DE ZEEDW
TWEEDE BLAD
HET ADRES
A. WILKING
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct.
Voor den Zondag
Letterkundige Kroniek
Miss Durnford en haar
gezelschapsjuffrouw.
Uit de Provincie
Wat er deze week voorviel
F E U I L L E T O N.
VAN
ZATERDAG 17 NOV. 1034, Nr 42.
HET RUIME HEMELROND.
De hemelen verkondigen Gods eer.
Psalm 19 1.
Daar is een rijke openbaring Gods in
de natuur. Onze vaderen beleden: wij
kennen God door twee middelen, ten
eerste door de schepping, onderhouding
en regeering der geheole wereld, overmits
deze voor onze oogen is als een schoon
boek, in hetwelk alle schepselen, groote
en kleine, gelijk als letteren zijn, die ons
de onzienlijke dingen Gods geven te aan
schouwen.
Heel de schepping openbaart Gods
macht en wondere wijsheid, en roept op
tot aanbidding van Hem, die het alzoo
heeft uitgedacht in Zijn raad en tot stand
gebracht door Zijn kracht.
De menschen spreken in veelheid van
talen, maar in het rijk der natuur spreekt
God in één taal tot alle volkeren in alle
landen. Zooals een schilderij in één taal
spreekt tot allen, die haar zien, zoo spreekt
de Heere door Zijn scheppingswerk in
één taal tot alle inwoners der aarde.
Die openbaring Gods in de natuur is
zoo duidelijk, dat geen schepsel te ver
ontschuldigen is, die daar niet op let en
die sprake niet ter harte neemt.
De apostel Paulus zegt: overmits het
geen van God kennelijk is, in hen open
baar is, want God heeft het hun geopen
baard, want zijn onzienlijke dingen wor
den van de schepping der wereld aan uit
de schepselen verstaan en doorzien, beide
zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, op
dat zij niet te verontschuldigen zouden
zijn.
Het geschreven Woord echter is
noodig om de taal der schepping goed
te verstaan.
De Bijbel is een bril voor onze oogen
om het boek der natuur te kunnen lezen.
Als daarom het menschenkind zich in
die natuur opsluit, en God zonder meer
wil dienen in den tempel van ongekorven
hout, dan komt dat Woord hem tegen,
en zegt tot hem: des Heeren Wet noch
tans verspreidt volmaakter glans.
Volmaakter dan het licht der zon in het
ruime hemelrond.
O, als de natuur schoon is, als de lente
haar bloesempracht uitstalt, als de zomer
de weelde der schepping doet zien, als
de herfst toovert met zijn tinten, als de
winter voor Gods majesteit doet beven,
lees in het boek der natuur al die groote
en kleine letteren, en aanbid Gods groot
heid.
Maar vergeet het niet: des Heeren Wet
verspreidt volmaakter glans, dewijl
zij het hart bekeert.
OPSTANDING.
door WILMA.
I.
Alexandre Vinet de wijsgeer, die door
zijn denkbeelden grooten invloed heeft
uitgeoefend op tijdgenoot en nakomeling
kwam tot de sombere klacht: „Wij
worden origineel geboren, maar gaan
meestal als copieën de wereld door".
Moeten wij, als wij over deze opmer
king nadenken, niet toestemmen, dat dit
woord een groote waarheid bevat? En
komt de juistheid van deze klacht niet
pijnlijk-scherp aan het licht, met name
in onzen tijd?
God maakt geen copieën. Zijn schep
ping levert tot in de kleinste en geringste
deelen het bewijs van hoogste originali
teit; niets van hetgeen Hij tot stand
brengt, vindt in alle opzichten zijn ge
Vrij naar het Engelsch.
78) -o-
Het was de knapste kerel, dien hij
ooit ontmoette, had Jack beweerd, hij
zou als model voor een schilder of
beeldhouwer dienst kunnen doen, en hij
was zoo intelligent en amusant hij
kon menschen zoo goed imiteeren
en hij kon zoo uitstekend zingen, en
wat tennisspelen en sport betrof, nie
mand evenaarde hem. Maar ondanks
Jack's welsprekendheid, voelde Cecil
Ford heelemaal geen lust om met den
wondermensch 'kennnis te maken.
En toen majoor Ford zijn houding
niet wijzigde, werd Jack prikkelbaar.
„Maar Cecil" zei hij op zekeren dag,
„anders ben je altijd bereid met ieder
een kennis te maken, maar van Desmond
schijn je niets te willen weten, ik be
grijp niet waarom. Zijn vader is predi
kant van Lisgard, een klein dorpje, een
paar mijl van hier. Verleden Zondag
ben i'k er met Desmond heen geweest
om den ouden heer te hooren preeken.
Hij is een flinke, oude man, op en top
een dominee, zooals hij daar met zijn
lijkenis. Al het geschapene heeft zijn ka
rakteristieke vormen, zijn eigen geaard
heid. Geen enkel schepsel moet zijn vorm
en aard, zijn gestalte en wezen met een
ander deelen: er is oorspronkelijkheid
zonder maat, er is weergalooze verschei
denheid, er is onuitputtelijke rijkdom
van vorm, en gestalte, en wezen, en
kleur. Er bestaan in Gods schepping geen
copieën, al denkt de mensch, dat er reden
genoeg is tot serie-werk; zijn ooit twee
bladeren elkander in alle opzichten ge
lijk? Ja, het is een woord vol diepe
waarheid: „wij worden origineel gebo
ren". Inderdaad: elk mensch is iets oor
spronkelijks, een wereld op zichzelf, den
naaste op meer dan één punt onder
scheiden.
Maar toch:
„Meestal gaan wij als copieën de wereld
door."
Herhaaldelijk betrappen wij ons op de
sombere verzuchting, dat de origineele
menschen uitsterven. De geest van den
tijd de geest van ónzen tijd in ont
stellend groote matei heeft den mensch
tot kudde-dier gemaakt. Heeft daaraan
heel het moderne leven niet mede schuld?
Is aan den arbeid van onzen tijd niet
vrijwel alles ontnomen, dat herinneren
kan aan het oude handwerk, waarin men
zijn ziel legde? De arbeidsvreugde, die
den arbeider zoo rijkelijk geschonken
werd in de mogelijkheid om elk werk
stuk het stempel van zijn persoonlijk
heid te geven, waar is die arbeids
vreugde in onzen tijd van efficiency en
seriewerk gebleven? Waar is de trots van
den man, die aan elk werkstuk een eigen
wezen, eigen vorm en gestalte gaf, in
onzen tijd nog te vinden? Er is nog wel
die hunkering om aan die geestdoodende
uniformiteit te ontsnappen, doch wij zit
ten vast in den greep, die alle originali
teit heeft verbannen, die den mensch ver
nederde tot onderdeel van de vernuftig-
uitgedachte machine.
„Wij gaan meestal als copieën de wereld
door." Er is méér dan schijn van waar
heid in dit sombere woord! De mode,
de publieke opinie, de gangbare mee
ning, duizenden en nogmaals duizen
den onderwerpen zich aan haar heer
schappij. Waar spreekt nog de vrijheid
van den mensch, nu de kudde-geest zich
allerwegen en op het aller-duidelijkst ver
toont? Waar zijn die groote figuren, die
mensch zijn naar hun aard, op
de plaats door God gesteld? Jammer ge
noeg gaat hun aantal in de menigte der
copieën verloren; Gode zij dank, als wij
uit hun klein getal al is het maar een
éénling, in ons midden mogen weten!
Onze tijd heeft in zoo sterke mate be
hoefte aan menschen, die het oorspron
kelijke, dat hun deel is, weten te bewa
ren tegen de vervlakkende invloeden van
den tijdgeest in, die dwars door de bran
ding van omlaaghalende krachten zich
hun oorspronkelijkheid bewust zijn en
daarin God willen dienen, als in het beste
en heerlijkste, dat zij door Zijn genade
zijn èn bezitten mogen.
V
Wie reeds eerder met Wilma's boeken
kennis maakte, weet, dat deze schrijfster
een open oog heeft voor de origineelheid
van al wat leeft. Menschen, die het plat
getreden paadje van dagelijksche sleur
loopen, wekken haar meelijden; degenen,
die hunkerend de handen strekken naar
de waarachtige rijkdommen van het men-
schenleven, stelt zij haar lezers voor oogen
als menschen, die wel veel teleurstelling
en ontgoocheling ontmoeten, maar voor
wie het bereiken van het ideaal, dat hun
voor oogen stond, tenslotte alle désillu-
sie doet vergeten.
Neen, de hoofdfiguren van haar ro
mans doen niet denken aan de verzuch
ting, dat wij, menschen, meestal als co
pieën door de wereld gaan. Het zijn schier
zonder onderscheid wilskrachtige men
schen, mannen van durf en toewijding,
vol initiatief en dadendrang, menschen,
in wie de originaliteit tot daden drijft,
die niet de platgetreden wegen van stren
ge moraal en burgerlijke deftigheid als
de hoogste levenswetten erkennen, doch
zich gebonden wetend aan Gods ordi
nantiën vrijheid van handelen op-
eischen, wetend, dat God elk naar zijn
aard heeft geschapen.
Dominé Helgers, de hoofdpersoon in
zilverwit haar op 'den kansel staat. En
wat de preek betreft, ik was blij, dat
ik gegaan was, zoo mooi was het",
waarop Cecil Ford aarzelend toestemde
om den volgenden avond met Jack mede
te gaan en dan samen met Keefe Des-
mond naar Lisgard te wandelen.
Toen hij aan Desmond voorgesteld
werd, moest hij toegeven, dat Jack niet
overdreven had. Keefe was een buiten
gewoon mensch. Maar veel meer voelde
hij zich aangetrokken tot den ouden
man, Keefe's vader, voor wien hij spoe
dig een groote genegenheid opvatte. Zijn
vrouw was reeds jaren geleden gestorven
en Keefe was zijn's vader oogappel. Hij
had nog een zuster, veel ouder dan hij,
en zwak en ziekelijk. Ze had een zacht
gelaat en scheen haar lot geduldig te
dragen. Cecil Ford vond dit bezoek zoo
prettig en de dominee en hij hadden al
spoedig zooveel met elkaar op, dat Cecil
het zich weldra tot gewoonte maakte,
eiken Zondagavond als het mooi weer
was naar Lisgard te wandelen. Soms
gingen Jack en Keefe met hem mee,
maar vaak ook ging hij alleen. Als de
avonddienst voorbij was, ging hij met
den ouden dominee naar huis, deelde
den eenvoudigen maaltijd en ging daarna
met hem wandelen. En op die wande
lingen vertelde dominee Desmond over
zijn zoon hoe 'knap hij was, hoe talent
vol en Cecil luisterde zwijgend. Maar
Wilma's nieuwen roman, is een derzul-
ken. Eerst is hij één uit de massa, een
predikant, zooals honderden anderen;
zelfgenoegzaam en tevreden over 's levens
loop. Maar de crisis komt, het gebouw
van zijn zelfgenoegzaamheid valt in puin.
Er is gewrikt aan de grondslagen van
zijn rustig bestaan; hij is opgeschrikt,
wakker geschud! Na dit alles-beslissende
moment in zijn leven gaat het in geheel
andere richting.
Hij heeft gezien welk een groote kloof
er was tussclien den Heiland en hem. Hij
belijdt zijn zonden, en na veel worsteling
komt hij tot een rustig vertrouwen op
Gods reddende nabijheid.
Na dezen keer in zijn leven gaan som
migen dominé Helgers door verkeerd-be-
grijpen veroordeelen. Maar het is een vol
komen levensvernieuwing die zich aan
hem voltrok, en de kracht van zijn ge
loof zal ook naar buiten tot zegen
worden.
Hij gaat niet de oude wegen van sleur
en vorm, maar de nieuwe wegen, die zijn
oog ontdekte. In zijn ambtelijken arbeid
openbsart zich de ommekeer, die ook aan
zijn gemeente ten zegen mag zijn. Dominé
Helgers heeft de taak van God op de wijze
zooals hij zich die gesteld zag en met
de krachten, die hem daartoe geschonken
waren, tot een goed einde gebracht.
Is dat niet de grootste zegen in elk
menschenleven?
A. L. VAN OYEN.
Ingezonden Mededeeling.
voor Manufacturen.
Dames- en Kinderconfectle
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES HULST
MIDDELBURGSCHE BRIEVEN.
Amice,
Wat is bet al weer een 'heele tijd ge
leden, sinds ge uit de Zeeuwsche hoofd
stad geregeld op de hoogte werd gehou
den met alles waarvoor ge nog steeds be
langstelling hebt. Nu mijn vriend „Metel-
lus" zijn pen heeft neergelegd, heb ik de
mijne opgevat en 'k beloof U regelmatig
wat van mij te laten hooren.
Het zal mij aangenaam zijn als ik dan
ook wederkeerig eens een levensteeken
van U terug ontvang in den vorm van
een welgemeenden raad of zienswijze,
want voorhands lijkt het me gemakkelij
ker te praten dan te schrijven.
In 'het Dagblad van Zeeland kwam
dezer dagen een 'bericht voor over het uit
baggeren der vesten. Daarin werd twijfel
uitgesproken of voor een eventueele in
vallende vorst het onderhanden genomen
gedeelte wel uitgebaggerd zou zijn. Dat is
het thans afgedamde gedeelte tusschen
Seis- en Noordbrug.
De belangstelling voor dit uitbaggeren
en het moddervervoer per kipspoor is nog
altijd groot. Dagelijks wordt het werk
door groote groepen beroepswandelaars,
werkloozen, huismoeders-uit-wandelen,
enz., bekeken, 'becritiseerd of geprezen.
Velen beschouwen het als een prachtige
uitvinding voor de te werkgestelden
(werkloozen). Het gebeurt in werkver
schaffing, dus hoe langer het duurt, hoe
beter. Anderen zien het als een primitief
gedoe, leidend tot geldverspilling, niet in
overeenstemming met 'het gezond econo
misch princiep: met de minste kosten, 't
meeste resultaat. Weer anderen bekijken
het critiekloos, of ook wel met eenige
sympathie. Het heeft hun belangstelling,
omdat bet een nuttig werk is, al jaren
noodzakelijk, een werk wat hun ter harte
diep in zijn hart voelde hij tegenzin
en wantrouwen tegen den jongeman. En
hoe beter hij hem leerde kennen, hoe
meer hij het ging betreuren, dat Jac'k
zoo veel met hem ophad, maar het was
niet aan hem om tusschenbeide te ko
men. Jack was geheel onder den invloed
van Desmond en Cecil was te jong en
te onervaren om te weten, wat te doen.
„Het geeft toch niets, of ik Jack al
waarschuw", dacht hij bedrukt. „Des-
mond kan hem zelfs doen gelooven, dat
zwart wit is. Maar als hij niet oppast,
zal hij in moeilijkheden komen. Zijn
ouders zijn niet zoo rijk en als hij in
de schuld mocht komen, zou het een
schreeuwend schandaal zijn".
Na een poos kreeg Cecil nog meer
grond voor zijn ongerustheid. Toen hij
op een Zondagavond naar Lisgard kwam,
scheen er iets te haperen op de pastorie.
De oude dominee zag er slecht en zenuw
achtig uit en klaagde over duizeligheid
na den dienst. „Ik word oud, mijnheer
Ford", zeide hij met trillenden stem.
„Weinig en kwaad zijn de dagen der
jaren mijns levens geweest, zou ik met
Jakob kunnen zeggen. Keefe is gisteren
hier geweest. Hij is in moeilijkheden en
dat heeft mij wat van streek gemaakt.
Hij. is verkwistend en dwaas geweest
slecht zelfs, zegt Catherina, maar zij
beseft ook niet aan welke verleidingen
een jonge man bloot staat," voegde de
gaat, omdat het in hun stad gebeurt, en
alles wat gedaan wordt om het uiterlijke
stadsbeeld te verfraaien hun sympathie
heeft. De 'kosten zullen wel losloopen, mee-
nen ze, want het geschiedt in werkver
schaffing. En alles wat in werkverschaf
fing verricht wordt, kost immers zoo goed
als niets. Anders moet je de menschen
toch steunen en nu wordt er tenminste
voor gewerkt.
Zoo eenvoudig is het evenwel niet. Nie
mand zal de noodzakelijkheid van steun
verlening aan werkloozen ontkennen,
doch o'f dit nu wel een primaire plicht
der Overheid is, daarover zou nog te pra
ten zijn.
Zeker, zoo wordt het thans wel ge
zien door velen. De werkloozen in 't alge
meen wenschen (sommigen eischen) voor
de werkverschaffing in aanmerking te ko
men. Dat men liever in werkverschaffing
werkt, voor een gering verschil in geld
met steuntrekken is een gunstig ver
schijnsel. Zelfs al bestaat dit werk uit
modderscheppen in de „stinkvesten". Wat
dat betreft is de mentaliteit wel eenigs-
zins gewijzigd. Doch nu gaat men het
abnormale vele werk door de Overheid in
werkverschaffing uitgevoerd, zien als een
nieuw Overheidsbedrijf, waarbij men in
dienst komt, tegen werkverschaffingsuur
loon als men werkt, met behoud van
steungeld als men door het bestaande
rouleeringssysteem zijn plaats weer aan
een ander moet afstaan. In ieder geval
recht op bet één of ander. En waar
men een recht waant gaat men eischen.
Loon- en steuneischen (S.D.A.P.).
Het abnormale zien als het normale.
Daarvoor moeten we oppassen. Wij
menschen, met ons groot aanpassings
vermogen kunnen gemakkelijk in die fout
vervallen. We worden overal aan gewoon.
Op den duur ook aan die langdurige
groote werkloosheid. En daar mogen we
niet aan gewoon raken. Was de N.S.B.
nu maar de baas, dan zouden we gauw
uit het moeras zijn. Ds van Düyl heeft
dat vorige week in een vergadering alhier
nog eens verzekerd. Dat hij het accent
wilde gelegd zien, niet op de rechten die
we hebben, maar meer op de plichten te
genover elkander en de gemeenschap
brengt ons tot de conclusie: Steunt de
Overheid in dezen ontzaglijk moeilijken
tijd. Maken wij de verwarring niet nog
grooter door onbillijke critiek en ver
dachtmakingen.
Dr Kuyper heeft eens gezegd, dat we
niet uit onzen tijd kunnen loopen, maar
dien moeten nemen zooals hij is, en met
besliste overtuiging den strijd voor ons
geloof aanbinden, zonder eenige aarze
ling.
D'at woord geldt ook nu nog en ook op
het terrein der politiek.
Uw vriend,
STENTOR.
(D'oor omstandigheden van persoon
lijken aard, was „Metellus", onze vroe
gere Middelburgsche briefschrijver, niet
meer in de gelegenheid dezen arbeid te
verrichten. D'oor velen onzer lezers is dit
als een gemis gevoeld. Tot ons genoegen
h^eft „Stentor" zich beieid verklaard de
Middelburgsche brieven voort te zetten.
Redactie.)
De S. D. A. P. in Zeeland.
Verschenen is het jaaroverzicht van de
S. D. A. P. in Zeeland over het tijdvak
1 Oct.30 Sept. 1934, waaruit blijkt, dat
zoowel het aantal afdeelingen als het
aantal leden een geringe daling vertoont.
Het totoaal aantal afdeelingen bedroeg
per 30 Sept. 41 met 1621 leden.
Bij beschikking van den minister
van waterstaat is de bureelambtenaar
P. M. Knieriem te Middelburg, voorbeen
te Goes, bevorderd tot administratief
ambtenaar 2e klasse.
Axel. Op 28 November a.s. zullen de
werkzaamheden voor traverse door deze
gemeente worden aanbesteed.
Ingezonden Mededeeling.
oude man er op vergoelijkenden toon
aan toe. „Oordeel niet, opdat gij niet
geoordeeld wordt. Hij is mijn eenige
zoon. Hoe kan ik hard tegen hem zijn?"
Zijn stem stierf weg. Het witte hoofd
viel op zijn borst. Cecil, die hevig ont
stelde, haastte zich weg om juffrouw
Desmond op te zoeken.
Hij vond haar in tranen, nauwelijks in
staat tot spréken van zenuwachtigheid.
„Ja, ik weet het", zei ze eindelijk, „maar
er valt niets aan 'te doen arme vader!
Keefe breekt hem het hart. Na al zijn be
loften is hij toch weer in schuld en onze
weinige spaarduitjes gaan er aan om hem
te bewaren voor schande en oneervol
ontslag. Mijnbeer Hamill heeft ook schul
den. Als u uw vriend wil redden, mijn
heer Ford, tracht hem dan van Keefe
te scheiden." Arme Catherine, ze sprak
opgewonden en bitter, en niet geheel
ten onrechte.
Cecil kon weinig voor zijn nieuwe
vrienden doen, hij bezat de middelen
noch invloed om te helpen. Hij ging
dus oo'k maar zoo gauw mogelijk heen.
Nog een verzoek had de oude man
aan hem: „Als u mijn jongen ziet, zeg
hem dan niet bang te zijn om hier te
komen. Catherine was gisteren wat hard
tegen hem, hij is nog zoo jong. We zijn
allen zondaars, mijnheer Ford en het
is goed voor ons, dat een liebhebbend
Vader over ons oordeelen zal. En
De algemeene beschouwingen over de
Staatsbegrooting voor 1935 zijn deza
week in de Tweede Kamer beëindigd.
Ons Lagerhuis heeft er zich vlug door
heen geslagen. Leek het aanvankelijk,
dat.alleen de economische en financieel)
vraagstukken in hoofdzaak de aandacht
zouden vragen, toch kwam cr tijdens
de debatten ook een politieke kwestie'
opduiken, n.l. de verhouding tusschen
de Roomsch-Katholieken en dit kabinet.
Ook na de nadere verklaring van Mr
Aalberse is dit punt nog niet geheel
opgehelderd, maar toch schijnt het wel,
ook op grond van beschouwingen in
R. K. bladen, alsof hier wat dreigt.
De Tweede Kamer nam ook aan een
■wetsontwerp tot ontslagverleening aan
huwende onderwijzeressen. Twee din
gen verdienen hier de aandacht: le,
dat de vrijz. democraten hier hun partij
genoot-minister in den steek lieten en
tegen stemden, zoodat de stemming zui
ver rechts-links was, maar 2e, dat ver
moedelijk ook 'n meerderheid zou zijn ge
vonden voor 'n amendement-Suring, om
ook de gehuwde onderwijzeressen te
ontslaan. Het amendement werd echter
door min. Marchant onaannemelijk veis
klaard. Te hopen is, dat er nu een
initiatief-voorstel in dien geest zal ko
men, zoodat weer meer mannelijke on
derwijzers aan het werk kunnen.
Wat er straks van de herclassificatie
zal komen ,is nog steeds onzeker. Wel
is het verzet er tegen krachtig. Zeker,
zou een algemeene, klein© salarisver
laging, hoe onaangenaam ook, billijker
zijn aan de voorgenomen herclassificatie,
waarvoor elke grond van rechtvaardig
heid en billijkheid ontbreekt.
De regeling van den uitvoer naar
Duitschland kost onze regeering, ook na
de opzegging van het clearing-verdrag,
veel hoofdbrekens. Misschien verschijnt
wel weer de N. U. M. (herinnering aan
de mobilisatiejaren) ten tooneele.
In het buitenland vragen twee kabi-
netscrises onze aandacht. Die in Frank
rijk is inmiddels opgelost. Het kabinet-
Flandin heeft een goede pers, wat echter
nog weinig zegt voor zijn levensduur.
De nieuwe premier heeft het de Kamer
leden duidelijk gezegd, dat het parlemen
taire stelsel nu de laatste kans krijgt.
In België is de crisis nog niet opge
lost. Scheen het aanvankelijk, dat Jaspar
dat karweitje vlug voor elkaar zou bren
gen, toch heeft hij even later moeten
verzoeken van deze opdracht ontheven
te worden.
In Landen is men al verschillende
dagen bezig aan het lijmen en krammen
om van de vlootbesprékingen toch nog
iets tot stand te brengen. Het schijnt,
dat er nu weer eenige kans op een
soort compromis is.
Nog andere belangrijke besprekingen
hadden op Engelschen bodem plaats, n.l.
tusschen den specialen gezant van Hitier
Von Ribbentrop, en de Engelsche staats
lieden. Zou men bezig zijn den terugkeer
van Duitschland tot den Volkenbond on
der bepaalde voorwaarden mogelijk ta
maken
Tusschen Zuid-Slavië en Hongarije is
deze week een bedenkelijke spanning ont
staan. Het schijnt, dat men in Zuid-
Slavië het Hongarije zeer kwalijk neemt,
dat daar de groep, die den koningsmoord
te Marseille op haar geweten heeft, de
vrije hand is gelaten. Te hopen is, dat
uit deze spanning geen verdere ver
wikkelingen van internationalen aard
voortvloeien.
President Roosevelt wil nu emst gaan
'maken met de bestrijding der werkloos
heid. Grootsche plannen zijn ontworpen.
Do werkloosheid is in vele landen wel
een beangstigend probleem. In een Vol-
fcenbondspublicatie heeft men kunnen
lezen ,dat Nederland er nog niet het
zwaarst door getroffen is. Een schrale
troost!
en doe mijn groeten aan Keefe en zeg
hem, dat ik de uren tellen zal tot hij
komt." Maar Keefe Desmond heeft die
boodschap nooit gekregen.
Cecil was erg verlangend om Jack te
waarschuwen, maar ongelukkigerwijs was
er 4e volgende dag veldmanoeuvre, en
hij en zjjn vriend waren in verschillende
kampen Ingedeeld en ouftmoeten elkaar
niet. Bjj hun terugkomst in de kazerne
vernam hij van een mede-officier, dat
Keefe Desmond verdwenen was en dat hij
al zijn schulden onbetaald had gelaten.
Niemand wist, wat er van hem geworden
was.
Hij haastte zich weg om Jack ap te
zoeken. Het was een drukkend heete
avond; hij vond zijn vriend in een rust
stoel, erg neerslachtig. Hij keek majoor
Ford aan zonder te spréken.
„Mijn beste kerel, wat moet ik tegen
je zeggen?" Jack Hamill trachtte te glim
lachen.
„Zeg, wat je wil, noem me een dwaas,
een schurk."
„Neen, neen, dat woord wil ik be
waren voor maar hij kon het niet
over zich verkrijgen den zin te beëindi
gen, toen hij Jack's gelaat zag.
(Wordt vervolgd.)