DE ZEEDW TWEEDE BLAD HET ADRES A. WILKING HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct. Voor den Zondag Letterkundige Kroniek Miss Durnford en haar gezelschapsjuffrouw. Uit de Provincie Wat er deze week voorviel F E U I L L E T O N. VAN ZATERDAG 17 NOV. 1034, Nr 42. HET RUIME HEMELROND. De hemelen verkondigen Gods eer. Psalm 19 1. Daar is een rijke openbaring Gods in de natuur. Onze vaderen beleden: wij kennen God door twee middelen, ten eerste door de schepping, onderhouding en regeering der geheole wereld, overmits deze voor onze oogen is als een schoon boek, in hetwelk alle schepselen, groote en kleine, gelijk als letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods geven te aan schouwen. Heel de schepping openbaart Gods macht en wondere wijsheid, en roept op tot aanbidding van Hem, die het alzoo heeft uitgedacht in Zijn raad en tot stand gebracht door Zijn kracht. De menschen spreken in veelheid van talen, maar in het rijk der natuur spreekt God in één taal tot alle volkeren in alle landen. Zooals een schilderij in één taal spreekt tot allen, die haar zien, zoo spreekt de Heere door Zijn scheppingswerk in één taal tot alle inwoners der aarde. Die openbaring Gods in de natuur is zoo duidelijk, dat geen schepsel te ver ontschuldigen is, die daar niet op let en die sprake niet ter harte neemt. De apostel Paulus zegt: overmits het geen van God kennelijk is, in hen open baar is, want God heeft het hun geopen baard, want zijn onzienlijke dingen wor den van de schepping der wereld aan uit de schepselen verstaan en doorzien, beide zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, op dat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. Het geschreven Woord echter is noodig om de taal der schepping goed te verstaan. De Bijbel is een bril voor onze oogen om het boek der natuur te kunnen lezen. Als daarom het menschenkind zich in die natuur opsluit, en God zonder meer wil dienen in den tempel van ongekorven hout, dan komt dat Woord hem tegen, en zegt tot hem: des Heeren Wet noch tans verspreidt volmaakter glans. Volmaakter dan het licht der zon in het ruime hemelrond. O, als de natuur schoon is, als de lente haar bloesempracht uitstalt, als de zomer de weelde der schepping doet zien, als de herfst toovert met zijn tinten, als de winter voor Gods majesteit doet beven, lees in het boek der natuur al die groote en kleine letteren, en aanbid Gods groot heid. Maar vergeet het niet: des Heeren Wet verspreidt volmaakter glans, dewijl zij het hart bekeert. OPSTANDING. door WILMA. I. Alexandre Vinet de wijsgeer, die door zijn denkbeelden grooten invloed heeft uitgeoefend op tijdgenoot en nakomeling kwam tot de sombere klacht: „Wij worden origineel geboren, maar gaan meestal als copieën de wereld door". Moeten wij, als wij over deze opmer king nadenken, niet toestemmen, dat dit woord een groote waarheid bevat? En komt de juistheid van deze klacht niet pijnlijk-scherp aan het licht, met name in onzen tijd? God maakt geen copieën. Zijn schep ping levert tot in de kleinste en geringste deelen het bewijs van hoogste originali teit; niets van hetgeen Hij tot stand brengt, vindt in alle opzichten zijn ge Vrij naar het Engelsch. 78) -o- Het was de knapste kerel, dien hij ooit ontmoette, had Jack beweerd, hij zou als model voor een schilder of beeldhouwer dienst kunnen doen, en hij was zoo intelligent en amusant hij kon menschen zoo goed imiteeren en hij kon zoo uitstekend zingen, en wat tennisspelen en sport betrof, nie mand evenaarde hem. Maar ondanks Jack's welsprekendheid, voelde Cecil Ford heelemaal geen lust om met den wondermensch 'kennnis te maken. En toen majoor Ford zijn houding niet wijzigde, werd Jack prikkelbaar. „Maar Cecil" zei hij op zekeren dag, „anders ben je altijd bereid met ieder een kennis te maken, maar van Desmond schijn je niets te willen weten, ik be grijp niet waarom. Zijn vader is predi kant van Lisgard, een klein dorpje, een paar mijl van hier. Verleden Zondag ben i'k er met Desmond heen geweest om den ouden heer te hooren preeken. Hij is een flinke, oude man, op en top een dominee, zooals hij daar met zijn lijkenis. Al het geschapene heeft zijn ka rakteristieke vormen, zijn eigen geaard heid. Geen enkel schepsel moet zijn vorm en aard, zijn gestalte en wezen met een ander deelen: er is oorspronkelijkheid zonder maat, er is weergalooze verschei denheid, er is onuitputtelijke rijkdom van vorm, en gestalte, en wezen, en kleur. Er bestaan in Gods schepping geen copieën, al denkt de mensch, dat er reden genoeg is tot serie-werk; zijn ooit twee bladeren elkander in alle opzichten ge lijk? Ja, het is een woord vol diepe waarheid: „wij worden origineel gebo ren". Inderdaad: elk mensch is iets oor spronkelijks, een wereld op zichzelf, den naaste op meer dan één punt onder scheiden. Maar toch: „Meestal gaan wij als copieën de wereld door." Herhaaldelijk betrappen wij ons op de sombere verzuchting, dat de origineele menschen uitsterven. De geest van den tijd de geest van ónzen tijd in ont stellend groote matei heeft den mensch tot kudde-dier gemaakt. Heeft daaraan heel het moderne leven niet mede schuld? Is aan den arbeid van onzen tijd niet vrijwel alles ontnomen, dat herinneren kan aan het oude handwerk, waarin men zijn ziel legde? De arbeidsvreugde, die den arbeider zoo rijkelijk geschonken werd in de mogelijkheid om elk werk stuk het stempel van zijn persoonlijk heid te geven, waar is die arbeids vreugde in onzen tijd van efficiency en seriewerk gebleven? Waar is de trots van den man, die aan elk werkstuk een eigen wezen, eigen vorm en gestalte gaf, in onzen tijd nog te vinden? Er is nog wel die hunkering om aan die geestdoodende uniformiteit te ontsnappen, doch wij zit ten vast in den greep, die alle originali teit heeft verbannen, die den mensch ver nederde tot onderdeel van de vernuftig- uitgedachte machine. „Wij gaan meestal als copieën de wereld door." Er is méér dan schijn van waar heid in dit sombere woord! De mode, de publieke opinie, de gangbare mee ning, duizenden en nogmaals duizen den onderwerpen zich aan haar heer schappij. Waar spreekt nog de vrijheid van den mensch, nu de kudde-geest zich allerwegen en op het aller-duidelijkst ver toont? Waar zijn die groote figuren, die mensch zijn naar hun aard, op de plaats door God gesteld? Jammer ge noeg gaat hun aantal in de menigte der copieën verloren; Gode zij dank, als wij uit hun klein getal al is het maar een éénling, in ons midden mogen weten! Onze tijd heeft in zoo sterke mate be hoefte aan menschen, die het oorspron kelijke, dat hun deel is, weten te bewa ren tegen de vervlakkende invloeden van den tijdgeest in, die dwars door de bran ding van omlaaghalende krachten zich hun oorspronkelijkheid bewust zijn en daarin God willen dienen, als in het beste en heerlijkste, dat zij door Zijn genade zijn èn bezitten mogen. V Wie reeds eerder met Wilma's boeken kennis maakte, weet, dat deze schrijfster een open oog heeft voor de origineelheid van al wat leeft. Menschen, die het plat getreden paadje van dagelijksche sleur loopen, wekken haar meelijden; degenen, die hunkerend de handen strekken naar de waarachtige rijkdommen van het men- schenleven, stelt zij haar lezers voor oogen als menschen, die wel veel teleurstelling en ontgoocheling ontmoeten, maar voor wie het bereiken van het ideaal, dat hun voor oogen stond, tenslotte alle désillu- sie doet vergeten. Neen, de hoofdfiguren van haar ro mans doen niet denken aan de verzuch ting, dat wij, menschen, meestal als co pieën door de wereld gaan. Het zijn schier zonder onderscheid wilskrachtige men schen, mannen van durf en toewijding, vol initiatief en dadendrang, menschen, in wie de originaliteit tot daden drijft, die niet de platgetreden wegen van stren ge moraal en burgerlijke deftigheid als de hoogste levenswetten erkennen, doch zich gebonden wetend aan Gods ordi nantiën vrijheid van handelen op- eischen, wetend, dat God elk naar zijn aard heeft geschapen. Dominé Helgers, de hoofdpersoon in zilverwit haar op 'den kansel staat. En wat de preek betreft, ik was blij, dat ik gegaan was, zoo mooi was het", waarop Cecil Ford aarzelend toestemde om den volgenden avond met Jack mede te gaan en dan samen met Keefe Des- mond naar Lisgard te wandelen. Toen hij aan Desmond voorgesteld werd, moest hij toegeven, dat Jack niet overdreven had. Keefe was een buiten gewoon mensch. Maar veel meer voelde hij zich aangetrokken tot den ouden man, Keefe's vader, voor wien hij spoe dig een groote genegenheid opvatte. Zijn vrouw was reeds jaren geleden gestorven en Keefe was zijn's vader oogappel. Hij had nog een zuster, veel ouder dan hij, en zwak en ziekelijk. Ze had een zacht gelaat en scheen haar lot geduldig te dragen. Cecil Ford vond dit bezoek zoo prettig en de dominee en hij hadden al spoedig zooveel met elkaar op, dat Cecil het zich weldra tot gewoonte maakte, eiken Zondagavond als het mooi weer was naar Lisgard te wandelen. Soms gingen Jack en Keefe met hem mee, maar vaak ook ging hij alleen. Als de avonddienst voorbij was, ging hij met den ouden dominee naar huis, deelde den eenvoudigen maaltijd en ging daarna met hem wandelen. En op die wande lingen vertelde dominee Desmond over zijn zoon hoe 'knap hij was, hoe talent vol en Cecil luisterde zwijgend. Maar Wilma's nieuwen roman, is een derzul- ken. Eerst is hij één uit de massa, een predikant, zooals honderden anderen; zelfgenoegzaam en tevreden over 's levens loop. Maar de crisis komt, het gebouw van zijn zelfgenoegzaamheid valt in puin. Er is gewrikt aan de grondslagen van zijn rustig bestaan; hij is opgeschrikt, wakker geschud! Na dit alles-beslissende moment in zijn leven gaat het in geheel andere richting. Hij heeft gezien welk een groote kloof er was tussclien den Heiland en hem. Hij belijdt zijn zonden, en na veel worsteling komt hij tot een rustig vertrouwen op Gods reddende nabijheid. Na dezen keer in zijn leven gaan som migen dominé Helgers door verkeerd-be- grijpen veroordeelen. Maar het is een vol komen levensvernieuwing die zich aan hem voltrok, en de kracht van zijn ge loof zal ook naar buiten tot zegen worden. Hij gaat niet de oude wegen van sleur en vorm, maar de nieuwe wegen, die zijn oog ontdekte. In zijn ambtelijken arbeid openbsart zich de ommekeer, die ook aan zijn gemeente ten zegen mag zijn. Dominé Helgers heeft de taak van God op de wijze zooals hij zich die gesteld zag en met de krachten, die hem daartoe geschonken waren, tot een goed einde gebracht. Is dat niet de grootste zegen in elk menschenleven? A. L. VAN OYEN. Ingezonden Mededeeling. voor Manufacturen. Dames- en Kinderconfectle Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST MIDDELBURGSCHE BRIEVEN. Amice, Wat is bet al weer een 'heele tijd ge leden, sinds ge uit de Zeeuwsche hoofd stad geregeld op de hoogte werd gehou den met alles waarvoor ge nog steeds be langstelling hebt. Nu mijn vriend „Metel- lus" zijn pen heeft neergelegd, heb ik de mijne opgevat en 'k beloof U regelmatig wat van mij te laten hooren. Het zal mij aangenaam zijn als ik dan ook wederkeerig eens een levensteeken van U terug ontvang in den vorm van een welgemeenden raad of zienswijze, want voorhands lijkt het me gemakkelij ker te praten dan te schrijven. In 'het Dagblad van Zeeland kwam dezer dagen een 'bericht voor over het uit baggeren der vesten. Daarin werd twijfel uitgesproken of voor een eventueele in vallende vorst het onderhanden genomen gedeelte wel uitgebaggerd zou zijn. Dat is het thans afgedamde gedeelte tusschen Seis- en Noordbrug. De belangstelling voor dit uitbaggeren en het moddervervoer per kipspoor is nog altijd groot. Dagelijks wordt het werk door groote groepen beroepswandelaars, werkloozen, huismoeders-uit-wandelen, enz., bekeken, 'becritiseerd of geprezen. Velen beschouwen het als een prachtige uitvinding voor de te werkgestelden (werkloozen). Het gebeurt in werkver schaffing, dus hoe langer het duurt, hoe beter. Anderen zien het als een primitief gedoe, leidend tot geldverspilling, niet in overeenstemming met 'het gezond econo misch princiep: met de minste kosten, 't meeste resultaat. Weer anderen bekijken het critiekloos, of ook wel met eenige sympathie. Het heeft hun belangstelling, omdat bet een nuttig werk is, al jaren noodzakelijk, een werk wat hun ter harte diep in zijn hart voelde hij tegenzin en wantrouwen tegen den jongeman. En hoe beter hij hem leerde kennen, hoe meer hij het ging betreuren, dat Jac'k zoo veel met hem ophad, maar het was niet aan hem om tusschenbeide te ko men. Jack was geheel onder den invloed van Desmond en Cecil was te jong en te onervaren om te weten, wat te doen. „Het geeft toch niets, of ik Jack al waarschuw", dacht hij bedrukt. „Des- mond kan hem zelfs doen gelooven, dat zwart wit is. Maar als hij niet oppast, zal hij in moeilijkheden komen. Zijn ouders zijn niet zoo rijk en als hij in de schuld mocht komen, zou het een schreeuwend schandaal zijn". Na een poos kreeg Cecil nog meer grond voor zijn ongerustheid. Toen hij op een Zondagavond naar Lisgard kwam, scheen er iets te haperen op de pastorie. De oude dominee zag er slecht en zenuw achtig uit en klaagde over duizeligheid na den dienst. „Ik word oud, mijnheer Ford", zeide hij met trillenden stem. „Weinig en kwaad zijn de dagen der jaren mijns levens geweest, zou ik met Jakob kunnen zeggen. Keefe is gisteren hier geweest. Hij is in moeilijkheden en dat heeft mij wat van streek gemaakt. Hij. is verkwistend en dwaas geweest slecht zelfs, zegt Catherina, maar zij beseft ook niet aan welke verleidingen een jonge man bloot staat," voegde de gaat, omdat het in hun stad gebeurt, en alles wat gedaan wordt om het uiterlijke stadsbeeld te verfraaien hun sympathie heeft. De 'kosten zullen wel losloopen, mee- nen ze, want het geschiedt in werkver schaffing. En alles wat in werkverschaf fing verricht wordt, kost immers zoo goed als niets. Anders moet je de menschen toch steunen en nu wordt er tenminste voor gewerkt. Zoo eenvoudig is het evenwel niet. Nie mand zal de noodzakelijkheid van steun verlening aan werkloozen ontkennen, doch o'f dit nu wel een primaire plicht der Overheid is, daarover zou nog te pra ten zijn. Zeker, zoo wordt het thans wel ge zien door velen. De werkloozen in 't alge meen wenschen (sommigen eischen) voor de werkverschaffing in aanmerking te ko men. Dat men liever in werkverschaffing werkt, voor een gering verschil in geld met steuntrekken is een gunstig ver schijnsel. Zelfs al bestaat dit werk uit modderscheppen in de „stinkvesten". Wat dat betreft is de mentaliteit wel eenigs- zins gewijzigd. Doch nu gaat men het abnormale vele werk door de Overheid in werkverschaffing uitgevoerd, zien als een nieuw Overheidsbedrijf, waarbij men in dienst komt, tegen werkverschaffingsuur loon als men werkt, met behoud van steungeld als men door het bestaande rouleeringssysteem zijn plaats weer aan een ander moet afstaan. In ieder geval recht op bet één of ander. En waar men een recht waant gaat men eischen. Loon- en steuneischen (S.D.A.P.). Het abnormale zien als het normale. Daarvoor moeten we oppassen. Wij menschen, met ons groot aanpassings vermogen kunnen gemakkelijk in die fout vervallen. We worden overal aan gewoon. Op den duur ook aan die langdurige groote werkloosheid. En daar mogen we niet aan gewoon raken. Was de N.S.B. nu maar de baas, dan zouden we gauw uit het moeras zijn. Ds van Düyl heeft dat vorige week in een vergadering alhier nog eens verzekerd. Dat hij het accent wilde gelegd zien, niet op de rechten die we hebben, maar meer op de plichten te genover elkander en de gemeenschap brengt ons tot de conclusie: Steunt de Overheid in dezen ontzaglijk moeilijken tijd. Maken wij de verwarring niet nog grooter door onbillijke critiek en ver dachtmakingen. Dr Kuyper heeft eens gezegd, dat we niet uit onzen tijd kunnen loopen, maar dien moeten nemen zooals hij is, en met besliste overtuiging den strijd voor ons geloof aanbinden, zonder eenige aarze ling. D'at woord geldt ook nu nog en ook op het terrein der politiek. Uw vriend, STENTOR. (D'oor omstandigheden van persoon lijken aard, was „Metellus", onze vroe gere Middelburgsche briefschrijver, niet meer in de gelegenheid dezen arbeid te verrichten. D'oor velen onzer lezers is dit als een gemis gevoeld. Tot ons genoegen h^eft „Stentor" zich beieid verklaard de Middelburgsche brieven voort te zetten. Redactie.) De S. D. A. P. in Zeeland. Verschenen is het jaaroverzicht van de S. D. A. P. in Zeeland over het tijdvak 1 Oct.30 Sept. 1934, waaruit blijkt, dat zoowel het aantal afdeelingen als het aantal leden een geringe daling vertoont. Het totoaal aantal afdeelingen bedroeg per 30 Sept. 41 met 1621 leden. Bij beschikking van den minister van waterstaat is de bureelambtenaar P. M. Knieriem te Middelburg, voorbeen te Goes, bevorderd tot administratief ambtenaar 2e klasse. Axel. Op 28 November a.s. zullen de werkzaamheden voor traverse door deze gemeente worden aanbesteed. Ingezonden Mededeeling. oude man er op vergoelijkenden toon aan toe. „Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Hij is mijn eenige zoon. Hoe kan ik hard tegen hem zijn?" Zijn stem stierf weg. Het witte hoofd viel op zijn borst. Cecil, die hevig ont stelde, haastte zich weg om juffrouw Desmond op te zoeken. Hij vond haar in tranen, nauwelijks in staat tot spréken van zenuwachtigheid. „Ja, ik weet het", zei ze eindelijk, „maar er valt niets aan 'te doen arme vader! Keefe breekt hem het hart. Na al zijn be loften is hij toch weer in schuld en onze weinige spaarduitjes gaan er aan om hem te bewaren voor schande en oneervol ontslag. Mijnbeer Hamill heeft ook schul den. Als u uw vriend wil redden, mijn heer Ford, tracht hem dan van Keefe te scheiden." Arme Catherine, ze sprak opgewonden en bitter, en niet geheel ten onrechte. Cecil kon weinig voor zijn nieuwe vrienden doen, hij bezat de middelen noch invloed om te helpen. Hij ging dus oo'k maar zoo gauw mogelijk heen. Nog een verzoek had de oude man aan hem: „Als u mijn jongen ziet, zeg hem dan niet bang te zijn om hier te komen. Catherine was gisteren wat hard tegen hem, hij is nog zoo jong. We zijn allen zondaars, mijnheer Ford en het is goed voor ons, dat een liebhebbend Vader over ons oordeelen zal. En De algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting voor 1935 zijn deza week in de Tweede Kamer beëindigd. Ons Lagerhuis heeft er zich vlug door heen geslagen. Leek het aanvankelijk, dat.alleen de economische en financieel) vraagstukken in hoofdzaak de aandacht zouden vragen, toch kwam cr tijdens de debatten ook een politieke kwestie' opduiken, n.l. de verhouding tusschen de Roomsch-Katholieken en dit kabinet. Ook na de nadere verklaring van Mr Aalberse is dit punt nog niet geheel opgehelderd, maar toch schijnt het wel, ook op grond van beschouwingen in R. K. bladen, alsof hier wat dreigt. De Tweede Kamer nam ook aan een ■wetsontwerp tot ontslagverleening aan huwende onderwijzeressen. Twee din gen verdienen hier de aandacht: le, dat de vrijz. democraten hier hun partij genoot-minister in den steek lieten en tegen stemden, zoodat de stemming zui ver rechts-links was, maar 2e, dat ver moedelijk ook 'n meerderheid zou zijn ge vonden voor 'n amendement-Suring, om ook de gehuwde onderwijzeressen te ontslaan. Het amendement werd echter door min. Marchant onaannemelijk veis klaard. Te hopen is, dat er nu een initiatief-voorstel in dien geest zal ko men, zoodat weer meer mannelijke on derwijzers aan het werk kunnen. Wat er straks van de herclassificatie zal komen ,is nog steeds onzeker. Wel is het verzet er tegen krachtig. Zeker, zou een algemeene, klein© salarisver laging, hoe onaangenaam ook, billijker zijn aan de voorgenomen herclassificatie, waarvoor elke grond van rechtvaardig heid en billijkheid ontbreekt. De regeling van den uitvoer naar Duitschland kost onze regeering, ook na de opzegging van het clearing-verdrag, veel hoofdbrekens. Misschien verschijnt wel weer de N. U. M. (herinnering aan de mobilisatiejaren) ten tooneele. In het buitenland vragen twee kabi- netscrises onze aandacht. Die in Frank rijk is inmiddels opgelost. Het kabinet- Flandin heeft een goede pers, wat echter nog weinig zegt voor zijn levensduur. De nieuwe premier heeft het de Kamer leden duidelijk gezegd, dat het parlemen taire stelsel nu de laatste kans krijgt. In België is de crisis nog niet opge lost. Scheen het aanvankelijk, dat Jaspar dat karweitje vlug voor elkaar zou bren gen, toch heeft hij even later moeten verzoeken van deze opdracht ontheven te worden. In Landen is men al verschillende dagen bezig aan het lijmen en krammen om van de vlootbesprékingen toch nog iets tot stand te brengen. Het schijnt, dat er nu weer eenige kans op een soort compromis is. Nog andere belangrijke besprekingen hadden op Engelschen bodem plaats, n.l. tusschen den specialen gezant van Hitier Von Ribbentrop, en de Engelsche staats lieden. Zou men bezig zijn den terugkeer van Duitschland tot den Volkenbond on der bepaalde voorwaarden mogelijk ta maken Tusschen Zuid-Slavië en Hongarije is deze week een bedenkelijke spanning ont staan. Het schijnt, dat men in Zuid- Slavië het Hongarije zeer kwalijk neemt, dat daar de groep, die den koningsmoord te Marseille op haar geweten heeft, de vrije hand is gelaten. Te hopen is, dat uit deze spanning geen verdere ver wikkelingen van internationalen aard voortvloeien. President Roosevelt wil nu emst gaan 'maken met de bestrijding der werkloos heid. Grootsche plannen zijn ontworpen. Do werkloosheid is in vele landen wel een beangstigend probleem. In een Vol- fcenbondspublicatie heeft men kunnen lezen ,dat Nederland er nog niet het zwaarst door getroffen is. Een schrale troost! en doe mijn groeten aan Keefe en zeg hem, dat ik de uren tellen zal tot hij komt." Maar Keefe Desmond heeft die boodschap nooit gekregen. Cecil was erg verlangend om Jack te waarschuwen, maar ongelukkigerwijs was er 4e volgende dag veldmanoeuvre, en hij en zjjn vriend waren in verschillende kampen Ingedeeld en ouftmoeten elkaar niet. Bjj hun terugkomst in de kazerne vernam hij van een mede-officier, dat Keefe Desmond verdwenen was en dat hij al zijn schulden onbetaald had gelaten. Niemand wist, wat er van hem geworden was. Hij haastte zich weg om Jack ap te zoeken. Het was een drukkend heete avond; hij vond zijn vriend in een rust stoel, erg neerslachtig. Hij keek majoor Ford aan zonder te spréken. „Mijn beste kerel, wat moet ik tegen je zeggen?" Jack Hamill trachtte te glim lachen. „Zeg, wat je wil, noem me een dwaas, een schurk." „Neen, neen, dat woord wil ik be waren voor maar hij kon het niet over zich verkrijgen den zin te beëindi gen, toen hij Jack's gelaat zag. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 5