Land- en Tuinbouw.
Posterijen en Telegrafie
Het Vrouwenhoekje
Voor de Jeugd.
DE STEUN AAN DEN LANDBOUW.
Beantwoorde vragen.
Ingevolge besluit genomen op de Alge-
meene Vergadering van de Zeeuwsche
Landbouw Maatschappij, gehouden op 19
Juni 1934 te Kruiningen, zouden een aan
tal vragen, gericht aan den heer Regee-
ringscommissaris voor de steunverleening
aan de varkenshouderij, de granen, de
peulvruchten en de fabrieksaardappelen,
in het Landbouwblad worden behandeld.
De navolgende vragen, welke door de Af-
deelingen en Kringen der Z. L. M. zijn
ingezonden, vindt men met beantwoor
ding hieronder vermeld:
1. Zullen de knoeierijen welke hebben
plaats gevonden met de aflevering van
tarwe, ook van invloed zijn op den uit te
betalen prijs?
Antwoord. Het is niet mogelijk den om
vang der knoeierijen in een nauwkeurig
bepaald aantal H.L. uit te drukken; men
kan dit slechts schatten. "Waarschijnlijk
zal deze hoeveelheid maar zoo'n klein ge
deelte uitmaken van het totaal der afge
leverde tarwe, dat bovengenoemde hande
lingen weinig of geen verandering zullen
brengen in den uit te betalen prijs.
2. Langs welke lijnen wordt de teelt- en
mestregeling van den varkensstapel door
d$ Regeering uitgevoerd?
Antwoord. Omtrent de teeltregeling van
de varkenshouderij is in het algemeen re
kening gehouden tot nu toe met de var
kensstapel in vorige jaren. Het ligt in de
bedoeling in de toekomst de teeltregeling
aan het type van bedrijf te verbinden,
waarbij rekening zal worden gehouden,
dat de varkenshouderij van diegenen, wier
bedrijven een grootte hebben van 8 H.A.
en die verbouwers zijn van suikerbieten,
fabrieksaardappelen of tarwe, minder
varkens zal mogen houden dan andere.
3. Kan reeds medegedeeld worden hoe
de steunregeling van de peulvruchten zal
worden uitgevoerd?
Antwoord. V>oor de veldboonen is reeds
een steunregeling ongeveer gelijk aan die
voor gerst, ontworpen, welke regeling als
genoegzaam bekend mag worden veron
dersteld. Wat de peulvruchten betreft, zal
vooreerst geen steun worden verleend.
Wel is het de bedoeling door verschillen
de maatregelen te trachten op de vrije
markt die prijzen te bereiken, zooals die
zijn vermeld in het Landbouwblad van
28 Juli.
4. Zou de Regeering in uitzicht kunnen
stellen dat de fijne zaden, zoo mogelijk alle
landbouw-exportproducten worden ge
steund?
Antwoord. Hieromtrent kunnen geen
inlichtingen worden verstrekt.
5. Verdient het geen aanbeveling de in-
heemsche tarweteelt te steunen door een
invoerrecht?
Hierdoor zou fraude kunnen worden
voorkomen, daar de binnenlandsche han
del vrij zou kunnen blijven. De pluimvee
teelt zou geholpen kunnen worden, door
dat de Regeering als kooper zou kunnen
optreden van goedkoopere buitenlandsche
tarwe, teneinde deze tarwe aan de hou
ders van pluimvee te verstrekken.
Antwoord. De min of meer ingewikkel
de crisismaatregelen met hun ambtelijke
en papieren rompslomp maken dat de
verkondigers van een beter en vooral een
voudiger stelsel bij: voorbaat reeds op de
instemming van velen kunnen rekenen.
Het is bekend, dat het denkbeeld van
hooge invoerrechten op granen bij talrijke
landbouwers ingang heeft gevonden. Het
stelsel komt hierop neer, dat het geld het
welk men verkrijgt uit de hoogere heffin
gen, gebruikt wordt om den exportprijs
van dierlijke producten te steunen. Op het
eerste gezicht lijkt dit systeem aantrek
kelijk en eenvoudig. Een groot bezwaar is
evenwel de uitbreiding van de eigen pro
ductie van veevoer, welke in de toekomst
niet alleen door de lage kunstmestprijzen,
maar vooral door de voortschrijdende ont
wikkeling van de landbouwtechniek (b.v.
inkuilen van groenvoer), haar invloed zal
doen gelden. Het gevolg is, dat de in
voer van granen bestemd voor veevoer zal
verminderen en daarmee eveneens het
bedrag der invoerrechten, zoodat er te
weinig geld overblijft om den export te
steunen.
Ook zullen hooge graanrechten teeltre
geling geenszins overbodig maken. Zijn
akkerbouw en veehouderij loonend, dan
zal dit stimuleerend werken op de uit
breiding hiervan, zoodat het evenwicht
tusschen vraag en aanbod weer verbroken
wordt.
6. Moet de exportwinst betreffende den
export van varkensvleesch niet te groot
worden geacht?
Bestaat er geen mogelijkheid dat hier
van aan de fokkers iets ten goede kan ko
men?
Antwoord. Exportwinst op varkens
vleesch wordt op het oogenblik niet ge
maakt. In het algemeen wordt er zelfs op
verloren. Vermoedelijk is de bedoeling,
dat de baconfabrikanten te veel hebben
verdiend. Dit moge het geval geweest zijn
in het begin van het contract, door de zeer
groote slachtingen, woordoor dus niet de
slachtfeesten te hoog werden, maar mis
schien de individueels verdiensten. Op 't
oogenblik moet zeer betwijfeld warden of
er van een booge verdienste nog sprake is.
7. Bestaat er eenige kans, dat de steun
van de gerst zal worden verhoogd?
Antwoord. De steun voor de gerst oogst
1934 is thans vastgesteld op f 3.50 per 100
K.G. mits de teler niet dorscht zonder ver
gunning en zich ook verder houdt aan de
bepalingen van het Reglement-Steun-
Gerst 1934.
Rijkspostspaarbank.
Opgave betreffende het postkantoor
Middelburg over de maand Juli 1934.
Aan bovengenoemde kantoren werd, in
den loop der maand, op spaarbankboekjes
ingelegd f 71.257.33 en terugbetaald
f 63.182.83. Derhalve meer ingelegd dan
terugbetaald f 8074.50. Het aantal nieuw
uitgegeven spaarbankboekjes bedroeg 37.
Opgave betreffende het postkantoor
Goes over de maand Juli 1934.
Aan bovengenoemde kantoren werd, in
den loop der meiand, op spaarbankboek
jes ingelegd f 37.075.85 en terugbetaald
f 55.415.79. Derhalve minder ingelegd dan
terugbetaald f 18.339.94.
UIT HET ZEEUWSCH VERLEDEN.
door A. M. WESSELS.
De Doopsgezinden te Goes.
Nu zou het er op aankomen of het met
de beginselen der reformatie ernst was,
of dat het maar „grillen" waren.
Jan Grendel had het niet gemakkelijk.
Eerst probeerde men het met zachtheid,
daarna met scherpheid, maar niets deed
Grendel in de overtuiging zijner beginse
len wankelen. Tevergeefs trachtten de
twee Burgemeesters Jacques de Cornet en
Job W. Goeree, die de stad een drama
wilden besparen, Grendel te bewegen, zijn
„Wederdoopsche gevoelens" te laten va
ren. „Na veel aensoeck ende veel lyden"
bleef Jan Grendel trouw aan de belijdenis,
die hij uitgesproken had en verklaarde
daarvoor te willen sterven.
Er zat dus niets anders op, dan de be
velen des Konings uit te voeren. Het
doodyonnis werd uitgesproken en Jan
Grendel zou als een afschrikwekkend
voorbeeld moeten sterven. De Regeering
van Goes kon niet anders.
Onder enorme belangstelling der poor
ters en der inwoners van het land van
Ter Goes, werd Grendel op de Groote
Markt verbrand. Deze terechtstelling
maakte een diepen indruk op de menigte
meer dan men vermoedde. Velen vroegen
zich af: welke beginselen zijn dit, dat
iemand daarvoor zoo rustig den dood kon
ingaan? Men ging in 't geheim deze be
ginselen onderzoeken.
De magistraat meende, dat de reforma
tie den kop ingedrukt was.
Zij zou zich echter vergissen.
Het bloed van den Doopsgezinden Jan
Grendel zou vruchten dragen
De volgende stap, die in verband met
de reformatie te Goes gedaan werd, ging
ook uit van een Doopsgezinde.
Te Middelburg woonde een schoolmees
ter, zekere Valerius van Geneff, die met
hart en ziel, de beginselen der reformatie
(naar het inzicht van Menno Simons)
was toegedaan en voor deze beginselen
getuigde. Hij kwam in aanraking met een
vrouw uit Arnemuiden. Genoemde vrouw
(waarschijnlijk ook een Doopsgezinde)
wees hem op de stad Goes en verklaarde,
dat men in deze stad wel gaarne de zui
vere leer der reformatie zou hooren, maar
dat men geen boodschappers had, die
deze leer verkondigden. 'tWas nu drie
jaar geleden, dat Jan Grendel den martel
dood stierf en zij meende, dat er wel
(ook door dit sterven) eenige kentering
in de geesten was gekomen. Dit gesprek
maakte een diepen indruk op Valerius en
hij besloot naar Goes te gaan, om voor
de reformatie te getuigen.
Aangezien Valerius van Geneff geen
vlot spreker was, stelde hij zijn toespraak
op schrift, stak deze bij zich en begaf zich
27 Augustus 1566 naar de stede Goes. Op
de Markt heerschte wegens den marktdag
reeds veel drukte. Ofschoon veel volks
te bereiken wel het doel van den spreker
was, zag hij er toch wel wat tegen op. Nu
het er op aan kwam, beving hem eenige
vreeze. In een geschrift, dat Valerius zelve
over dezen tocht opgesteld heeft (uitgave
1634), zegt hij, dat hij een inwendigen
strijd had, toen hij over de Markt liep,
en bij zichzelve dacht: „wil ick, derf ick,
sal ick, neen ick... doen greep ick eenen
moet soo ick mij bedocht hadde", enz.
Valerius betrad de trappen van het
stadhuis en greep de proclamatiebei, die
steeds werd geluid, als er een afkondiging
plaats had. Onmiddellijk stroomde het
volk rondom het bordes samen en Vale
rius begon de beginselen der reformatie
te ontvouwen. Belangstellend werd even
geluisterd, maar de stilte duurde niet
lang. Sreng Roomschgezinden vielen hem
in de rede, doch de Doopsgezinde predi
ker stoorde zich daar niet aan.
Zijn rede zou hij echter niet geheel uit
kunnen spreken. De Burgemeesters de
Cormet en C. P. Polderman kwamen ver
gezeld van den Baljuw Floris Schaik, ook
eens kijken, wat daar bij de stadhuis-
trappen voorviel. De Baljuw gelastte Va
lerius naar binnen te gaan en direct werd
hij verhoord. Openhartig deelde hij zijn
doel mede, en hiermede konden de Re
geerders van Goes zich niet vereenigen.
Zij wezen hem op de plakkaten en ver
klaarden deze daad ditmaal door de vin
gers te willen zien, mits hij op staanden
voet vertrok. Wel een bewijs, dat de Re
geering van Goes zelve niet fanatiek was.
Ondér beschimping van het volk vertrok
hij (volgens Dr Piccardt). Dit klopt ech
ter niet met het geschrift van Valerius
zelve, die schrijft, dat de Regeering hem
het prediken verboden had „ende het
volck seyde tot mij: laet ons buijten in
een ander heerlij cheit gaen".
Zijn poging werkte dus weinig uit en
toch is zij een bewijs, dat het oog der
hervormingsgezinden in ons vaderland
op Goes gevestigd bleef, en later tijd be
wees, dat, scheen Valerius ook vruchte
loos gesproken te hebben, hier en daar een
zaad gevallen was, dat later ontkiemen
zou.
Al was ook Valerius van hier verwij
derd, zijn woord had ingang gevonden.
Behalve Jan Grendel hebben nog eenige
Goesenaars, die Menno Simons volgden,
hun belijdenis met den dood bezegeld.
(Slot volgt.)
Gebruik zeep.
„Dat doen we toch", zeggen de lezeres
sen. Iedereen gebruikt zeep, in geen enkele
huishouding zou dit nuttige en noodige
reinigingsmiddel gemist kunnen worden.
Doch behalve om meê te wasschen,
heeft zeep ook recht en reden van be
staan als ontsmettingsmiddel.
Zeep bezit het vermogen, ziektekiemen
te dooden. Baccillen van typhus en diph-
terie, hoe hardnekkig ook, worden zeker
vernietigd, wanneer men de handen onge
veer drie minuten in warm zeepsop
wascht. Hoe hooger het vetgehalte van
zeep, des te grooter het ontsmettings
vermogen.
Cocoszeep bijv. staat in dit opzicht
bovenaan. Het kan daarom niet genoeg
worden aanbevolen, vooral wanneer men
met zieken in aanraking komt, handen
en gezicht telkens met zeep en warm
water te reinigen. Ook kinderen moet
men hiertoe aansporen, niet uit een
soort bijgeloovige vrees, maar als goed
bedoeld voorbehoedsmiddel.
Ingezonden Mededeellng.
2 pak DUKOL Bakmeel
2 5 cent.
„met spaarzegel"
DUKOL brengt voordeel
Enkele recepten.
Cake van zelfrijzend bak
meel. 1*4 ons bloem; 1%, ons boter; 1^4
ons suiker; 3 eieren; geraspte schil van
y2 citroen; wat zout.
Bereiding: Roer de boter tot room, voeg
de suiker toe, wat zout, de geraspte ci
troenschil en één voor één de eieren. Roer
deze massa lang en luchtig. Voeg het
gezeefde zelfrijzende bakmeel vlug in een
paar slagen toe.
Zorg, dat een vorm klaar staat. Smeer
dezen in met boter en bestrooi hem met
wat bloem. Doe het deeg er in zóó, dat
het in 't midden wat lager is dan aan de
kanten, omdat de cake in 't midden het
sterkste rijst. Bak de cake in een matig,
warmen oven, gedurende pl.m. 1 uur goed
bruin en gaar.
Geschraptewortelen. De wor
tels dun schillen en afwasschen. Daarna
op een rasp fijn raspen. (Er is een speciale
rasp in den handel, die zeer aan te beve
len is.) De geraspte wortels, met eenige
druppels citroen overgoten en met basterd
suiker bestrooid, vormen een delica
tesse op de boterham, welke zeer gezond is.
Varkensoesters. 6 Varkensoes
ters van ongeveer 75 gram, wat peper en
zout, plm. 1 ons boter, 4 zure appelen.
Wasch of schrap de varkensoesters af,
klop ze, wrijf ze in met peper en zout,
paneer ze en leg ze in de koekepan, waar
in meer meer dan de helft van de boter
lichtbruin is gebakken. Bak de oesters
mooi bruin en gaar (ongeveer 15 minu
ten), ze telkens voorzichtig keerende, zoo
dat het paneerkorstje onbeschadigd blijft.
Schik de oesters, dakpansgewijs, dus
elkander half bedekkende, in het midden
van een verwarmden vleeschschotel en
houd dien warm. Leg de geboorde en in
schijven gesneden appelen in de koeke
pan en bak ze lichtbruin in de nog over
gebleven boter. Zorg, dat ze goed heel
blijven en schik ze als een rand om de
oesters heen.
Melk bewaren.
Een Amsterdamsche schrijft aan de
„Maasbode":
Zoo vaak zie ik melkkannen op balcons
of in tuinen geplaatst, zoo, of in bakjes
met water, om bederf te voorkomen.
Geeft niets, daar 't water spoedig de tem
peratuur van de lucht aanneemt. Mag
'k voor mede-lezeressen een eenvoudig en
probaat middel aangeven, voor haar die
geen ijskast bezitten. Bij de huidige tem
peratuur gebruikte ik Maandagmorgen
melk, die Zaterdagmiddag binnenkwam,
'k Sla direct bij aankomst kletsnatte doe
ken om flesschen en kannen (rauwe
melk eerst koken en afkoelen natuurlijk)
en zet alles op de koelste plaats in huis
niet voor een open raam. De verdamping
van het water in de doeken houdt de
temperatuur laag en van bederf is geen
sprake. Voor een open raam gaat die ver
damping te snel en drogen de doeken
op, wat niet mag...
Enkele wenken.
I Kent u de pijnlooze manier om de tal
rijke splinters, bij het buitenspelen op
gedaan, te verwijderen, zonder gepeuter
met naalden en begeleidend kermen?
Houd het bewuste deel van de hand op
de opening van een tamelijk wijde flesch
(voor een vinger een nauwere), die bijna,
doch niet geheel met heet water gevuld
is. Druk de hand er stevig op; bij 't lang
zaam terugtrekken zal de zuiging den
splinter er uit trekken of zóóver naar
buiten brengen, dat deze gemakkelijk te
pakken is.
De ervaring leert, dat een zonnebad
van eenige dagen een goed middel kan
zijn om klevende spekzolen van schoe
nen weer hard en droog te krijgen.
Gelieve alles, deze rubriek betreffende,
te adresseeren aan P. Mons, Westerstraat
221, Amsterdam.
Probleem 366.
Auteur P. Kleute Jr, Den Haag.
1 2 8 4 5
6
16
26
36
46
ml wï -m
15
25
35
45
47 48 49 50
Zwart 16 scb. op 2, 6, 7, 10, 12/15,
19, 20, 22, 24, 27, 28, 32 en 36.
Wit16 scb. op: 11, 16, 25, 29, 33, 34,
35, 38, 39, 41, 43/45, 47/49.
Wit speelt en wint.
Oplossingen.
Augustus-problemen voor 4 Sept. in te
zenden aan bovenstaand adres.
Wedstrijd-partij.
De volgende partij1 werd gespeeld op
den nationalen damdag te Haarlem.
A. K. W. Damme (wit)F. Raman
(zwart).
1. 33—28
18—23
2. 31—27
17—21
3. 39—33
12—18
4. 34—30
20—24
5. 3025
21—26
6. 37—31
26X37
7. 42X31
7—12
8. 47—42
14—20
9. 25X14
9X20
10. 44—39
4—9
11. 40—34
24—29
12. 33X24
20X40
13. 35X44
Gespeeld om meer tempo
te behouden
dan na 45X34 het geval zou zijn. Wit is
n.l. aan den linkervleugel reeds uitge
speeld en zou bier na 4137 en 4641
slechts den zet 3126 hebben. Dit geldt
natuurlijk zoolang zwart niet 1117
speelt en wit gelegenheid geeft tot 2722.
13.
14. 41—37
15. 45—40
16. 5045
17. 46—41
18. 28—22
10—14
15—20
5—10
10—15
11—17
Dit is een tweede mogelijkheid om weer
aan dezen vleugel te kunnen spelen. Of de
tekstzet
beter is
dan 2722 is niet
maken.
18.
17X28
19.
27—21
16X27
20.
31X33
1—7
21.
33—28
12—17
22.
36—31
7—12
23.
31—27
6—11
24.
41—36
11—16
25.
37—31
17—21
26.
31—26
2—7
27.
26X17
12X21
28.
39—33
20—24
29.
44—39
7—12
30.
36—31
14—20
31.
31—26
20—25
32.
26X17
12X21
33.
40—34
24—30
Tot dit oogenblik is de partij eenvoudig
geweest; de laatsete zetten van zwart
compliceeren haar eenigszins. Wit had nu
het volgende kansje kunnen wagen Wit
33—29, 30—35, 39—33, 35—40? (25—30
is de beste zet!), 3430, 25 X 34 (anders
gaat schijf 40 verloren), 2722, 18X27,
29X18, 13X22, 28X26, wat later tot
schijfwinst leidt of doorbraak. B.v. zwart
15—20, wit 32X21, 16X27, 42—37, 27—
31, 26—21, 38X47 (dreigt 43—39). Na 15
20 kan wit n.l. niet 33-28 spelen, zwart
813, wit 3833, 1318, en op wit 28
22 volgt nu zwart 4044 en 4450.
(Wordt vervolgd)
MIES' LAATSTE DAG.
Hl.
„Daar is 'took niet in de eerste plaats
om man. Maar dat Anna halsstarrig vol
houdt, dat zij het niet gedaan heeft, dat
maakt me uit mijn humeur. Niemand dan
zij kan het gedaan hebben. Mies is den
heelen morgen boven geweest, bezoek heb
ik niet ontvangen, en een kat die het af
kan gooien, hebben we ook niet. 'k Begrijp
wel, dat Anna er een beetje tegen op
moest zien om mij te komen vertellen,
dat ze zoo'n duur stuk gebroken had.
Maar ze is nu al zooveel jaren bij ons,
al van den tijd af, toert Mies nog een
wiegekindje was; ze moest toch ook een
beetje vertrouwen in mij hebben, dunkt
me."
Mies zal ademloos te luisteren. Ze durf
de niets te vragen, maar ook zonder dat
ze iets vroeg, begreep ze best waar vader
en moeder over spraken. De mooie, kost
bare vaas, die op een klein tafeltje in
de kamer stond, was gebroken. En moe
der dacht, dat Anna het gedaan had, en
dat ze, omdat ze het niet durfde zeggen,
er om jokte. Moeder hield ook zooveel
van die vaas.
Mies wist het wel, toen vader en moe
der gingen trouwen, hadden ze die vaas
gekregen van de grootmoeder van moeder.
,,'t Is een heel oud stuk kind", had moe
der eens gezegd, ,,'k Weet niet sinds wan
neer die vaas al in onze familie is".
En nu was die 'kostbare vaas stuk! En
Anna had haar gebroken! Net goed voor
Anna, dat Moeder nu boos op haar was.
Dan had ze Mies vanmorgen maar met
haar jurk moeten helpen. Maar plotseling
kreeg Mies een hoogroods kleur. Er was
haar iets in de gedachten gekomen! Op
eens moest zo denken aan den doffen slag,
dien ze dien morgen gehoord had, nadat
ze de kamerdeur zoo hard achter zich had
dichtgetrokken. O, en nu wist Mies alles
weer heel duidelijk, toen wasdevaas
gevallen. Niet Anna, maar Mies zelf
had dus die kostbare vaas gebroken. Ze
wierp een steelschen blik op moeder. Zou
ze het nu meteen maar zeggen? Maar moe
der keek zoo boos. Ze durfde niet. Wat
zou moeder er wel van zeggen, als ze wist,
dat Mies' drift de oorzaak van het onge
val was? O nee, Mies durfde bet niet be
kennen. En dan, 't was juist wel eens goed
voor Anna, dat moeder nu zoo boos was.
't Kon Mies heelemaal niet schelen. Ze
behoefde er immers niet voor te jokken
ook? Moeder vroeg haar niet eens wat.
En Mies zweeg, hoewel ze wist, dat ze
met te spreken Anna kon ontheffen van
de verdenking, die op haar rustte
Den volgenden morgen was Mies vroe
ger beneden dan gewoonlijk. Ze moest
vandaag immers weer naar school en de
trein vertrok nog al vroeg. Vader zou
haar wegbrengen.
Mies zag er niets vroolijk uit. Ze had
donkere kringen onder de oogen. Maar
op moeders vragen zei ze toch, dat er
niets aan scheelde.
,,'t Komt zeker door gisteren," dacht
moeder toen. ,,'t Was ook erg vervelend,
dat ik op haar laatsten vacantiedag nog
zoo op haar brommen moest, 'k Hoop dat
het nu een goede les voor baar is ge
weest." En moeder vermoedde er niets
van, dat Mies' neerslachtigheid een heel
andere oorzaak had. Mies had een heel
onrustige nacht doorgebracht.
Telkens weer had ze er om moeten den
ken, dat zij de vaas gebroken had, en
dat Anna er nu van verdacht werd. Maar
nadat ze opgestaan was, had ze die ge
dachte met kracht van zich afgeschoven.
Ze wilde er niet meer aan denken, 't Was
wel goed voor Anna, dan kon ze ook eens
merken, dat het niet prettig was als moe
der boos op je werd. En Mies dacht er
niet meer aan, dat zijl zelf die boosheid
van moeder verdiend had, maar dat
Anna die nu onschuldig moest dragen.
Nog even weifelde Mies toen ze bij1 het
afscheid nemen Anna's beschreide gezicht
zag. Maar 't meisje luisterde niet naar
die stem van vermaning. Haastig gaf ze
Anna een hand en liep ze de keuken uit.
Reeds twee weken was Mies weer op
kostschool. Maar 't was de oude vroolijke
Mies van voor de vacantie niet.
„Hè, wat ben jij een saaie Piet tegen
woordig," zeiden haar vrienninnen dik
wijls. „Wat is er toch met je gebeurd in
de vacantie?"
Ook de directrice van de kostschool was
het niet ontgaan, dat Mies tegenwoordig
zoo stil was en er lang niet best uitzag, 't
Was heel niet meer de vroolijke robbedoes
van voor de vacantie. Al een paar maal
had ze het meisje bij: zich geroepen en
haar gevraagd of er iets aan scheelde.
Maar telkens had Mies ontkennend geant
woord.
Ze kon hier toch niet vertellen wat er
thuis gebeurd was? Want dat en niets an
ders was het wat Mies hinderde. Hoe
graag ze het ook wilde, ze kon maar niet
vergeten, dat Anna verdacht werd, van
hetgeen zij gedaan had. O, als ze nu nog
thuis was, dan zou ze het zeker bekennen,
al zou moeder nóg zoo boos op haar zijn.
Telkens wanneer er op school gelegen
heid werd gegeven, om brieven te schrij
ven, en Mies haar brief naar huis schreef,
was ze op het punt geweest moeder alles
mee te deelen. Doch tot nog toe was ze
er niet toe kunnen komen. En maar steeds
bleef ze zich 'ongelukkig en onrustig ge
voelen.
't Was nu wandeltijd voor de meisjes
van de kostschool. Daar straks waren de
onderwijzeressen met de leerlingen ver
trokken. Maar Mies had gevraagd thuis te
mogen blijven. Als reden gaf ze op dat ze
hoofdpijn had. 't Was waar geweest. Door
het voortdurend denken aan alles wat er
thuis gebeurd was, had ze een akelig,
drukkend gevoel in haar hoofd gekregen.
Lusteloos zat ze voor het raam van de
groote speelzaal en keek naar buiten.
Zachtjes ging de deur open. De direc
trice, juffrouw van Eigen, trad binnen.
„Mies," verzocht ze vriendelijk, „Mies,
wil je eens even bij mij komen?"
Met een hoogroode kleur stond Mies op
en volgde de directrice naar haar kamer.
„Ziezoo," zei juffrouw van Eigen, ter
wijl ze de deur achter Mies sloot en een
laag stoeltje voor haar bijschoof, „ziezoo,
hier kunnen we tenminste niet gestoord
worden, 'k Wou eens ernstig met je spre
ken, meisjelief."
(Slot volgt.)