de lamp flikkerde. We
deden de gordijnen beter dicht, pookten
bet vuur op en lazen voort.
En niet voordat we den proloog van den
dwerg Puck tot 'het publiek
„Heeft dit schimmenspel mishaagt,
Denkt dan, dat ge in sluim'ring laagt."
beëindigd 'hadden, 'konden we besluiten
■naar bed te gaan.
HOOFDSTUK XXVI.
Midden in den nac'ht werd ik wakker
door het gehuil van den wind. De storm
hield het buis omvat en deed bet op zijn
grondvesten schudden. Met donderend
geweld sloegen de golven tegen de kust.
Zachtjes stond ik op, trok mijn kamer
japon aan en begaf mij' naar Connie's
slaapkamer om te zien of ze wakker was,
want ik was bang, dat 'het zware weer
baar dan van streek zou brengen. Wynnie
sliep op een veldbed in dezelfde kamer.
Voorzichtig, 'heel voorzichtig opende ik de
deur en 'keek naar binnen. Het vuur
brandde nog, Wynnie had er slag van den
'haard den 'hee'len nacht aan te 'houden.
Op mijn teen en ging ik naar 'het bed; het
'haardvuur 'bescheen haar, ze was vast in
slaap en haar gezicht was zoo rustig, dat
ze stellig niet van storm droomde. Toen
ik me omwendde om de kamer te verlaten,
hoorde ik Wynnie's stem in fluistertoon,
die me 'vroeg om bij haar te komen.
„Ben je wakker, lieveling," vroeg ik.
„O, al een heale poos vader. Maar slaapt
Connie niet heerlijk? 't Zal haar goed
doen."
„Kun je niet slapen, kind, ben je mis
schien bang voor den storm?"
„De storm zou me niet wakker houden,
■vader, maar soms schudt het huis zoo
vreeselij'k, dat fik er zenuwachtig van
word. En ik weet niet 'hoe dat komt. Maar
blij'ft u niet staan, vader, u zult zoo koud
worden. Wat een ontzettend weer is het,
'hè. Wie weet, hoeveel menschen er nu in
nood zijn en misschien op het oogenblik
verdrinken."
,,'t Zou best (kunnen kind. Over de ge-
fceele aarde sterft er iedere seconde wel
iemand. Verdrinken is een zachte dood,
en we zijn allen in 'Gods hand."
„Ja vader. Ik zal me nog eens om
draaien en mijn oogen stijf toeknijpen, en
dan zal ik daaraan pro'beeren te denken.
Wel 'te rusten, vader."
Dreigend, donker, van tranen overgo
ten kwam de morgenstond. Nog steeds joe
gen de wolken langs het zwerk. Toen we
aan het ontbijt zaten, ging de wind lig
gen om even later met vernieuwde woede
op te steken. Ik ging naar buiten. De wind
greep me met onzichtbare handen en
schudde me door elkaar. In het dorp wa
ren de straten veriaten. Toen ik langs bet
plein voor het logement kwam, was er
paard nog voerman te zien. Nergens was
een deur open. De winkeltjes zagen er
uit, alsof er in geen week iemand over
den drempel was geweest. Ik zag een kind
met een groot bord in haar schort gewik
keld. De wind dreigde het in het kanaal
te slingeren. Ik nam het bij de hand en
sleepte haar voort naar huis. Toen ik
het veilig aan haar moeder had afge
leverd, beklom ik een duin en keek naar
de zee. Wat een eindelooze massa water,
dat met geweld over en door elkaar
heen werd geworpen. Grijs was de zee en
grijs de mist, die er boven hing. Het was
vallend water nu, doch iedere golf sloeg
tegen de verweerde klippen, die het land
beschermden, terwijl wolken van schuim
en water ze overdekten. „Zal ooit de tijd
komen," overdacht ik, „dat de mensch-
heid >sa staat zal zijn deze opeenhooping
van kracht voor eigen doeleinden aan te
wenden? Wie zal het zeggen?" Een eind
verder zag ik de eenzame figuur van een
man, die, evenals ik, naar de zee stond
te staren'. Ik wandelde naar hem toe, be
nieuwd wie het schouwspel van de ont
ketende natuur evenals miji naar buiten
had gelokt. Ik vermoedde wel iets en
spoedig zag ik, dat ik het bij' het rechte
eind had, het was Percivale.
„Wat een geweld maakt de zee tegen de
rotsen", zeide ik, „en toch is het slechts
het geluid van de neervallende water
droppels, ofschoon natuurlijk het effect
ligt in het groote aantal."
Als vanzelf gaan vandaag onze gedach
ten het eerst naar de buitenlandsche ge
beurtenissen, temeer, waar die zich bij'
onze naaste buren afspeelden en zeker
voor de internationale verhoudingen in
het algemeen van zoo groote beteekenis
zijn.
Bij het begin van de week werden we
grootelijks verrast door het besluit van
Hitier tot invoering van den algemeenen
dienstplicht. Niet allen werden door dit
bericht als het ware overrompeld. De
nuchtere Engelsohe minister van oorlog
zei, „dat het niet geheel waar zou zijn,
als hij beweerde, dat hij erdoor verrast
werd".
Ook in Fransche officieele kringen toon
de men zich geenszins verwonderd over
den door Hitier genomen stap, Men ves
tigde er van dien kant de aandacht op, dat
men reeds een tijdlang van de Duitsche
plannen op de hoogte was.
Het zal wel zoo zijn, maar de opzijzet
ting van een deel van het verdrag van
Versailles is dan nu toch een feit ge
worden.
Parijs en Rome hebben reeds het
eerste krachtiger en scherper dan het
laatste bij Berlijn geprotesteerd. En
eind volgende week zal wel een buitenge
wone Volkenbondsraad worden gehouden.
We zijn dus nu wel in een bijzonder
moeilijke en gevaarvolle periode gekomen.
Want we behoeven ons niet te paaien met
de illusie, dat Hitier er nu is. Het begint
nu pas.
Duitschland gaat zich nu weer wape
nen en zal zeker de eerste de beste ge
legenheid te baat nemen, om hier of daar
zijtn slag te slaan. Laten we hiervoor de
oogen maar geopend houdenl
Een tweede belangrijk feit ook wel
licht voor Nederland van belang is
het aftreden van het Belgische kabinet.
Een bepaalde aanleiding, bestaande in
een concreet feit, was daarvoor niet. Die
is meer gelegen in de permanente hou
ding van de oppositie. Het kabinet-Theu-
nis is van het begin af met wantrouwen
begroet. Bijzonder krachtig en vruchtdra
gend was zijn beleid niet. Nu is het. heen
gegaan op een critiek moment, waarop
van de regeering krachtige daden werden
verwacht in het belang van de franc,
waaromtrent geruchten van devaluatie
liepen.
Terwijl wij dit schrijven is nog steeds
geen nieuw ministerie gevormd en du
ren de vóór-besprekingen nog voort.
We mogen ons gelukkig achten, dat ten
onzent de parlementaire arbeid rustig
kan voortgaan. Ook al dreigen er wel eens
conflicten tusschen volksvertegenwoordi
ging en een Minister, van ernstigen aard
zijn ze toch niet.
Deze week is er b.v. in de Eerste Ka
mer hevig gebakkeleid over de spelling,
door Minister Marchant er vliegensvlug
doorgejast, tot ontstemming van velen.
Toch kon de motie-Lobman, die dit af
keurde en herziening vroeg, geen meer
derheid vinden.
In de Tweede Kamer wordt een zware
strijd gestreden over het wetsontwerp tot
wijziging der kieswet (wering van kleine
partijen). Maar zelfs al mocht Minister
de Wilde hier zijtn zin niet krijgen wat
wel waarschijnlijk is dan zal dit wel
geen politieke gevolgen met zich brengen.
Het raakt de hoofdzaak van het beleid
van het kabinet niet.
Wij zijn in meer dan één opzicht be
voorrecht. Denken we ook maar eens aan
wat Zondag in Duitschland met tal van
predikanten is gebeurd. Gelukkig mo
gen onze predikanten nog eiken Zon
dag in volle vrijheid Gods Woord verkon
digen, zonder daarin door nationaal-so-
cialistische heethoofden gehinderd te wor
den.
len tot redding te beramen zijn. Gedachtig
het spreekwoord: „als de nood hei hoogst
is, is de redding nabij", roept zij alle
werkende loden alle donateurs en kunst
lievende leden op tot een vergadering, die
blijkens de in 'dit blad voorkomende ad
vertentie gehouden zal worden in „de
Prins van Oranje" op 28 Maart 1935, des
avonds om 8 uur.
Wanneer alle krachten worden samen
gespannen moet ook naar de meening van
„Ja," zei de schilder, „maar ziet u daar
in de verte, even buiten de mist, dat
schip met gereefde zeilen? Zoodra men
denkt aan den menschelijken strijd tegen
de elementen, als men denkt aan onze
broeders, die er te midden van zijn, dan
ziet men hierin niet meer slechts het val
len van waterdruppels; dan ziet men de
ontzettende natuurkracht, waarmede de
mensch strijdt om de heerschappij, ten
minste om vrijheid."
„Zeker, juist onze geestesgesteldheid,
ons gevoel, geeft aan alles zijn grootheid.
Maar nu ik gezien heb, hoe de zaken
staan, zal ik eens naar huis gaan om van
kleeren te verwisselen, want de regen
heeft me doornat gemaakt."
„Ik kan er maar niet genoeg van krij
gen," antwoordde Percivale, „ik ga nog
een wandeling langs de kust maken. Mis
schien valt het water nog wel genoeg om
aan het strand te komen."
„Wel, je bent een dagje jonger dan ik;
ik heb mijd tijd gehad. Wat eigenaardig
is het, dat oude menschen altijd prat
gaan op het verleden. We spreken altijd
van onze kracht, nu verwelkt en verdwe
nen, alsof we daarop nog een recht kun
nen doen gelden. Maar laten we geen
gesprek beginnen in den storm, 't Schijnt
dat ik altijd praten moet."
(Wordt vervolgd.)