De Plechtige Uitvaart van Z. K. H. de Prins der Nederlanden. WOENSDAG 11 JULI 1934 DAGBLAD VOOR DE PROVINCIE ZEELAND 48e JAARGANG - No. 238 Belangrijkste Nieuws. Uitg.: N.V. Uitgevers-Maatschappij „Luctor et Emergo" ter exploitatie van het blad „De Zeeuw". Bureaux Lange Vorststraat 70, Goes. Telefoonnummer 11. Postchèque en Girorekening 44455. Bijkantoor Middelburg, Lange Burg. Tclef. 259. Directeur-Hoofdredacteur: R. ZUIDEMA. De Zeeuw Abonnementsprijs f2.50 per kwartaal, weekabonnementen voor Middelburg, Goes en Vlissingen f0.20. Losse nummers 5 cent Advertcntiën 30 cent per regel. Ingezonden medcdeclingcn GO cent per regel. Kleine Advcrtentiën Dinsdags en Vrijdags f0.75, bij vooruitbetaling. Onder letter of motto Jf0.85. Bij contract belangrijke korting. Voor de tweede maal in slechts een paar maanden tijds, trok vandaag door de straten der residentie een Koninklijke rouwstoet, op weg naar het nabije Delft, om in die oude Prinsenstad andermaal het lijk van een lid van ons Vorstenhuis aan den Koninklijken grafkelder in de Nieuwe Kerk toe te vertrouwen. De rauwweg vertoonde weer ongeveer hetzelfde beeld als op 27 Maart j.l. In één opzicht viel er evenwel verschil op te mer ken. Toen toch waren de straatlantaarns met rouwfloers omhuld, thans echter niet, aangezien men wist dat de Prins van uiterlijk rouwbetoon afkeerig was. Van daar dan men dit zooveel mogelijk ach terwege had gelaten. Reeds vroeg in den morgen vulden zich de straten, waarlangs de stoet zou gaan, met duizenden en nog eens duizen den, gekomen uit alle oorden van ons land om van deze plechtige uitvaart ge tuige te zijn. Even na acht uur kwamen de militaire troepen aanmarcheeren. De eerewacht ter weerszijden van den ingang van het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde werd betrokken door een de tachement van het regiment grenadiers, groot honderd man met het omfloerste vaandel. Bij deze eerewacht stelde zich op de regiments-commandant, luit.-kolonel Jhr. de Brauw en het muziekkorps van het le reg. infanterie. De trommels wa ren met rouw omfloerst en ook aan de muziekinstrumenten waren rouwstrikken bevestigd. De militaire afzetting langs het eerste gedeelte van den weg, van Paleis tot Vij- verdam, bestond uit vertegenwoordigers van bijna alle korpsen der Nederlandsche landmacht, welke niet van den stoet deel uitmaken. Het geheele leger was verte genwoordigd: infanterie, huzaren, lucht- vaartafdeeling, schoolcompagnie van den motordienst, wielrijders, veldartillerie, hospitaal-soldaten, motor-artillerie, enz., Het dichtst bij het Paleis, nog vóór de militaire afzetting, stond in het Noord einde ter weerszijden van den weg een eerefront opgesteld van honderd man van het Nederlandsche Roode Kruis. Veel publiek was er in de naaste omge ving van het Paleis niet toegelaten. On der den ouden kastanjeboom, recht te genover het Paleis, stonden de burge meesters van een groot aantal gemeenten, ongeveer vijfhonderd in aantal. Ook stond hier een deputatie van de Johanni- terorde, om hun Commendator een laat- sten groet te brengen en voorts een groote vertegenwoordiging van de Nederland sche padvinders. Tegen negen uur kwamen de Koningin en de Prinses van het Huis ten Bosch in het Paleis Noordeinde aan. De mili taire eerbewijzen werden gebracht en on der doodsche stilte betraden Moeder en Dochter het Paleis, waaruit zoo dadelijk haar Man en Vader zou worden uitgedra gen. De stoet. De troepen, die aan het militair escorte zouden deelnemen, hadden zich inmiddels uit Waalsdorp, waar zij den nacht had den doorgebracht, naar het Malieveld be geven en zich aldaar opgesteld. Omstreeks kwart voor negen gaf de algemeene troe pencommandant de generaal-majoor J. v. Andel, bevelhebber in de eerste militaire af deeling het teeken, dat naar het Paleis opgemarcheerd moest worden. Van het Malieveld zetten de troepen zich in bewe ging langs de Koninginnegracht, de Dr Kuyperstraat, Mauritskade naar het Noordeinde. Nauwelijks waren de laatste huzaren het Noordeinde ingezwenkt of van de an dere zijide kwam het eerste gedeelte van den rouwstoet van het Kon. Huis, welke zich in de Koninklijke Stallen had opge steld, aanrijden en sloot zich bij1 de mili tairen aan. De rouwstoet bestond uit zes gala-hof koetsen, bestemd voor de buitenlandsche vorstelijke personen en enkele hooge hof- dignitarissen, voorts een aantal gala- coupé's en andere hofrijtuigen. Tusschen deze koetsen vormde* de rouwwagen het middenpunt. De rouwwagien. Deze rouwwagen bood voor de duizen den, die langs den weg geschaard stonden een schouwspel als nog nimmer gadege slagen. Overeenkomstig den reeds jaren geleden kenbaar gemaakten wensch van den Prins, zou Zijn begrafenis een „witte begrafenis" zijn, In verband met dezen wensch was de rouwwagen dan ook ge heel wit geschilderd. Acht zwarte paarden met witte kleeden en manekappen om hangen, trokken den wagen voort. Zes daarvan werden van den bok gereden en het voorste span door een postiljon. Het is dezelfde wagen, welke ook het stoffelijk overschot van Koningin Emma naar Haar laatste rustplaats heeft gebracht. Het doffe zwart had thans plaats gemaakt voor wit. De wagen heeft zilveren tuit- banden. De gala-bok is gedrapeerd met wit laken, omzoomd met zilver en franje en draagt ter weerszijden het Koninklijk Wapen in zilver. De hemel van'den wa gen is afgezet met een zilveren omlijsting en draagt een zilveren kroon, terwijl aan de vier hoeken witte struispluimen met zilveren franje zijn aangebracht. Ook de lantaarns zijn met een witten rouwhoes omhangen. Om kwart voor tien reed deze sprook jes achtige wagen, welke toch het stempel van vorstelijke soberheid draagt, het voorplein vóór het paleis op. Het plech tig oogenblik, waarop de blank-eikenhou ten kist met zilver gemonteerd het paleis zou worden uitgedragen was aangebro ken. Militaire commando's weerklonken. De geweren werden gepresenteerd, de vaan dels negen tot een laatsten afscheidsgroet, ontroerd ontblootten de duizenden de hoofden en terwijl plechtig de muziek van het le regiment infanterie de melodie in zette van een oud-Hollandsch lied, ge maakt op den dood van Prins Willem I uit de „Gedenckklancken" van Valerius, werd de kist door 12 hofjagers van het Paleis Het Loo door de vestibule naar buiten gedragen en in den rouwwagen ge plaatst. De kist werd met een ivoorkleu rig laken, dat tot op ongeveer 20 c.M. van den grond afhing, gedekt. Daaroverheen werd de Nederlandsche vlag gespreid Een wit fluweelen kussen, waarop de Or- deteekenen van Prins Hendrik waren ge hecht, werd evenals Zijn admiraalssteek en twee gekruiste sabels op het witte rouwkleed geplaatst. De laatste tocht. Toen de kist naar buiten was gedragen verschenen H. M. de Koningin en Prinses Juliana aan den ingang van het paleis. Onbeweeglijk stond H. M. dicht bij de Prinses tot de stoet uit het gezicht was verdwenen. Als slippendragers fungeerden hoogge plaatste militairen. Aan beide zijden van den rouwwagen gingen 16 Kamerheeren. Ter rechterzijde van den rouwwagen reed de Chef vein het Militaire Huis, en ter linkerzijde de Gouverneur van de Ko ninklijke Residentie. De eigenlijke rouwstoet werd achter het eerste militaire gedeelte geopend door een rijknecht-majoor en twee rijknechts te paard. Daarachter volgde een Hafrijtuig, bespannen met twee paarden, gaande één lakei naast elk portier. In dit rijtuig was gezeten de Kamerheer-ceremoniemeester, Baron van Hardenbroek van Harden- broek. In het tweede rijtuig, dat hierop volgde, waren gezeten Dr Hannema en Dr Goteling Vinnis. Daarachter volgden vier hofrijtuigen, elk bespannen met twee paarden, gaande één lakei naast elk por tier, bestemd voor de 16 Kamerheeren, die het stoffelijk overschat begeleidden, terwijl direct daarop volgden twee Hof rijtuigen elk bespannen met twee paarden, gaande één lakei naast elk portier, be stemd voor de dragers van de slippen van het rouwkleed. Hierna volgde in den stoet direct rijdende vóór den rouwwagen een Hafrijtuig, bespannen met twee paarden, gaande een lakei naast elk portier, waar in gezeten de Opperceremouiemeester van H. M. de Koningin, Graaf Du Monceau. Terwijl zich op het lijkkleed, waarmee de baar was bedekt, slechts bloemen van Koningin en Prinses bevonden, werden achterin den stoet in rijtuigen, kransen en bloemen meegevoerd. Officianten en het personeel, benevens eenige oud-gedienden van wijlen den rins, waarvan een gedeelte als dragers waren aangewezen, volgden den rouw wagen. Daarna kwamen de officieren der Landmacht van het Militaire Huis te paard, rijdende twee aan twee naar ouderdom van rang, de oudste voor. Daarop volgden in den stoet de hofrij tuigen, waarin gezeten waren de buiten landsche vorstelijke personen. Nadat de bloemen en kransen welke in den stoet werden meegevoerd, waren op geladen volgde het tweede gedeelte van het militair escorte bestaande uit circa twee duizend man; de lengte van den ge- heelen stoet was ongeveer K.M. Langs den weg. Een compacte menschenmenigte had zich langs den weg, welke de stoet zou gaan, opgesteld. In eerbiedige stilte ston den de tienduizenden, vele rijen dik ge schaard te wachten op het aangrijpende schouwspel van het voorbijtrekken van de vorstelijke begrafenis. Slechts het gebeier van de klokken verbrak de stilte. Tallooze deputaties hadden langs den weg een plaats gevonden. Het langzaam vertrek van den vorste- lijken rouwstoet was een bijzonder tref fend moment, maar ook langs den weg werd de menigte overal zichtbaar aange grepen door dat onuitspreekbare inner lijke gevoel, waardoor in veler oog een traan opwelde. Voor de duizenden, die deze begrafenisplechtigheid gadesloegen, was het ongetwijfeld een onvergetelijk ge beuren, dat hun tot in lengte van jaren bij zal blijven. Langs Kneuterdijk, Hofweg, Spui en Pletterijkade werd naar het Rijswijksche plein gereden. Op de Pletterijkade werd een oogenblik halt gehouden om aan de slippendragers en de kamerheeren, die tot hiertoe te voet den tocht hadden mee gemaakt gelegenheid te geven in de voor hen bestemde hofrijtuigen plaats te ne men. In het gebouw van het Gemeente- Archief aan het Rijswijksche plein had de Haagsche Gemeenteraad plaats geno men om het voorbijtrekken van den rouw stoet gade te slaan. Verder ging de stoet langs den Rijs- wijkschen weg in de richting van Rijs wijk. Omstreeks half elf had de rouwstoet de grens van de gemeente Rijswijk be reikt. Ook hier dezelfde massale belang stelling. Voor het raadhuis stond het ge meentebestuur met den raad opgesteld om den vorstelijken doode een laatsten groet te brengen. Vele duizenden land- stormers hadden hun plaats op Rijswijks territoir gekregen. Bij de Hoornbrug stond de officiëele vertegenwoordiging van den Bijz. Vrijw. Landstorm, samengesteld uit deputaties van alle gewestelijke commis sies. De officieren waren in uniform, de overige bestuursleden in het zwart. Tot aan de Hoornbrug deden de muziek korpsen zich hooren, de Koninklijke Mili taire Kapel speelde treurmuziek, afgewis seld door de muziek van het Ve regiment infanterie. Via de Hoornbrug schreed de stoet voort over den nieuwen Rijksweg in de rich ting naar Delft, gedurende welk gedeelte van den tocht de tamboers en de pijpers zich deden hooren. De Koningin en de Prinses. De Koningin, Prinses Juliana en de vrouwelijke verwanten van Prins Hen drik waren in het paleis achtergebleven. Zij vergezelden den ontslapene niet op zijn laatsten tocht, doch zouden zich af zonderlijk naar Delft begeven. Enkele minuten voor half twaalf begaf H. M. de Koningin zich met Prinses Ju liana en gevolg in auto's van het paleis Noordeinde naar Delft. De eerewacht bij het paleis met het vaandel, dat thans van het rouwfloers was ontdaan, bracht het gebruikelijk eerbetoon en de groep burgemeesters en verdere belangstellen den, die voor het paleisplein stonden, brachten onder groote stilte de vorstin nen een eerbiedigen groet De Koningin was gekleed in wit en zwarten mantel en droeg een witten sluier. De Prinses droeg een zwarten mantel. Langs den afgezetten weg werd naar de Hoornbrug gereden. En terwijl de rouwstoet zich plecht statig langs de breede heerbaan te mid den \an de weilanden bewoog, snelden de auto's over den ouden weg langs de Vliet en zoo bereikte Hare Majesteit Delft, geruimen tijd voordat de stoet zichtbaar was. Bij de grens der gemeente Delft stond de burgemeester Mr Van Baren, H.M. op te wachten en begeleidde Haar, terwijl de muziek het Wilhelmus speelde, naar de kerk. Toen de Koningin de Markt opreed en uit de auto stapte, werden door de daar opgestelde eere-wacht van mariniers de militaire eerbewijzen gebracht en speelde de Marinekapel, die terzijde van den in gang stond opgesteld, onder leiding van kapelmeester Leistikow het Wilhelmus. In Delft. Ook in Delft was de belangstelling buitengewoon. Langs den weg stonden deputaties zonder tal opgesteld en daar achter de menschenmenigte bij duizen den. De afzetting geschiedde hier door Genietroepen en Wielrijders en voorts door de Weerbaarheidsafdeelingen van de studentencorpora. Bij het bereiken van het Kalverbosch aan de grens der gemeente Delft hadden de slippendragers en de kamerheeren hun rijtuigen weer verlaten en zich ter weers zijden van den rouwwagen opgesteld. Het was omstreeks half een, toen de rouwstoet het Marktplein opreed. Daar stond allereerst opgesteld een eere front van 100 man van de transportco lonnes van het Ned. Roode Kruis en ver der de eerewacht van aanstaande offi cieren, die zich terzijde van de Markt had opgesteld. Langzaam marcheerde het voorste ge deelte van den stoet de Markt op. De Koninklijke Militaire Kapel zwenkte spelende uit en stelde zich naast het standbeeld van Hugo de Groot op, met het front naar de kerk. Zachte treur muziek bleef klinken, terwijl de Markt zich meer en meer vulde met militairen te paard en te voet en ook de hofrijtuigen kwamen aanrijden. Toen kwam de witzilveren rouwwagen om den hoek van het stadhuis. Eensklaps zweeg alle muziek, en slechts het getrappel der paarden was het eenige geluid, dat deze treffende en indrukwek kende stilte verstoorde. Zoo reed de rouwwagen tot voor den ingang der kerk. Op dat oogenblik zette de Marinekapel het Wilhelmus in op de oude toonzetting en onder deze plech tige tonen werd de kist uit den rouw wagen in het voorportaal der kerk ge dragen. Hier wachtten de Koningin en de Prinses om Haar Gemaal en Vader voor het laatst te volgen. In de kerk. Geruimen tijd voor de aankomst van de Koningin had zich reeds een groote schare genoodigden in het koor verza meld. De kerk was ongeveer op dezelfde wijze ingericht als bij de plechtige bij zetting van het stoffelijk overschot van Koningin Emma Een sobere versiering in witte en grijze tinten was aangebracht Om de twaalf zuilen der Oranje's waren parelgrijze linten bevestigd. Groote kran sen van sparregroen en witte lelies waren in de verschillende vakken opgehangen. Boven in de pilaren waren afhangende bouquetten van witte en oranjelelies aan gebracht, waartusschen zinnia's waren verwerkt. Het aantal plaatsen was dit keer groo- ter dan bij de vorige gelegenheid. Voor de ontvangst en de verdere rege ling in de kerk waren een aantal ceremo niemeesters aangewezen. Het geheel stond hier onder leiding van den kamerheer Jhr A. G. Sickinghe, generaal-majoor b. d. adjudant i. b.d. van H. M. de Koningin. Om half elf begonnen de auto's met diplomaten en verdere genoodigden aan te rijden. De ministers hadden zich in het stadhuis verzameld, en gingen in stoet de kerk binnen. In de kerk waren van de Tweede Kamer aanwezig de voorzitter, de leden der commissie, welke het adres van rouw beklag aan H. M. de Koningin zal aan bieden, de plaatsvervangende voorzitters, de griffier, de secretarissen der grootste fracties, en de commies-griffier. Ruim 900 personen waren in de kerk aanwezig. Het koor bood een schitteren den aanblik; het ambtscostuum der vele hoogwaardigheidsbekleeders, de officiëele kleedij der diplomaten, het ceremoniëele tenue der officieren wisselden af met de zwarte of purperen toga's der geestelijk heid en professoren. Toen de muziek buiten weerklonk als het teeken, dat de rouwstoet voor de kerk was aangekomen en de kist in het voor portaal was ingedragen, verhieven zich allen van hun zitplaatsen. Ter weerszijden van den ingang van den grafkelder stond een eerewacht op gesteld van het corps adelborsten en van de cadetten met hun corpsvaandels. Ter zijde van het monument van Willem den Zwijger stonden vier bazuinblazers. Ach ter het monument stond het koor van de Duinoordkerk te 's-Gravenhage onder lei ding van zijn directeur, den heer H. Ph. Bles. De muzikale leiding van den dienst berustte bij Dr Joh. Wagenaar. Het orgel werd bespeeld door den heer J. H. Storm. Terwijl buiten de muziek van Leisti- kow's treurlied „De laatste eer" weer klonk, stelde de Koninklijke stoet zich in het voorportaal der kerk op. Langzaam en plechtstatig werd de kist door den 45 M. langen corridor gedragen naar den ingang van het Koor, waar zich de graf kelder der Oranje's bevindt. Het stoffelijk overschot werd begeleid ter rechter- en ter linkerzijde door de slippendragers en de daarvoor aange wezen kamerheeren en voorafgegaan door den kamerheer-ceremoniemeester, de bei de adjudanten van den overledene. Achter de baar schaarden zich de Ko ningin met Prinses Juliana aan haar rechterzijde en Hertog Adolf Friedrich van Mecklenburg ter linkerzijde. De ove rige vorstelijke personen volgden hier achter. Tijdens den gang van den lijkstoet van het voorportaal der kerk naar het koor, speelde de organist zacht op het orgel. Het was een preludium, waarin de me lodie van het Mecklenburgsche volkslied weerklonk. Nadat de groote deuren, welke den rouwstoet nog aan het oog van de schare in de kerk onttrokken, waren geopend, vertoonde de stoet zich in een wonder lijke mengeling van kleurschakeering voor de eerbiedig staande menigte. Toen de kist naar het midden van het Koor was gedragen en op de katafalk was geplaatst, speelden de bazuinen het adagio van Wagenaar. Toespraak van Prof. Obblnk. Prof. Dr H. Th. Obbink betrad den Binnenland. De plechtige uitvaart van Z. K. H. Prins Hendrik. De Duitsche transferbesprekingen. De ongeregeldheden van gisteren. Een deel van Rotterdam in staat van beleg. Buitenland. De Universiteit te Freiburg afgebrand. Ontslag van het Oostenrijksche kabinet. Von Papen wéér verhoord. Barthou weer naar Parijs vertrokken. kansel en las, na het uitspreken van het votum, de eerste zeven verzen uit Mat- theus 28 en eenige verzen uit Romeinen VIII. Vooraf werd gezongen gezang 189 4 en 6. Na het lezen uit den bijbel zongen de aanwezigen gezang 2717 en 8. Tijdens het gemeentegezang, werden enkele kadetten, die de eerewacht bij de tombe betrokken, onwel. Prof. Obbink hield daarna de volgende toespraak: „Wie had den 27en Maart kunnen ver moeden, dat nu reeds weer de deuren van den Koninklijken grafkelder zich zou den ontsluiten om den zoo vroeg en onver wacht ontslapen Prins der Nederlanden te ontvangen! Toen stonden wij met ge bogen hoofden, diep bedroefd om het heen gaan van onze beminde Koningin-Moeder. Maar zij had de „dagen der jaren" waar van Mozes sprak in den 90en Psalm, vol eindigd en wij wisten dat Haar lang en gezegend leven ten einde spoedde. En nu staan wij hier, bij den geopen- den grafkelder om den Prins der Neder landen, weggerukt in de kracht zijner jaren en den bloei des levens, ten grave te geleiden. En onze ziel is verschrikt om zooveel leed als onze geëerbiedigde Ko ningin en Hare Koninklijke Dochter treft door het heengaan van deze twee beminde dooden. Welk een smartelijke leegte in ons Koninklijk Paleis, wat een eenzaam heid in het leven der ons overgebleven loten van den eens zoo bloeienden Oranje stam! Wat een gevoel van vereenzaming ook doortrilt ons land en volk! Het plotselinge van dit verscheiden heeft allerwege ontsteltenis gewekt, een ontsteltenis, die te heviger wordt gevoeld, doordat de wonde geslagen door het heen gaan onzer beminde Koningin-Moeder nog niet is gesloten en onze gedachten sedert Haar verscheiden nog meer dan anders zich bewogen om ons al kleiner wordend Oranjehuis. Maar ook om de plaats die de Gemaal onzer Koningin en de Vader onzer Prinses innam in aller lei kringen onzer samenleving, zijn wij ontroerd door zijn heengaan. Naar popu lariteit heeft Hij niet gestreefd; toch wèis Hij populair en Hij is dat geworden door zijn gemoedelijken eenvoud, zijn onge dwongen omgang met menschen uit aller lei kringen, zijn hartelijk medeleven, zijn vriendelijke humor, zijn prettig-opgewek- ten aard. Maar niet minder door zijn levendige belangstelling in allerlei sociaal en filanthropisch werk. Bij de herdenking van zijn vijf-en-twintig-jarig voorzitter schap van het Nederlandsche Roode Kruis hebben wij kunnen vernemen hoezeer zijn arbeid in dat heilzame werk werd ge waardeerd door hen, die Hem daar aan het werk zagen. En in hoeveel andere „werken des vredes" heeft Hij niet een levendig aandeel genomen en belangstel ling getoond! In zijn houding bij al deze dingen lag niets gedwongens of gewilds, het ging alles zoo spontaan en natuurlijk, het was de uiting van zijn meelevend hart. Er is gezegd en terecht gezegd dat onze betreurde Koningin-Moeder zoo echt en geheel en zoo gemakkelijk Nederland sche was geworden welnu: de Prins der Nederlanden was inderdaad met hart en ziel een Nederlandsche Prins. Hij is dat geworden niet als de vervulling van een noodzakelijke plicht, maar eenvoudig door zich te geven zooals Hij was. Die natuurlijke ongedwongenheid was de groote aantrekkelijkheid van zijn per soon. Maar dit alles is slechts terugzien op wat geweest is. Het is nu voorbij. En het voorbije kan toch slechts een scha mele troost bieden. De herinnering zon der meer is steeds een weemoedig bezit. Beklagenswaardig is de mensch, die, staande bij het open graf van een, dien hij liefheeft, niets anders overhoudt dan de smartelijk-weemoedige heugenis van wat voorbij is. O, als wij moesten gelooven, dat dit het laatste is van ons menschenleven, dat het graf zich sluit boven ons hoofd, dan waren wij, naar Paulus' woord, „de beklagenwaardigste van alle menschen". Klaar wij weten, dat, wanneer onze aard- sche tentwoning wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, eeuwig in

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 1