VOORDEEL
B1UE BAND
DE ZEEÜW
TWEEDE BLAD
Uit de Provincie
„Uw Huishoudboekje
kan er slechts
van hebben9
zegt het
BLUE BAND-meisjo
Staten-Generaal.
Miss Durnford en haar
gezelschapsjuffrouw.
Want van hoeveel belang Blue Band ook in de keuken is, hoeveel
het ook bijdraagt tot het welslagen van een maaltijd, op het huishoud
boekje is Blue Band slechts een bescheiden post.
Blue Band combineert kwaliteit met voordeel - tallooze Nederlandsche
huisvrouwen hebben de waarheid hiervan reeds ondervonden.
VERSCH GEKARND
FEUILLETON
Minister Deckers: dan is het een
zaak van cijfers en geen principieele
quaestie.
Wat het vooroefeningsinstituut betreft:
Spr. heeft als Kamerlid en ale minister
uit overtuiging het vooroefeningsinstituut
verdedigd. Maar nauwelijks een tiende
der dienstplichtigen maakt er gebruik
van.
Dat spr. nu om economische redenen
het vooroefeningsinstituut wil opheffen,
beteekent geenszins, dat hij blind zou zijn
voor de voordeden ervan. Spr. is ver
plicht, elke bezuiniging te aanvaarden
van eenige beteekenis, die de weermacht
niet schaadt. Daarom voelt hij zich ver
plicht, van het vooroefeningsinstituut af
scheid te nemen.
Spr. kan het vooroefeningsinstituut el-
ken dag opheffen en heeft daarvoor niet
de medewerking der Kamer noodig. De
dienstplichtwet kent 't wel, maar schrijft
het niet imperatief voor.
Met de corveeërs staat het wat anders.
Spr. kan hen morgen wegzenden, maar
hij zou dan de weermacht schaden en
daarom moet er zijn een compensatie van
oontingentsvergrooting en dienstverlen-
ging. Daarvoor is wetswijziging noodig.
Aan de oorveeërs zal dus niet worden ge
raakt, voordat deze wetswijziging is ver
kregen.
De vermindering van de herhalings
oefeningen met 4 dagen is eigenlijk een
met 2Vs dag, want daaronder vallen de
Zondag en de Zaterdagmiddag.
Een duister punt blijft voor spr., of de
S. D. A. P. nog de nationale, eenzijdige
ontwapening wil, als zij de internationale
ontwapening wil laten voorgaan. De heer
v. Zadelhoff meent, dat wij geen leger be
hoeven te hebben, maar dan zullen in een
conflict andere landen onze taak overne
men en zij zullen ons later zeggen: „Wij
handelen bij u, over u, zonder u", en zul
len ons de rekening aanbieden.
De heer Van Zadelhoff zei, dat zijln
partij zich niet wil schuldig maken aan
moord. Mag men wettige zelfverdediging
van huis en hof moord noemen?
De heeren Albarda, K. ter Laan en
Drop hebben spr. beschuldigd, de ambte
naren te kleineeren. Ze zeggen, dat de
S. D'. A. P. niet heeft getracht, de weer
macht te schaden, maar vroeger heeft de
heer Van Zadelhoff gezegd, dat zijn bewe
ging zou probeeren, door massale dienst
weigering en algemeene staking oorlog
onmogelijk te maken. Men trachtte het
gezag te ondermijnen.
Nu klagen de heeren Albarda en K. ter
Laan over het lectuurverbod, maar de Ar
beiderspers is niet de aangevallene, maar
de aanvalster, tegen wie spr. de weer
macht moet beschermen. In 1930 heeft
spr. „Het Volk" en „Het Haagsche Volk"
gewaarschuwd en tolen 'dit niet hielp,
heeft hij in 1931 de couranten niet meer
tot de cantines toegelaten. Dit was dus
vóór het gebeurde met „De Zeven Prc^
cinciën". Later is een algemeen lectuur
verbod van uitgaven van „De Arbeiders
pers" moeten volgen.
Spr. koestert de hoop, dat de bezwaren,
die de „Arbeiderspers" blijkens 's heeren
Albarda's woorden van het verbod onder
vindt, haar tot een andere houding zal
brengen, maar hij koestert niet veel hoop,
want in „De Strijd" heeft nog weer een
pamflet gestaan, waarover de heer Van
Dijik terecht zijn verontwaardiging heeft
uitgesproken.
Voor Spr. alle verbodsbepalingen in
trekt, ml de S.D.A.P. eerst haar houding
in wcord en geschrift velkomen moeten
wijzigen en zal zij geruimen tijd in die
houding moeten volharden.
Spr. heeft voor die laatste houding
reden. Er is een geschiedenis!
Spr. vestigt voorts de aandacht op het
contact tusschen de marinebonden en Ka
merleden. Hij leest een briéf voor uit het
archief van den thans ontbonden marine-
boind te Soerabaja, waarin het hoofdbe
stuur in Den Helder verklaarde, bepaalde
gevallen met een Kamerlid te hebben be
sproken, dat er nog denzelfden avond in
de Kamer oversprak.
Spr. leest verder voor een sympathie
betuiging, onderteekend: De la Bella en
Woudenberg, met gestrafte marineman
nen. Hij leest nog andere brieven voor
van Den Helder en Soerabaja, waarin
sprake is van besprekingen tusschen den
bond en de heeren Albarda en Drop, wel
ke laatste een interpellatie zou aanvragen.
In den brief van het bondsbestuur in Den
Helder staat: „Morgen gaan wij weer
naar Den Haag om den heer Drop te tn-
strueeren." Spr. citeert voorts een corres
pondentie tusschen den Indischen ma-
rinebond en de N.V.V.-delegatie naar In-
dië. Men schreef aan elkaar „waarde
medestrijders". Spr. moest de marinebe
manning uit deze voor haar doodelijke
omhelzing bevrijden om in staat te zijn,
de weermacht voor haar taak berekend
te maken. (Bijval rechts. De heer Duy-
maer van Twist roept: „Hulde!")
HET ZENDER-VRAAGSTUK
OPGELOST.
Gemengd zenderbedrijf.
Gistermiddag is in het gebouw van het
hoofdbestuur der Posterijen, Telegrafie
en lelefonie onder voorzitterschap van
mr J. A. de Wilde, minister van Binnen-
landsche Zaken, een bijeenkomst gehou
den van de vier groote omroepverenigin
gen in het bijzijn van den directeur-gene
raal der P.T.T. en de commissie voor het
zendervraagstuk.
Het doel van deze samenkomst was, te
onderzoeken, of de voorstellen vervat in
het rapport van de zendercommissie, het
welk eenigen tijd geleden aan den minis
ter van Binnenlandsche Zaken werd aan
geboden, de instemming van de besturen
der vier groote omroepverenigingen heb
ben.
De vertegenwoordigers dezer omroep
verenigingen hadden in de commissie
voor het zendervraagstuk door de onder-
teekening van het. verslag reeds blijk ge
geven zich met die voorstellen te kunnen
vereenigen.
Uit de gevoerde besprekingen is, zooals
trouwens verwacht mocht worden, ko
men vast te staan, dat ook de omroepor
ganisaties de voorgestelde oplossing van
het zendervraagstuk aannemelijk achten.
De hoofdlijnen van het verslag, ten
aanzien waarvan onder de belanghebben
den volledige eenstemmigheid werd be
reikt, zijn in het kort:
Er zal komen een gemengd zenderbe
drijf, waarin Staat en omroepvereeni-
gingen participeeren, doch waarin aan
den Staat overwegende zeggenschap zal
worden toegekend.
Dit gemengd bedrijf, dat in den vorm
van een N.V. tot stand zal komen, zal met
uitsluiting van ieder ander belast zijn met
den aanleg en de exploitatie van de zond
inrichtingen voor den Nederlandschen
radio-omroep.
In deze vennootschap zullen de Staat
en de algemeene omroeporganisaties de
eenige aandeelhouders zijn. Het bestuur
van het zenderbedrijf zal berusten bij een
raad van beheer, waarin vertegenwoordi
gers der algemeene omroeporganisaties
naast vertegenwoordigers van den staat
(P.T.T. en Radioraad) zullen zitting heb
ben. Op belangrijke besluiten van dit be
heersorgaan zal van overheidswege, het
zij in den vorm van een goedkeurings-
recht van den minister, hetzij in den
vorm van een vernietigingsrecht door de
Kroon, toezicht worden uitgeoefend.
Verder zijn nog verschillende bevoegd
heden voorbehouden voor de algemeene
vergadering van aandeelhouders, welke
ten minste eenmaal per jaar gehouden
wordt en waarin de aandeelhouders door
andere personen dan die, welke in den
raad van beheer zitting hebben, zullen
worden vertegenwoordigd.
Kootwijk wordt versterkt.
Gedurende den tijd, welke gemoeid zal
zendapparatuur, zal, voor zoover het de
zijn met den aanleg van de definitieve
uitzendingen van de lange golf betreft,
gebruik gemaakt woirden van den rijks
zender te Kootwijk, welke voor dit doel
aanzienlijk versterkt zal worden; de zen
der te Huizen zal gesloten worden.
Voor zoover betreft de uitzendingen
over de lange golf, onderzoekt de zender-
ocmmissie momenteel nog de verschillen
de mogelijkheden, om ook ten aanzien van
deze uitzendingen den overgangstoestand
te overbruggen.
Goes. Gisteravond vergaderde de A.R.
Kiesvereeniging onder leiding van haar
voorzitter den heer Zuidema.
Uit het door den penningmeester, den
heer Arnold!, uitgebrachte verslag bleek,,
dat het afgeloopen boekjaar sloot met een
voordeelig saldo van ruim f 130. De re
kening werd mede op advies van de daar
voor aangewezen commissie goedgekeurd.
D'e heer W, L. B. J. Dekker hield ver
volgens een referaat over de beteekenis
van de Provinciale Staten. Eerst werd
stilgestaan bij het Provinciaal bestuur in
het algemeen, waarbij gehandeld werd
over de inrichting en de bevoegdheden,
de taak van den Commissaris der Konin
gin en Ged. Staten enz. en vervolgens bij
het Provinciaal bestuur in verband met
de beginselen der A.R. partij. Hierbij
kwam o.m. ter sprake het beginsel der
gewestelijke en gemeentelijke autonomie
en het vraagstuk van centralisatie of de
centralisatie. Spr. eindigde zijn met be
langstelling gevolgd betoog met een op
wekking om mee te werken tot de verkie
zing van bekwame en principieel vast
staande mannen, van wie vertrouwd mag
worden, dat zij de A.R. beginselen in het
belang van ons gewest tot toepassing zul
len trachten te brengen.
Aan de bespreking werd door een vijf
tal leden deelgenomen, waardoor de in
leider gelegenheid kreeg verschillende
punten nog nader toe te lichten.
Naar aanleiding van een ingekomen
schrijven van de Centrale Kiesvereeni
ging werden verschillende namen ge
noemd voor de groslijst van candidaten
voor de Staten-verkiezingen.
Loop der bevolking.
Ingekomen: D. H. Bouwmeester, kap
persbediende, van Tiel, Ganzepoortstr. 3;
J. Rejack geb. Verdonk, zonder ber., van
Hoedekenskerde, Westerstr. 2; L. P. v. d.
Gruiter, bankwerker, van Vlissingen,
Blanckstr. 1; C. J. P. Stoetzer, cand. no
taris van Bergen op Zoom, v. d. Boutstr.
6; C. M. de Wijs, leeraar, van Leiden,
Blaauwbeenstr. 3; A. G. Frijters, buffet-
juffr., van Breda, Groote Markt 1; C. E.
de Causmaecker, dienstbode, van Bier
vliet, Nieuwstr. 62; Joh. Burger en echt.,
kantoorbed. van Wemeldinge, Scheldestr.
57; A. P. Jcmgepler en gezin, insp. ver
zekering, van Kloetinge, Scheldestr. 41;
W. Wisse, schilder, van Zaamslag, Lange
Vorststr. 62; C. v. Dalen geb. de Fouw,
zonder ber., van Wolfaartsdijk, Evers-
dijikstr. 4; C. Barendregt en gezin, koop
man van Zierikzee, Korte Vorststr. 31;
A. P. Verplakke, winkeljuffr., van Rotter
dam, Korte Vorststr. 10; R. Belderok, te
lefoniste, van Zierikzee, KI. Kade 35; A.
J. Rams, winkelbed., van Breda, L. Kerk-
str. 6; G. L. Kallemein, dienstbode, van
Wolfaartsdijk, Groote Kade 42; J. A. Ie
Coq, smid van Kloetinge, Matth. Smalleg.
buurt 37; Wed. A. Hendrikse, zonder be
roep, van Middelburg, Scheldestr. 64.
Vertrokken: R. J. Toorenman, geb.
Lansen, naar Frankrijk; J. J. G. van Els-
acker, leerl. verpleegster, naar Bloemen-
daal „Santpoort"; J. A. Rottier, koopman,
naar St. Maartensdijk; G. A. Hajenius en
echtg., zonder beroep, naar Den Haag,
Leeuweriklaan 10; N. v. d. Weele, dienst
bode, naar Nieuwdorp H 47; Sj. J. Naber,
electricien( naar Leiden, Da Costastr. 40;
L. W. Visser, dienstbode, naar 's Heer
Arendskerke, F. 238; A. J. Versprille,
klerk D. B., naar Amsterdam, R. Hart-
str. 74III; F. C. de Wolff, verpleegster,
naar Baarn, Torenlaan 41; J. v. 't West-
ende, dienstbode, naar 'sH. Arendskerke,
Meestoof 88; M. F. Verburgh, dienstbode,
naar Dordrecht, Singel 86 A rood; A. H.
Schrijver, zonder beroep, naar Kloetinge
D 62.
Kloetinge. Gisteravond vergaderde de
voltallige Raad van deze gemeente onder
voorzitterschap van den Burgemeester.
Onder de ingekomen stukken bevonden
zich: le Een schrijven van de stichting
„24-uurs telefoondienst" waarin werd me
degedeeld, dat de bijdrage van deze ge
meente aan de stichting op 1 cent per in
woner gesteld kan worden, vroeger be
droeg dit 2 cent per inwoner.
2e Een schrijven van den Kerkeraad der
Ne-d. Herv. Kerk dezer gemeente om een
steunregeling te willen invoeren, daar de
werkloosheid in de gemeente toeneemt en
Ingezonden Mededeeling.
per
'A pondspakje
r BB 144C.
VRIJDAG 30 N0VENBER I934. No 54
TWEEDE KAMER.
De Defenslebegrooting. Een krach
tige rede van Minister Deckers.
Onaangename oogenblikken voor
de Soc.-Dem. fractie.
De Kamer heeft gisteren de behande
ling van de Defensie-begrooting voortge
zet. Nadat verschillende sprekers nog het
woord hadden gevoerd, heeft Minister
Deckers in een krachtige rede, die plin.
drie uren in beslag nam, zijn beleid ver
dedigd.
Eerst werden enkele losse punten be
handeld.
Inzake de geestelijke verzorging wijst
spr. erotp, dat het volksdeel, tot onze
weermacht behoorende, verschillend ge
looi belijdt. Dit bedenke men, als men
verandering wenscht in het stelsel van
geestelijke verzorging. Spr. blijft het mis
bruik maken van Gods heiligen naam in
het leger tegengaan. Mede dank zij de
geestelijke verzorging ia de laatste jaren
in dit opzicht al veel gewonnen.
Aanwijzing van geestelijke verzorgers
geschiedt steeds in overleg met den raad
van vlootpredikanten en den raad van
aalmoezeniers.
De quaestie van een vloot van klein ma
teriaal zal warden commissoriaal ge
maakt.
De beschouwingen over de weerbelas-
ting zal spr. aanbevelen in de aandacht
van zijn ambtgenoot van financiën.
Over de kwestie van amnestie voor de
schepelingen van „De Zeven Provinciën"
is uit en ter na gesproken. Er bestaat
voor de regeering geen aanleiding, thans
op het verzoek in te gaan.
Er zijn, zoo vertelt Spr., helaas schrij
vers en sprekers, die den indruk wekken,
dat er aan onze weermacht veel ont
breekt.
De heer Duymaer v. Twist (A.
R.): Nationaal herstel! De heer Wester
man!
De heer Westerman (Nat. Herst.):
De salon-generaal!
Minister Deckers betreurt, dat de
heer Westerman zich niet soberder heeft
uitgedrukt. Niet ieder houdt er rekening
mee, dat sommige volksvoorlichters, die
eens spr.'s adviseurs waren, maar hem
nu geen verantwoording meer schuldig
zijn, ontslag hadden moeten nemen, als
zij de weermacht zoo slecht vonden. Dan
hadden zij karakter betoond!
De heer Westerman behoeft niet te blo
zen over onze vloot. Hij had kunnen wiji-
zen op de K XVIII, die 23.000 mijlen af
legt met 35 koppen en met den beroemden
Nederlander prof. Vening Meinesz aan
boord, die zich ter wille van de weten
schap dezelfde offers oplegt als de leden
der bemanning.
De heer Wendelaar (lib.): Dat kan
Nederland alleen!
Minister Deckers maakt dit woord
met instemming tot het zijne.
Minister Deckers geeft verder een lan
ge reeks van outillageverbeteringen, wel
ke onder zijn bewind voor de weermacht
reeds zijn tot stand gebracht. Die verbe
teringen betreffen leger en' vloot.
Men heeft gezegd, dat er in België drie
maal zoo veel kader is als in ons land,
maar het Belgische leger is dubbel zoo
groot als het Nederlandsche.
Spr. erkent, dat versterking van lucht-
strijdmachten noodig is. Zoodra het
maar eenigszins mogelijk is, zal er toe
worden overgegaan.
De regeering heeft herhaaldelijk ver
klaard, dat, als Nederland in oorlog
raakt, het bijna niet 'denkbaar is, dat het
alleen in den strijd wordt betrokken. De
regeering staat niet op het standpunt, dat
Nederland het alleen tegen andere mo
gendheden moet kunnen opnemen. Nu dit
misverstand voor den heer Schilthuis is
opgehelderd, kunnen de vrijiz.-democraten
overwegen toch voor de begrooting te
stemmen.
.De heer Joekes (D.V.): De verhelde
ring moet ook in de cijfers zijn te zien.
Vrij' naar het Engelsch.
87.) o
„Mijnheer Desmond is hier, zeker. Maar
of hij u wil ontvangen is iets anders."
„Nou maar, als hij mijn naam hoort,
hoeft u daar geen oogenblik aan te twij
felen", antwoordde de vrouw op onbe-
schaamden toon. Zeg hem maar eens, dat
juffrouw O'Bourke graag een woordje
met hem spreken wil Bella O'Bourke
moet u zeggen."
Bella!" Ruth schrok op het hooren van
dien naam. Kon deze ongunstig uitziende
vrouw mijnheer Desmond's schoonzuster
zijn? Welk slecht doel kon haar naar
Shepperton gebracht hebben. Waarschijn
lijk wilde ze trachten geld van hem los
te krijgen, want haar uiterlijk wees er
maar al te duidelijk op, dat het haar nu
juist niet voorspoedig ging.
„Nu, is u nog van plan het hem te
gaan zeggen, juffrouw," vroeg de vrouw
boos, toen Ruth aarzelde. „Maar kom, ik
kan mijn zaken ook eigenlijk net zoo goed
zelf afdoen". En reeds had ze, tot Ruths
schrik het hek geopend.
„Ik zal wel aan de voordeur bellen en
dien mijnheer zelf te spreken vragen" en
ze liep heel kalm de oprijlaan op.
„Wat een vreeselijk schepsel! Ik geloof
zeker dat ze dronken is", dacht Ruth, ter
wijl ze haastig naar de achterdeur ging.
Mijnheer Desmond moest voorbereid wor
den op hetgeen hem wachtte, dat was
de gedachte, die haar aandreef. Het vol
gende oogenblik stoof ze hijgend en bui
ten adem de zitkamer binnen.
„Mijnheer Desmond", zei ze, haar best
doende, verstaanbaar te spreken, „er komt
zoo'n rare vrouw naar het huis toe, die
u wil spreken. Ze zegt, dat ze O'Bourke
heet, Bella O'Bourke. Ik kon haar niet
kwijt raken."
„Bella O'Bourke hier!" De heer Des-
mond verschoot van kleur. „Jem, lieve",
vervolgde hij, toen deze hem angstig
aankeek, „ik zal haar moeten ontvangen,
of anders loopen we groote kans, dat ze
een scene maakt." Hoe ter wereld heeft
ze mijn adres uitgevonden. Ik heb al
meer dan eens bedelbrieven gehad, maar
ik heb er nooit op geantwoord."
„Geef haar niets", zei juffrouw Durn
ford, die er opgewonden uitzag, „anders
zal ze probeeren je heelemaal uit te zui
gen. Ze heeft geen enkel recht op je
Keefe, denk er om. Ik zal Rachel zeggen,
haar in de ontvangkamer te laten en
dan zullen jij en ik haar samen te woord
staan." Maar juist, toen juffrouw Durn
ford wilde bellen, werd de deur open
geworpen en Bella O'Bourke stond reeds
op den drempel.
„De voordeur stond open, dus ben ik
maar naar binnen gegaan, juffrouw Durn
ford", begon ze met haar heesche, onaan
gename stem. „Wel Keefe, ouwe jongen,
wat ben ik blij je weer eens te zien te
krijgen. Och zoo, is je schoonzuster je
te min om haar een hand te geven." Want
mijnheer Desmond had de armen over
de borst gevouwen en keek haar met ge
fronste wenkbrauwen strak aan.
„Je hebt niets te maken in het huis
van deze dame", antwoordde hij op koe
len toen, „en ik zou je aanraden zoo
gauw mogelijk te verdwijnen. Je kunt
me niets te zeggen hebben, dat ik wensch
te hooren en ik weiger eenige onderhan
delingen met je, van welken aard ook."
„Ach, is het heusch, mooie mijnheer",
antwoordde Bella, en haar gezicht drukte
zoo'n woede uit, dat juffrouw Jem on
willekeurig wat dichter naast haar ver-
verloofde ging staan. „Je wilt niets meer
met Bella O'Bourke te maken hebben,
hè? Maar je zult wel een ander deuntje
zingen, als ik je alles verteld zal hebben.
Jij gaat met een rijke vrouw trouwen,
hè Keefe? Ik wensch u veel geluk met
zoo'n mijnheertje, mevrouw. Hij is knap,
dat is hij. Wat zal Nona in haar vuistje
lachen, als ze het hoort! Ze zullen je op
sluiten en mevrouw O'Bourke kreeg geen
gelegenheid om haar zin te voleinden,
want Keefe had haar plotseling zoo ste
vig bij den arm gegrepen, dat ze kreunde
van pijn.
„Houd je mond, vrouw!" riep Desmond
geheel buiten zichzelf. „Hoe durf je me
met zulke leugens aan boord te komen?
Mijn vrouw is reeds lang overleden
den brief waarin je me zelf schreef, dat
ze verdronken was, heb ik bewaard."
„O, ik heb al wel eens meer een on
waarheid je verteld", antwoordde de vrouw
met een grijns. „Laat mijn arm nu los.
Ik ben niet van steen is dat een ma
nier om een dame te bejegenen?" Keefe
liet het vrouwenmensch los, maar zijn
blik verried zooveel ingehouden drift, dat
ze het veiliger vond wat in te binden.
„Je wint er niets bij, als je mij wat
doet", zei ze op grommenden toon. „Hou
je kalm, dan zal ik je alles vertellen.
Het was mijn Dan, die verdronk. Nona
klemde zich aan hem vast en trok hem
naar beneden, den armen kerel, en we
wisten niet beter of zij was dood, maar
ze konden haar nog weer bij brengen.
En toen, om wraak op je te nemen, heeft
ze dat plannetje bedacht, om het voor
te laten komen, dat ze verdwenen was.
Ze heeft me zelf dien brief gedicteerd
en ik moest er als „souvenir" een lok
haar bij insluiten. O ja, Nona liet nooit
met zich spelen, als je haar tegen hebt,
heb je een kwade aan. haar."
Het gelaat van den heer Desmond was
aschgrauw geworden; zijn ledematen tril
den, als was hij verlamd; Jem, hoor je,
wat dat mensch zegt, kreunde hij. „Nona,
die de vloek van mijn leven is geweest
ze leeft nog." De nadruk op die laatste
woorden, deed Ruth huiveren.
„Ja, Keefe, ik hoor het", antwoordde
juffrouw Durnford, die er uitzag of ze
een bezwijming nabij was, maar wie zal
zeggen of zij" dit met een hoofdknik
in de richting van de vreemdsoortige be
zoekster „of zij, die zoo makkelijk
schijnt te kunnen liegen, thans de waar
heid spreekt." „Zou je dat denken", ant
woordde Bella onbeschaamd, „is dat uw
meening, juffrouw Durnford. U mag zich
anders nog wel eens twee keer bedenken
voor u met hem trouwt. Ik denk, dat hij
maar al te blij was, van zijn eerste
vrouw af te zijn en zich niet de moeite
gaf nadere informaties in te winnen. Ik
heb er meer gekend, zooals hij, die een
vrouw in Engeland hadden en één in
Amerika, (Wordt vervolgd.)