Het Vrouwenhoekje Dammen Voor de jeugd. RU EN ZIJN VRIEND. zoover zij zelf niet in staat waren uit den wagen te klimmen, op den weg. Ook in de dichtbij gelegen boerderij had men het ongeval bemerkt. De bewoners snelden ijlings toe om de kinderen, die hevig ontsteld waren, te hulp te komen. De po litie uit IJmuiden heeft de situatie ter plaatse opgenomen. Ongeluk bij het dor se h e n. Gisteravond werd bij het dor- schen van rogge te Ernst een zekere G. van Z. zeer ernstig aan het gelaat ge wand, doordat de 20 M.lange riem van de dorschmachine sprong en hem in het gelaat trof. Zwaar bloedend zakte hij in elkaar. De toestand van den gewande is zeer ernstig. Hij zal vermoedelijk een oog moeten missen. Inbraken bij| daglicht. Het dorp Vijfhuizen is gistermiddag in opschudding gebracht door de ontdekking van een reeks inbraken, die op klaarlich ten dag gepleegd waren. Aan den Kruis weg had de 72-jarige heer Van Dort ontdekt, dat bij zijn buren was ingebro ken. Hij zag een jongen man, dien hij vasthield, tot anderen en politie kwamen om den arrestant over te nemen. aangezien de predikant afwezig was. Verschillende personen waren daarom voor een dagje naar elders vertrokken. Voor de Belgen was het derhalve een prachtkans om te slagen en hun doel. de bezetting van Oostburg, te bereiken. In de huisgezinnen waren de vrouwen reeds bezig voor het middagmaal te zor gen. De soldaten der wacht waren aan het poetsen en de officieren hielden zich bezig met praten, lezen en dergelijke. In ieder geval was er de sfeer van „vrede, vrede, en geen gevaar." Omstreeks 11 uur kwamen van den kant van Aardenburg twee ruiters aan de wachtpost, die tevens herberg was. Er waren dienzelfden dag nog velen te voet of met rijtuigen van dien kant gekomen. De ruiters stegen af, kwamen binnen en vroegen een glas bier, dat zij betaal den en uitdronken. Zij maakten de paar den weer los, stegen op en reden naar den kant van Aardenburg terug. „Dat zijn zeker brigands" zeide de 'hospes, zoo langs zijn neus weg. De schildwacht, dat hoorende, liep naar bui ten en riep „Halt! Staat!" maar daar gevoelden de twee niets voor. Integen deel. zij reden zooveel te haastiger weg. (Slot volgt.) 3 ons suiker oplossen, waarna wij er de geraspte schil van twee citroenen bijvoe gen. Roer dit mengsel door 'A liter koude karnemelk, en voeg er ten slotte 35 gram gelatine (half wit, half rood) bij, die te voren in wat kokend water werd opgelost. Doe het mengsel in een met koud water omgespoelden steenen vorm en roer daar na van tijd tot tijd, tot de massa gelei achtig wordt en de gelatine dus niet meer naar den bodem zakt. Laat den pudding verder stijf worden en presenteer er een vanillesaus bij. Boterjanhagel. Voor het deeg van dit gebak is noodig 1 ons suiker, 120 gram boter en 160 gram tarwebloem. Voor 't bestrooien van den hieruit te ma ken voorraad: 20 amandelen, 1 eetlepel suiker en een geklopt ei. Rol op een met bloem bestoven deeg plank het deeg. tot een dunnen lap en breng hem voorzichtig over op een met boter besmeerd bakblik. Bestrijk de op pervlakte met het even geklopte ei en strooi er de dun gesnipperde amandelen en de suiker over. Bak het in een war men oven mooi bruin en snijd het deeg, terwijl het nog warm is, in rechthoekige stukjes van 4 bij 7 centimeter. Op 13'19 zou wit 16X7, 20—01 8081, 38—32 en 33X2 spelen. 49. 16X7 12X1 50. 38—32 24—30 51. 44—40 8035 52. 34—29 35X44 53. 39 X 50 8—12 54. 32—27 22X31 55. 30X27 18-19 50. 33—28 1—7 57. 28—22 18—23 58. 29X18 12X23 59. 2721 23—29 60. 22—17 29—33 61. 21'16 25—30 Het eenvoudigste. Op wit 1711 speelt zwart nu 1924 en 3035. 62. 17—11 19—24 63. 11X2 3035 64. 2 X30 35X24 Remise Uit de partij. Wit had het laatst 4440 gespeeld. 1 2 3 4 5 n. „Dat moet je noodig doen; bij jullie groeien de kousen zeker aan de boomen". Dries haalde zijn schouders op; hij had al z'n aandacht bij de jongens in de gang. Daar keek Jaapje om en Dries schreeuw de zoo hard hij kon: „Aap gezien!" Met een wantrouwende blik keek de on derwijzer naar Dries, niet wetend wat deze bedoelde. Met de steel van zdjh pijp stootte hij hem aan; „Kom jij hier maar naast me staan, jongetje." Onwillekeurig stapte Dries naar den anderen kant van de deur; waar bemoei de Tabak zich mee; gelukkig dat hij al lang niet meer in de vijfde zat; ze hadden nu een veel fijnere meester. Plotseling ging Dries toch weer naar zijn oude plekje. „Wil je hier blijven?" vroeg de Onder wijzer boos. „Ja, maar u blaast al die rook in mijln gezicht," grinnikte Dries. Een draai om zijn ooren was het eenige antwoord wat hij kreeg en toen was het tijd om naar binnen te gaan. Meester Van Leersum stond al voor zijn lessenaar. „Ga maar, gauw zitten, Dries, dan gaan we beginnen." Een jongen van de voorste bank trok Dries aan zijn mouw. „Heb je heusch een aap gezien?" Dries duwde den arm weg en liep door naar zijn plaats. Toen hij Jaapje passeer de, zag deze direct het roiode oor; „dat beeft Tabak natuurlijk gedaan", dacht hij. Na bet bidden begonnen de kinderen direct met elkaar te fluisteren en velen ke ken naar Dries. „Jongens," begon meneer Van Leer sum, „ik geloof dat bet maar het beste is dat Dries even voor de klas komt, dan kan bij zelf vertellen wat bij gezien heeft." Dries zag aan de tinteling in meneer z'n oogen dat hij een grap met hem uithaalde, maar toch durfde hij niet te blijven zitten. „Kom hier maar staan," noodde de meester, van bet Linkje stappend. Langzaam kwam Dries naar voren, niet wetend wat er ging gebeuren. Met een hoofd nog rooder dan het eene oor, stond hij op het bankje en zag voor zich de lachende gezichten van de jotngens en de meisjes. „Ziezoo, Dries, vertel jij nu maar eens wat je in de pastorie gezien hebt," zei meneer lachend, „niemand weet het pre cies; dus als jij het ons vertelt, is meteen het raadsel opgelost." O die arme Dries, hij had zoo groot als hij was wel onder de bank willen krui pen, zoo schaamde hij zich. Toen ineens zag hij Jaapje; natuurlijik die vervelende jongen had het verteld. Maar hij vergat dat hij' het zelf zoo hard door de gang had geroepen. „Nu Dries begin maar." Nee schudde Dries. „Jongens, allemaal stil, Dries heeft het woord." Nee schudde Dries weer. „Wat nee, wil je niet vertellen?" Weer ging zijn hoofd heen en weer. „Heb je niets gezien?" „Nee meester." „Hé, dat is jammer, ik dacht dat je ons heel wat zou vertellen. Nu ga dan maar weer zitten. Jongens, dat is een tegenvaller. Jullie hebt allemaal gehoord dat Dries niets ge zien heeft, dus nu kunnen jullie rustig aan het werk gaan. Weet je Dries, we wa ren al bang dat de aap ons een bezoek zou brengen. Even werd er nog gelachen in de klas, maar spoedig was alles rustig. Direct om vier uur ging het drietal naar huis. Dries, de handen in de zakken, liep valsch fluitend naast de twee vrienden. Ze wisten wel dat dit een uiting van boosheid bij hem was. Jaapje, die niets van ruzie hield, vond dat je altijd erg iop moest passen met hem; hij' werd soms zoo vreeselijk gauw kwaad. „Waarom zeggen jullie niets," vroeg Dries plotseling. „Nou ja", antwoordde Klaas, „wij luisteren naar jou liefelijik geluid." Dries haalde zijn schouders op en floot nog harder. Echt kwaad was hij Op den meester. Ais hij straf kreeg op school wat nogal eens een keertje gebeurde, nu dat vond hij zoo erg niet, maar dat de klas hem had uit gelachen, dat kon hij niet goed uitstaan. „Waarom moesten jullie het ook ver tellen vanmiddag?" Dat hebben we niet gedaan, maar jij schreeuwde het zelf door de gang toen je bij de deur stond." „Da's waar ook,. Dries werd plotseling weer vroolijik. „Die vervelende meester; ik moest naast hem staan en kreeg de rook in mijn gezicht. 'tWas natuurlijk weer merk „rook ze buiten". Ik naar de an dere kant en toen vroeg ie waarom ik dat deed." „En wat zei je?" „Nou natuurlijk omdat ik die vieze rook in m'n gezicht kreeg." „Kreeg je daarom een draai om je ooren?" vroeg Jaapje om te plagen. „Welnee jo, heb 'k niet eens gehad." „Wèl waar, want 't eene oor was rood." „Nou maar 'k gaf er toch niets om." Bij een zonnig zandweggetje gekomen sloeg Dries dat in. ,,'k Moet gauw thuis zijn," verklaarde hij de jongens, die daar evenwel niets van geloofden. „Hij' wil natuurlijk niet langs de pasto rie," zei Klaas, „stel je voor, dat er nu tóch eens een aap is." „Och jo, houd daar nu maar over op"j vond Jaapje. (Wordt vervolgd.) Kinderverlamming. In de afgeloopen dagen hebben zich te Haar lem gevallen van kinderverlamming voor gedaan. UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN door A. M. WESSELS. Uit de Historie van Oostburg. II. Nu was Oostburg eenige dagen aan zich zelve overgelaten en de burgers betrokken de posten. Des nachts tusschen den 26en en 27en kwam de 2de luitenant J. Haan ter met eenig krijgsvolk, waarvan de sterkte den 28en nog vermeerderde met eenige manschappen onder den eersten luitenant J. L. Verburg. Doch des avonds van dien dag klem de krijgsmacht tot 300 man. met twee stuk ken geschut, onder het bevel van den lui tenant-kolonel Josef Ledel. Op Vrijdag den 29en bracht de overste eenige bezetting in Sluis en liet een ver kenning doen tot Eede. Zaterdag 30 moest echter de zwakke bezetting van Sluis voor de Belgen wijken. Men verweerde zich daar op den dam naar St Anna en in de straten, maar was genoodzaakt in den avond, langs de hooge sluis en den zee dijk, af te trekken. D'e overste Ledel zocht nog, langs den straatweg, zijn bezetting te hulp te ko men, maar vond Sluis reeds door de Belgen bezet, waarop hij de draaibrug liet afbranden. Zoo brak de groote dag van Zondag 31 October aan. De macht der Belgen, die zich bij Oostburg vertoond had, was de laatste dagen zeer gering geweest, en van geschut was heelemaal niets te bespeu ren. Met 300 man en twee stukken ge schut voelde men zich dan ook tamelijk veilig in Oostburg. De overste Ledel reed vroeg uit, in een cbais. met den advocaat Risseeuw, om de situatie naar den kant van IJzendijke op te nemen. De luitenant der ar tillerie De Raad was te paard naar Bres- kens. Het geschut stond rustig op de Markt te Oost'burg, terwijl de soldaten bezig waren, hun geweren weder in orde te maken, waartoe sommigen hunner de sloten der snaphanen uit elkander had den genomen. „De hoofden van den opstand", zegt Dr Callenfels, „stelden er niet weinig belang in, den indruk van hun geledene neder laag uit te wissohen, maar waren ook doordrongen van het gewicht om Staats- Vlaanderen aan België gehecht te zien." Deze laatste gedachte speelde een niet geringe rol in hun optreden. Dit was een hunner gronden om nog meer aanval lend op te treden. Teneinde dus dezen dubbelen wensch te bevredigen, hadden zij een groote macht vereenigd. Deze bestond uit 1000 tot 1200 man geregeld krijgsvolk, van benden genoemd „les amis des peuples", „têtes de mort" en „corps de Robel". De aanvoerder dezer gezamenlijke macht was de burggraaf de Pontecoulant, die evenals ettelijke zijner officieren, in het leger onder Napoleon gediend had. Onder die officieren waren (behalve Gaune, die voor Oostburg bleef en Da vid, die aan zijn daar bekomen wonden stierf), ook P. J. Ho velt, een kapitein en M. A. Perier, namen, die bij de latere woelingen in Frankrijk voorkomen. Zij voerden 3 stukken geschut, en wer den vergezeld van een groote menigte Belgen, min of meer in benden verdeeld, sommigen met snaphanen, anderen met 'hooivorken, zeisen en pieken gewapend, waarbij zich nog de plunderaars voeg den, zoodat de geheele macht op 6000 man geschat werd. Uit Aardenburg was reeds een briefje met een waarschuwing gekomen met de woorden „Zij komen!" Hoe het kwam, weet men niet, maar deze tijding werd eerst Dinsdag 2 Nov. door den heer secretaris Jan van Cas- teel bezorgd, hetgeen nog een valsch alarm veroorzaakte. Het was een groot verzuim, minder aan den overste Ledel, dan wel aan den kapitein-commandant der troepen of aan den bevelhebber der wacht te wijten, dat op den zuidelijken dijk van den Brugschen Vaartpolder geen schildwacht geplaatst was. Hierdoor kon de vijandelijke troep tot op minder dan 400 M. van de Neder- landsohe wacht naderen, zonder gezien te worden. 'tWas een stille herfstdag. In de Her vormde Kerk was geen dienst geweest, Een actueel probleem. Wie de advertenties van de groote meu belzaken en magazijnen leest, en wie vooral in de groote steden langs de win kels en winkelpaleizen loopt, wordt er door getroffen, dat bij de reclame en het etalleeren meer gelet wordt op het kunstvolle en mooie dan op het goede en tegelijk goedkoope. Er zijn vele jonge menschen, die aan trouwen denken, maar ook rekening moe ten houden met hun nog zeer wankele levenspositie, rekening ook met de mo gelijkheid van een steeds inkrimpend jaarlijksch inkomen, met de dreiging van een nabije salarisverlaging. Ons wordt allen versobering en bezui niging voorgehouden, wij' moeten naar een lageren levensstandaard toe, maar anderzijds worden wij' gedreven en ge drongen om aan het leven steeds hoogere eischen te gaan stellen. Wij willen allen onzen stand ophouden en dezen liefst nog wat hooger opvoe ren. En toch, zouden het niet juist onze jonge menschen moeten zijn, die over een huwelijk denken, die moesten beginnen met een lageren levensstandaard te wil len proheeren? Zouden ze er waarlijk minder gelukkig en tevreden om worden? Funest is hier wel bijzonder het huur koopsysteem, dat zoo verleidelijk is om boven zijn stand te gaan leven. Wij hebben ze in de jaren van welvaart wel gekend, de jongelui, die hun huishou den zoo grootsch mogelijk gingen opzet ten, zóó dat de ouderen wel eens bedacht zaam het hoofd schudden: „als dat maar zóó zal kunnen duren." E'n vaak is beleefd, dat weer moest worden afgebroken, wat zoo overmoedig was opgebouwd. Maar zijl zijn er ook, die klein en be scheiden begonnen, duurzaam maar ge leidelijk hebben uitgebouwd en nu met voldoening op hun welslagen kunnen te rug zien. Nog altijd geldt de oude waarheid, dat een eigen haard goud waard is, maar daarom behoeft die eigen haard niet da delijk zwaar verguld te zijn. Ook een een voudige kachel kan een behagelijke warm te geven; wij' kunnen ons toch wel rein en frisch houden, al beschikken wij' niet dadelijk over een geiser met ingebouwd bad en vaste waschtafels met warm en koud stroomend water; ons middagmaal zal ons toch wel smaken, al wórden de spijzen niet opgediend in Wedgwood- en Rosenthaler-serviezen. Ons instellen op een meer eenvoudigen levensstandaard, minder huur, minder be lasting, geen dienstbode, dat alles betee- kent minder zorgen, minder slapelooze nachten, maar meer geluk en tevreden heid. Ingezonden Mededeeling. In 't dagelijksch gebruik besparen En DU KOL zegels bewaren. Kwaliteit en prijs. Levert U het beste bewijs. Enkele recepten. Aardappel-croquetten. 1 pond koude gekookte aardappelen, 2 eieren, wat peper, zout, misschien een paar lepels melk, 1 eetlepel boter, Y> eetlepel gebakte peterselie, 1 eetlepel D'elftsche slaolie, eenige lepels paneermeel. Wrijf of maal aardappelen fijn, ver meng ze met één van de eieren, de ge smolten boter, kruiden en zooveel melk, als voor den samenhang strikt noodig blijkt. Vorm van dit mengsel kleine bal letjes, doop ze een voor een in het met slaolie geklopte overgehouden ei, wentel ze door paneermeel en laat ze in heete Delftsche slaolie of Delfrite vallen. K a r n e m e 1 k p u d d in g. In het uit geperste sap van drie citroenen laten wij Het strijken van een heeren overhemd. Eerst vermengt men een pakje glans- stijfsel met warm water (een kwart li ter water bij één pakje). Is alles goed opgelost, dan stopt men de stukken waschgoed er in en drukt ze goed met de handen er door heen. Stevig oprollen in een doek, maakt dat het te veel aan stijfsel hier inge zogen wordt. Vlak voor het strijken wrijft men het waschgoed nog eens in met een vochti- gen lap, vouwt het hemd glad gestre ken, met naar binnen geslagen mou wen nog eens in een doek. Na een poosje kan het strijken beginnen. Eerst het randje aan den hals en de schouderstukken. D'an komen de man chetten. Die worden glad gestreken en daarna door het ijzer er stevig op te drukken, rond. Onder de borst legt men een zachte lap en strijkt ze dan met een heet ijzer. D'aar- na wordt ze op hout gestreken, wat er den mooien glans aan verleent. Voorzichtig met de knoopen! Men moet er voorzichtig om heen strijken. De plooien in de borst haalt men met een vouwbeen omhoog en strijkt ze daarna plat. D'e rest, het strijken van het hemd zelf, is gemakkelijk. Gelieve alles, deze rubriek betreffende te adresseeren aan P. Mons, Westerstraat 22:1, Amsterdam. Probleem 370. Auteur: P. Snijders, A'dam. 1 2 3 4 5 16 26 36 46 15 25 35 45 47 48 49 50 Wit: N. Cohen. 37. 48-39 38. 49—43 39. 31—26 40. 2721 41. 32X21 42. 38X27 43. 50—44 44. 4338 45. 38—32 812 8-8 11'16 16X27 23X32 13—18 3—9 9—13 19—23 Dreigt met 2429, 2328 en 18X49'. 46. 32—28 23X32 47. 27X38 611 48. 21—16 17—22 47 48 49 50 Zwart 8 sch. op 3, 7, 8, 13, 17, 20, 24, 35 en dam op 26. Wit 8 l) sch. op 10, 19', 23, 28/30, 33, 38, 43 en 47. Wit speelt en wint. Oplossingen. Sept.-problemen vóór 4 Oct. in te zen den aan bovenstaand adres. Uit de competitie. (Vervolg rubr. 1 Sept.) Stand na 36. 2420 van zwart. Zwart: P. J. v. Dartelen. 1 2 3 4 5 1) Vermoedelijk zal dit 10 moeten zijn. (Red.) Zwart speelde nu 2024; 29X20, 15X24 en wit had alleen 2823, waarna later dit stuk verloren ging. Zwart dreigde n.l. met 2429. Op wit 3429 zou zijn gevolgd: Zwart 18—23; 29X27, 24—29; 33X24, 19 X30; 35X24, 17—21 en 11X35. Beste Nichtjes en Neefjes! In gedachten ga ik heel Zeeland door, de vriendelijke Walchersche dorpjes, Schouwen, Zeeuwsch-Vlaanderen, Z. en N.-Beveland, kom in de oude stadjes, die je ook al in Zeeland vindt, en roep daar overal de nichtjes en neefjes op weer met het oplossen van de raadsels te beginnen. Wat hebben we een heerlijken zomer gehad, vinden jullie ook niet? Bijna dag in dag uit konden we genie ten van zulk echt zonnig zomerweer en dat ook onze nichtjes en neefjes ervan ge profiteerd hebben bewezen wel de ansich ten die ik geregeld ontving. Mijn harte- lijken dank ervoor. Ook heb ik het genoegen gehad per soonlijk met enkele van de kinderen ken nis te maken. Nu nog maar een paar weken- en dan behoort de zomer weer tot het verleden. 's Avonds kun je het al goed merken dat de dagen beginnen te korten en dat is nu juist de tijd om de raadsels op te los sen. Ik wil dit briefje niet eindigen voor ik ook nog iets gezegd heb aan al de kinde ren die dit lezen en nog niet mee doen aan ons raadselhoekje. Waarom zouden jullie het ook niet eens probeeren? Weet je niet boe je het doen moet? Nu dat is gemakkelijk genoeg, je begint met de raadsels op te lossen, b.v. eerst dat voor de kleineren en dan het raadsel voor de grooteren; alleen het kleine mag ook. Vervolgens schrijf je een briefje. Natuurlijk vergeet je niet de plaats naam er boven te zetten, onderaan je leef tijd, naam en schuilnaam, want dat zijn allemaal dingen waar ik erg nieuwsgierig naar ben. Op de enveloppe zet je: Aan Tante Dollie, Bureau „De Zeeuw" Goes. Dus jongelui de volgende week ver wacht ik allen op het appèl, en veel nieu welingen. Hier volgen weer de eerste prijs raadsels. I. Voor de grooteren: Het geheel bestaat uit 45 letters: Eien 7. 27. 38. 31 bestaat uit meer dan één persoon. Een 28. 2. 17. 34. 11. 35. 44 wordt op ieder feestterrein gebouwd. 19. 21. 6. 22. 45. 29. 43. 43. 25 kan men naar alle landen luisteren. 32. 4. 14. 30. 39. 26. 17 zijn zwemvogels. Het 13. 12. 15. 36. 9 is meestal hert TUAOllllIrClt In een 42. 43. 37. 25, 10. 38. 36. 41 kweekt men groenten. In de 5. 8. 28. 23. 1. 10. 16. 33 nemen velen een 18. 20. 41. 34 mee op reis. 3. 8. 24. 40. 35 zijn beter dan woorden. II. Voor de kleineren. Het geheel bestaat uit 26 letters. 1. 15. 19. 26. 6. 13 zijn hoofddeksels. Een 11. 5. 18. 22. 11. 9. 13. 25 moet nog leeren. Aan een 14. 23. 20. 26. 12. 7 worden veel dieren toevertrouwd. Een 8. 10. 3. 4. gebruikt de glazenwas- scher. 21. 2. 16. 7 is voedsel voor de beesten. Een 17. 24. 25. is een insect. Hartelijke groeten van TANTE DOLLIE.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 6