Transpireerende Voeten
Het Vrouwenhoekje
Voor de jeugd.
dat alle politieke problemen geweerd zul
len worden, dan kan men beter moeite
en kosten sparen en de conferentie niet
houden.
Wat sommige regeeringen misschien
ook wel graag zouden willen I
Misschien krijgen we nu de onwaar
achtige vertooning, dat de landen, welke
aan de groene tafel zullen moeten plaats
nemen, hun vlootmacht reeds bij voor
baat tot een hoogte op voeren, welke als
fait accompli door de conferentie zal moe
ten aanvaard worden. Naarmate de datum
der besprekingen sneller nadert, komen
er steeds meer vlootprograms, welke on
gedachte uitbreidingen brengen.
BRIEVEN OVER OPVOEDING.
GXIX.
Teekenen uw kinderen
graag?
Het is wel opmerkelijk, dat vele ouders,
vooral jonge ouders, er nogal eens over
klagen, dat ze hun kinderen maar zoo
moeilijk „zoet" kunnen houden.
Weet ge, hoe dat komt? Eenvoudig
hierom, dat ge ze niet voldoende goede
bezigheid weet te geven.
Want ge bedoelt met „zoet houden"
toch niet, dat uw kinderen zoo maar stil
zouden zitten? Doodelijk stil, zou ik haast
zeggen! Dat kunt ge niet bedoelen, als ge
een rechtgeaard ouder zijt. Immers, dat
zou onmogelijk zijn! Of uw kind moest
iets ernstigs mankeeren, ziek zijn.
Kind zijn en levendig bezig zijn: dat
zijn twee dingen, die bij elkaar behooren
Gelukkig maar! En te betreuren, als het
niet zoo isl
Dat levendig bezig zijn heeft de Schep
per verbonden aan de jeugd. Aan de jeugd
inzonderheid.
Maar nu moeten wij als ouders onze
plicht kennen, goede bezigheden voor
onze kinderen te zoeken. En hun niet
beletten, in goede werkzaamheden bezig
te zijn. Ze daarin niet onnoodig te sto
ren, maar ze te helpen en in staat te
stellen tot oefening van hun bezigheids-
drang.
Natuurlijk moeten we niet tot het be
spottelijke overgaan! Iemand beweerde
eens, dat de kinderen gerust hun speel
goed en ook wel andere dingen kapot mor
gen maken, omdat dit een natuurlijke
drang zou zijn tot onderzoek en bezig
zijn. Waar zouden we dan blijven?
Maar wel moeten we ze zooveel moge
lijk ongestoord hun gang laten gaan met
die bezigheden, die geen kwaad kunnen.
Allerlei spelletjes en knutselarijtjes kun
nen daaronder vallen. Zóó veel, dat we ze
niet eens allemaal kunnen noemen. Op
één daarvan wou ik ditmaal in het bijzon
der wijzen. Dat is op het teekenen van
alles en nog wat. Op kinderlijke manier
natuurlijk!
Daar zijn haast geen kinderen, die dat
niet graag doen. En dat is juist een reden
voor ons, als ouders, om van die lust ge
bruik te maken en die lust aan te moedi
gen.
Een lei en een griffel; of beter nog: een
stuk papier en een potlood, dat is alles,
wat ze noodig hebben. En ze teekenen een
stoeltje en een tafeltje en een bloempje en
een kannetje en een poesje.en nog
oneindig veel meer. Als gij zelf ze nu
maar eens lachend toeknikt en er ook
eens wat bij teekent, heel weinig maar;
dan zijn uw kinderen prettig bezig en gij
hebt heel wat minder „last".
Of die „teekeningen" mooi zijn en goed
en juist afgewerkt? Och, dat doet er niet
toe. Althans voorloopig nog niet. Want
dat wordt langzamerhand wel beter.
Of ge zelf wel goed teekenen kunt? Och
het komt er meest op aan, of ge er be
langstelling voor hebt, of ge er tenminste
een beetje aardigheid in vindt. En of ge in
de verongelukte teekening toch nog iets
vindt, dat wel wat lijkt! Want dan is uw
kind al tevreden!
Ge moet de lust bij1 uw kind maar veel
opwekken en versterken. En het nooit te
druk hebben, om eens even uw belang
stelling te toonen. Wat zijn er al heel veel
avondjes echt gezellig en goed geweest,
als vader en moeder eens meededen met
de kleintjes. Dan zijn ze leuk bezig, ze
spannen zich in en zien ook resultaten.
En dat moeten we hebben. Met plezier
werkzaam zijn. En kleine vorderingen
zien.
Een eenvoudig kleurpotloodje doet won
deren! En het ééne na het andere ver
schijnt. Bewaar de papiertjes in een
doosje! Prik er eens een keertje één aan
het behangsel! Tien tegen één, dat groo
teren en kleineren schik in het werkje
krijgen. En hebt ge dan niet bereikt, dat
uw kinderen goed en prettig bezig zijn!
Dat ge heel wat minder hoeft te verbie
den? Dat uw eigen stemming en die van
uw kinderen veel minder gevaar loopt be
dorven te worden?
Onder de goede en aangename bezighe
den, bij1 regenachtig weer Nen bij avond,
behoort zeker het teekenen een eereplaats
in te nemen.
OPVOEDER.
UIT HET ZEEUWSCH VERLEDEN.
door A. M. WESSELS.
Middelburg weigert garnizoen.
Misschien zal deze of gene zeggen:
maar dat opschrift is toch wel verkeerd?
Immers, Middelburg heeft alles in het
werk gesteld, om het garnizoen te behou
den, toen er een gerucht de ronde deed,
dat opheffing op til was.
Eb. toch is de titel niet onjuist. In
derdaad heeft Middelburg eens een gar
nizoen geweigerd, maar de Vroedschap
heeft daar niet veel plezier van beleefd.
Op 5 Juni 1686 deelde burgemeester de
Muncq in de Raadsvergadering mede, dat
Kolonel Fagel met een regiment voetvolk
voor de poort was verschenen en den last
brief van Z. D. H. Prins Willem III had
vertoond, om met zijn regiment voorloo
pig in deze stad verblijf te houden.
De burgemeester voegde daaraan toe,
dat naar zijn oordeel, de stad Middelburg
niet tot inneming van een garnizoen ver
plicht kon worden.
Vooreerst, betoogde hij, heeft Hertog
Willem van Beieren in 1408 de stad van
de verplichting tot inneming van krijgs
volk ontheven en bij de overgave der stad
aan Prins Willem I is dat privilegie ge
bleven. Men heeft ook nooit anders
zelfs niet in de „becommerlijkste" tijden
anders gehandeld. En nu komt daar
een gansch regiment voetvolk met de
boodschap „Neem ze in, en geef ze te
eten".
De Raad was ontsteld of verontwaar
digd of misschien beide tegelijk en besloot
schriftelijk en mondeling tot den Prins
krachtige vertoogen te richten, tegen de
dreigende bezetting. De Raad droeg den
secretaris op, de bezwaren der gemeente
op schrift te brengen en vergaderde twee
dagen daarna om die aan te hooren en
goed te keuren.
Men begon in dit request den Prins te
bedanken voor zijp. voorzorg om in het
eiland Walcheren de rust te verzekeren,
maar voegde er aan toe, dat Middelburg
nooit bezwaard geweest is met het inne
men van garnizoen. Reeds in 1408 werd
de stad vrijgesteld van het onderhouden
van weerbare mannen en toen in 1574 de
Spaansche Gouverneur Mondragon capi
tuleerde, werd uitdrukkelijk onder de
voorwaarden opgenomen, dat een zeker
aantal burgers uit Vlissingen en Veere,
de plaats van het aanwezige krijgs- en
scheepsvolk zou innemen. Redenen waar
om zij' den Prins verzochten te handelen
zooals zijn wij'ze voorgangers en vrome
vaderen, door het garnizoen ergens an
ders te plaatsen.
Na veel deliberatie werden de heeren
Christiaan Thibaut, Johan Pieter van
den Brande en Johan Schorer (de eerste
burgemeester, de tweede schepen en de
derde secretaris) afgevaardigd om den
Prins in persoon dit request te overhan
digen en het zoo noodig toe te lichten.
Deze heeren vertrokken den llen Juni
eerst naar Zeist, om den heer Van Odijk,
kamerheer en vertrouwde van den Prins,
in den arm te nemen 'om bij1 den Prins
toegelaten te worden. Dit lukte.
Reeds op den 14en hadden de Middel-
burgsche deputaten een „prompte ende
favorable" bespreking met den Prins. Zij'
droegen met alle bedenkelijke redenen
hun verzoek voor, en overhandigden het
request.
De Prins verklaarde niet te weten,
dat er eenige stad in de Zeven Provinciën
was, die niet verplicht zou zijn garnizoen
in te nemen. Hij' zou echter dat Middel-
burgsche privilegie eens ernstig onder
zoeken en daarna schriftelijk antwoord
zenden.
Dit antwoord kwam op 30 Juni; het
was gericht aan de „ernfeste, wyse, voor-
sienige, seer discrete en bysonder goede
Vrienden", maar dit belette den Prins
niet, den heeren, die hij met zooveel
vriendelijke titels vereerde, duchtig de
waarheid te zeggen.
Het zou mij spijten, schreef de Prins,
als ik in strijd handelde met eenige keu
ren of privilegiën onzer steden, maar gij
moet niet zoo dadelijk, op hoogen toon,
verzekeren, dat die rechten geschonden
werden. Het is ons ongeluk, zoo vervolgde
hij, dat zij, die ons het meest genegen zijn,
(God betert het) altijd meenen groot on
recht aangedaan te worden, 't Willen
allemaal vroede, goede en oordate Pa
triotten zijn, maar als er lasten te dragen
zijn, dan zoeken zij de gewaande privile
giën des noods tot.in de arke Noachs.
Dat was het eerste snuifje voor de hee
ren van Middelburgs Vroedschap.
Dan ging de Prins zeggen, dat bij ge
ruchte vernomen was, dat een goed aantal
Fransche schepen in de Noordzee zoude
verschijnen, en dat hij, hoewel zelf niet
ongerust, tot geruststelling der Staten,
het eiland Walcheren en cansch Zeeland
niet van krijgsvolk ontbloot wilde laten.
Vlissingen en Veere hadden reeds garni
zoen, en om voor een van beiden tot steun
te dienen, was het tusschen beide steden
gelegen Middelburg gekozen. Ieder be
grijpt betoogde de Prins dat wij
geen militie, dan in hoogen nood, ten
plattelands kunnen inlegeren. Daar kan
de noodige discipline niet zijn.
En nu de privilegiën!
Uwe voorgangers hebben daar zeker
niet aan gedacht, toen zij' Spaansche en
Waalsche troepen innamen, om het gezag
van de Vereenigde Nederlanden te be
kampen.
Uwe stad is de hoofd- en koopstad van
Zeeland, zegt gij! Maar was het dan ook
geen koopstad toen zij de benden van Alva
binnenliet en zijn Vlissingen en Veere
ook geen koopsteden?
En dat privilegie van Willem van
Beijeren in 1408? Hoe komt gij er toe!
In de dagen van Willem van Beijeren
was er geen garnizoen, geen inlegering,
geen krijgsvolk zelfs. Toen diende de hoo-
rige den leenman, en de leenman den
leenheer. Maar weet ge waar dat z.g. pri
vilegie vandaan komt? In de dagen van
de Hoeksche en Kabeljouwsche twisten
werd de Hertog van allerlei leelijke plan
nen tegenover Middelburg verdacht, en
om die verdenking te weren, verbood de
Hertog aan alle gewapende mannen van
zijn Ridders, in Middelburg te komen,
anders dan met zijn verlof en gaf op
dracht aan den Baljuw en het gerecht te
Middelburg, iom te voorkomen dat iemand
heimelijk of openlijk gewapend de veste
zou betreden. Dat is de heele historie!
En waarom Willem I in 1574 burgers
der omringende plaatsen de plaats der
soldaten deed innemen? Wel hij ontlastte
uit mededoogen met de ellende daardoor
de burgerij, prefereerde Christelijke ge
nade voor recht. Maar dat was geen be
vestiging van een nooit bestaan heb
bend privilegie!
De Prins verklaarde ten slotte „syne
ernfeste, wyze vrienden" niet ter wille
te kunnen zijn
En het garnizoen trok binnen.met
vliegende vaandels en slaande trom.
Zorgen en vreugden der huisvrouw.
Onlangs trok Mevr. van Hille-Gaerthó
een vergelijking tusschen de ouderwetsche
en de tegenwoordige huisvrouw.
Do eene sloofde en werkte van 's mor
gens vroeg tot 's avonds laat, was uiterst
netjes, overdreven ordelijk, wat dikwijls
aanleiding gaf tot ongezelligheid, omdat
ze daardoor de slavin werd van het huis
houden. Lezingen had zij niet noodig,
kookboeken bestonden niet. Langzamer
hand kwam er verandering.
De huisvrouwen legden zich minder toe
op het huishouden en zoo ontstond er be
hoefte aan huishoudscholen. In het begin
gaf de oprichting grooten strijd; de moe
ders meenden hun dochters thuis wel alles
te kunnen leeren; maar hoe meer de huis
houding vereenvoudigd werd, hoe minder
bleef er werk èn voor de moeder èn voor
de dochter en zoo stuurden de weerspan
nige moeders haar dochters tenslotte toch
naar huishoudscholen, die niet meer, zoo
als aanvankelijk, in houten hulpgebouwen
waren ondergebracht.
Daarna volgde er een tijd, dat vele meis
jes genoeg kregen van het huishouden en
liever op kantoren werkten of studeerden.
En toch is het onmogelijk de huisvrouw
te negeeren, want haar werk is onmisbaar.
Terwijl de vroegere huisvrouw in het
algemeen bevrediging vond in hare huis
houdelijke taak, doet de tegenwoordige het
niet zonder maatschappelijk werk, muziek,
literatuur, politiek, clubs.
Als de kinderen klein zijn, heeft men
veel vreugde, maar ook veel zorgen, waar
over men zich meestal beklaagt. Heel
veel later, als ze groot zijn. denkt men dik
wijls met vreugde terug aan de uren, door
gebracht aan het bedje der zieke kinderen
en gevoelt dan pas den grooten rijkdom
van dat innige samenzijn met hen.
De moeder moet veel met de kinderen
wandelen en zich met hen bezig houden,
liefst thuis zijn, als ze van school thuis
komen. Als de kinderen ouder worden en
minder gemakkelijk te leiden, wordt de
opvoeding moeilijker.
Ons leven als huisvrouw is niet gemak
kelijk, maar we moeten het zegenen, dat
we een eigen plekje hebben; waar we bij
moeheid of slapte ons evenwicht weer her
winnen kunnen. Daardoor is het ook te
verklaren, dat ongehuwde vrouwen meer
en meer gaan samenwonen; een vrouw
zorgt graag voor een ander. Ons leven
loopt niet altijd vlot; we krijgen ook heftig
schokkende jaren; maar dan hebben we
weer het huis, waar we opgewacht wor
den; daar vinden we dan troost in groot
verdriet en vreugde bij de kinderen; juist
in het volbrengen onzer huishoudelijke
plichten vinden we dan balsem voor het
geleden leed. Jonge meisjes moeten niet
neerzien op het huishoudwerk. Liefde
moet er wonen in huis.
Maar niet alleen de liefde, ook de eer
moet een degelijke huisvrouw vasthouden;
zij moet daarvan getuigen in houding en
daden, want zij geeft de herinnering hier
aan den kinderen tot steun in het leven
mede. De geest, die in het ouderlijk huis
heertchte houdt hen dikwijls staande.
Moeder.
Zoo de moeder is, is hare dochter.
Ezechiël 16 44.
Bij de moeder begint de wereld.
Geen mensch ontkomt aan zijn moeder.
Ik vond een steun in het sterk karakter
van mijn moeder. Napoleon.
Enkele recepten.
Vleeschkoekjes. V* pond vleesch-
resten, V* pond 'gr. koude aardappelen, 1
ei, peper, izout, nootmuscaat, gehakte pe
terselie, stukje ui, paneermeel, ei om te
paneeren, wat overgehouden jus of melk.
Bereiding Hak het vleesöh fijn, ver
meng het met de fijngemaakte aardappe
len, de kruiden, het zeer fijn gehakte uitje
en het ei. Doe er zoo noodig wat jus of
melk bij. Maak er platte koekjes van,
wentel die door het geklopte ei en dan
door het paneermeel en bak ze met boter
of vet dn de koekepan lichtbruin.
Ingezonden Mededeeling.
DUKOL Levensmiddelen
Vergelijk de kwaliteit.
Ze winnen het altijd.
Dikke melk. 3 L. zoete melk, be
schuiten, suiker, kaneel.
Bereiding Laat de mélk zuur worden
(door ze in de zon te zetten, of op een
puntje van de kachel). Schep het dikke
gedeelte er met een schuimspaan uit, en
laat het in een vergiet goed uitlekken. Pre
senteer de dikke melk met suiker, kaneel
en beschuit.
'Schotel van oud wittebrood
en kaas. 4H ons oud wittebrood, 2 ons
geraspte kaas, 1 L. melk, 4 eieren, V»
eetlepel Maggi's Aroma, een beetje zout.
Maak de melk warm, week hierin het
in stukjes gesneden wittebrood, wrijf het
daarna door een vergiet of draai het door
de vleeschmolen. Voeg 'bij het zeer fijn
gewreven brood de geraspte kaas, een
'beetje zout, de Maggi's Aroma en de eier
dooiers. Klop het eiwit zeer stijf, roer dit
het laatst er door. Doe de massa in een
met boter ingewreven vuurvaste schaal en
bak 'ze plm. 50 minuten in een warmen
oven.
Kaal geworden leder.
Als de lederen zittingen van stoelen en
andere meubelen kaal worden of glans
loos, kan men de volgende wijze van be
handelen gerust toepassen. Het leer wordt
eerst 'goed gewasschen met zeep en water,
moet daarna op zijn minst een paar uur
drogen, om met een weinig lijnolie te wor
den uitgewreven. De lijnolie laat men een
dag inzuigen, waarna met een drogen doek
de overtollige olie weer opgenomen wordt.
Nu kan het leer evenals schoenen met
bruine of zwarte smeer ingewreven wor
den om ten slotte met een borstel en een
flanellen lap weer glimmend gepoetst te
woTden.
Hard geworden schoencream.
Hard geworden schoencream kunt u
weer zacht maken door er wat terpentijn
bij te doen. Echter mag niet te veel terpen
tijn worden gebruikt. Zoudt u er bi. onge
luk te veel bij hebben gedaan, dan moet
de schoencream den volgenden dag even
doorgeroerd worden.
Als de stop niet van de flesch wil.
lo. Sla 'n touwtje of 'n eindje dun wit
band om den hals van de flesch, die door
iemand anders moet worden vastgehou
den. Trék het bandje herhaaldelijk heen
en weer, zoodat het om den hals schuurt
en probeer na eenige minuten of de stop
nog niet loslaat.
2o. Als men om de stop wat sla-olie
druppelt, de flesch daarna een poosje plat
neerlegt zal de stop waarschijnlijk los
laten.
3o. Men doet 8 a 10 druppels glycerine
in de holte bij de stop. Dan zet men de
flesch rustig weg, opdat de glycerine kan
doortrekken. Na eenige dagen probeeren
of de flesch opengaat.
4o. Met een houten voorwerp zachtjes
tegen den hals van de flesch kloppen.
Maar niet te hard kloppen
Handen en Oksels behandele men met
Purolpoeder. Dit is het meest afdoende
middel. In bussen van 45 en 60 ct.
Alleen bij Apoth. en Drogisten.
Beste Nichtjes en Neefjes!
Sommigen van jullie schreven me, dat
ze het zoo fijn vinden als we een „lang"
verhaal hebben.
Ik kan jullie nu alvast wel vertellen,
dat het verhaal dat we nu hebben bijna
uit is. En of er dan weer een lang komt?
Dat weet ik nog niet.
Van het plaatsnamenraadsel van ver
leden week heeft één neefje me al de op
lossingen gestuurd (een van de kleinen).
Op een paar na had hij ze allemaal.
Het viel me echt mee en nu ben ik al
weer benieuwd of er ook zijn die al de na
men hebben kunnen vinden, ofschoon jul
lie wel gelijk hebt als je zegt dat er een
paar lastige bij zijn. Als jullie het prettig
vinden wil ik wel tegelijk met de oplossin
gen van de prijsraadsels, ook de op
lossing van dit raadsel geven.
Ik heb ook al eens op de kalender ge
keken of we al over vacantie moeten den
ken, je hoort er al zooveel over praten.
Maar, en ik denk dat jullie het allemaal
wel met me eens zult zijn, het lijkt mij' het
beste hiermee te wachten tot na het vier
de prijsraadsel.
Hier volgen de prijsraadsels.
I. Voor de grooteren.
Het geheel bestaat uit 58 letters.
Op de tentoonstelling te Kruiningen
waren 46. 29. 14. 12. 32. 54. 17. 35. en
36. 55. 20. 49. 32. 41. 34. 5. vertegenwoor
digd
Sommige 43. 36. 29. 21. 58. 43. waren
in 44. 23. 30. 39. 25. 27. ondergebracht.
Veel 15. 40. 10. 48. 52. 24 en andere 1
18. 57. 11. 45. 38. werden bekroond.
Met de 3. 9. 13. 42. 22. 6. 47. wordt het
vlas bewerkt.
Bij het hooien wordt een 16. 20. 26. 8.
gebruikt.
Het was een goede 51. 2. 28. 7. 22. 4.
19. 53. 37. 13. 31. veel nieuws te zien.
Voor de 56. 33. 11. 43. 39. was er most.
II. Voor de kleineren.
Het geheel bestaat uit 29 letters.
1. 6. 18. 10. 8. 11. 21. 25. 27. is een
zeeheld in ons clubje welbekend.
Een 14. 21. 21. 24. 7. is een scherpe
punt aan een plant.
23. 10. 9. 2. 3 is erg langzaam.
Een 17. 6. 3. 22. 5. 13. 16. is een klein
diertje met langen staart
24. 15. 12. 19. groeit langs de slootkant.
De 20. 4. 28. was de laatste dagen on
stuimig.
Een 11. 21. 29. 26. is een harde plof.
Hartelijke groeten van
TANTE DOLLIE.
WIE WAS DE DADER?
XXIV,
„Nee hoor, heelemaal niet. Ina en
Roeli zijn er trouwens ook nog en we ma
ken er een fijne dag van. Ga jij nu maar
gauw, want Nel staat al te springen van
ongeduld.
Nel, als jij soms bij' me wilt blijven,
dan graag!" plaagde mevrouw.
„Ik zou het b9st willen, maar Mieke
kan niet zonder mijn toezicht", en met een
sprongetje was Nel de tuin uit, met Mieke
de anderen achterna, die den boschweg al
waren ingeslagen.
Met de hand boven de oogen stond Me
vrouw Tensen voor de tent te turen of ze
Ineke en Roeli ook ergens zag.
Ze had de kinderen al'even gemist en
werd een klein beetje ongerust.
Vlug ging haar blik langs allen die daar
aan het spelen waren, en ja. daar zag ze
ze aankomen, ieder gewapend met een
groote stok.
Waar zouden ze die nu weer vandaan
gehaald hebben, dacht mevrouw, terwijl
ze weer in haar strandstoel was gaan zit
ten.
Wat waren ze toch heerlijk bruin en
ze stapten daar, of het heele strand van
hun was.
„Kijk eens Moe, wat een fijne wandel
stok!" riep Roel al vanuit de verte.
„Hoe komen jullie daar nu weer aan?"
„Gevonden", zei Ineke, terwijl ze met
haar vingertje in de verte wees.
Roel ging nu weer met z'n vriendjes
spelen en Ineke bleef wat bij de tent rond-
loopen.
Ineens hoorde Mevrouw haar roepen:
„Moe kijk eens, ik heb hem".
„Wat heb je" vroeg Mevrouw omkij
kend, en daar zag ze hoe Ineke op haar
teenen bij de tent stond, en met de stok
een badpak er boven afwipte.
Met een groote zwaai kwam het in het
zand terecht; Ineke rolde met stok en al
achterover.
„Probeer nu ook maar of je het er weer
op kunt krijgen."
Maar dat ging veel moeilijker. Wel kon
ze het badpak vlak bij de rand brengen,
maar erop dat ging niet.
„Gaat het niet Ineke?"
„He nee", zuchtte ze, „de poort ging
veel gemakkelijker."
„De poort?" vroeg Mevrouw zonder na
denken, „wat bedoel je?"
„Toen het zoo warm was". Ineke streek
eens over haar hoofd. „Ja nu weet ik het
weer, toen heb ik de grendel met een stok
opengedaan."
Verder kwam ze niet. Ze keek eens op
zij naar moeder en liet het zand door
haar vingers glijden.
„En toen ben je naar de beek gegaan?"
„Ja" zei Ineke, „Tom had gezegd dat
het zoo fijn was om te zwemmen, en toen
ben ik eens gaan kijken en de steenen war
ren zoo glad."
„En toen?" vroeg mevrouw, die opge
sprongen was en nu voor Ina stond, „wat
heb je toen gedaan?"
„Ik weet het niet meer
„Maar kind dan heb je zelf de poort
opengedaan, en Jan kreeg er de schuld
van. Waarom heb je dat nooit eerder
vertelt?"
„Ik weet niet
Och nee, dat was waar ook. Door haar
val was ze vergeten wat er gebeurd was.
Zou nu doordat ze met dien stok in de
hoogte had staan peuteren de herinnering
teruggekomen zijn?
Ina moest nu vlak bij moeder komen
zitten en nog eens precies vertellen wat
er dien middag gebeurd was. Langzamer
hand herinnerde zij zich alles weer.
„Kindje wat ben ik nu toch bllij. Had
den we dat eerder geweten".
Een beetje vreemd keek Ina moeder
aan.
Moeder was blij omdat zij ondeugend
was geweest? Nee daar begreep ze nu
heelemaal niets van.
„Waarom bent u dan zoo blij, het
mocht toch niet?"
„Nee dat is ook zoo, maar we dachten,
dat Jan de poort open had laten staan
en nu weet ik meteen dat hij het niet
heeft gedaan."
„Jan?" vroeg Ineke verbaasd.
„Ja" zei moeder. „Weet je nog wel dat
je zoo ziek was en pijn in je hoofdje
had?"
Dat wist Ineke nog best. Die pijn in
haar hoofdje was wel akelig geweest,
maar ze had het zoo fijn gevonden dat
moeder zoo veel bij haar zat.
„Nu dat is gekomen doordat je toen in
de beek bent gevallen juist met je hoofdje
op een steen."
Wat zal Jan blij zijn als hij het hoort.
„Kom we gaan eens gauw kijken of de
anderen nog niet komen"; meteen keek
zij op haar horloge. Och 't was pas half
vier, voorloopig zouden ze nog wel niet
terug zijn wat duurde de middag nu
ineens lang.
Toch had ze geen rust meer nu langer
te blijven zitten.
„Weet je wat Ineke?" besloot zij, „we
gaan ze vast een eind tegemoet, help jij
maar vast alles opruimen."
D'e stoelen werden opgevouwen, het
badgoed bij elkaar gepakt en alles in de
tent gedaan. Het badgoed konden ze dan
wel meenemen als ze terugkwamen.
„Roeli ga je ook mee een groote wan
deling maken?"
Daar had hij wel ooren naar. Roeli liep
wat graag over het strand, er was altijd
zooveel te zien.
Ze waren nog maar even op weg toen
hij tot de ontdekking kwam, dat ze de
stokken vergeten hadden.
„Ga ze dan maar gauw halen" zei moe
der, en op een drafje ging het tweetal
weer terug.
(Wordt vervolgd.)