De Plechtige Uitvaart van
Z. K. H. de Prins der Nederlanden.
WOENSDAG 11 JULI 1934
DAGBLAD VOOR DE PROVINCIE ZEELAND
48e JAARGANG - No. 238
Belangrijkste Nieuws.
Uitg.: N.V. Uitgevers-Maatschappij „Luctor et
Emergo" ter exploitatie van het blad „De Zeeuw".
Bureaux Lange Vorststraat 70, Goes.
Telefoonnummer 11.
Postchèque en Girorekening 44455.
Bijkantoor Middelburg, Lange Burg. Tclef. 259.
Directeur-Hoofdredacteur: R. ZUIDEMA.
De Zeeuw
Abonnementsprijs f2.50 per kwartaal,
weekabonnementen voor Middelburg, Goes en
Vlissingen f0.20. Losse nummers 5 cent
Advertcntiën 30 cent per regel. Ingezonden
medcdeclingcn GO cent per regel. Kleine
Advcrtentiën Dinsdags en Vrijdags f0.75, bij
vooruitbetaling. Onder letter of motto Jf0.85.
Bij contract belangrijke korting.
Voor de tweede maal in slechts een
paar maanden tijds, trok vandaag door
de straten der residentie een Koninklijke
rouwstoet, op weg naar het nabije Delft,
om in die oude Prinsenstad andermaal
het lijk van een lid van ons Vorstenhuis
aan den Koninklijken grafkelder in de
Nieuwe Kerk toe te vertrouwen.
De rauwweg vertoonde weer ongeveer
hetzelfde beeld als op 27 Maart j.l. In één
opzicht viel er evenwel verschil op te mer
ken. Toen toch waren de straatlantaarns
met rouwfloers omhuld, thans echter niet,
aangezien men wist dat de Prins van
uiterlijk rouwbetoon afkeerig was. Van
daar dan men dit zooveel mogelijk ach
terwege had gelaten.
Reeds vroeg in den morgen vulden
zich de straten, waarlangs de stoet zou
gaan, met duizenden en nog eens duizen
den, gekomen uit alle oorden van ons
land om van deze plechtige uitvaart ge
tuige te zijn.
Even na acht uur kwamen de militaire
troepen aanmarcheeren.
De eerewacht ter weerszijden van den
ingang van het Koninklijk Paleis aan het
Noordeinde werd betrokken door een de
tachement van het regiment grenadiers,
groot honderd man met het omfloerste
vaandel. Bij deze eerewacht stelde zich op
de regiments-commandant, luit.-kolonel
Jhr. de Brauw en het muziekkorps van
het le reg. infanterie. De trommels wa
ren met rouw omfloerst en ook aan de
muziekinstrumenten waren rouwstrikken
bevestigd.
De militaire afzetting langs het eerste
gedeelte van den weg, van Paleis tot Vij-
verdam, bestond uit vertegenwoordigers
van bijna alle korpsen der Nederlandsche
landmacht, welke niet van den stoet deel
uitmaken. Het geheele leger was verte
genwoordigd: infanterie, huzaren, lucht-
vaartafdeeling, schoolcompagnie van den
motordienst, wielrijders, veldartillerie,
hospitaal-soldaten, motor-artillerie, enz.,
Het dichtst bij het Paleis, nog vóór de
militaire afzetting, stond in het Noord
einde ter weerszijden van den weg een
eerefront opgesteld van honderd man van
het Nederlandsche Roode Kruis.
Veel publiek was er in de naaste omge
ving van het Paleis niet toegelaten. On
der den ouden kastanjeboom, recht te
genover het Paleis, stonden de burge
meesters van een groot aantal gemeenten,
ongeveer vijfhonderd in aantal. Ook
stond hier een deputatie van de Johanni-
terorde, om hun Commendator een laat-
sten groet te brengen en voorts een groote
vertegenwoordiging van de Nederland
sche padvinders.
Tegen negen uur kwamen de Koningin
en de Prinses van het Huis ten Bosch
in het Paleis Noordeinde aan. De mili
taire eerbewijzen werden gebracht en on
der doodsche stilte betraden Moeder en
Dochter het Paleis, waaruit zoo dadelijk
haar Man en Vader zou worden uitgedra
gen.
De stoet.
De troepen, die aan het militair escorte
zouden deelnemen, hadden zich inmiddels
uit Waalsdorp, waar zij den nacht had
den doorgebracht, naar het Malieveld be
geven en zich aldaar opgesteld. Omstreeks
kwart voor negen gaf de algemeene troe
pencommandant de generaal-majoor J. v.
Andel, bevelhebber in de eerste militaire
af deeling het teeken, dat naar het Paleis
opgemarcheerd moest worden. Van het
Malieveld zetten de troepen zich in bewe
ging langs de Koninginnegracht, de Dr
Kuyperstraat, Mauritskade naar het
Noordeinde.
Nauwelijks waren de laatste huzaren
het Noordeinde ingezwenkt of van de an
dere zijide kwam het eerste gedeelte van
den rouwstoet van het Kon. Huis, welke
zich in de Koninklijke Stallen had opge
steld, aanrijden en sloot zich bij1 de mili
tairen aan.
De rouwstoet bestond uit zes gala-hof
koetsen, bestemd voor de buitenlandsche
vorstelijke personen en enkele hooge hof-
dignitarissen, voorts een aantal gala-
coupé's en andere hofrijtuigen. Tusschen
deze koetsen vormde* de rouwwagen het
middenpunt.
De rouwwagien.
Deze rouwwagen bood voor de duizen
den, die langs den weg geschaard stonden
een schouwspel als nog nimmer gadege
slagen. Overeenkomstig den reeds jaren
geleden kenbaar gemaakten wensch van
den Prins, zou Zijn begrafenis een „witte
begrafenis" zijn, In verband met dezen
wensch was de rouwwagen dan ook ge
heel wit geschilderd. Acht zwarte paarden
met witte kleeden en manekappen om
hangen, trokken den wagen voort. Zes
daarvan werden van den bok gereden en
het voorste span door een postiljon. Het
is dezelfde wagen, welke ook het stoffelijk
overschot van Koningin Emma naar Haar
laatste rustplaats heeft gebracht. Het
doffe zwart had thans plaats gemaakt
voor wit. De wagen heeft zilveren tuit-
banden. De gala-bok is gedrapeerd met
wit laken, omzoomd met zilver en franje
en draagt ter weerszijden het Koninklijk
Wapen in zilver. De hemel van'den wa
gen is afgezet met een zilveren omlijsting
en draagt een zilveren kroon, terwijl aan
de vier hoeken witte struispluimen met
zilveren franje zijn aangebracht. Ook de
lantaarns zijn met een witten rouwhoes
omhangen.
Om kwart voor tien reed deze sprook
jes achtige wagen, welke toch het stempel
van vorstelijke soberheid draagt, het
voorplein vóór het paleis op. Het plech
tig oogenblik, waarop de blank-eikenhou
ten kist met zilver gemonteerd het paleis
zou worden uitgedragen was aangebro
ken.
Militaire commando's weerklonken. De
geweren werden gepresenteerd, de vaan
dels negen tot een laatsten afscheidsgroet,
ontroerd ontblootten de duizenden de
hoofden en terwijl plechtig de muziek van
het le regiment infanterie de melodie in
zette van een oud-Hollandsch lied, ge
maakt op den dood van Prins Willem I
uit de „Gedenckklancken" van Valerius,
werd de kist door 12 hofjagers van het
Paleis Het Loo door de vestibule naar
buiten gedragen en in den rouwwagen ge
plaatst. De kist werd met een ivoorkleu
rig laken, dat tot op ongeveer 20 c.M. van
den grond afhing, gedekt. Daaroverheen
werd de Nederlandsche vlag gespreid
Een wit fluweelen kussen, waarop de Or-
deteekenen van Prins Hendrik waren ge
hecht, werd evenals Zijn admiraalssteek
en twee gekruiste sabels op het witte
rouwkleed geplaatst.
De laatste tocht.
Toen de kist naar buiten was gedragen
verschenen H. M. de Koningin en Prinses
Juliana aan den ingang van het paleis.
Onbeweeglijk stond H. M. dicht bij de
Prinses tot de stoet uit het gezicht was
verdwenen.
Als slippendragers fungeerden hoogge
plaatste militairen.
Aan beide zijden van den rouwwagen
gingen 16 Kamerheeren.
Ter rechterzijde van den rouwwagen
reed de Chef vein het Militaire Huis, en
ter linkerzijde de Gouverneur van de Ko
ninklijke Residentie.
De eigenlijke rouwstoet werd achter het
eerste militaire gedeelte geopend door een
rijknecht-majoor en twee rijknechts te
paard. Daarachter volgde een Hafrijtuig,
bespannen met twee paarden, gaande één
lakei naast elk portier. In dit rijtuig was
gezeten de Kamerheer-ceremoniemeester,
Baron van Hardenbroek van Harden-
broek. In het tweede rijtuig, dat hierop
volgde, waren gezeten Dr Hannema en Dr
Goteling Vinnis. Daarachter volgden vier
hofrijtuigen, elk bespannen met twee
paarden, gaande één lakei naast elk por
tier, bestemd voor de 16 Kamerheeren,
die het stoffelijk overschat begeleidden,
terwijl direct daarop volgden twee Hof
rijtuigen elk bespannen met twee paarden,
gaande één lakei naast elk portier, be
stemd voor de dragers van de slippen van
het rouwkleed. Hierna volgde in den stoet
direct rijdende vóór den rouwwagen een
Hafrijtuig, bespannen met twee paarden,
gaande een lakei naast elk portier, waar
in gezeten de Opperceremouiemeester van
H. M. de Koningin, Graaf Du Monceau.
Terwijl zich op het lijkkleed, waarmee
de baar was bedekt, slechts bloemen van
Koningin en Prinses bevonden, werden
achterin den stoet in rijtuigen, kransen
en bloemen meegevoerd.
Officianten en het personeel, benevens
eenige oud-gedienden van wijlen den
rins, waarvan een gedeelte als dragers
waren aangewezen, volgden den rouw
wagen.
Daarna kwamen de officieren der
Landmacht van het Militaire Huis te
paard, rijdende twee aan twee naar
ouderdom van rang, de oudste voor.
Daarop volgden in den stoet de hofrij
tuigen, waarin gezeten waren de buiten
landsche vorstelijke personen.
Nadat de bloemen en kransen welke in
den stoet werden meegevoerd, waren op
geladen volgde het tweede gedeelte van
het militair escorte bestaande uit circa
twee duizend man; de lengte van den ge-
heelen stoet was ongeveer K.M.
Langs den weg.
Een compacte menschenmenigte had
zich langs den weg, welke de stoet zou
gaan, opgesteld. In eerbiedige stilte ston
den de tienduizenden, vele rijen dik ge
schaard te wachten op het aangrijpende
schouwspel van het voorbijtrekken van de
vorstelijke begrafenis. Slechts het gebeier
van de klokken verbrak de stilte.
Tallooze deputaties hadden langs den
weg een plaats gevonden.
Het langzaam vertrek van den vorste-
lijken rouwstoet was een bijzonder tref
fend moment, maar ook langs den weg
werd de menigte overal zichtbaar aange
grepen door dat onuitspreekbare inner
lijke gevoel, waardoor in veler oog een
traan opwelde. Voor de duizenden, die
deze begrafenisplechtigheid gadesloegen,
was het ongetwijfeld een onvergetelijk ge
beuren, dat hun tot in lengte van jaren
bij zal blijven.
Langs Kneuterdijk, Hofweg, Spui en
Pletterijkade werd naar het Rijswijksche
plein gereden. Op de Pletterijkade werd
een oogenblik halt gehouden om aan de
slippendragers en de kamerheeren, die
tot hiertoe te voet den tocht hadden mee
gemaakt gelegenheid te geven in de voor
hen bestemde hofrijtuigen plaats te ne
men. In het gebouw van het Gemeente-
Archief aan het Rijswijksche plein had
de Haagsche Gemeenteraad plaats geno
men om het voorbijtrekken van den rouw
stoet gade te slaan.
Verder ging de stoet langs den Rijs-
wijkschen weg in de richting van Rijs
wijk.
Omstreeks half elf had de rouwstoet
de grens van de gemeente Rijswijk be
reikt. Ook hier dezelfde massale belang
stelling. Voor het raadhuis stond het ge
meentebestuur met den raad opgesteld
om den vorstelijken doode een laatsten
groet te brengen. Vele duizenden land-
stormers hadden hun plaats op Rijswijks
territoir gekregen. Bij de Hoornbrug stond
de officiëele vertegenwoordiging van den
Bijz. Vrijw. Landstorm, samengesteld uit
deputaties van alle gewestelijke commis
sies. De officieren waren in uniform, de
overige bestuursleden in het zwart.
Tot aan de Hoornbrug deden de muziek
korpsen zich hooren, de Koninklijke Mili
taire Kapel speelde treurmuziek, afgewis
seld door de muziek van het Ve regiment
infanterie.
Via de Hoornbrug schreed de stoet voort
over den nieuwen Rijksweg in de rich
ting naar Delft, gedurende welk gedeelte
van den tocht de tamboers en de pijpers
zich deden hooren.
De Koningin en de Prinses.
De Koningin, Prinses Juliana en de
vrouwelijke verwanten van Prins Hen
drik waren in het paleis achtergebleven.
Zij vergezelden den ontslapene niet op
zijn laatsten tocht, doch zouden zich af
zonderlijk naar Delft begeven.
Enkele minuten voor half twaalf begaf
H. M. de Koningin zich met Prinses Ju
liana en gevolg in auto's van het paleis
Noordeinde naar Delft. De eerewacht bij
het paleis met het vaandel, dat thans
van het rouwfloers was ontdaan, bracht
het gebruikelijk eerbetoon en de groep
burgemeesters en verdere belangstellen
den, die voor het paleisplein stonden,
brachten onder groote stilte de vorstin
nen een eerbiedigen groet De Koningin
was gekleed in wit en zwarten mantel
en droeg een witten sluier. De Prinses
droeg een zwarten mantel.
Langs den afgezetten weg werd naar
de Hoornbrug gereden.
En terwijl de rouwstoet zich plecht
statig langs de breede heerbaan te mid
den \an de weilanden bewoog, snelden
de auto's over den ouden weg langs de
Vliet en zoo bereikte Hare Majesteit Delft,
geruimen tijd voordat de stoet zichtbaar
was.
Bij de grens der gemeente Delft stond
de burgemeester Mr Van Baren, H.M. op
te wachten en begeleidde Haar, terwijl
de muziek het Wilhelmus speelde, naar de
kerk.
Toen de Koningin de Markt opreed en
uit de auto stapte, werden door de daar
opgestelde eere-wacht van mariniers de
militaire eerbewijzen gebracht en speelde
de Marinekapel, die terzijde van den in
gang stond opgesteld, onder leiding van
kapelmeester Leistikow het Wilhelmus.
In Delft.
Ook in Delft was de belangstelling
buitengewoon. Langs den weg stonden
deputaties zonder tal opgesteld en daar
achter de menschenmenigte bij duizen
den. De afzetting geschiedde hier door
Genietroepen en Wielrijders en voorts
door de Weerbaarheidsafdeelingen van de
studentencorpora.
Bij het bereiken van het Kalverbosch
aan de grens der gemeente Delft hadden
de slippendragers en de kamerheeren hun
rijtuigen weer verlaten en zich ter weers
zijden van den rouwwagen opgesteld.
Het was omstreeks half een, toen de
rouwstoet het Marktplein opreed.
Daar stond allereerst opgesteld een eere
front van 100 man van de transportco
lonnes van het Ned. Roode Kruis en ver
der de eerewacht van aanstaande offi
cieren, die zich terzijde van de Markt
had opgesteld.
Langzaam marcheerde het voorste ge
deelte van den stoet de Markt op.
De Koninklijke Militaire Kapel zwenkte
spelende uit en stelde zich naast het
standbeeld van Hugo de Groot op, met
het front naar de kerk. Zachte treur
muziek bleef klinken, terwijl de Markt
zich meer en meer vulde met militairen
te paard en te voet en ook de hofrijtuigen
kwamen aanrijden.
Toen kwam de witzilveren rouwwagen
om den hoek van het stadhuis.
Eensklaps zweeg alle muziek, en slechts
het getrappel der paarden was het eenige
geluid, dat deze treffende en indrukwek
kende stilte verstoorde.
Zoo reed de rouwwagen tot voor den
ingang der kerk. Op dat oogenblik zette
de Marinekapel het Wilhelmus in op
de oude toonzetting en onder deze plech
tige tonen werd de kist uit den rouw
wagen in het voorportaal der kerk ge
dragen. Hier wachtten de Koningin en
de Prinses om Haar Gemaal en Vader
voor het laatst te volgen.
In de kerk.
Geruimen tijd voor de aankomst van
de Koningin had zich reeds een groote
schare genoodigden in het koor verza
meld. De kerk was ongeveer op dezelfde
wijze ingericht als bij de plechtige bij
zetting van het stoffelijk overschot van
Koningin Emma Een sobere versiering
in witte en grijze tinten was aangebracht
Om de twaalf zuilen der Oranje's waren
parelgrijze linten bevestigd. Groote kran
sen van sparregroen en witte lelies waren
in de verschillende vakken opgehangen.
Boven in de pilaren waren afhangende
bouquetten van witte en oranjelelies aan
gebracht, waartusschen zinnia's waren
verwerkt.
Het aantal plaatsen was dit keer groo-
ter dan bij de vorige gelegenheid.
Voor de ontvangst en de verdere rege
ling in de kerk waren een aantal ceremo
niemeesters aangewezen. Het geheel stond
hier onder leiding van den kamerheer
Jhr A. G. Sickinghe, generaal-majoor b. d.
adjudant i. b.d. van H. M. de Koningin.
Om half elf begonnen de auto's met
diplomaten en verdere genoodigden aan
te rijden. De ministers hadden zich in het
stadhuis verzameld, en gingen in stoet
de kerk binnen.
In de kerk waren van de Tweede
Kamer aanwezig de voorzitter, de leden
der commissie, welke het adres van rouw
beklag aan H. M. de Koningin zal aan
bieden, de plaatsvervangende voorzitters,
de griffier, de secretarissen der grootste
fracties, en de commies-griffier.
Ruim 900 personen waren in de kerk
aanwezig. Het koor bood een schitteren
den aanblik; het ambtscostuum der vele
hoogwaardigheidsbekleeders, de officiëele
kleedij der diplomaten, het ceremoniëele
tenue der officieren wisselden af met de
zwarte of purperen toga's der geestelijk
heid en professoren.
Toen de muziek buiten weerklonk als
het teeken, dat de rouwstoet voor de kerk
was aangekomen en de kist in het voor
portaal was ingedragen, verhieven zich
allen van hun zitplaatsen.
Ter weerszijden van den ingang van
den grafkelder stond een eerewacht op
gesteld van het corps adelborsten en van
de cadetten met hun corpsvaandels. Ter
zijde van het monument van Willem den
Zwijger stonden vier bazuinblazers. Ach
ter het monument stond het koor van de
Duinoordkerk te 's-Gravenhage onder lei
ding van zijn directeur, den heer H. Ph.
Bles. De muzikale leiding van den dienst
berustte bij Dr Joh. Wagenaar. Het orgel
werd bespeeld door den heer J. H. Storm.
Terwijl buiten de muziek van Leisti-
kow's treurlied „De laatste eer" weer
klonk, stelde de Koninklijke stoet zich
in het voorportaal der kerk op. Langzaam
en plechtstatig werd de kist door den 45
M. langen corridor gedragen naar den
ingang van het Koor, waar zich de graf
kelder der Oranje's bevindt.
Het stoffelijk overschot werd begeleid
ter rechter- en ter linkerzijde door de
slippendragers en de daarvoor aange
wezen kamerheeren en voorafgegaan door
den kamerheer-ceremoniemeester, de bei
de adjudanten van den overledene.
Achter de baar schaarden zich de Ko
ningin met Prinses Juliana aan haar
rechterzijde en Hertog Adolf Friedrich
van Mecklenburg ter linkerzijde. De ove
rige vorstelijke personen volgden hier
achter.
Tijdens den gang van den lijkstoet van
het voorportaal der kerk naar het koor,
speelde de organist zacht op het orgel.
Het was een preludium, waarin de me
lodie van het Mecklenburgsche volkslied
weerklonk.
Nadat de groote deuren, welke den
rouwstoet nog aan het oog van de schare
in de kerk onttrokken, waren geopend,
vertoonde de stoet zich in een wonder
lijke mengeling van kleurschakeering
voor de eerbiedig staande menigte.
Toen de kist naar het midden van het
Koor was gedragen en op de katafalk
was geplaatst, speelden de bazuinen het
adagio van Wagenaar.
Toespraak van Prof. Obblnk.
Prof. Dr H. Th. Obbink betrad den
Binnenland.
De plechtige uitvaart van Z. K. H. Prins
Hendrik.
De Duitsche transferbesprekingen.
De ongeregeldheden van gisteren. Een deel
van Rotterdam in staat van beleg.
Buitenland.
De Universiteit te Freiburg afgebrand.
Ontslag van het Oostenrijksche kabinet.
Von Papen wéér verhoord.
Barthou weer naar Parijs vertrokken.
kansel en las, na het uitspreken van het
votum, de eerste zeven verzen uit Mat-
theus 28 en eenige verzen uit Romeinen
VIII. Vooraf werd gezongen gezang 189
4 en 6. Na het lezen uit den bijbel zongen
de aanwezigen gezang 2717 en 8.
Tijdens het gemeentegezang, werden
enkele kadetten, die de eerewacht bij de
tombe betrokken, onwel.
Prof. Obbink hield daarna de volgende
toespraak:
„Wie had den 27en Maart kunnen ver
moeden, dat nu reeds weer de deuren
van den Koninklijken grafkelder zich zou
den ontsluiten om den zoo vroeg en onver
wacht ontslapen Prins der Nederlanden
te ontvangen! Toen stonden wij met ge
bogen hoofden, diep bedroefd om het heen
gaan van onze beminde Koningin-Moeder.
Maar zij had de „dagen der jaren" waar
van Mozes sprak in den 90en Psalm, vol
eindigd en wij wisten dat Haar lang en
gezegend leven ten einde spoedde.
En nu staan wij hier, bij den geopen-
den grafkelder om den Prins der Neder
landen, weggerukt in de kracht zijner
jaren en den bloei des levens, ten grave
te geleiden. En onze ziel is verschrikt om
zooveel leed als onze geëerbiedigde Ko
ningin en Hare Koninklijke Dochter treft
door het heengaan van deze twee beminde
dooden. Welk een smartelijke leegte in
ons Koninklijk Paleis, wat een eenzaam
heid in het leven der ons overgebleven
loten van den eens zoo bloeienden Oranje
stam! Wat een gevoel van vereenzaming
ook doortrilt ons land en volk!
Het plotselinge van dit verscheiden
heeft allerwege ontsteltenis gewekt, een
ontsteltenis, die te heviger wordt gevoeld,
doordat de wonde geslagen door het heen
gaan onzer beminde Koningin-Moeder
nog niet is gesloten en onze gedachten
sedert Haar verscheiden nog meer dan
anders zich bewogen om ons al kleiner
wordend Oranjehuis. Maar ook om de
plaats die de Gemaal onzer Koningin en
de Vader onzer Prinses innam in aller
lei kringen onzer samenleving, zijn wij
ontroerd door zijn heengaan. Naar popu
lariteit heeft Hij niet gestreefd; toch wèis
Hij populair en Hij is dat geworden door
zijn gemoedelijken eenvoud, zijn onge
dwongen omgang met menschen uit aller
lei kringen, zijn hartelijk medeleven, zijn
vriendelijke humor, zijn prettig-opgewek-
ten aard. Maar niet minder door zijn
levendige belangstelling in allerlei sociaal
en filanthropisch werk. Bij de herdenking
van zijn vijf-en-twintig-jarig voorzitter
schap van het Nederlandsche Roode Kruis
hebben wij kunnen vernemen hoezeer zijn
arbeid in dat heilzame werk werd ge
waardeerd door hen, die Hem daar aan
het werk zagen. En in hoeveel andere
„werken des vredes" heeft Hij niet een
levendig aandeel genomen en belangstel
ling getoond! In zijn houding bij al deze
dingen lag niets gedwongens of gewilds,
het ging alles zoo spontaan en natuurlijk,
het was de uiting van zijn meelevend
hart.
Er is gezegd en terecht gezegd dat
onze betreurde Koningin-Moeder zoo echt
en geheel en zoo gemakkelijk Nederland
sche was geworden welnu: de Prins
der Nederlanden was inderdaad met hart
en ziel een Nederlandsche Prins. Hij is
dat geworden niet als de vervulling van
een noodzakelijke plicht, maar eenvoudig
door zich te geven zooals Hij was. Die
natuurlijke ongedwongenheid was de
groote aantrekkelijkheid van zijn per
soon.
Maar dit alles is slechts terugzien op
wat geweest is. Het is nu voorbij. En
het voorbije kan toch slechts een scha
mele troost bieden. De herinnering zon
der meer is steeds een weemoedig bezit.
Beklagenswaardig is de mensch, die,
staande bij het open graf van een, dien
hij liefheeft, niets anders overhoudt dan
de smartelijk-weemoedige heugenis van
wat voorbij is.
O, als wij moesten gelooven, dat dit
het laatste is van ons menschenleven,
dat het graf zich sluit boven ons hoofd,
dan waren wij, naar Paulus' woord, „de
beklagenwaardigste van alle menschen".
Klaar wij weten, dat, wanneer onze aard-
sche tentwoning wordt afgebroken, wij
een gebouw van God hebben, eeuwig in