Land- en Tuinbouw
kosten zijn wel hoog, maar vallen pro-
contsgewija wel mee, als men let op da
enorme bedragen, waarom het hier gaat.
De heer F. J. J. Dekker deelt mede,
dat de koeten van alle orieia-regellngen
bedragen 2Vi pet. van de totale bedra
gen, die er mee gemoeid zijn, terwijl de
koeten van den belastingdienst 5 pot. van
de bedragen beloopen, die er mee ge
moeid zijn.
De tuinbouw.
De heer Ir A. W. v. d. P1 a s 8 o h e,
rijkstuinbouwoonsulent, wees er op, dat
de prijsdaling voor de tuinbouw-produo-
ten later is gekomen dan op landbouwge
bied.
Zelfs scheen het een oogenblik alsof de
tuinbouw in staat zou zijn om speciaal
voor het kleinlandbouwbedrijf de oplos
sing van de moeilijkheden te brengen
door de bedrijven om te zetten in de rich
ting van meerdere verbouw van tuin-
bouwgewassen. In die jaren heeft dan
ook een sterke verschuiving van de teelt
plaatsgevonden.
Ook voor den tuinbouw is de prijsval
echter gekomen, speciaal voor de export
gewassen.
Maar ook de teelt voor het binnenland
is ongunstiger geworden.
De achteruitgaande koopkracht leidt
immers tot minder gebruik, ter-
Wijl voor de primeurs, dus de
zeer vroege en late en de producten van
bijzondere kwaliteit geen topprijzen meer
warden betaald.
Zoo is de toestand ontstaan dat een
groot gedeelte van de tuinbouwgewassen
de zeer laag gestelde minimumprijzen
niet meer opbrengt en de proucten z.g.n.
doordraaien.
Dit alles was oorzaak dat de opbrengst
aan de veilingen die in de goede jaren
was gestegen tot meer dan f 100 millioen,
in 1933 reeds was gedaald tot 56.439.000
gulden.
Ook Zuid-Beveland deelt in deze moei
lijkheden en wel speciaal de telera van
klein fruit en groenten.
Het ergst is getroffen de kruisbessen-
teelt, waarvan de prijs reeds in 1930
daalde tot afleveringskosten. In 1934
moest zelfs 40 pet. van den oogst worden
vernietigd. Voor de telers van roode bes
sen zijn de resultaten echter ook zeer
slecht.
Zijl die uitgestrekte boomgaarden in
opbrengst hebben kunnen zich bij deze
nieuwe toestand aanpassen door het op
ruimen van de onderbeplanting, ook al
gaat dit ten koste van de arbeidsgelegen
heid van hun personeel.
Uiterst moeilijk is echter de toestand
voor het kleinbedrijf.
Toen in 1932 de nood zoo hoog geste
gen was dat directe financieele hulp noo
dig was: is een bedrag van f 5 millioen
rechtstreeks uit de schatkist beschikbaar
gesteld, om door middel van een toeslag
per K.G. geteeld product de gemaakte
prijs te verhoogen.
Een productie of z.g.n. richtprijs werd
vastgesteld voor ieder der producten. Ge
tracht werd het tekort zoo hoog en billijk
mogelijk te vergoeden. Over de oogst '32
bleek dit mogelijk voor 40 pet. Over de
oogst 1933 bleek dit mogelijk voor 50 pet.,
doordat ook de opbrengst van de heffing
op uit het buitenland ingevoerde vruchten
werd beschikbaar gesteld en f 1.5 millioen
voorschot werd genomen op het bedrag
voor 1934.
Ook voor de oogst 1934 is weer f 5 mil
lioen beschikbaar gesteld, later verhoogd
tot f 8 millioen en men hoopt weer 50 pet.
van het berekende tekort te kunnen ver
goeden.
Niemand kan ontkennen dat deze steun
te laag is vooral wanneer ze wordt ver
geleken met de steun aan de landbouw
gewassen.
Men mag echter niet vergeten, dat deze
steun niet kan verleend worden door hef
fingen op de producten die nog gebruikt
worden, doch rechtstreeks uit 's lands
schatkist moet komen.
De invoer uit het buitenland wordt be
last, doch de opbrengst hiervan valt tegen
omdat bij zwaardere belasting de invoer
daalt.
Behalve deze steunregeling is een mi
nimumprijsregeling in het leven geroepen
teneinde nog verdere prijsdaling tegen te
gaan en niet tegen eiken prijs af te le
veren.
Deze prijzen zijn echter zoo laag, dat
ze nog van weinig beteekenis zijn ge
weest voor het weer loonend maken van
het bedrijf.
Van verschillende zijden is reeds voor
gesteld deze prijlzen te verhoogen tot een
behoorlijke productieprijs.
De vele moeilijkheden mag men echter
niet onderschatten.
Men stelt gemakkelijker een prijs vast
voor tarwe, gerst en melk, dan voor
groenten en fruit met al hun variaties in
kwaliteit en tijd van rijkheid.
Prijsherstel wordt door de Regeering
verwacht door een beperking van de teelt.
Ook hier zijd, echter groote bezwaren
aan verbonden. De tuinder moet zijln op
pervlakte mogen benutten wil er eenige
bestaansmogelijkheid zijn.
Bovendien, verkleint men de opper
vlakte, dan gaat hij op het overblijvende
nog intensiever werken en de productie
blijft dezelfde.
Om deze laatste reden is het dan ook
gevaarlijk het grootbedrijf sterk te gaan
beperken, ook al is dit oogenschijnlijk
billijk.
Er schuilt een groot gevaar in om op
zuiver theoretische gronden maar aan
het inkrimpen en ingrijpen te gaan, want
niemand weet, wat er in 1935 noodig zal
zijn en wat er zal groeien.
Ook vraagt het tuinbouwbedrijf, wil het
zich kunnen aanpassen, een groote mate
van bedrijfsvrijiheid en kan er daarom
niet veel gereglementeerd worden.
En toch zal er ieta moeten gebeuren.
Wat, ie moeilijk aan te geven. Men zal
daarom het vertrouwen in de toekomst
niet mogen verliezen. Het valt ook wel
eena mee.
Vorig jaar scheen de vroege aardappel
teelt hopeloos, dooh het droge jaar 1934
heeft de resultaten toch nog gunstig doen
zijn voor kool- en aardappelteelt.
In het komende jaar zal steunverle
ning en Hegeeringsbemoeiing niet uit
kunnen blijven en om die reden is het
voor den tuinbouwer van het grootste
belang de organisatie waartoe hij behoort
te steunen en zijn belangen op de julBte
wijze te doen bepleiten.
Het organisatieleven is op tuinbouw
gebied sterk versnipperd. Zoo goed men
echter op landbouwgebied elkaar heeft
weten te vinden en den Minister eens
luidende adviezen heeft weten te geven,
zoo goed is dit ook op tuinbouwgebied
mogelijk.
Bespreking.
Bij de bespreking oefende de heer de
Graaf te Biezelinge critiek op uit
latingen van den regeeringscommissaris
voor den tuinbouw in de te Kruiningen
gehouden alg. vergadering van de Z. L.
M., volgens welke de verhooging der in
voerrechten uit den booze was en dat wiji
nog opvoeding van het buitenland noo
dig hadden. Ook is het gebeurd, dat fok
stieren werden verruild voor fruit.
Spr. zegt, dat de tuinbouw het stiefkind
van den landbouw is. De tuinbouwbelan-
gen zijn niet veilig bij de Z. L. M. De
tuinbouw wordt de dupe van de geheele
historie. Waarom krijgt de landbouw 100
pet. voor zijtn producten en de tuinbouw
maar 50 pet.?
De voorz. kwam er tegen op, dat de
Z. L. M. verantwoordelijk wordt gesteld
voor uitlatingen van den tuinbouw-regee-
ringscommissaris in haar alg. vergade
ring.
Dhr v, d. Plassche antwoordt, dat
het niet de schuld is van Z. L. M. en re
geeringscommissaris, dat de tuinbouw
maar 50 pet. vergoed krijgt, maar van
's lands schatkist. Steeds wordt er ook
door de Z.L.'M. op aangedrongen, dat
Nederland Nederlandsoh fruit eet.
Spr. deelt mede, dat de heffing op ap
pelen en peren nog niet geleid heeft tot
een sterke vermindering van den invoer.
Met de pruimen, waar de heffing hooger
was, was dit wel het geval. Hier liggen
voor onze fruittelers nog wijde perspec
tieven, ook als men denkt aan de groote
hoeveelheden sinaasappelen en bananen,
die worden ingevoerd. De moeilijkheden
zijn vooral groot voor de kleinfruitteelt.
We moeten daarvan redden, wat er van te
redden valt. Omzetten van kleinfruitbe-
drijven in boomgaarden brengt de oplos-
sing niet. Spr. is voor een toeslag per
K.G. voor klein fruit.
Dhr de Graaf vergelijkt de lage prijW
zen die de tuinders op de veilingen krij
gen en de hooge fruitprijzen, die men in
de steden moet betalen. De regeering wil
wel, maar de Kamerleden willen niet. Wij
vragen daden en geen woorden. Belan-
genpolitiek hebben we noodig. Als de re
geering niet oppast gaan we naar den
kelder.
De voorz. wijst iop het groote ver
schil in de loonen tusschen stad en plat
teland. Bij het 60-millioenfonds zal het
loon 50 cent zijn, terwijl het in den land
bouw de helft lager is. 't Loonpeil in de
steden moet omlaag en dat op het plat
teland omhoog.
Dhr Bom te Kapelle doet een beroep
op de Z. L. M. om den tuinbouw te steu
nen. De tuinbouw staat aan den rand van
den afgrond. De armoede wordt steeds
grooter.
Bessenstruiken worden in massa ge
rooid en de werkloosheid wordt steeds
grooter. Spr. dringt er op aan den tuin
bouw niet te veel te beperken.
Dhr de Waard maakt aanmerking
op de fruitprijzen, die dhr v. d. Plassche
in de Tuinderij heeft genoemd.
Dhr deKoeyer wil op tuinbouwpro
ducten ook een heffing leggen ten bate
van de consumenten. Spr. betreurt het,
dat we nog steeds niets weten van de re
geling voor 1935.
Dhr v. d. Plassche antwoordt, dat
de belangen van den Zeeuwschen tuin
bouw in Den Haag steeds zijn bepleit. De
organisaties treft geen verwijlt.
De prijzen, door Spr. in de Tuinderij
genoemd, waren bedoeld voor de vakmen-
schen. Het had niet sprekers instem
ming. als de groote bladen ze overnamen.
De heffing op tuinbouwproducten is
steeds afgestuit op de practische onuit
voerbaarheid (het groot aantal variaties
in de gewassen). Ook zou het verplicht
veilen in zijn allerstrengsten vorm noo
dig zijn. Hierbij merkt Spr. iop, dat voor
1935 getracht zal worden het verplicht
veilen in toepassing te brengen.
Dhr P. v. 'tWesteinde vraagt, of
het juist is, dat de verkoop van druiven
in de kassen langs de wegen verboden
zal worden.
Dhr v. d. Plassche anwoordt, dat
hem daarvan niets bekend is. Spr. zou
zulk een verbod ook zeer betreuren. We
moeten het ons goed realiseeren, dat we
in ons land 40.000 H.A. boomgaarden
hebben, die bij goede verzorging 400
millioen K.G. kunnen produceeren. We
moeten alles in 'twerk stellen, om dezen
fruitoogst geplaatst te krijgen.
Dhr de Jager te Kapelle keurt het
af, dat kruis- en roode bessen éénzelfden
minimumprijs hadden.
Ook dhr v. d. Plassche vindt dit
niet goed, maar het gevaar dreigde, dat
bij verandering de prijs van de kruisbes
sen zou worden verlaagd.
In antwoord 'Oip een andere vraag zegt
dhr v. d. PI a c h nog, het te betreu
ren, dat oip fruit de omzetbelasting is toe
gepast.
De voorz. zegt toe, dat het Dag. Be
stuur der Z. L, M. de tuinbouwbelangen
in zijln e.v. vergadering opnieuw onder
de oogen zal zien.
Varkens, rundvee en zuivel.
Hierna hield de heer P. J. J. D e k k e r
te Wemeldinge een inleiding over
de maatregelen voor varkens, rundvee en
zuivel. Hiervan gaven wij in ons nr. van
Woensdag reeds verslag.
Bij de bespreking wees de heer J a o.
Welleman er op, dat bij een tournóe
van den regeeringscommissaris Ir Lou-
wes in het Noorden gebleken is, dat de
boeren niet tevreden waren over den re-
geeringssteun. Ir. Louwes antwoordde,
dat het er niet om ging, hoe, maar dat
de landbouw gesteund wordt. Spr wees op
de actie, die van vele zijden wordt ge
voerd tegen den landbouwsteun. Voortdu
rend dreigt het gevaar van vermindering.
Daartegen baat maar één verweermiddel:
een krachtige, aaneengesloten boeren
stand.
In 1930, '31 en '32 heeft de landbouw
zware verliezen geleden. In 1933 en '34
is voor den akkerbouw verlichting geko
men. Maar de achterstand kan nog niet
worden ingehaald.
Spr. wijst op de groote tegenstelling
tusschen de loonen in land- en tuinbouw
en die in de beschutte bedrijven en in
Overheidsdienst. Verder somt Spr. enkele
grieven op tegen de sociale verzekering
en wijst hij op de belastingverhooging
door de instelling van het werkloosheids-
subsidiefonds en op de hypotheekrenten
die nog steeds niet verlaagd zijn.
Tegenover het offensief aan de over
zijde moet staan één aaneengesloten boe
renstand. We moeten krijgen een loonend
boerenbedrijf over de geheele linie.
Gewaarschuwd moet worden tegen ver
deeldheid in eigen kring (tuinbouw en
veehouderij tegen akkerbouw).
Het huidige steunsysteem is niet vol
doende. Wij komen er nooit mee uit den
put. We moeten hooge graanrechten krijL
gen, die voldoende steun aan land- en
tuinbouw en veeteelt bieden. Daardoor
komt een eind aan de 'omslachtige regee-
ringsmaatregelen van nu. We leven in
een structureele crisis en moeten zooveel
mogelijk in eigen behoeften voorzien.
Daarom is noodig: meer akkerbouw en
minder veehouderij en tuinbouw. De ak
kerbouw moet loonend gemaakt door hef
fing aan de grens.
Naar Ir Louwes meent, zal tegen dit
systeen wel krachtig verzet rijzen in het
parlement en in handel en industrie. Spr
wekt daarom den landbouw en in het bij
zonder de Zi.L.M. op, voor dit systeem
krachtig den strijd aan te binden.
Na een slotwoord van den voorzitter,
waarin deze zijn sympathie uitsprak met
het betoog van den heer Welleman, werd
de vergadering te kwart voor zes gesloten.
De Sinterklaas-surprice. De snot-bacil of
bacillus haemoglobinophilus roryza
fiallinarum.
Op het oogenblik wordt er weer veel
last en schade ondervonden van de z.g.
snot onder de kippen, een ziekte die
haast iedere pluimveehouder kent, net
als we allen weten wat een flinke ver
koudheid is, maar waar we bij ons zelf
ook maar zelden precies van kunnen
zeggen hoe we er aan gekomen zijn. We
zeggen: „we hebben kou gevat", wat niets
anders beteekent dan dat we het niet
weten. En zoo is het voor een groot deel
ook met de kippen, als oorzaak van snot
geven we kou vatten op maar verder we
ten we er niet veel van. Zeker is wel, dat
bij vochtig, koud weer meer snot op
treedt dan bij mooi, zacht weer en dat
een der beste middelen om de ziekte bin
nen niet al te schadelijke grenzen te
houden is, de dieren een goed geventi
leerd, niet tochtig, droog hok te geven en
ze goed te voeren. Kippen die goed ge-
voord warden kunnen een stootje ver
dragen.
Kijk dus om te beginnen het hok eens
goed na. Ia de dakbedekking nog goed,
lekt het dak niet door? Daarna gaan
we binnen in het hok staan en onderzoe
ken nauwkeurig of niet hier en daar dag
licht door de wanden schemert door sple
ten, naden of gaten in het hout. Deze
moeten in elk geval zorgvuldig dicht ge
maakt worden. Vergeet ook niet zoo
noodig ruiten te herstellen, kleine gaten
in ruiten waar hoeken afgesprongen zijn
kunnen soms gemeen tochten. Let ook op
of de deuren en ramen goed sluiten. Het
gebeurt vaak dat bij een nieuw hok alles
past, doch dat al heel gauw de deuren op
de eene plaats klemmen en op de andere
reten overblijven. Zet de scharnieren goed
in het vet opdat er niet met kracht en
geweld aan gerukt moet worden om het
open of dicht te krijgen. Allemaal klei
nigheden, maar die toch allen van belang
zijn. Kijk ook de drinkemmers en de
voerbakken nog eens na, zorg dat ze op
een verhooging staan van ongeveer 50
c.M,. zoodat er niet allerlei vuil in ge
krabd kan worden door de kippen.
Over het voer heb ik gesproken, geef
steeds goed voer en zorg dat daar nu in
den winter 1 a 2 pet. levertraan in zit. Als
men geen groenvoer ter beschikking heeft
geef dan 2 pet. traan, is er voldoende
gToenvoer dan kunnen we geld sparen en
is 1 pet. voldoende.
En nu de ziekte zelf. Het begint met
tranende oogen, dikke oogleden, zwel
lingen onder de oogen of natte neus
gaten, waar al heel gauw allerlei stof
aan vastkleeft. Soms hebben de kippen
weinig last van deze verkoudheid, soms
zijn ze er leelijk ziek van en zitten geheel
suf in elkaar. Ze vegen zioh het vuil van
de oogen en den neus voortdurend af aan
de veeren van den hals en witte kippen
zien er dan ook heel gauw zeer onoog
lijk uit. Bij sterke kippen loopt het met
zoo'n lichte snot gauw weer normaal,
maar heel vaak verergert de kwaal zien-
deroogen, zitten de kippen met dikke op
gezwollen oogen in een hoekje en eten of
drinken niet meer. Ze vallen af als
sneeuw voor de zon en van leggen is geen
kwestie meer. De snot wordt op die ma
nier een reuzenstrop. Tenslotte gaat de
ziekte vaak over in longontsteking en kan
de sterfte zeer hoog worden. Heel veel
ziet men de snot beginnen bij verzwakte
exemplaren en dit jaar valt het mij op,
dat er zooveel van dat soort achterblij
vers zijn, mager en bleek, die lijden aan
chronische coccidiosis. Ook kippen met
wormen zijn gevoeliger voor snot, over
het algemeen dus verzwakte dieren. Denk
er om dat snot geen diphtherie is en dat
de inenting tegen diphtherie niet tegen
snot helpt. Wel gaan beide ziekten vaak
samen en is dan de sterfte zeer hoog.
Wie op tijd tegen de diphtherie heeft la
ten enten behoeft niet zoo lang meer te
zijn voor groote schade door snot.
Maar wat zullen we er nu aan doen?
Ik geef gaarne inplaats van droog voer
bij snot rul aangemaakt voer, desnoods
rul aangemaakt met wat ondermelk. De
kippen lusten dat gTaag en ze hebben
dan geen last meer van het stof. Vooral
omdat ze graag rul voor lusten is dit van
belang want de kunst is om de dieren
op kracht te houden.
Het drinkwater kan ontsmet worden
met 1 op 5000 superol of chinosol of 1
op 1000 sulfoliquid. Als men niet te veel
kippen heeft en men wil de ziekste exem
plaren behandelen dan kan men ze kop-
baden geven van lauwe oplossingen van
1 op 1000 superol of chinosol of 1 op 100
sulfoliquid. Men moet daarbij onder water
de neus en holten van den kop goed uit
drukken, zoodat als men de vingers weg
neemt, de ontsmettende vloeistof in deze
holten dringt. Er wordt ook wel eens ka-
liumpermanganaat aangewezen, doch de
kosten en moeiten daarvan kunt U zich
gerust sparen. Dat wordt tegenwoordig
alleen maar aangeraden door menschen
die een paar jaar ten achter zijn met het
napraten van artikelen, want wie begrijpt
wat de werking is van kaliumpermanga-
naat begrijpt meteen dat daarmede in
een kippenhok niet veel heil te verwach
ten is.
Nu tenslotte iets over de oorzaak. In
den beginne heb ik U gezegd, dat we
daar niet veel van weten en toch zullen
enkelen vragen: maar is er dan geen ba
cil gevonden een paar jaar terug, die de
oorzaak van de snot zou zijn? Ja, daar
is wel wat van aan en over die snotbacil
len zou ik een heele groote boom kunnen
opzetten. Deze snotbacil is het eerst ont
dekt enkele jaren geleden door Prof. de
Blieck in Utrecht en is in den laatsten
tijd in allerlei laboratoria gevonden. Het
is een bacil die veel overeenkomt met de
influenzabacil van den mensch en even
als deze de eigenschap heeft alleen goed
te groeien op kunstmatige voedingsbo
dems waarin bloedkleurstof aanwezig is
Straks zal ik U den naam noemen, nu
nog niet, dan schrikt U te hard.
Nu zijn zulke voedingsbodems ondoor
zichtig en hebben de kleur van chocolade.
Brengt men uit zoo'n voedingsbodem het
neusslijm van een zieke kip, dan groeien
daarui massa's verschillende soorten van
bacillen en het is niet gemakkelijk daaruit
de snotbacil apart te halen in reincultuur.
Maar met allerlei kunstmiddelen zooals
we die bij1 de bacteriologie gebruiken ge
lukt het tenslotte toch wel om de bacillen
in reincultuur te krijgen. Daarmede is
men er echter nog lang niet, want het
lukt niet gemakkelijk om met deze rein
culturen van snotbacillen bij kippen snot
te veroorzaken. Neem ik van een zieke
kip wat slijm uit den neus en smeer ik
dat in de luchtpijp van een gezonde kip
of in den neus, dan krijgt zoo'n kip meest
al met een dag of vijf snot, maar doe ik
dat met de reinculturen van de snotba
cillen dan lukt dat lang niet zoo goed
en dan krijgen we ook niet zoo'n zware
vorm van snot. Bij kuikens gaat het he
ter, die zijn veel gevoeliger. Feitelijk zijn
wij er dus nog niet met de snot, we ken
nen nog niet alle factoren welke te samen
werken om een kip flinke snot te bezor
gen. Voor zoover we nu zijn kunnen we
zeggen: de influenza-achtige snotbacil
van de kippen veroorzaakt in reincultuur
niet altijd typische snot. Blijkbaar moet
de kip door een of andere omstandigheid
(kouvatten, darmparasieten, minder goed
voer) vatbaar zijn voor de besmetting,
anders slaat deze niet aan.
Tenslotte nu als Sinterklaas-surprise
de naam van de snot-bacil. Deze heet
officieel Bacillus haemoglobibophulus
coryza gallinarum, een naam om buiten
adem van te komen en toch erg eenvou
dig. Haemoglobine is bloedkleurstof en
philos is vriend, coryza ia de latijnsche
naam voor snot, en gallus 2e naamval
meervoud gallinarum is kip, dus we krij
gen :de snot-bacil der kippen en die een
vriend is van de kleurstof. De weten
schap is toch wel aardig om iets zoo een
voudigs met zoo'n vreeselijk geleerd woord
te zeggen.
Dt B. J. G. TE HENNEPE.
(Nadruk verboden.)
Vragen, deze rubriek betreffende, kun
nen door onze abonné's worden gezonden
aan Dr te Hennepe, Diergaardesingel 96a
te Rotterdam. Postzegel voor antwoord
insluiten en blad vermelden.
UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN
door A. M. WESSELS.
Antonlu» Walaeu».
Het geslacht van De Waele was een
der oudste en meest aanzienlijke van ge
heel Vlaanderen en leverde meerdere per
sonen op, die in staat of kerk een be
langrijke rol hebben gespeeld.
Tot dezen behoort ook Antonius Wa
laeus, de zoon van Jacobus de Waele en
van Margaretha Wagenaers. Opgevoed ln
de zuivere Gereformeerde leer, in Gent,
Middelburg en Leiden wetenschappelijk
gevormd, was hij door God den Heere
bestemd, om een der uitnemendste man
nen van zijn tijd te worden.
Evenals vele anderen, moest ook hij,
ter voorbereiding daartoe, een bangen tijd
doorworstelen. Ter wille van de benarde
tijdsomstandigheden hadden zijn ouders
het geraden geacht, bijtijds uit Gent te
ontvluchten, om niet in de handen van
Parma te vallen.
Terwijl zijn Moeder in Middelburg woon
de, zwierf zijn Vader op zee en rivier, om
Zeeland te beschermen tegen de aan
vallen des vijands. Anton zag zich dien
tengevolge in Middelburg den bescheiden
werkkring van notarisklerk aangewezen.
Maar hij wist ook in het kleine getrouw
te zijn. En zoo kwam het, dat hij na ver
loop van weinig tijd, toen de begeerte
bij hem levendig werd om predikant te
worden, gereedelijk de noodige hulp kon
vinden en spoedig al zijn tijd aan de
studie kon besteden.
Op 22-jarigen leeftijd vertrok hij naar
Leiden, waar hij na eenigen tijd de huis
genoot werd van niemand minder dan
den beroemden Hoogleeraar Franciscus
Gomarus.
Na voltooiing zijner studiën bezocht hij
de voornaamste academiesteden in het
buitenland, waardoor hem onder meer in
Genève, het voorrecht ten deel viel den
beroemden Theoldorus Beza te beluis
teren.
Nauwelijks in het vaderland terugge
keerd, ving hij aan te prediken, en dat
wel op zulk een wijze, dat hij aanstonds
in Leiden werd beroepen. En dat zeide,
vooral toen, niet weinigl Hoeveel er was,
dat hem tot dezen dienst aantrok, toch
bedankte hij voor deze roeping, omdat
hij de verantwoordelijkheid voor zulk een
gemeente niet aandurfde. Zeer zeker pleit
dit voor zijn bescheidenheid en niet min
der voor zijn ernst.
Hij vertrok naar Middelburg, om er
te „proponeeren". In die dagen bestond
n.l. de gewoonte, dat als een student zijn
studie aan de academie had voltooid, hij
naar een of andere plaats trok, meestal
de stad, op welker kosten hij studeerde,
of waar hij geboren was, daar af en toe
een predikbeurt vervulde, de kerkeraads-
vergaderingen bijwoonde, enz., en zoo
practisch werd gevormd.
Zoo „proponeerde" ook Walaeus in
Middelburg, en dat met zoodanig gevolg,
dat hij reeds in 1602, het jaar zijner komst
naar Zeeland, door Koudekerke tot drie
maal toe als herder en leeraar werd be
geerd. Deze roeping nam hij aan. Al spoe
dig was Walaeus overal bekend en reeds
in 1604 riep Middelburg zelf om zijn dienst,
waar hij op 6 Maart 1605 als dienaar
des Woords werd bevestigd.
De geschiedenis verhaalt ons, dat zijn
arbeid zeer gezegend was. Soms grenzen
de mededeelingen hieromtrent aan het
ongelooflijke. Een enkel voorbeeld moge
dit bevestigen.
Eiken Zondagavond om 5 uur hield hij
in de Nieuwe Kerk catechisatie, en het
onderwijs, daar door hem gegeven, was
van dien aard, dat sommige zijner leer
lingen in kennis niet behoefden onder
te doen voor de candidaten in de Theolo
gie en zelfs eenigen uit hen als gods
dienstleeraar naar Oost-Indië vertrokken.
Zeer zeker schuilt er in deze mededeeling
overdrijving. Wij zijn zoo vrij de mee
ning te opperen, dat, als het waar is,
deze resultaten mee te danken zijn ge
weest aan den arbeid van zijn collega's,
inzonderheid Herman Faukelius.
In zijn huisbezoek volgde Walaeus den
regel door Calvijn aangegeven voor de
kerk van Genève. De stad werd in wijken
verdeeld naar het getal der predikanten
en alzoo zorg gedragen, dat alle inwoners
werden opgezocht en onderwezen. Met
allen ernst werden de ondeugden bij alle
klassen des volks bestreden. Des Zondags
waren alle winkels gesloten en liet men
van allen arbeid af. Kortom, er was
metterdaad een hervorming waar te
nemen, die niet staan bleef bij de opper
vlakte, of enkel het hart en desnoods het
hoofd erbij reformeerde, maar integen
deel doordrong in het leven.
Niet onaardig is het verhaal van zeke
ren Beekmans, die aanmerking had ge
maakt op de Middelburgsche predikanten,
inzonderheid op Walaeus, met betrekking
tot de toediening van den doop aan alle
kinderen, die „gepresenteerd wierden".
Door zijn heftig optreden had hij zich
een aanhang verworven, die met de ge
meente wilde breken.
Walaeus wist echter te bewerken, dat
Beekmans en nog een der ontevredenen
tot ouderling werden gekozen. Zij namen
vereerd met hun verkiezing de roe
ping aan en de twist was ineens uit en
de eenheid bleef gehandhaafd.
In 1619 maakte Walaeus deel uit van
de beroemde Dordtsche Synode. Een be
noeming tot Hofprediker van den Prins
sloeg hij af, evenals een benoeming tot
hoogleeraar aan de academie te Sedan.
Toen hij echter tot hoogleeraar aan de
Leidsche Universiteit benoemd werd, aan
vaardde hij dit ambt gaarne en nam
van Middelburg en Zeeland afscheid. Tal
van geschriften verschenen van zijn hand.
In 1639 overleed hij, en werd in de St.-
Pieterskerk te Leiden begraven.