DE ZEEUW
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOcl
TWEEDE BLAD
Letterkundige Kroniek
Miss Durnford en haar
gezelschapsjuffrouw.
Voor den Zondag
HET ADRES
WILKING
Uit de Provincie
Wat er deze week voorviel
VAN
ZATERDAG 18 AUG. 1934, Nr 269.
Vrij naar het Engelsch.
10)
IK GING DE WIJK IN.
door Zuster Son ja.
Er is wel eens over geklaagd, dat de
christelijke roman zoo eenzijdig is.
Inderdaad: er is reden voor die klacht.
Want er wordt in het werk van onze
christelijke schrijvers wel een zeer op
vallende plaats ingeruimd aan leed en
ellende, aan tegenspoed en teleurstel
ling en dood. Talloos is het aantal ver
halen over mislukte levens, en hoe vaak
biedt het sterfbed van ouder of kind den
schrijver de kans om zijn laatste hoofd
stuk af te sluiten
F E UI L LE TO N
„Vooruit Mary, doe niet zoo dwaas",
zei Lucia door haar eigen kinderachtig-
hied geprikkeld. „Ik heb al verdriet ge
noeg en je bent veel te oud om nog zulke
flauwe streken uit te halen". Mary ver
zonk weer in een pruilend zwijgen en
Ruth hernam haar moeilijke taak Lucia's
verstrooide zenuwen weer tot rust te
brengen.
Na een poosje slaagde ze daarin. Mis
schien dat juist de moeilijke toestand
er toe meewerkte om haar schoonzuster
weer tot kalmte te brengen, want ofschoon
Lucia een paar tranen stortte en zei, dat
ze Ruth elk uur van den dag zou mis
sen en dat die arme kinderen nu wel
schandelijk verwaarloosd zouden worden,
fleurde ze ten slotte toch weer op en was
al gauw weer 'toude, practische huis
vrouwtje. Later op den avond, toen dokter
Cleveland bij een patiënt geroepen was,
en zij alleen bleven, werd Lucia bepaald
weer opgewekt, terwijl ze over Ruths be
scheiden uitzet praken en middelen be-
VAST IN GODS WOORD.
Maak mijne voetstappen vast
in Uw Woord.
Ps. 119 133
In veler hart heerscht in deze dagen de
twijfel. En de twijfel is als een wig, die
in het hout gedreven wordt om het te
doen splijten. Waar do twijfel is, is een
verdeelde wil, een tweevoudig hart, een
op en neergeworpen ziel, gelijk aan de
zee, als haar de storm beroert.
Terecht zegt een Apostel: Een dubbel
hartig man is ongestadig in al zijn wegen,
d.i. een, wiens binnenste verdeeld is, als
of er twee zielen in hem waren. Een, die
alles van God schijnt te hopen, want hij
bidt, maar tegelijk een, die niets van
hem verwacht, want hij1 t w ij f e 11.
Luther schreef eens naar waarheid:
„Des twijfelaars lot is op en neer gewor
pen te worden, telkens omvergeworpen en
eindelijkverworpen te worden."
Daarom is het vooral in deze dagen zoo
noodig, dat onze voetstappen vast staan
in Gods Woord.
Toen Paulus aan Timotheus de aan
doenlijke woorden schreef, dat de tijd
zijner ontbinding aanstaande was en zijn
brief als een testament was, kon hij niet
eindigen, vóór hij1 deze woorden had neer-
gegrift: „Al de schrift is van God ingege
ven en is nuttig tot leering, tot weder
legging, tot verbetering, tot onderwijzing,
die in do rechtvaardigheid is, opdat de
mensch Godo volmaakt zij, tot alle goed
werkelijk volmaaktelijk toegerust."
En is het niet aangrijpend toen
Petrus zijn laatsten brief schreef en de
wetenschap had, dat het huis zijns taber
nakels weldra verbroken zou worden,
toen riep hij de gemeente toe: „Wij heb
ben het Profetische woord, dat zeer vast
is en gij d'oiet wel, dat Gij daarop acht
geeft als op een licht, schijnende in een
duistere plaats, tot dat de dag aanlichte
en de Morgenster opga in Uwe harten.
Deze pilaren in de kerk van Christus,
hebben heengaande naar den hemel, eerst
nog aan de kerk aller eeuwen, aan ouden
en jongen, aan geleerden en eenvoudigen,
willen toeroepen:
Richt u naar houdt u aan het
Woord, het Woord alléén. En hoeveel er,
sinds hun laatste getuigenis ook is ver
anderd, dat Woord is gebleven en gaat
voort de harten van duizenden te ver
troosten, een licht te zijn op hun pad naar
den hemel en een betrouwbaar compas
hier op aarde.
Zij het dan onze bede: „Maak mijn
voetstappen vast in Uw Woord".
„Houd het vast; ach, hier beneden
Is al 't andere wind en waan,
IJdelheid der ijdelheden,
Pas ontloken of vergaan.
Bloesems, die het oog verkwikken,
Doornen in des plukkers hand,
Alles duurt hier oogenblikken,
's Heeren Woord houdt eeuwig stand."
O zeker, wij ontkenmu nit", dat zulk een
gebeuren door het beeldend vermogen van 1
den kunstenaar tot een gansch hizondere
waarde gewijd, een levenswarme werke
lijkheid kan worden; dat het de stof kan
zijn voor-hen in alle 'opzichten zuiver en
gaaf kunstwerk, waarvoor het en dit
mag met recht vooropgesteld in zich
zelf alle kwaliteiten bezit. Als er dan
maar' altijd het spoor mocht zijn van de
vaste hand om juk en last in het leven
van den Christen zóó te schilderen, dat de
lezer beseft hoe hier met volle recht
sprake kan zijn van de lichte last en
het z a c h t e juk
Zoo is er een opvallend gemis aan an
der werk, dat voor onze christelijke ro
mankunst zonder twijfel een groote winst
zou beteekenen. Dat is juist de eenzijdig
heid: bijna steeds wordt de zwarte kant
van het leven extra scherp belicht, alsof
er geen zon, geen levensvreugde en le
vensrijkdom te vinden is in onze kringen.
Er ligt over tallooze bladzijden een som
ber waas, waardoor de zon van blijmoedig
geloofsoptimisme zelden doorbreekt; en
heeft de mensch van onzen tijd aan de
sterkende kracht van dit laatste niet de
grootste behoefte?
De christelijke romankunst heeft maar
één beeld gegeven van het leven in chris
telijke kringen: dat men een zwaar en
moeilijk leven heeft, weinig genieting en
ware vreugde; dat er de vrees is voor een
eeuwigheid na den dood, een vrees, die
niet in het midden der jaren, doch slechts
op het ziek- of sterfbed wordt overwon
nen. Dat door hoogere hijstand aan juk
en last veel van het pijnlijke wordt ont
nomen, zien wij' daarbij1 slechts hoogst zel
den geteekend op een wijze die zulks voor
den lezer volkomen aanvaardbaar maakt,
zoodat in dergelijk werk méér de goede
bedoeling, dan de uitkomst kan toege
juicht worden.
Het zonnige, levensblije komt nauwe
lijks te voorschijn in die boeken. Droef
heid en tegenslag overheerschen, en het
schijnt wel alsof Gods kinderen alléén
langs zulke wegen gevoerd worden. Is er
dan geen sterk geluk en geen matelooze
vrede; is er dan nooit het blijde genieten
van Godes zegen, zijn er dan geen opge
wekte, blijmoedige naturen? De grootste
rijkdom van den Christen, zijn steun en
vertrouwen onder alle omstandigheden,
het wordt in den christelijken roman
nauwelijks opgemerkt. Het leed en de el
lende overheerschen; de weg van Gods
kinderen gaat zóó vaak door donker en
pijn, dat al het andere vervaagt tot iets
dat bijna in strijd komt met de werke- 1
lijkheid
Het ware te wenschen dat voor dien
r ij k d o m in ons leven het oog van velen
onzer christelijke auteurs openging. Een
zijdigheid schaadt altijd; doch in dit geval
beteekent zij' armoede. Wat wij noodig
hebben, is: boeken, waarin de waarde van
een vertrouwend geloofsleven straalt over
héél het leven, zóó, dat het tot heilige ja-
roerschheid wekt.
Dit nieuwe boek van Zuster Sonja mag
men in zekeren zin een vervolg noemen op
haar eerste werk: „Waar geleden en ge
lachen wordt". Want ook hier zijn het
allerlei voorvallen uit de practijk, die
haar de stof leveren voor de schetsen die
tezamen dezen bundel vullen.
Het kan haast niet anders, of juist in
dergelijke schetsen moet de nadruk val
len op het lijden. Al mag er dan een open
oog zijn voor het vele goede dat ook in
deze omgeving aanwezig is, al mag er dan
veel opgewektheid heerschen en veel blij
de moed, het ziekenhuisleven wordt
toch door veel somberheid gedrukt. En
wie, als zuster Sonja, zeggen kan: „Ik
ging de wijk in", weet dat het verslag van
dien arbeid van allerlei droeve toestanden
moet gewagen
Toch blijkt uit dezen bundel weer zon
neklaar, welk een verschil het uitmaakt
h o e de mensch staat tegenover zijn werk.
Hier was de bereidheid om hulp-en steun
te verleenen wel altijd aanwezig; hier was
een vast geloofsvertrouwen, waardoor aan
anderen een wijd uitzicht geopend werd
op Gods reddende genade; en er was ook
de gulle lach en het zonnig optimisme,
waardoor ondanks het vele droefgees
tige, ontmoedigende in dit werk een 1
sterk tegenwicht ontstond, zoodat de
kracht tot den arbeid behouden bleef.
Zuster Sonja toont zich ook in dezen
bundel een onderhoudend schrijfster. Het
leven in de wijkverpleging en voor de
ouden van dagen biedt genoeg stof, om
den lezer te boeien; dat zij, wat dit laatste
betreft, volkomen geslaagd is, behoeft
stellig niet in twijfel getrokken.
Toch hopen wij', dat deze schrijfster
zich nu voor ander werk zal laten vinden.
Deze schetsen geven aanleiding om de
hoop uit te spreken, dat zuster Sonja ons
in de toekomst wel eens een roman kan
schenken die uit haar leven in dit milieu
geboren wordt.
Het zou dan misschien weer een roman
worden waarin donker en dood deminee-
ren. Maar wanneer dat alles geteekend
werd als een zacht juk en een lichte last,
zóó dat ieder moest erkennen: wat is een
leven in en door het geloof toch rijk,
dan zouden wij zulk een boek althans
wat zijn inhoud betreft reeds nu van
beteekenis durven noemen.
A. L. VAN O YEN.
Ingezonden Mededeeling.
voor Manufacturen.
Dames- en Kinderconfectfe
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen Is
GOES
HULST
WEIFELEND COMMANDO?
Op de laatste vragen, welke de heer AI-
barda den Minister van Defensie gesteld
heeft over 'het werpen van de bom op de
„Zeven Provinciën" gaf Dr Deckers een
zeer uitvoerig antwoord. De Minister le
verde daarmee het bewijs, dat de regeering
niets te verbergen heeft en niets verborgen
wil houden. Hem treft geen blaam.
Het anibwoord, zegt „de Rotterd", doet
echter wel twijfel rijzen aan de doeltref
fendheid van de bevelen der hoogste mili
taire autoriteiten in Indië en brengt daar
mee geen bevrediging.
Wij vermeten ons nielt een geheel af
doend antwoord te kunnen geven op de
vraag of men op het fatale moment met
een waarschuwingebom had kunnen vol
staan, of dat een voltreffer noodzakelijk
was. Ons menschelijk gevoel zegt, dalt men
zoo lang mogelijk 'had moeten wachten
met het werpen van een bom, welke voor
veïen, schuldigen en misschien ook on-
sc'huldigen, noodlottige gevolgen kon heb
ben en ook gehad heeft.
Ons verstand daarentegen geeft toe, dat
de tijd van waarschuwen voorbij' kon zijn,
omdat verzet tegen het overheidsgezag
geen minuut langer gedoogd mocht wor
den..
Over het tijdstip, dat het muiterschip
als v ij a n d beschouwd diende te worden,
laten we derhalve liever het oordeel aan
anderen.
Er is echter ook iets, dat de leek en
zelfs de leek op een afstand wél beoordee-
len kan.
De officieele verklaring zegt thans im
mers, dat de bevelvoerende, officier, die
de bom geworpen heeflb, „waarschijnlijk"
niet goed op de hoogte was met de com
mando's; dat 'hij ten slotte zelf moest kie
zen tusschen het eerste en helt tweede he
vel: een waars ch uwingsbom werpen of het
muiterschip 'als vijand beschouwen.
Het is natuurlijk mogelijk, dat men zoo
iets aan een bevelvoerend officier overlaat
en van 'hem verwacht, dalt bij naar bevind
van zaken zal handelen en een zelfstan
dige beslissing nemen.
Zoo staat het hier echter niet. De be
trokken officier is niet tegenwoordig ge
weest bij de gehouden voorbespreking,
door een, na een half jaar, nog „niet vol
ledig bekende oorzaak".
Best mogelijk, maar wat zou dat? Com
mando's worden toch doorgegeven? Ech
ter, verder 'heet het: Op last van den com
mandant heeflt do groepswaarnemer een
bepaald punt met den afwezigen officier
besproken', die het nu „waarschijnlijk"
acht, dat 'bij die gelegenheid ook gewag
is gemaakt van de opzet om een waar-
scihuwings'bom te werpen.
Hier hapert walt. Met eenige overdrij
ving wordt vaak gezegd: een militair moet
niet denken, maar gehoorzamen. In dit
geval heeft de opperste leiding het echter
den nog jongen officier onmogelijk ge
maakt om te gehoorzamen, doch hem te
vens belet om van meet af na te denken
over de uitvoering van zijn taak.
Dit schrijnt. Het waren zeer ernstige
omstandigheden. Voor helt overheidsgezag
dat tot eiken prijs gehandhaafd
moest worden, in de eerste plaats. Daar
na ook, zooals uit de gevolgen gebleken
i's, voor de muiters'. Indien het niet strikt
noodzakelijk was, had men geen levens
mogen offeren.
Over 'die noodzakelijkheid stond het
oordeel der autoriteiten blijkbaar niet ge
heel vast. In elk geval i® duidelijk, dat zij
niet 'die zorgvuldigheid betracht hebben,
welke altijd in militaire aangelegenheden,
doch zeker thans geboden was. Van een
twijfelachtige order moehit onder die om
standigheden geen sprake zijn.
Een weifelend commando, hetzij als
gevolg van zwakheid, dan wel bij gebrek
aan ernst, was hier'allerminst toelaatbaar
Daarom geeft de laatste verklaring geen
bevrediging".
Goes. De collecte voor het Crisis-
Comité bracht deze week op f 61.25.
Dezer dagen was het 45 jaar geleden,
dat de Harmonie „Hosanna" alhier werd
opgericht, Dit feit zal door „Hosanna" op
bescheiden wijze herdacht worden door
a.s. Dinsdag 21 Aug. in het Schuttershof
een feestconcert te geven, waaraan mede
werking wordt verleend door Cloeting's
Gemengd Koor. Het door „Hosanna" uit
te voeren programma is samengesteld uit
nummers van het in die 45 jaar gevormde
repertoire, o.a. Koralen van het eerste
concert in 1890, fantasie's uitgevoerd
onder leiding van dhr L. de Beste, in
1895 en 1901, feestouverture, compositie
van en uitgevoerd onder J. C. Anderson
in 1914 en Hosanna's 9e Lustrum van
C. G. Govaarts.
Ovezand. De Baad vergaderde 17 de
zer. Present 5 leden. De gemeenterekening
over 1933 wordt voorloopig vastgesteld in
ontvang op f39778.15 en in uitgaaf op
f 33415.75V2. alzoo met een goed slot van
f 6362.39y2.
De rekening van het Burgerlijk Armbe
stuur over 1933 op f8061.15 in ontvang
en op f7451.53 in uitgaaf, alzoo met een
batig slot van f609.62.
In verband met de vele uitgaven voor
crisissteun aan werkloozen wordt de be
grooting van 1934 gewijzigd.
Voor de aangebrachte verbetering aan
den Achterlijk en Platteweg wordt be
sloten een geldleening aan te gaan van
f 8500.
Aangaande de crisissteun wordt beslo
ten om van diegenen, welke grond in
huur, pacht of eigendom hebben, een
zeker deel op den uit te keeren steun in
mindering te brengen.
Ingezonden Mededeeling.
dachten om datgene te verschaffen, wat
Lucia als absoluut noodzakelijk ver
klaarde.
Voor ze dien nacht naar bed gingen,
vertelde Ruth van juffrouw Durnfords
verwarrende toespeling op de kinderen
„de Generaal, Tommy en Baby".
„Weet je, Lucia, ik geloof, dat ze een
inrichting heeft voor kreupelen of zoo
iets."
„Daar vergis je je dan toch heel sterk
in", antwoordde haar schoonzuster, die
heel handig was in 't maken van gevolg
trekkingen. „Ze houdt er een heele familie
katten en honden of papegaaien op na
waarschijnlijk Angorakatten want,
voor zoover ik kan oordeelen, is juffrouw
Durnford een echte excentrieke oude jonge
juffrouw. Je zult zien, Ruth, dat zal een
deel van je plichten zijn: de „kinderen"
te kammen en te borstelen en met ze uit
te gaan."
„Daar geloof ik niets van", verdedigde
Ruth zich, „ik geloof, dat dat tot Susan's
afdeeling behoort." Toen begonnen haar
oogen ondeugend te glinsteren en lachend
zei ze: „Het zou me niets verbazen, als
ik de rijke juffrouw Durnford over een
poosje ook niet Jem moet noemen, Lucia."
HOOFDSTUKKE IV.
De laatste Zondag.
Toen Ruth den volgenden Zondag ont
waakte, besloot ze van den voor haar lig-
genden dag zooveel te maken als maar
mogelijk was om zoodoende een heele
reeks aangename herinneringen op te
zamelen, waarop ze in haar vrijwillige
ballingschap zou kunnen teeren. Maar
't ging heel anders dan ze had voorge
steld; toen ze 's avonds weer naar bed
ging, had ze het gevoel, of ze een heele
maand van enkel Zondagen achter den
rug had, zoo eindeloos lang had de dag
haar toegeschenen.
Ruth's geforceerde pogingen om opge
wekt te zijn en op haar gewone vroolijko
manier met. de kinderen te spelen, waren
in Lucia's oogen zoo aandoenlijk en hart
roerend, dat slechts de vrees haar echt
genoot te mishagen haar weerhield om
niet in luide jammerklachten los te
barsten.
Gewoonlijk was Zondag de prettigste
dag van de week voor de oudere leden
van het gezin. Het is waar, dikwijls be
letten bezigheden den dokter, de familie
naar de kerk te vergezellen, maar vaak
ook kon hij zich in den namiddag nog
wel een paar uurtjes vrij maken om zijn
vrouw en zuster gezelschap te houden en
deze dag vormde geen uitzondering op
dien regel.
Ruth zat naast haar broer en Judy en
Lot stonden aan huns vaders knieën. Lot
heette eigenlijk Leonard, maar toen hij
pas leerde spreken, had hij zelf deze af
korting uitgevonden en dien kindernaam
had hij behouden. Mary en de drie jon
gens i Frank, Cecil en Jack zaten op
het haardkleedje. Frank zat het dichtst
bij zijn moeder en van tijd tot tijd streelde
ze hem zachtjes over het donkere, kort
geknipte hoofd. Het waren alle stevige
jongens met roode wangen en een wel
eens wat heel groote dosis levenslust,
maar op Zondagmiddag onder de oogen
van hun vader, vertoonden ze zich van
hun besten kant.
Dokter Cleveland handhaafde een
strenge tucht. Hij strafte maar zelden
en nooit zonder grondige reden. Maar
zelfs hun harde jongenshuid was niet be
stand tegen het sarcasme van den dokter,
waarmede hij opperbest den wind eronder
wist te houden.
„Speel niet voor clown, Frank" of
„Wees geen ezel, Cecil", maakte onmid
dellijk een eind aan hun apenstreken.
Lucia had haar schoonzusje eens in ver
trouwen verteld, dat ze Shirley wel wat
streng voor Frank vond.
„Hij is de knapste van allemaal", zeido
ze, „zijn onderwijzers prijzen hem altijd
en hij is de eerste van zijn klas, maar
toch heeft Shirley altijd wat op hem aan
te merken."
„Dat zegt niets! Shirley is net zoo
trotsch op zijn oudsten zoon als jij", had
deze toen geantwoord, „en een paar aan
merkingen zullen jongeheer Frank geen
kwaad doen."
Ruth, die zich geen illusies omtrent
haar neven maakte en nooit wilde toege
ven, dat ze beter of knapper waren dae
Gewoonlijk is Augustus voor de pers
een stille maand. Het is dan komkom
mertijd. De parlementen zijn met vacan-
tie, belangrijke vergaderingen worden
niet gehouden, het is op elk gebied een
tijd van ontspanning.
Ditmaal is het echter anders. Er moge
dan minder spanning zijn dan 20 jaar
geleden, toen de wereldoorlog uitbrak,
aan spannende gebeurtenissen ontbreekt
'het ook nu niet.
Een van de dingen, die sterk de aan
dacht trokken, was het politieke testa
ment van Von Hindenburg, dat dezer
dagen gepubliceerd werd. Wanneer dit
testament echt is de Engelsche pers
schijnt aan de echtheid te twijfelen
dan blijkt daaruit, dat ook de grijze Rijks
president momenteel geen anderen uitweg
zag dan de aanvaarding van het Hitier-
regiem.
Hoe dit ook moge zijn, het testament
is precies op het juiste moment, vlak
voor de volksstemming, gepubliceerd, en
zal ongetwijfeld nog wel eenigen invloed
uitoefenen.
De voorbereiding vart het referendum
is thans zoo goed als afgeloopen. Veel
beteekenis heeft het uit den aard der
zaak niet. Er wordt op het volk een ge
weldige druk uitgeoefend om „ja" te stem
men, zoo zelfs, dat de menschen verplicht
werden om naar de radio-redevoeringen
van Hitier te luisteren. Hieruit blijkt, dat
de machthebbers over de stemming onder
de bevolking ver van gerust zijn. Er mag,
zooals bekend, in geen enkelen vorm een
afwijkende propaganda worden gevoerd,
maar toch durft men een rustige stem
ming, waarbij de ingezetenen gelegenheid
krijgen eens ernstig over den toestand
na te denken en dan hun houding te
bepalen, niet aan. Men schijnt bevreesd
t.e zijn, dat ais het volk door middel van
het stembiljet uitspreekt wat het denkt,
de uitslag zóó zal zijn, dat dan het Hitier-
regiem een gevoelige slag wordt toege
bracht. En daarom worden nu de kiezers
tot aan het moment van de stemming
in een toestand van opwinding gebracht
en gehouden. De uitslag van het referen
dum is onder die omstandigheden niet
twijfelachtig, maar ook van uiterst ge
ringe beteekenis.
Door president von Hindenburg is in
zijn testament op de noodzakelijkheid van
verzoening de nadruk gelegd. Het"is ze
ker te hopen, dat deze wensch met name
op kerkelijk gebied zal worden vervuld,
zcodat aan den onzaligen strijd, gevolg
van het Nat.-Socialistische dwangsysteem
spoedig een einde komt.
Tusschen Duitschland en Oostenrijk is
het nu officieel weer alles in orde. D'e
nieuwe gezant von Papen heeft zijn ge
loofsbrieven te Weenen aangeboden,
waarbij over en weer vriendelijke woor
den werden gesproken. Als nu straks de
D'uitsche daden met deze woorden maar
in overeenstemming zijn!
Tusschen ons land en Duitschland is
eenige spanning ontstaan in verband met
de getroffen maatregelen ten opzichte van
het betalingssysteem. D'e toestand werd
voor onze exporteurs onmogelijk en het
valt dan ook toe te juichen dat onze Re-
geering maatregelen heeft genomen om
betaling van wat geleverd werd te ver
zekeren. Intusschen is het te hopen, dat
de straks te voeren onderhandelingen
zulk een verloop zullen hebben, dat een
geregelde handel weer mogelijk blijkt en
de getroffen maatregel hoezeer thans
ook onmisbaar i kan worden ingetrok
ken.
Onze minister-president Dr H. Golijn
vertoeft momenteel in het buitenland, om
nieuwe krachten te verzamelen voor de
komende werkzaamheden die zeker niet
minder inspanning zullen vragen dan in
de afgeloopen periode.
En onze Koningin vertoeft met Prin
ses Juliana in het hooge noorden, waar
beiden de zoozeer gewenschte ontspan
ning mogen vinden.
Met blijde hartelijkheid en hartelijke
blijdschap zullen Vorstin en Prinses
straks weer door ons volk worden be
groet.
andere jongens, begreep haar broer heel
goed. Frank, die werkelijk heel knap was
voor zijn leeftijd, was maar al te bereid
zich hierop te laten voorstaan en te hooge
meening omtrent zich zelf te koesteren en
Shirly, die niet wilde dat zijn oudste zoon
een dwaas van zich zelf maakte, liet geen
gelegenheid voorbij gaan om hem een
welverdiende vermaning te geven.
„Hij is zoo'n eigenwijs kuikentje", zei-
de de dokter dikwijls, „en hij zet Cecil en
Jack heelemaal naar zijn hand. Wel, als
hij durfde, zou hij met mij gaan redetwis
ten en hij is pas tien jaar geworden. Heb
je ooit zoo'n kleine aap gezien?" Maar
ondanks dat wist Ruth, dat de zoo gehe
kelde Frank zijns vaders oogappel was.
Het waren trouwens allemaal aardige
jongens, die zoons van den dokter en
Mary, die dol was 'oip haar broers, ver
droeg hun plagerijen en grappen met be
wonderenswaardig geduld. Ze was noig
niet oud genoeg om zich de ongewone
kleur van heur haar aan te trekken, of
schoon Frank haar dikwijls juffrouw
Peen noemde of haar zijn leedwezen be
tuigde over haar opvallenden haartooi.
„Het lijkt wel of je in brand staat", zei
hij dan, „je zou er je handen aan kun
nen wannen; als je groot bent, zullen ze
je op straat nakijken en uitschelden voor
vuurtoren!"
(Wórdt vervolgd.)