Land- en Tuinbouw kosten zijn wel hoog, maar vallen pro- contsgewija wel mee, als men let op da enorme bedragen, waarom het hier gaat. De heer F. J. J. Dekker deelt mede, dat de koeten van alle orieia-regellngen bedragen 2Vi pet. van de totale bedra gen, die er mee gemoeid zijn, terwijl de koeten van den belastingdienst 5 pot. van de bedragen beloopen, die er mee ge moeid zijn. De tuinbouw. De heer Ir A. W. v. d. P1 a s 8 o h e, rijkstuinbouwoonsulent, wees er op, dat de prijsdaling voor de tuinbouw-produo- ten later is gekomen dan op landbouwge bied. Zelfs scheen het een oogenblik alsof de tuinbouw in staat zou zijn om speciaal voor het kleinlandbouwbedrijf de oplos sing van de moeilijkheden te brengen door de bedrijven om te zetten in de rich ting van meerdere verbouw van tuin- bouwgewassen. In die jaren heeft dan ook een sterke verschuiving van de teelt plaatsgevonden. Ook voor den tuinbouw is de prijsval echter gekomen, speciaal voor de export gewassen. Maar ook de teelt voor het binnenland is ongunstiger geworden. De achteruitgaande koopkracht leidt immers tot minder gebruik, ter- Wijl voor de primeurs, dus de zeer vroege en late en de producten van bijzondere kwaliteit geen topprijzen meer warden betaald. Zoo is de toestand ontstaan dat een groot gedeelte van de tuinbouwgewassen de zeer laag gestelde minimumprijzen niet meer opbrengt en de proucten z.g.n. doordraaien. Dit alles was oorzaak dat de opbrengst aan de veilingen die in de goede jaren was gestegen tot meer dan f 100 millioen, in 1933 reeds was gedaald tot 56.439.000 gulden. Ook Zuid-Beveland deelt in deze moei lijkheden en wel speciaal de telera van klein fruit en groenten. Het ergst is getroffen de kruisbessen- teelt, waarvan de prijs reeds in 1930 daalde tot afleveringskosten. In 1934 moest zelfs 40 pet. van den oogst worden vernietigd. Voor de telers van roode bes sen zijn de resultaten echter ook zeer slecht. Zijl die uitgestrekte boomgaarden in opbrengst hebben kunnen zich bij deze nieuwe toestand aanpassen door het op ruimen van de onderbeplanting, ook al gaat dit ten koste van de arbeidsgelegen heid van hun personeel. Uiterst moeilijk is echter de toestand voor het kleinbedrijf. Toen in 1932 de nood zoo hoog geste gen was dat directe financieele hulp noo dig was: is een bedrag van f 5 millioen rechtstreeks uit de schatkist beschikbaar gesteld, om door middel van een toeslag per K.G. geteeld product de gemaakte prijs te verhoogen. Een productie of z.g.n. richtprijs werd vastgesteld voor ieder der producten. Ge tracht werd het tekort zoo hoog en billijk mogelijk te vergoeden. Over de oogst '32 bleek dit mogelijk voor 40 pet. Over de oogst 1933 bleek dit mogelijk voor 50 pet., doordat ook de opbrengst van de heffing op uit het buitenland ingevoerde vruchten werd beschikbaar gesteld en f 1.5 millioen voorschot werd genomen op het bedrag voor 1934. Ook voor de oogst 1934 is weer f 5 mil lioen beschikbaar gesteld, later verhoogd tot f 8 millioen en men hoopt weer 50 pet. van het berekende tekort te kunnen ver goeden. Niemand kan ontkennen dat deze steun te laag is vooral wanneer ze wordt ver geleken met de steun aan de landbouw gewassen. Men mag echter niet vergeten, dat deze steun niet kan verleend worden door hef fingen op de producten die nog gebruikt worden, doch rechtstreeks uit 's lands schatkist moet komen. De invoer uit het buitenland wordt be last, doch de opbrengst hiervan valt tegen omdat bij zwaardere belasting de invoer daalt. Behalve deze steunregeling is een mi nimumprijsregeling in het leven geroepen teneinde nog verdere prijsdaling tegen te gaan en niet tegen eiken prijs af te le veren. Deze prijzen zijn echter zoo laag, dat ze nog van weinig beteekenis zijn ge weest voor het weer loonend maken van het bedrijf. Van verschillende zijden is reeds voor gesteld deze prijlzen te verhoogen tot een behoorlijke productieprijs. De vele moeilijkheden mag men echter niet onderschatten. Men stelt gemakkelijker een prijs vast voor tarwe, gerst en melk, dan voor groenten en fruit met al hun variaties in kwaliteit en tijd van rijkheid. Prijsherstel wordt door de Regeering verwacht door een beperking van de teelt. Ook hier zijd, echter groote bezwaren aan verbonden. De tuinder moet zijln op pervlakte mogen benutten wil er eenige bestaansmogelijkheid zijn. Bovendien, verkleint men de opper vlakte, dan gaat hij op het overblijvende nog intensiever werken en de productie blijft dezelfde. Om deze laatste reden is het dan ook gevaarlijk het grootbedrijf sterk te gaan beperken, ook al is dit oogenschijnlijk billijk. Er schuilt een groot gevaar in om op zuiver theoretische gronden maar aan het inkrimpen en ingrijpen te gaan, want niemand weet, wat er in 1935 noodig zal zijn en wat er zal groeien. Ook vraagt het tuinbouwbedrijf, wil het zich kunnen aanpassen, een groote mate van bedrijfsvrijiheid en kan er daarom niet veel gereglementeerd worden. En toch zal er ieta moeten gebeuren. Wat, ie moeilijk aan te geven. Men zal daarom het vertrouwen in de toekomst niet mogen verliezen. Het valt ook wel eena mee. Vorig jaar scheen de vroege aardappel teelt hopeloos, dooh het droge jaar 1934 heeft de resultaten toch nog gunstig doen zijn voor kool- en aardappelteelt. In het komende jaar zal steunverle ning en Hegeeringsbemoeiing niet uit kunnen blijven en om die reden is het voor den tuinbouwer van het grootste belang de organisatie waartoe hij behoort te steunen en zijn belangen op de julBte wijze te doen bepleiten. Het organisatieleven is op tuinbouw gebied sterk versnipperd. Zoo goed men echter op landbouwgebied elkaar heeft weten te vinden en den Minister eens luidende adviezen heeft weten te geven, zoo goed is dit ook op tuinbouwgebied mogelijk. Bespreking. Bij de bespreking oefende de heer de Graaf te Biezelinge critiek op uit latingen van den regeeringscommissaris voor den tuinbouw in de te Kruiningen gehouden alg. vergadering van de Z. L. M., volgens welke de verhooging der in voerrechten uit den booze was en dat wiji nog opvoeding van het buitenland noo dig hadden. Ook is het gebeurd, dat fok stieren werden verruild voor fruit. Spr. zegt, dat de tuinbouw het stiefkind van den landbouw is. De tuinbouwbelan- gen zijn niet veilig bij de Z. L. M. De tuinbouw wordt de dupe van de geheele historie. Waarom krijgt de landbouw 100 pet. voor zijtn producten en de tuinbouw maar 50 pet.? De voorz. kwam er tegen op, dat de Z. L. M. verantwoordelijk wordt gesteld voor uitlatingen van den tuinbouw-regee- ringscommissaris in haar alg. vergade ring. Dhr v, d. Plassche antwoordt, dat het niet de schuld is van Z. L. M. en re geeringscommissaris, dat de tuinbouw maar 50 pet. vergoed krijgt, maar van 's lands schatkist. Steeds wordt er ook door de Z.L.'M. op aangedrongen, dat Nederland Nederlandsoh fruit eet. Spr. deelt mede, dat de heffing op ap pelen en peren nog niet geleid heeft tot een sterke vermindering van den invoer. Met de pruimen, waar de heffing hooger was, was dit wel het geval. Hier liggen voor onze fruittelers nog wijde perspec tieven, ook als men denkt aan de groote hoeveelheden sinaasappelen en bananen, die worden ingevoerd. De moeilijkheden zijn vooral groot voor de kleinfruitteelt. We moeten daarvan redden, wat er van te redden valt. Omzetten van kleinfruitbe- drijven in boomgaarden brengt de oplos- sing niet. Spr. is voor een toeslag per K.G. voor klein fruit. Dhr de Graaf vergelijkt de lage prijW zen die de tuinders op de veilingen krij gen en de hooge fruitprijzen, die men in de steden moet betalen. De regeering wil wel, maar de Kamerleden willen niet. Wij vragen daden en geen woorden. Belan- genpolitiek hebben we noodig. Als de re geering niet oppast gaan we naar den kelder. De voorz. wijst iop het groote ver schil in de loonen tusschen stad en plat teland. Bij het 60-millioenfonds zal het loon 50 cent zijn, terwijl het in den land bouw de helft lager is. 't Loonpeil in de steden moet omlaag en dat op het plat teland omhoog. Dhr Bom te Kapelle doet een beroep op de Z. L. M. om den tuinbouw te steu nen. De tuinbouw staat aan den rand van den afgrond. De armoede wordt steeds grooter. Bessenstruiken worden in massa ge rooid en de werkloosheid wordt steeds grooter. Spr. dringt er op aan den tuin bouw niet te veel te beperken. Dhr de Waard maakt aanmerking op de fruitprijzen, die dhr v. d. Plassche in de Tuinderij heeft genoemd. Dhr deKoeyer wil op tuinbouwpro ducten ook een heffing leggen ten bate van de consumenten. Spr. betreurt het, dat we nog steeds niets weten van de re geling voor 1935. Dhr v. d. Plassche antwoordt, dat de belangen van den Zeeuwschen tuin bouw in Den Haag steeds zijn bepleit. De organisaties treft geen verwijlt. De prijzen, door Spr. in de Tuinderij genoemd, waren bedoeld voor de vakmen- schen. Het had niet sprekers instem ming. als de groote bladen ze overnamen. De heffing op tuinbouwproducten is steeds afgestuit op de practische onuit voerbaarheid (het groot aantal variaties in de gewassen). Ook zou het verplicht veilen in zijn allerstrengsten vorm noo dig zijn. Hierbij merkt Spr. iop, dat voor 1935 getracht zal worden het verplicht veilen in toepassing te brengen. Dhr P. v. 'tWesteinde vraagt, of het juist is, dat de verkoop van druiven in de kassen langs de wegen verboden zal worden. Dhr v. d. Plassche anwoordt, dat hem daarvan niets bekend is. Spr. zou zulk een verbod ook zeer betreuren. We moeten het ons goed realiseeren, dat we in ons land 40.000 H.A. boomgaarden hebben, die bij goede verzorging 400 millioen K.G. kunnen produceeren. We moeten alles in 'twerk stellen, om dezen fruitoogst geplaatst te krijgen. Dhr de Jager te Kapelle keurt het af, dat kruis- en roode bessen éénzelfden minimumprijs hadden. Ook dhr v. d. Plassche vindt dit niet goed, maar het gevaar dreigde, dat bij verandering de prijs van de kruisbes sen zou worden verlaagd. In antwoord 'Oip een andere vraag zegt dhr v. d. PI a c h nog, het te betreu ren, dat oip fruit de omzetbelasting is toe gepast. De voorz. zegt toe, dat het Dag. Be stuur der Z. L, M. de tuinbouwbelangen in zijln e.v. vergadering opnieuw onder de oogen zal zien. Varkens, rundvee en zuivel. Hierna hield de heer P. J. J. D e k k e r te Wemeldinge een inleiding over de maatregelen voor varkens, rundvee en zuivel. Hiervan gaven wij in ons nr. van Woensdag reeds verslag. Bij de bespreking wees de heer J a o. Welleman er op, dat bij een tournóe van den regeeringscommissaris Ir Lou- wes in het Noorden gebleken is, dat de boeren niet tevreden waren over den re- geeringssteun. Ir. Louwes antwoordde, dat het er niet om ging, hoe, maar dat de landbouw gesteund wordt. Spr wees op de actie, die van vele zijden wordt ge voerd tegen den landbouwsteun. Voortdu rend dreigt het gevaar van vermindering. Daartegen baat maar één verweermiddel: een krachtige, aaneengesloten boeren stand. In 1930, '31 en '32 heeft de landbouw zware verliezen geleden. In 1933 en '34 is voor den akkerbouw verlichting geko men. Maar de achterstand kan nog niet worden ingehaald. Spr. wijst op de groote tegenstelling tusschen de loonen in land- en tuinbouw en die in de beschutte bedrijven en in Overheidsdienst. Verder somt Spr. enkele grieven op tegen de sociale verzekering en wijst hij op de belastingverhooging door de instelling van het werkloosheids- subsidiefonds en op de hypotheekrenten die nog steeds niet verlaagd zijn. Tegenover het offensief aan de over zijde moet staan één aaneengesloten boe renstand. We moeten krijgen een loonend boerenbedrijf over de geheele linie. Gewaarschuwd moet worden tegen ver deeldheid in eigen kring (tuinbouw en veehouderij tegen akkerbouw). Het huidige steunsysteem is niet vol doende. Wij komen er nooit mee uit den put. We moeten hooge graanrechten krijL gen, die voldoende steun aan land- en tuinbouw en veeteelt bieden. Daardoor komt een eind aan de 'omslachtige regee- ringsmaatregelen van nu. We leven in een structureele crisis en moeten zooveel mogelijk in eigen behoeften voorzien. Daarom is noodig: meer akkerbouw en minder veehouderij en tuinbouw. De ak kerbouw moet loonend gemaakt door hef fing aan de grens. Naar Ir Louwes meent, zal tegen dit systeen wel krachtig verzet rijzen in het parlement en in handel en industrie. Spr wekt daarom den landbouw en in het bij zonder de Zi.L.M. op, voor dit systeem krachtig den strijd aan te binden. Na een slotwoord van den voorzitter, waarin deze zijn sympathie uitsprak met het betoog van den heer Welleman, werd de vergadering te kwart voor zes gesloten. De Sinterklaas-surprice. De snot-bacil of bacillus haemoglobinophilus roryza fiallinarum. Op het oogenblik wordt er weer veel last en schade ondervonden van de z.g. snot onder de kippen, een ziekte die haast iedere pluimveehouder kent, net als we allen weten wat een flinke ver koudheid is, maar waar we bij ons zelf ook maar zelden precies van kunnen zeggen hoe we er aan gekomen zijn. We zeggen: „we hebben kou gevat", wat niets anders beteekent dan dat we het niet weten. En zoo is het voor een groot deel ook met de kippen, als oorzaak van snot geven we kou vatten op maar verder we ten we er niet veel van. Zeker is wel, dat bij vochtig, koud weer meer snot op treedt dan bij mooi, zacht weer en dat een der beste middelen om de ziekte bin nen niet al te schadelijke grenzen te houden is, de dieren een goed geventi leerd, niet tochtig, droog hok te geven en ze goed te voeren. Kippen die goed ge- voord warden kunnen een stootje ver dragen. Kijk dus om te beginnen het hok eens goed na. Ia de dakbedekking nog goed, lekt het dak niet door? Daarna gaan we binnen in het hok staan en onderzoe ken nauwkeurig of niet hier en daar dag licht door de wanden schemert door sple ten, naden of gaten in het hout. Deze moeten in elk geval zorgvuldig dicht ge maakt worden. Vergeet ook niet zoo noodig ruiten te herstellen, kleine gaten in ruiten waar hoeken afgesprongen zijn kunnen soms gemeen tochten. Let ook op of de deuren en ramen goed sluiten. Het gebeurt vaak dat bij een nieuw hok alles past, doch dat al heel gauw de deuren op de eene plaats klemmen en op de andere reten overblijven. Zet de scharnieren goed in het vet opdat er niet met kracht en geweld aan gerukt moet worden om het open of dicht te krijgen. Allemaal klei nigheden, maar die toch allen van belang zijn. Kijk ook de drinkemmers en de voerbakken nog eens na, zorg dat ze op een verhooging staan van ongeveer 50 c.M,. zoodat er niet allerlei vuil in ge krabd kan worden door de kippen. Over het voer heb ik gesproken, geef steeds goed voer en zorg dat daar nu in den winter 1 a 2 pet. levertraan in zit. Als men geen groenvoer ter beschikking heeft geef dan 2 pet. traan, is er voldoende gToenvoer dan kunnen we geld sparen en is 1 pet. voldoende. En nu de ziekte zelf. Het begint met tranende oogen, dikke oogleden, zwel lingen onder de oogen of natte neus gaten, waar al heel gauw allerlei stof aan vastkleeft. Soms hebben de kippen weinig last van deze verkoudheid, soms zijn ze er leelijk ziek van en zitten geheel suf in elkaar. Ze vegen zioh het vuil van de oogen en den neus voortdurend af aan de veeren van den hals en witte kippen zien er dan ook heel gauw zeer onoog lijk uit. Bij sterke kippen loopt het met zoo'n lichte snot gauw weer normaal, maar heel vaak verergert de kwaal zien- deroogen, zitten de kippen met dikke op gezwollen oogen in een hoekje en eten of drinken niet meer. Ze vallen af als sneeuw voor de zon en van leggen is geen kwestie meer. De snot wordt op die ma nier een reuzenstrop. Tenslotte gaat de ziekte vaak over in longontsteking en kan de sterfte zeer hoog worden. Heel veel ziet men de snot beginnen bij verzwakte exemplaren en dit jaar valt het mij op, dat er zooveel van dat soort achterblij vers zijn, mager en bleek, die lijden aan chronische coccidiosis. Ook kippen met wormen zijn gevoeliger voor snot, over het algemeen dus verzwakte dieren. Denk er om dat snot geen diphtherie is en dat de inenting tegen diphtherie niet tegen snot helpt. Wel gaan beide ziekten vaak samen en is dan de sterfte zeer hoog. Wie op tijd tegen de diphtherie heeft la ten enten behoeft niet zoo lang meer te zijn voor groote schade door snot. Maar wat zullen we er nu aan doen? Ik geef gaarne inplaats van droog voer bij snot rul aangemaakt voer, desnoods rul aangemaakt met wat ondermelk. De kippen lusten dat gTaag en ze hebben dan geen last meer van het stof. Vooral omdat ze graag rul voor lusten is dit van belang want de kunst is om de dieren op kracht te houden. Het drinkwater kan ontsmet worden met 1 op 5000 superol of chinosol of 1 op 1000 sulfoliquid. Als men niet te veel kippen heeft en men wil de ziekste exem plaren behandelen dan kan men ze kop- baden geven van lauwe oplossingen van 1 op 1000 superol of chinosol of 1 op 100 sulfoliquid. Men moet daarbij onder water de neus en holten van den kop goed uit drukken, zoodat als men de vingers weg neemt, de ontsmettende vloeistof in deze holten dringt. Er wordt ook wel eens ka- liumpermanganaat aangewezen, doch de kosten en moeiten daarvan kunt U zich gerust sparen. Dat wordt tegenwoordig alleen maar aangeraden door menschen die een paar jaar ten achter zijn met het napraten van artikelen, want wie begrijpt wat de werking is van kaliumpermanga- naat begrijpt meteen dat daarmede in een kippenhok niet veel heil te verwach ten is. Nu tenslotte iets over de oorzaak. In den beginne heb ik U gezegd, dat we daar niet veel van weten en toch zullen enkelen vragen: maar is er dan geen ba cil gevonden een paar jaar terug, die de oorzaak van de snot zou zijn? Ja, daar is wel wat van aan en over die snotbacil len zou ik een heele groote boom kunnen opzetten. Deze snotbacil is het eerst ont dekt enkele jaren geleden door Prof. de Blieck in Utrecht en is in den laatsten tijd in allerlei laboratoria gevonden. Het is een bacil die veel overeenkomt met de influenzabacil van den mensch en even als deze de eigenschap heeft alleen goed te groeien op kunstmatige voedingsbo dems waarin bloedkleurstof aanwezig is Straks zal ik U den naam noemen, nu nog niet, dan schrikt U te hard. Nu zijn zulke voedingsbodems ondoor zichtig en hebben de kleur van chocolade. Brengt men uit zoo'n voedingsbodem het neusslijm van een zieke kip, dan groeien daarui massa's verschillende soorten van bacillen en het is niet gemakkelijk daaruit de snotbacil apart te halen in reincultuur. Maar met allerlei kunstmiddelen zooals we die bij1 de bacteriologie gebruiken ge lukt het tenslotte toch wel om de bacillen in reincultuur te krijgen. Daarmede is men er echter nog lang niet, want het lukt niet gemakkelijk om met deze rein culturen van snotbacillen bij kippen snot te veroorzaken. Neem ik van een zieke kip wat slijm uit den neus en smeer ik dat in de luchtpijp van een gezonde kip of in den neus, dan krijgt zoo'n kip meest al met een dag of vijf snot, maar doe ik dat met de reinculturen van de snotba cillen dan lukt dat lang niet zoo goed en dan krijgen we ook niet zoo'n zware vorm van snot. Bij kuikens gaat het he ter, die zijn veel gevoeliger. Feitelijk zijn wij er dus nog niet met de snot, we ken nen nog niet alle factoren welke te samen werken om een kip flinke snot te bezor gen. Voor zoover we nu zijn kunnen we zeggen: de influenza-achtige snotbacil van de kippen veroorzaakt in reincultuur niet altijd typische snot. Blijkbaar moet de kip door een of andere omstandigheid (kouvatten, darmparasieten, minder goed voer) vatbaar zijn voor de besmetting, anders slaat deze niet aan. Tenslotte nu als Sinterklaas-surprise de naam van de snot-bacil. Deze heet officieel Bacillus haemoglobibophulus coryza gallinarum, een naam om buiten adem van te komen en toch erg eenvou dig. Haemoglobine is bloedkleurstof en philos is vriend, coryza ia de latijnsche naam voor snot, en gallus 2e naamval meervoud gallinarum is kip, dus we krij gen :de snot-bacil der kippen en die een vriend is van de kleurstof. De weten schap is toch wel aardig om iets zoo een voudigs met zoo'n vreeselijk geleerd woord te zeggen. Dt B. J. G. TE HENNEPE. (Nadruk verboden.) Vragen, deze rubriek betreffende, kun nen door onze abonné's worden gezonden aan Dr te Hennepe, Diergaardesingel 96a te Rotterdam. Postzegel voor antwoord insluiten en blad vermelden. UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN door A. M. WESSELS. Antonlu» Walaeu». Het geslacht van De Waele was een der oudste en meest aanzienlijke van ge heel Vlaanderen en leverde meerdere per sonen op, die in staat of kerk een be langrijke rol hebben gespeeld. Tot dezen behoort ook Antonius Wa laeus, de zoon van Jacobus de Waele en van Margaretha Wagenaers. Opgevoed ln de zuivere Gereformeerde leer, in Gent, Middelburg en Leiden wetenschappelijk gevormd, was hij door God den Heere bestemd, om een der uitnemendste man nen van zijn tijd te worden. Evenals vele anderen, moest ook hij, ter voorbereiding daartoe, een bangen tijd doorworstelen. Ter wille van de benarde tijdsomstandigheden hadden zijn ouders het geraden geacht, bijtijds uit Gent te ontvluchten, om niet in de handen van Parma te vallen. Terwijl zijn Moeder in Middelburg woon de, zwierf zijn Vader op zee en rivier, om Zeeland te beschermen tegen de aan vallen des vijands. Anton zag zich dien tengevolge in Middelburg den bescheiden werkkring van notarisklerk aangewezen. Maar hij wist ook in het kleine getrouw te zijn. En zoo kwam het, dat hij na ver loop van weinig tijd, toen de begeerte bij hem levendig werd om predikant te worden, gereedelijk de noodige hulp kon vinden en spoedig al zijn tijd aan de studie kon besteden. Op 22-jarigen leeftijd vertrok hij naar Leiden, waar hij na eenigen tijd de huis genoot werd van niemand minder dan den beroemden Hoogleeraar Franciscus Gomarus. Na voltooiing zijner studiën bezocht hij de voornaamste academiesteden in het buitenland, waardoor hem onder meer in Genève, het voorrecht ten deel viel den beroemden Theoldorus Beza te beluis teren. Nauwelijks in het vaderland terugge keerd, ving hij aan te prediken, en dat wel op zulk een wijze, dat hij aanstonds in Leiden werd beroepen. En dat zeide, vooral toen, niet weinigl Hoeveel er was, dat hem tot dezen dienst aantrok, toch bedankte hij voor deze roeping, omdat hij de verantwoordelijkheid voor zulk een gemeente niet aandurfde. Zeer zeker pleit dit voor zijn bescheidenheid en niet min der voor zijn ernst. Hij vertrok naar Middelburg, om er te „proponeeren". In die dagen bestond n.l. de gewoonte, dat als een student zijn studie aan de academie had voltooid, hij naar een of andere plaats trok, meestal de stad, op welker kosten hij studeerde, of waar hij geboren was, daar af en toe een predikbeurt vervulde, de kerkeraads- vergaderingen bijwoonde, enz., en zoo practisch werd gevormd. Zoo „proponeerde" ook Walaeus in Middelburg, en dat met zoodanig gevolg, dat hij reeds in 1602, het jaar zijner komst naar Zeeland, door Koudekerke tot drie maal toe als herder en leeraar werd be geerd. Deze roeping nam hij aan. Al spoe dig was Walaeus overal bekend en reeds in 1604 riep Middelburg zelf om zijn dienst, waar hij op 6 Maart 1605 als dienaar des Woords werd bevestigd. De geschiedenis verhaalt ons, dat zijn arbeid zeer gezegend was. Soms grenzen de mededeelingen hieromtrent aan het ongelooflijke. Een enkel voorbeeld moge dit bevestigen. Eiken Zondagavond om 5 uur hield hij in de Nieuwe Kerk catechisatie, en het onderwijs, daar door hem gegeven, was van dien aard, dat sommige zijner leer lingen in kennis niet behoefden onder te doen voor de candidaten in de Theolo gie en zelfs eenigen uit hen als gods dienstleeraar naar Oost-Indië vertrokken. Zeer zeker schuilt er in deze mededeeling overdrijving. Wij zijn zoo vrij de mee ning te opperen, dat, als het waar is, deze resultaten mee te danken zijn ge weest aan den arbeid van zijn collega's, inzonderheid Herman Faukelius. In zijn huisbezoek volgde Walaeus den regel door Calvijn aangegeven voor de kerk van Genève. De stad werd in wijken verdeeld naar het getal der predikanten en alzoo zorg gedragen, dat alle inwoners werden opgezocht en onderwezen. Met allen ernst werden de ondeugden bij alle klassen des volks bestreden. Des Zondags waren alle winkels gesloten en liet men van allen arbeid af. Kortom, er was metterdaad een hervorming waar te nemen, die niet staan bleef bij de opper vlakte, of enkel het hart en desnoods het hoofd erbij reformeerde, maar integen deel doordrong in het leven. Niet onaardig is het verhaal van zeke ren Beekmans, die aanmerking had ge maakt op de Middelburgsche predikanten, inzonderheid op Walaeus, met betrekking tot de toediening van den doop aan alle kinderen, die „gepresenteerd wierden". Door zijn heftig optreden had hij zich een aanhang verworven, die met de ge meente wilde breken. Walaeus wist echter te bewerken, dat Beekmans en nog een der ontevredenen tot ouderling werden gekozen. Zij namen vereerd met hun verkiezing de roe ping aan en de twist was ineens uit en de eenheid bleef gehandhaafd. In 1619 maakte Walaeus deel uit van de beroemde Dordtsche Synode. Een be noeming tot Hofprediker van den Prins sloeg hij af, evenals een benoeming tot hoogleeraar aan de academie te Sedan. Toen hij echter tot hoogleeraar aan de Leidsche Universiteit benoemd werd, aan vaardde hij dit ambt gaarne en nam van Middelburg en Zeeland afscheid. Tal van geschriften verschenen van zijn hand. In 1639 overleed hij, en werd in de St.- Pieterskerk te Leiden begraven.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 6