Transpireerende Voeten Het Vrouwenhoekje Voor de jeugd. dat alle politieke problemen geweerd zul len worden, dan kan men beter moeite en kosten sparen en de conferentie niet houden. Wat sommige regeeringen misschien ook wel graag zouden willen I Misschien krijgen we nu de onwaar achtige vertooning, dat de landen, welke aan de groene tafel zullen moeten plaats nemen, hun vlootmacht reeds bij voor baat tot een hoogte op voeren, welke als fait accompli door de conferentie zal moe ten aanvaard worden. Naarmate de datum der besprekingen sneller nadert, komen er steeds meer vlootprograms, welke on gedachte uitbreidingen brengen. BRIEVEN OVER OPVOEDING. GXIX. Teekenen uw kinderen graag? Het is wel opmerkelijk, dat vele ouders, vooral jonge ouders, er nogal eens over klagen, dat ze hun kinderen maar zoo moeilijk „zoet" kunnen houden. Weet ge, hoe dat komt? Eenvoudig hierom, dat ge ze niet voldoende goede bezigheid weet te geven. Want ge bedoelt met „zoet houden" toch niet, dat uw kinderen zoo maar stil zouden zitten? Doodelijk stil, zou ik haast zeggen! Dat kunt ge niet bedoelen, als ge een rechtgeaard ouder zijt. Immers, dat zou onmogelijk zijn! Of uw kind moest iets ernstigs mankeeren, ziek zijn. Kind zijn en levendig bezig zijn: dat zijn twee dingen, die bij elkaar behooren Gelukkig maar! En te betreuren, als het niet zoo isl Dat levendig bezig zijn heeft de Schep per verbonden aan de jeugd. Aan de jeugd inzonderheid. Maar nu moeten wij als ouders onze plicht kennen, goede bezigheden voor onze kinderen te zoeken. En hun niet beletten, in goede werkzaamheden bezig te zijn. Ze daarin niet onnoodig te sto ren, maar ze te helpen en in staat te stellen tot oefening van hun bezigheids- drang. Natuurlijk moeten we niet tot het be spottelijke overgaan! Iemand beweerde eens, dat de kinderen gerust hun speel goed en ook wel andere dingen kapot mor gen maken, omdat dit een natuurlijke drang zou zijn tot onderzoek en bezig zijn. Waar zouden we dan blijven? Maar wel moeten we ze zooveel moge lijk ongestoord hun gang laten gaan met die bezigheden, die geen kwaad kunnen. Allerlei spelletjes en knutselarijtjes kun nen daaronder vallen. Zóó veel, dat we ze niet eens allemaal kunnen noemen. Op één daarvan wou ik ditmaal in het bijzon der wijzen. Dat is op het teekenen van alles en nog wat. Op kinderlijke manier natuurlijk! Daar zijn haast geen kinderen, die dat niet graag doen. En dat is juist een reden voor ons, als ouders, om van die lust ge bruik te maken en die lust aan te moedi gen. Een lei en een griffel; of beter nog: een stuk papier en een potlood, dat is alles, wat ze noodig hebben. En ze teekenen een stoeltje en een tafeltje en een bloempje en een kannetje en een poesje.en nog oneindig veel meer. Als gij zelf ze nu maar eens lachend toeknikt en er ook eens wat bij teekent, heel weinig maar; dan zijn uw kinderen prettig bezig en gij hebt heel wat minder „last". Of die „teekeningen" mooi zijn en goed en juist afgewerkt? Och, dat doet er niet toe. Althans voorloopig nog niet. Want dat wordt langzamerhand wel beter. Of ge zelf wel goed teekenen kunt? Och het komt er meest op aan, of ge er be langstelling voor hebt, of ge er tenminste een beetje aardigheid in vindt. En of ge in de verongelukte teekening toch nog iets vindt, dat wel wat lijkt! Want dan is uw kind al tevreden! Ge moet de lust bij1 uw kind maar veel opwekken en versterken. En het nooit te druk hebben, om eens even uw belang stelling te toonen. Wat zijn er al heel veel avondjes echt gezellig en goed geweest, als vader en moeder eens meededen met de kleintjes. Dan zijn ze leuk bezig, ze spannen zich in en zien ook resultaten. En dat moeten we hebben. Met plezier werkzaam zijn. En kleine vorderingen zien. Een eenvoudig kleurpotloodje doet won deren! En het ééne na het andere ver schijnt. Bewaar de papiertjes in een doosje! Prik er eens een keertje één aan het behangsel! Tien tegen één, dat groo teren en kleineren schik in het werkje krijgen. En hebt ge dan niet bereikt, dat uw kinderen goed en prettig bezig zijn! Dat ge heel wat minder hoeft te verbie den? Dat uw eigen stemming en die van uw kinderen veel minder gevaar loopt be dorven te worden? Onder de goede en aangename bezighe den, bij1 regenachtig weer Nen bij avond, behoort zeker het teekenen een eereplaats in te nemen. OPVOEDER. UIT HET ZEEUWSCH VERLEDEN. door A. M. WESSELS. Middelburg weigert garnizoen. Misschien zal deze of gene zeggen: maar dat opschrift is toch wel verkeerd? Immers, Middelburg heeft alles in het werk gesteld, om het garnizoen te behou den, toen er een gerucht de ronde deed, dat opheffing op til was. Eb. toch is de titel niet onjuist. In derdaad heeft Middelburg eens een gar nizoen geweigerd, maar de Vroedschap heeft daar niet veel plezier van beleefd. Op 5 Juni 1686 deelde burgemeester de Muncq in de Raadsvergadering mede, dat Kolonel Fagel met een regiment voetvolk voor de poort was verschenen en den last brief van Z. D. H. Prins Willem III had vertoond, om met zijn regiment voorloo pig in deze stad verblijf te houden. De burgemeester voegde daaraan toe, dat naar zijn oordeel, de stad Middelburg niet tot inneming van een garnizoen ver plicht kon worden. Vooreerst, betoogde hij, heeft Hertog Willem van Beieren in 1408 de stad van de verplichting tot inneming van krijgs volk ontheven en bij de overgave der stad aan Prins Willem I is dat privilegie ge bleven. Men heeft ook nooit anders zelfs niet in de „becommerlijkste" tijden anders gehandeld. En nu komt daar een gansch regiment voetvolk met de boodschap „Neem ze in, en geef ze te eten". De Raad was ontsteld of verontwaar digd of misschien beide tegelijk en besloot schriftelijk en mondeling tot den Prins krachtige vertoogen te richten, tegen de dreigende bezetting. De Raad droeg den secretaris op, de bezwaren der gemeente op schrift te brengen en vergaderde twee dagen daarna om die aan te hooren en goed te keuren. Men begon in dit request den Prins te bedanken voor zijp. voorzorg om in het eiland Walcheren de rust te verzekeren, maar voegde er aan toe, dat Middelburg nooit bezwaard geweest is met het inne men van garnizoen. Reeds in 1408 werd de stad vrijgesteld van het onderhouden van weerbare mannen en toen in 1574 de Spaansche Gouverneur Mondragon capi tuleerde, werd uitdrukkelijk onder de voorwaarden opgenomen, dat een zeker aantal burgers uit Vlissingen en Veere, de plaats van het aanwezige krijgs- en scheepsvolk zou innemen. Redenen waar om zij' den Prins verzochten te handelen zooals zijn wij'ze voorgangers en vrome vaderen, door het garnizoen ergens an ders te plaatsen. Na veel deliberatie werden de heeren Christiaan Thibaut, Johan Pieter van den Brande en Johan Schorer (de eerste burgemeester, de tweede schepen en de derde secretaris) afgevaardigd om den Prins in persoon dit request te overhan digen en het zoo noodig toe te lichten. Deze heeren vertrokken den llen Juni eerst naar Zeist, om den heer Van Odijk, kamerheer en vertrouwde van den Prins, in den arm te nemen 'om bij1 den Prins toegelaten te worden. Dit lukte. Reeds op den 14en hadden de Middel- burgsche deputaten een „prompte ende favorable" bespreking met den Prins. Zij' droegen met alle bedenkelijke redenen hun verzoek voor, en overhandigden het request. De Prins verklaarde niet te weten, dat er eenige stad in de Zeven Provinciën was, die niet verplicht zou zijn garnizoen in te nemen. Hij' zou echter dat Middel- burgsche privilegie eens ernstig onder zoeken en daarna schriftelijk antwoord zenden. Dit antwoord kwam op 30 Juni; het was gericht aan de „ernfeste, wyse, voor- sienige, seer discrete en bysonder goede Vrienden", maar dit belette den Prins niet, den heeren, die hij met zooveel vriendelijke titels vereerde, duchtig de waarheid te zeggen. Het zou mij spijten, schreef de Prins, als ik in strijd handelde met eenige keu ren of privilegiën onzer steden, maar gij moet niet zoo dadelijk, op hoogen toon, verzekeren, dat die rechten geschonden werden. Het is ons ongeluk, zoo vervolgde hij, dat zij, die ons het meest genegen zijn, (God betert het) altijd meenen groot on recht aangedaan te worden, 't Willen allemaal vroede, goede en oordate Pa triotten zijn, maar als er lasten te dragen zijn, dan zoeken zij de gewaande privile giën des noods tot.in de arke Noachs. Dat was het eerste snuifje voor de hee ren van Middelburgs Vroedschap. Dan ging de Prins zeggen, dat bij ge ruchte vernomen was, dat een goed aantal Fransche schepen in de Noordzee zoude verschijnen, en dat hij, hoewel zelf niet ongerust, tot geruststelling der Staten, het eiland Walcheren en cansch Zeeland niet van krijgsvolk ontbloot wilde laten. Vlissingen en Veere hadden reeds garni zoen, en om voor een van beiden tot steun te dienen, was het tusschen beide steden gelegen Middelburg gekozen. Ieder be grijpt betoogde de Prins dat wij geen militie, dan in hoogen nood, ten plattelands kunnen inlegeren. Daar kan de noodige discipline niet zijn. En nu de privilegiën! Uwe voorgangers hebben daar zeker niet aan gedacht, toen zij' Spaansche en Waalsche troepen innamen, om het gezag van de Vereenigde Nederlanden te be kampen. Uwe stad is de hoofd- en koopstad van Zeeland, zegt gij! Maar was het dan ook geen koopstad toen zij de benden van Alva binnenliet en zijn Vlissingen en Veere ook geen koopsteden? En dat privilegie van Willem van Beijeren in 1408? Hoe komt gij er toe! In de dagen van Willem van Beijeren was er geen garnizoen, geen inlegering, geen krijgsvolk zelfs. Toen diende de hoo- rige den leenman, en de leenman den leenheer. Maar weet ge waar dat z.g. pri vilegie vandaan komt? In de dagen van de Hoeksche en Kabeljouwsche twisten werd de Hertog van allerlei leelijke plan nen tegenover Middelburg verdacht, en om die verdenking te weren, verbood de Hertog aan alle gewapende mannen van zijn Ridders, in Middelburg te komen, anders dan met zijn verlof en gaf op dracht aan den Baljuw en het gerecht te Middelburg, iom te voorkomen dat iemand heimelijk of openlijk gewapend de veste zou betreden. Dat is de heele historie! En waarom Willem I in 1574 burgers der omringende plaatsen de plaats der soldaten deed innemen? Wel hij ontlastte uit mededoogen met de ellende daardoor de burgerij, prefereerde Christelijke ge nade voor recht. Maar dat was geen be vestiging van een nooit bestaan heb bend privilegie! De Prins verklaarde ten slotte „syne ernfeste, wyze vrienden" niet ter wille te kunnen zijn En het garnizoen trok binnen.met vliegende vaandels en slaande trom. Zorgen en vreugden der huisvrouw. Onlangs trok Mevr. van Hille-Gaerthó een vergelijking tusschen de ouderwetsche en de tegenwoordige huisvrouw. Do eene sloofde en werkte van 's mor gens vroeg tot 's avonds laat, was uiterst netjes, overdreven ordelijk, wat dikwijls aanleiding gaf tot ongezelligheid, omdat ze daardoor de slavin werd van het huis houden. Lezingen had zij niet noodig, kookboeken bestonden niet. Langzamer hand kwam er verandering. De huisvrouwen legden zich minder toe op het huishouden en zoo ontstond er be hoefte aan huishoudscholen. In het begin gaf de oprichting grooten strijd; de moe ders meenden hun dochters thuis wel alles te kunnen leeren; maar hoe meer de huis houding vereenvoudigd werd, hoe minder bleef er werk èn voor de moeder èn voor de dochter en zoo stuurden de weerspan nige moeders haar dochters tenslotte toch naar huishoudscholen, die niet meer, zoo als aanvankelijk, in houten hulpgebouwen waren ondergebracht. Daarna volgde er een tijd, dat vele meis jes genoeg kregen van het huishouden en liever op kantoren werkten of studeerden. En toch is het onmogelijk de huisvrouw te negeeren, want haar werk is onmisbaar. Terwijl de vroegere huisvrouw in het algemeen bevrediging vond in hare huis houdelijke taak, doet de tegenwoordige het niet zonder maatschappelijk werk, muziek, literatuur, politiek, clubs. Als de kinderen klein zijn, heeft men veel vreugde, maar ook veel zorgen, waar over men zich meestal beklaagt. Heel veel later, als ze groot zijn. denkt men dik wijls met vreugde terug aan de uren, door gebracht aan het bedje der zieke kinderen en gevoelt dan pas den grooten rijkdom van dat innige samenzijn met hen. De moeder moet veel met de kinderen wandelen en zich met hen bezig houden, liefst thuis zijn, als ze van school thuis komen. Als de kinderen ouder worden en minder gemakkelijk te leiden, wordt de opvoeding moeilijker. Ons leven als huisvrouw is niet gemak kelijk, maar we moeten het zegenen, dat we een eigen plekje hebben; waar we bij moeheid of slapte ons evenwicht weer her winnen kunnen. Daardoor is het ook te verklaren, dat ongehuwde vrouwen meer en meer gaan samenwonen; een vrouw zorgt graag voor een ander. Ons leven loopt niet altijd vlot; we krijgen ook heftig schokkende jaren; maar dan hebben we weer het huis, waar we opgewacht wor den; daar vinden we dan troost in groot verdriet en vreugde bij de kinderen; juist in het volbrengen onzer huishoudelijke plichten vinden we dan balsem voor het geleden leed. Jonge meisjes moeten niet neerzien op het huishoudwerk. Liefde moet er wonen in huis. Maar niet alleen de liefde, ook de eer moet een degelijke huisvrouw vasthouden; zij moet daarvan getuigen in houding en daden, want zij geeft de herinnering hier aan den kinderen tot steun in het leven mede. De geest, die in het ouderlijk huis heertchte houdt hen dikwijls staande. Moeder. Zoo de moeder is, is hare dochter. Ezechiël 16 44. Bij de moeder begint de wereld. Geen mensch ontkomt aan zijn moeder. Ik vond een steun in het sterk karakter van mijn moeder. Napoleon. Enkele recepten. Vleeschkoekjes. V* pond vleesch- resten, V* pond 'gr. koude aardappelen, 1 ei, peper, izout, nootmuscaat, gehakte pe terselie, stukje ui, paneermeel, ei om te paneeren, wat overgehouden jus of melk. Bereiding Hak het vleesöh fijn, ver meng het met de fijngemaakte aardappe len, de kruiden, het zeer fijn gehakte uitje en het ei. Doe er zoo noodig wat jus of melk bij. Maak er platte koekjes van, wentel die door het geklopte ei en dan door het paneermeel en bak ze met boter of vet dn de koekepan lichtbruin. Ingezonden Mededeeling. DUKOL Levensmiddelen Vergelijk de kwaliteit. Ze winnen het altijd. Dikke melk. 3 L. zoete melk, be schuiten, suiker, kaneel. Bereiding Laat de mélk zuur worden (door ze in de zon te zetten, of op een puntje van de kachel). Schep het dikke gedeelte er met een schuimspaan uit, en laat het in een vergiet goed uitlekken. Pre senteer de dikke melk met suiker, kaneel en beschuit. 'Schotel van oud wittebrood en kaas. 4H ons oud wittebrood, 2 ons geraspte kaas, 1 L. melk, 4 eieren, V» eetlepel Maggi's Aroma, een beetje zout. Maak de melk warm, week hierin het in stukjes gesneden wittebrood, wrijf het daarna door een vergiet of draai het door de vleeschmolen. Voeg 'bij het zeer fijn gewreven brood de geraspte kaas, een 'beetje zout, de Maggi's Aroma en de eier dooiers. Klop het eiwit zeer stijf, roer dit het laatst er door. Doe de massa in een met boter ingewreven vuurvaste schaal en bak 'ze plm. 50 minuten in een warmen oven. Kaal geworden leder. Als de lederen zittingen van stoelen en andere meubelen kaal worden of glans loos, kan men de volgende wijze van be handelen gerust toepassen. Het leer wordt eerst 'goed gewasschen met zeep en water, moet daarna op zijn minst een paar uur drogen, om met een weinig lijnolie te wor den uitgewreven. De lijnolie laat men een dag inzuigen, waarna met een drogen doek de overtollige olie weer opgenomen wordt. Nu kan het leer evenals schoenen met bruine of zwarte smeer ingewreven wor den om ten slotte met een borstel en een flanellen lap weer glimmend gepoetst te woTden. Hard geworden schoencream. Hard geworden schoencream kunt u weer zacht maken door er wat terpentijn bij te doen. Echter mag niet te veel terpen tijn worden gebruikt. Zoudt u er bi. onge luk te veel bij hebben gedaan, dan moet de schoencream den volgenden dag even doorgeroerd worden. Als de stop niet van de flesch wil. lo. Sla 'n touwtje of 'n eindje dun wit band om den hals van de flesch, die door iemand anders moet worden vastgehou den. Trék het bandje herhaaldelijk heen en weer, zoodat het om den hals schuurt en probeer na eenige minuten of de stop nog niet loslaat. 2o. Als men om de stop wat sla-olie druppelt, de flesch daarna een poosje plat neerlegt zal de stop waarschijnlijk los laten. 3o. Men doet 8 a 10 druppels glycerine in de holte bij de stop. Dan zet men de flesch rustig weg, opdat de glycerine kan doortrekken. Na eenige dagen probeeren of de flesch opengaat. 4o. Met een houten voorwerp zachtjes tegen den hals van de flesch kloppen. Maar niet te hard kloppen Handen en Oksels behandele men met Purolpoeder. Dit is het meest afdoende middel. In bussen van 45 en 60 ct. Alleen bij Apoth. en Drogisten. Beste Nichtjes en Neefjes! Sommigen van jullie schreven me, dat ze het zoo fijn vinden als we een „lang" verhaal hebben. Ik kan jullie nu alvast wel vertellen, dat het verhaal dat we nu hebben bijna uit is. En of er dan weer een lang komt? Dat weet ik nog niet. Van het plaatsnamenraadsel van ver leden week heeft één neefje me al de op lossingen gestuurd (een van de kleinen). Op een paar na had hij ze allemaal. Het viel me echt mee en nu ben ik al weer benieuwd of er ook zijn die al de na men hebben kunnen vinden, ofschoon jul lie wel gelijk hebt als je zegt dat er een paar lastige bij zijn. Als jullie het prettig vinden wil ik wel tegelijk met de oplossin gen van de prijsraadsels, ook de op lossing van dit raadsel geven. Ik heb ook al eens op de kalender ge keken of we al over vacantie moeten den ken, je hoort er al zooveel over praten. Maar, en ik denk dat jullie het allemaal wel met me eens zult zijn, het lijkt mij' het beste hiermee te wachten tot na het vier de prijsraadsel. Hier volgen de prijsraadsels. I. Voor de grooteren. Het geheel bestaat uit 58 letters. Op de tentoonstelling te Kruiningen waren 46. 29. 14. 12. 32. 54. 17. 35. en 36. 55. 20. 49. 32. 41. 34. 5. vertegenwoor digd Sommige 43. 36. 29. 21. 58. 43. waren in 44. 23. 30. 39. 25. 27. ondergebracht. Veel 15. 40. 10. 48. 52. 24 en andere 1 18. 57. 11. 45. 38. werden bekroond. Met de 3. 9. 13. 42. 22. 6. 47. wordt het vlas bewerkt. Bij het hooien wordt een 16. 20. 26. 8. gebruikt. Het was een goede 51. 2. 28. 7. 22. 4. 19. 53. 37. 13. 31. veel nieuws te zien. Voor de 56. 33. 11. 43. 39. was er most. II. Voor de kleineren. Het geheel bestaat uit 29 letters. 1. 6. 18. 10. 8. 11. 21. 25. 27. is een zeeheld in ons clubje welbekend. Een 14. 21. 21. 24. 7. is een scherpe punt aan een plant. 23. 10. 9. 2. 3 is erg langzaam. Een 17. 6. 3. 22. 5. 13. 16. is een klein diertje met langen staart 24. 15. 12. 19. groeit langs de slootkant. De 20. 4. 28. was de laatste dagen on stuimig. Een 11. 21. 29. 26. is een harde plof. Hartelijke groeten van TANTE DOLLIE. WIE WAS DE DADER? XXIV, „Nee hoor, heelemaal niet. Ina en Roeli zijn er trouwens ook nog en we ma ken er een fijne dag van. Ga jij nu maar gauw, want Nel staat al te springen van ongeduld. Nel, als jij soms bij' me wilt blijven, dan graag!" plaagde mevrouw. „Ik zou het b9st willen, maar Mieke kan niet zonder mijn toezicht", en met een sprongetje was Nel de tuin uit, met Mieke de anderen achterna, die den boschweg al waren ingeslagen. Met de hand boven de oogen stond Me vrouw Tensen voor de tent te turen of ze Ineke en Roeli ook ergens zag. Ze had de kinderen al'even gemist en werd een klein beetje ongerust. Vlug ging haar blik langs allen die daar aan het spelen waren, en ja. daar zag ze ze aankomen, ieder gewapend met een groote stok. Waar zouden ze die nu weer vandaan gehaald hebben, dacht mevrouw, terwijl ze weer in haar strandstoel was gaan zit ten. Wat waren ze toch heerlijk bruin en ze stapten daar, of het heele strand van hun was. „Kijk eens Moe, wat een fijne wandel stok!" riep Roel al vanuit de verte. „Hoe komen jullie daar nu weer aan?" „Gevonden", zei Ineke, terwijl ze met haar vingertje in de verte wees. Roel ging nu weer met z'n vriendjes spelen en Ineke bleef wat bij de tent rond- loopen. Ineens hoorde Mevrouw haar roepen: „Moe kijk eens, ik heb hem". „Wat heb je" vroeg Mevrouw omkij kend, en daar zag ze hoe Ineke op haar teenen bij de tent stond, en met de stok een badpak er boven afwipte. Met een groote zwaai kwam het in het zand terecht; Ineke rolde met stok en al achterover. „Probeer nu ook maar of je het er weer op kunt krijgen." Maar dat ging veel moeilijker. Wel kon ze het badpak vlak bij de rand brengen, maar erop dat ging niet. „Gaat het niet Ineke?" „He nee", zuchtte ze, „de poort ging veel gemakkelijker." „De poort?" vroeg Mevrouw zonder na denken, „wat bedoel je?" „Toen het zoo warm was". Ineke streek eens over haar hoofd. „Ja nu weet ik het weer, toen heb ik de grendel met een stok opengedaan." Verder kwam ze niet. Ze keek eens op zij naar moeder en liet het zand door haar vingers glijden. „En toen ben je naar de beek gegaan?" „Ja" zei Ineke, „Tom had gezegd dat het zoo fijn was om te zwemmen, en toen ben ik eens gaan kijken en de steenen war ren zoo glad." „En toen?" vroeg mevrouw, die opge sprongen was en nu voor Ina stond, „wat heb je toen gedaan?" „Ik weet het niet meer „Maar kind dan heb je zelf de poort opengedaan, en Jan kreeg er de schuld van. Waarom heb je dat nooit eerder vertelt?" „Ik weet niet Och nee, dat was waar ook. Door haar val was ze vergeten wat er gebeurd was. Zou nu doordat ze met dien stok in de hoogte had staan peuteren de herinnering teruggekomen zijn? Ina moest nu vlak bij moeder komen zitten en nog eens precies vertellen wat er dien middag gebeurd was. Langzamer hand herinnerde zij zich alles weer. „Kindje wat ben ik nu toch bllij. Had den we dat eerder geweten". Een beetje vreemd keek Ina moeder aan. Moeder was blij omdat zij ondeugend was geweest? Nee daar begreep ze nu heelemaal niets van. „Waarom bent u dan zoo blij, het mocht toch niet?" „Nee dat is ook zoo, maar we dachten, dat Jan de poort open had laten staan en nu weet ik meteen dat hij het niet heeft gedaan." „Jan?" vroeg Ineke verbaasd. „Ja" zei moeder. „Weet je nog wel dat je zoo ziek was en pijn in je hoofdje had?" Dat wist Ineke nog best. Die pijn in haar hoofdje was wel akelig geweest, maar ze had het zoo fijn gevonden dat moeder zoo veel bij haar zat. „Nu dat is gekomen doordat je toen in de beek bent gevallen juist met je hoofdje op een steen." Wat zal Jan blij zijn als hij het hoort. „Kom we gaan eens gauw kijken of de anderen nog niet komen"; meteen keek zij op haar horloge. Och 't was pas half vier, voorloopig zouden ze nog wel niet terug zijn wat duurde de middag nu ineens lang. Toch had ze geen rust meer nu langer te blijven zitten. „Weet je wat Ineke?" besloot zij, „we gaan ze vast een eind tegemoet, help jij maar vast alles opruimen." D'e stoelen werden opgevouwen, het badgoed bij elkaar gepakt en alles in de tent gedaan. Het badgoed konden ze dan wel meenemen als ze terugkwamen. „Roeli ga je ook mee een groote wan deling maken?" Daar had hij wel ooren naar. Roeli liep wat graag over het strand, er was altijd zooveel te zien. Ze waren nog maar even op weg toen hij tot de ontdekking kwam, dat ze de stokken vergeten hadden. „Ga ze dan maar gauw halen" zei moe der, en op een drafje ging het tweetal weer terug. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 6