Land- en Tuinbouw. Posterijen en Telegrafie Het Vrouwenhoekje Voor de Jeugd. DE STEUN AAN DEN LANDBOUW. Beantwoorde vragen. Ingevolge besluit genomen op de Alge- meene Vergadering van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij, gehouden op 19 Juni 1934 te Kruiningen, zouden een aan tal vragen, gericht aan den heer Regee- ringscommissaris voor de steunverleening aan de varkenshouderij, de granen, de peulvruchten en de fabrieksaardappelen, in het Landbouwblad worden behandeld. De navolgende vragen, welke door de Af- deelingen en Kringen der Z. L. M. zijn ingezonden, vindt men met beantwoor ding hieronder vermeld: 1. Zullen de knoeierijen welke hebben plaats gevonden met de aflevering van tarwe, ook van invloed zijn op den uit te betalen prijs? Antwoord. Het is niet mogelijk den om vang der knoeierijen in een nauwkeurig bepaald aantal H.L. uit te drukken; men kan dit slechts schatten. "Waarschijnlijk zal deze hoeveelheid maar zoo'n klein ge deelte uitmaken van het totaal der afge leverde tarwe, dat bovengenoemde hande lingen weinig of geen verandering zullen brengen in den uit te betalen prijs. 2. Langs welke lijnen wordt de teelt- en mestregeling van den varkensstapel door d$ Regeering uitgevoerd? Antwoord. Omtrent de teeltregeling van de varkenshouderij is in het algemeen re kening gehouden tot nu toe met de var kensstapel in vorige jaren. Het ligt in de bedoeling in de toekomst de teeltregeling aan het type van bedrijf te verbinden, waarbij rekening zal worden gehouden, dat de varkenshouderij van diegenen, wier bedrijven een grootte hebben van 8 H.A. en die verbouwers zijn van suikerbieten, fabrieksaardappelen of tarwe, minder varkens zal mogen houden dan andere. 3. Kan reeds medegedeeld worden hoe de steunregeling van de peulvruchten zal worden uitgevoerd? Antwoord. V>oor de veldboonen is reeds een steunregeling ongeveer gelijk aan die voor gerst, ontworpen, welke regeling als genoegzaam bekend mag worden veron dersteld. Wat de peulvruchten betreft, zal vooreerst geen steun worden verleend. Wel is het de bedoeling door verschillen de maatregelen te trachten op de vrije markt die prijzen te bereiken, zooals die zijn vermeld in het Landbouwblad van 28 Juli. 4. Zou de Regeering in uitzicht kunnen stellen dat de fijne zaden, zoo mogelijk alle landbouw-exportproducten worden ge steund? Antwoord. Hieromtrent kunnen geen inlichtingen worden verstrekt. 5. Verdient het geen aanbeveling de in- heemsche tarweteelt te steunen door een invoerrecht? Hierdoor zou fraude kunnen worden voorkomen, daar de binnenlandsche han del vrij zou kunnen blijven. De pluimvee teelt zou geholpen kunnen worden, door dat de Regeering als kooper zou kunnen optreden van goedkoopere buitenlandsche tarwe, teneinde deze tarwe aan de hou ders van pluimvee te verstrekken. Antwoord. De min of meer ingewikkel de crisismaatregelen met hun ambtelijke en papieren rompslomp maken dat de verkondigers van een beter en vooral een voudiger stelsel bij: voorbaat reeds op de instemming van velen kunnen rekenen. Het is bekend, dat het denkbeeld van hooge invoerrechten op granen bij talrijke landbouwers ingang heeft gevonden. Het stelsel komt hierop neer, dat het geld het welk men verkrijgt uit de hoogere heffin gen, gebruikt wordt om den exportprijs van dierlijke producten te steunen. Op het eerste gezicht lijkt dit systeem aantrek kelijk en eenvoudig. Een groot bezwaar is evenwel de uitbreiding van de eigen pro ductie van veevoer, welke in de toekomst niet alleen door de lage kunstmestprijzen, maar vooral door de voortschrijdende ont wikkeling van de landbouwtechniek (b.v. inkuilen van groenvoer), haar invloed zal doen gelden. Het gevolg is, dat de in voer van granen bestemd voor veevoer zal verminderen en daarmee eveneens het bedrag der invoerrechten, zoodat er te weinig geld overblijft om den export te steunen. Ook zullen hooge graanrechten teeltre geling geenszins overbodig maken. Zijn akkerbouw en veehouderij loonend, dan zal dit stimuleerend werken op de uit breiding hiervan, zoodat het evenwicht tusschen vraag en aanbod weer verbroken wordt. 6. Moet de exportwinst betreffende den export van varkensvleesch niet te groot worden geacht? Bestaat er geen mogelijkheid dat hier van aan de fokkers iets ten goede kan ko men? Antwoord. Exportwinst op varkens vleesch wordt op het oogenblik niet ge maakt. In het algemeen wordt er zelfs op verloren. Vermoedelijk is de bedoeling, dat de baconfabrikanten te veel hebben verdiend. Dit moge het geval geweest zijn in het begin van het contract, door de zeer groote slachtingen, woordoor dus niet de slachtfeesten te hoog werden, maar mis schien de individueels verdiensten. Op 't oogenblik moet zeer betwijfeld warden of er van een booge verdienste nog sprake is. 7. Bestaat er eenige kans, dat de steun van de gerst zal worden verhoogd? Antwoord. De steun voor de gerst oogst 1934 is thans vastgesteld op f 3.50 per 100 K.G. mits de teler niet dorscht zonder ver gunning en zich ook verder houdt aan de bepalingen van het Reglement-Steun- Gerst 1934. Rijkspostspaarbank. Opgave betreffende het postkantoor Middelburg over de maand Juli 1934. Aan bovengenoemde kantoren werd, in den loop der maand, op spaarbankboekjes ingelegd f 71.257.33 en terugbetaald f 63.182.83. Derhalve meer ingelegd dan terugbetaald f 8074.50. Het aantal nieuw uitgegeven spaarbankboekjes bedroeg 37. Opgave betreffende het postkantoor Goes over de maand Juli 1934. Aan bovengenoemde kantoren werd, in den loop der meiand, op spaarbankboek jes ingelegd f 37.075.85 en terugbetaald f 55.415.79. Derhalve minder ingelegd dan terugbetaald f 18.339.94. UIT HET ZEEUWSCH VERLEDEN. door A. M. WESSELS. De Doopsgezinden te Goes. Nu zou het er op aankomen of het met de beginselen der reformatie ernst was, of dat het maar „grillen" waren. Jan Grendel had het niet gemakkelijk. Eerst probeerde men het met zachtheid, daarna met scherpheid, maar niets deed Grendel in de overtuiging zijner beginse len wankelen. Tevergeefs trachtten de twee Burgemeesters Jacques de Cornet en Job W. Goeree, die de stad een drama wilden besparen, Grendel te bewegen, zijn „Wederdoopsche gevoelens" te laten va ren. „Na veel aensoeck ende veel lyden" bleef Jan Grendel trouw aan de belijdenis, die hij uitgesproken had en verklaarde daarvoor te willen sterven. Er zat dus niets anders op, dan de be velen des Konings uit te voeren. Het doodyonnis werd uitgesproken en Jan Grendel zou als een afschrikwekkend voorbeeld moeten sterven. De Regeering van Goes kon niet anders. Onder enorme belangstelling der poor ters en der inwoners van het land van Ter Goes, werd Grendel op de Groote Markt verbrand. Deze terechtstelling maakte een diepen indruk op de menigte meer dan men vermoedde. Velen vroegen zich af: welke beginselen zijn dit, dat iemand daarvoor zoo rustig den dood kon ingaan? Men ging in 't geheim deze be ginselen onderzoeken. De magistraat meende, dat de reforma tie den kop ingedrukt was. Zij zou zich echter vergissen. Het bloed van den Doopsgezinden Jan Grendel zou vruchten dragen De volgende stap, die in verband met de reformatie te Goes gedaan werd, ging ook uit van een Doopsgezinde. Te Middelburg woonde een schoolmees ter, zekere Valerius van Geneff, die met hart en ziel, de beginselen der reformatie (naar het inzicht van Menno Simons) was toegedaan en voor deze beginselen getuigde. Hij kwam in aanraking met een vrouw uit Arnemuiden. Genoemde vrouw (waarschijnlijk ook een Doopsgezinde) wees hem op de stad Goes en verklaarde, dat men in deze stad wel gaarne de zui vere leer der reformatie zou hooren, maar dat men geen boodschappers had, die deze leer verkondigden. 'tWas nu drie jaar geleden, dat Jan Grendel den martel dood stierf en zij meende, dat er wel (ook door dit sterven) eenige kentering in de geesten was gekomen. Dit gesprek maakte een diepen indruk op Valerius en hij besloot naar Goes te gaan, om voor de reformatie te getuigen. Aangezien Valerius van Geneff geen vlot spreker was, stelde hij zijn toespraak op schrift, stak deze bij zich en begaf zich 27 Augustus 1566 naar de stede Goes. Op de Markt heerschte wegens den marktdag reeds veel drukte. Ofschoon veel volks te bereiken wel het doel van den spreker was, zag hij er toch wel wat tegen op. Nu het er op aan kwam, beving hem eenige vreeze. In een geschrift, dat Valerius zelve over dezen tocht opgesteld heeft (uitgave 1634), zegt hij, dat hij een inwendigen strijd had, toen hij over de Markt liep, en bij zichzelve dacht: „wil ick, derf ick, sal ick, neen ick... doen greep ick eenen moet soo ick mij bedocht hadde", enz. Valerius betrad de trappen van het stadhuis en greep de proclamatiebei, die steeds werd geluid, als er een afkondiging plaats had. Onmiddellijk stroomde het volk rondom het bordes samen en Vale rius begon de beginselen der reformatie te ontvouwen. Belangstellend werd even geluisterd, maar de stilte duurde niet lang. Sreng Roomschgezinden vielen hem in de rede, doch de Doopsgezinde predi ker stoorde zich daar niet aan. Zijn rede zou hij echter niet geheel uit kunnen spreken. De Burgemeesters de Cormet en C. P. Polderman kwamen ver gezeld van den Baljuw Floris Schaik, ook eens kijken, wat daar bij de stadhuis- trappen voorviel. De Baljuw gelastte Va lerius naar binnen te gaan en direct werd hij verhoord. Openhartig deelde hij zijn doel mede, en hiermede konden de Re geerders van Goes zich niet vereenigen. Zij wezen hem op de plakkaten en ver klaarden deze daad ditmaal door de vin gers te willen zien, mits hij op staanden voet vertrok. Wel een bewijs, dat de Re geering van Goes zelve niet fanatiek was. Ondér beschimping van het volk vertrok hij (volgens Dr Piccardt). Dit klopt ech ter niet met het geschrift van Valerius zelve, die schrijft, dat de Regeering hem het prediken verboden had „ende het volck seyde tot mij: laet ons buijten in een ander heerlij cheit gaen". Zijn poging werkte dus weinig uit en toch is zij een bewijs, dat het oog der hervormingsgezinden in ons vaderland op Goes gevestigd bleef, en later tijd be wees, dat, scheen Valerius ook vruchte loos gesproken te hebben, hier en daar een zaad gevallen was, dat later ontkiemen zou. Al was ook Valerius van hier verwij derd, zijn woord had ingang gevonden. Behalve Jan Grendel hebben nog eenige Goesenaars, die Menno Simons volgden, hun belijdenis met den dood bezegeld. (Slot volgt.) Gebruik zeep. „Dat doen we toch", zeggen de lezeres sen. Iedereen gebruikt zeep, in geen enkele huishouding zou dit nuttige en noodige reinigingsmiddel gemist kunnen worden. Doch behalve om meê te wasschen, heeft zeep ook recht en reden van be staan als ontsmettingsmiddel. Zeep bezit het vermogen, ziektekiemen te dooden. Baccillen van typhus en diph- terie, hoe hardnekkig ook, worden zeker vernietigd, wanneer men de handen onge veer drie minuten in warm zeepsop wascht. Hoe hooger het vetgehalte van zeep, des te grooter het ontsmettings vermogen. Cocoszeep bijv. staat in dit opzicht bovenaan. Het kan daarom niet genoeg worden aanbevolen, vooral wanneer men met zieken in aanraking komt, handen en gezicht telkens met zeep en warm water te reinigen. Ook kinderen moet men hiertoe aansporen, niet uit een soort bijgeloovige vrees, maar als goed bedoeld voorbehoedsmiddel. Ingezonden Mededeellng. 2 pak DUKOL Bakmeel 2 5 cent. „met spaarzegel" DUKOL brengt voordeel Enkele recepten. Cake van zelfrijzend bak meel. 1*4 ons bloem; 1%, ons boter; 1^4 ons suiker; 3 eieren; geraspte schil van y2 citroen; wat zout. Bereiding: Roer de boter tot room, voeg de suiker toe, wat zout, de geraspte ci troenschil en één voor één de eieren. Roer deze massa lang en luchtig. Voeg het gezeefde zelfrijzende bakmeel vlug in een paar slagen toe. Zorg, dat een vorm klaar staat. Smeer dezen in met boter en bestrooi hem met wat bloem. Doe het deeg er in zóó, dat het in 't midden wat lager is dan aan de kanten, omdat de cake in 't midden het sterkste rijst. Bak de cake in een matig, warmen oven, gedurende pl.m. 1 uur goed bruin en gaar. Geschraptewortelen. De wor tels dun schillen en afwasschen. Daarna op een rasp fijn raspen. (Er is een speciale rasp in den handel, die zeer aan te beve len is.) De geraspte wortels, met eenige druppels citroen overgoten en met basterd suiker bestrooid, vormen een delica tesse op de boterham, welke zeer gezond is. Varkensoesters. 6 Varkensoes ters van ongeveer 75 gram, wat peper en zout, plm. 1 ons boter, 4 zure appelen. Wasch of schrap de varkensoesters af, klop ze, wrijf ze in met peper en zout, paneer ze en leg ze in de koekepan, waar in meer meer dan de helft van de boter lichtbruin is gebakken. Bak de oesters mooi bruin en gaar (ongeveer 15 minu ten), ze telkens voorzichtig keerende, zoo dat het paneerkorstje onbeschadigd blijft. Schik de oesters, dakpansgewijs, dus elkander half bedekkende, in het midden van een verwarmden vleeschschotel en houd dien warm. Leg de geboorde en in schijven gesneden appelen in de koeke pan en bak ze lichtbruin in de nog over gebleven boter. Zorg, dat ze goed heel blijven en schik ze als een rand om de oesters heen. Melk bewaren. Een Amsterdamsche schrijft aan de „Maasbode": Zoo vaak zie ik melkkannen op balcons of in tuinen geplaatst, zoo, of in bakjes met water, om bederf te voorkomen. Geeft niets, daar 't water spoedig de tem peratuur van de lucht aanneemt. Mag 'k voor mede-lezeressen een eenvoudig en probaat middel aangeven, voor haar die geen ijskast bezitten. Bij de huidige tem peratuur gebruikte ik Maandagmorgen melk, die Zaterdagmiddag binnenkwam, 'k Sla direct bij aankomst kletsnatte doe ken om flesschen en kannen (rauwe melk eerst koken en afkoelen natuurlijk) en zet alles op de koelste plaats in huis niet voor een open raam. De verdamping van het water in de doeken houdt de temperatuur laag en van bederf is geen sprake. Voor een open raam gaat die ver damping te snel en drogen de doeken op, wat niet mag... Enkele wenken. I Kent u de pijnlooze manier om de tal rijke splinters, bij het buitenspelen op gedaan, te verwijderen, zonder gepeuter met naalden en begeleidend kermen? Houd het bewuste deel van de hand op de opening van een tamelijk wijde flesch (voor een vinger een nauwere), die bijna, doch niet geheel met heet water gevuld is. Druk de hand er stevig op; bij 't lang zaam terugtrekken zal de zuiging den splinter er uit trekken of zóóver naar buiten brengen, dat deze gemakkelijk te pakken is. De ervaring leert, dat een zonnebad van eenige dagen een goed middel kan zijn om klevende spekzolen van schoe nen weer hard en droog te krijgen. Gelieve alles, deze rubriek betreffende, te adresseeren aan P. Mons, Westerstraat 221, Amsterdam. Probleem 366. Auteur P. Kleute Jr, Den Haag. 1 2 8 4 5 6 16 26 36 46 ml wï -m 15 25 35 45 47 48 49 50 Zwart 16 scb. op 2, 6, 7, 10, 12/15, 19, 20, 22, 24, 27, 28, 32 en 36. Wit16 scb. op: 11, 16, 25, 29, 33, 34, 35, 38, 39, 41, 43/45, 47/49. Wit speelt en wint. Oplossingen. Augustus-problemen voor 4 Sept. in te zenden aan bovenstaand adres. Wedstrijd-partij. De volgende partij1 werd gespeeld op den nationalen damdag te Haarlem. A. K. W. Damme (wit)F. Raman (zwart). 1. 33—28 18—23 2. 31—27 17—21 3. 39—33 12—18 4. 34—30 20—24 5. 3025 21—26 6. 37—31 26X37 7. 42X31 7—12 8. 47—42 14—20 9. 25X14 9X20 10. 44—39 4—9 11. 40—34 24—29 12. 33X24 20X40 13. 35X44 Gespeeld om meer tempo te behouden dan na 45X34 het geval zou zijn. Wit is n.l. aan den linkervleugel reeds uitge speeld en zou bier na 4137 en 4641 slechts den zet 3126 hebben. Dit geldt natuurlijk zoolang zwart niet 1117 speelt en wit gelegenheid geeft tot 2722. 13. 14. 41—37 15. 45—40 16. 5045 17. 46—41 18. 28—22 10—14 15—20 5—10 10—15 11—17 Dit is een tweede mogelijkheid om weer aan dezen vleugel te kunnen spelen. Of de tekstzet beter is dan 2722 is niet maken. 18. 17X28 19. 27—21 16X27 20. 31X33 1—7 21. 33—28 12—17 22. 36—31 7—12 23. 31—27 6—11 24. 41—36 11—16 25. 37—31 17—21 26. 31—26 2—7 27. 26X17 12X21 28. 39—33 20—24 29. 44—39 7—12 30. 36—31 14—20 31. 31—26 20—25 32. 26X17 12X21 33. 40—34 24—30 Tot dit oogenblik is de partij eenvoudig geweest; de laatsete zetten van zwart compliceeren haar eenigszins. Wit had nu het volgende kansje kunnen wagen Wit 33—29, 30—35, 39—33, 35—40? (25—30 is de beste zet!), 3430, 25 X 34 (anders gaat schijf 40 verloren), 2722, 18X27, 29X18, 13X22, 28X26, wat later tot schijfwinst leidt of doorbraak. B.v. zwart 15—20, wit 32X21, 16X27, 42—37, 27— 31, 26—21, 38X47 (dreigt 43—39). Na 15 20 kan wit n.l. niet 33-28 spelen, zwart 813, wit 3833, 1318, en op wit 28 22 volgt nu zwart 4044 en 4450. (Wordt vervolgd) MIES' LAATSTE DAG. Hl. „Daar is 'took niet in de eerste plaats om man. Maar dat Anna halsstarrig vol houdt, dat zij het niet gedaan heeft, dat maakt me uit mijn humeur. Niemand dan zij kan het gedaan hebben. Mies is den heelen morgen boven geweest, bezoek heb ik niet ontvangen, en een kat die het af kan gooien, hebben we ook niet. 'k Begrijp wel, dat Anna er een beetje tegen op moest zien om mij te komen vertellen, dat ze zoo'n duur stuk gebroken had. Maar ze is nu al zooveel jaren bij ons, al van den tijd af, toert Mies nog een wiegekindje was; ze moest toch ook een beetje vertrouwen in mij hebben, dunkt me." Mies zal ademloos te luisteren. Ze durf de niets te vragen, maar ook zonder dat ze iets vroeg, begreep ze best waar vader en moeder over spraken. De mooie, kost bare vaas, die op een klein tafeltje in de kamer stond, was gebroken. En moe der dacht, dat Anna het gedaan had, en dat ze, omdat ze het niet durfde zeggen, er om jokte. Moeder hield ook zooveel van die vaas. Mies wist het wel, toen vader en moe der gingen trouwen, hadden ze die vaas gekregen van de grootmoeder van moeder. ,,'t Is een heel oud stuk kind", had moe der eens gezegd, ,,'k Weet niet sinds wan neer die vaas al in onze familie is". En nu was die 'kostbare vaas stuk! En Anna had haar gebroken! Net goed voor Anna, dat Moeder nu boos op haar was. Dan had ze Mies vanmorgen maar met haar jurk moeten helpen. Maar plotseling kreeg Mies een hoogroods kleur. Er was haar iets in de gedachten gekomen! Op eens moest zo denken aan den doffen slag, dien ze dien morgen gehoord had, nadat ze de kamerdeur zoo hard achter zich had dichtgetrokken. O, en nu wist Mies alles weer heel duidelijk, toen wasdevaas gevallen. Niet Anna, maar Mies zelf had dus die kostbare vaas gebroken. Ze wierp een steelschen blik op moeder. Zou ze het nu meteen maar zeggen? Maar moe der keek zoo boos. Ze durfde niet. Wat zou moeder er wel van zeggen, als ze wist, dat Mies' drift de oorzaak van het onge val was? O nee, Mies durfde bet niet be kennen. En dan, 't was juist wel eens goed voor Anna, dat moeder nu zoo boos was. 't Kon Mies heelemaal niet schelen. Ze behoefde er immers niet voor te jokken ook? Moeder vroeg haar niet eens wat. En Mies zweeg, hoewel ze wist, dat ze met te spreken Anna kon ontheffen van de verdenking, die op haar rustte Den volgenden morgen was Mies vroe ger beneden dan gewoonlijk. Ze moest vandaag immers weer naar school en de trein vertrok nog al vroeg. Vader zou haar wegbrengen. Mies zag er niets vroolijk uit. Ze had donkere kringen onder de oogen. Maar op moeders vragen zei ze toch, dat er niets aan scheelde. ,,'t Komt zeker door gisteren," dacht moeder toen. ,,'t Was ook erg vervelend, dat ik op haar laatsten vacantiedag nog zoo op haar brommen moest, 'k Hoop dat het nu een goede les voor baar is ge weest." En moeder vermoedde er niets van, dat Mies' neerslachtigheid een heel andere oorzaak had. Mies had een heel onrustige nacht doorgebracht. Telkens weer had ze er om moeten den ken, dat zij de vaas gebroken had, en dat Anna er nu van verdacht werd. Maar nadat ze opgestaan was, had ze die ge dachte met kracht van zich afgeschoven. Ze wilde er niet meer aan denken, 't Was wel goed voor Anna, dan kon ze ook eens merken, dat het niet prettig was als moe der boos op je werd. En Mies dacht er niet meer aan, dat zijl zelf die boosheid van moeder verdiend had, maar dat Anna die nu onschuldig moest dragen. Nog even weifelde Mies toen ze bij1 het afscheid nemen Anna's beschreide gezicht zag. Maar 't meisje luisterde niet naar die stem van vermaning. Haastig gaf ze Anna een hand en liep ze de keuken uit. Reeds twee weken was Mies weer op kostschool. Maar 't was de oude vroolijke Mies van voor de vacantie niet. „Hè, wat ben jij een saaie Piet tegen woordig," zeiden haar vrienninnen dik wijls. „Wat is er toch met je gebeurd in de vacantie?" Ook de directrice van de kostschool was het niet ontgaan, dat Mies tegenwoordig zoo stil was en er lang niet best uitzag, 't Was heel niet meer de vroolijke robbedoes van voor de vacantie. Al een paar maal had ze het meisje bij: zich geroepen en haar gevraagd of er iets aan scheelde. Maar telkens had Mies ontkennend geant woord. Ze kon hier toch niet vertellen wat er thuis gebeurd was? Want dat en niets an ders was het wat Mies hinderde. Hoe graag ze het ook wilde, ze kon maar niet vergeten, dat Anna verdacht werd, van hetgeen zij gedaan had. O, als ze nu nog thuis was, dan zou ze het zeker bekennen, al zou moeder nóg zoo boos op haar zijn. Telkens wanneer er op school gelegen heid werd gegeven, om brieven te schrij ven, en Mies haar brief naar huis schreef, was ze op het punt geweest moeder alles mee te deelen. Doch tot nog toe was ze er niet toe kunnen komen. En maar steeds bleef ze zich 'ongelukkig en onrustig ge voelen. 't Was nu wandeltijd voor de meisjes van de kostschool. Daar straks waren de onderwijzeressen met de leerlingen ver trokken. Maar Mies had gevraagd thuis te mogen blijven. Als reden gaf ze op dat ze hoofdpijn had. 't Was waar geweest. Door het voortdurend denken aan alles wat er thuis gebeurd was, had ze een akelig, drukkend gevoel in haar hoofd gekregen. Lusteloos zat ze voor het raam van de groote speelzaal en keek naar buiten. Zachtjes ging de deur open. De direc trice, juffrouw van Eigen, trad binnen. „Mies," verzocht ze vriendelijk, „Mies, wil je eens even bij mij komen?" Met een hoogroode kleur stond Mies op en volgde de directrice naar haar kamer. „Ziezoo," zei juffrouw van Eigen, ter wijl ze de deur achter Mies sloot en een laag stoeltje voor haar bijschoof, „ziezoo, hier kunnen we tenminste niet gestoord worden, 'k Wou eens ernstig met je spre ken, meisjelief." (Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 6