DE ZEEUW Neem 'n "AKKERTJE" TWEEDE BLAD Violet Vaughan havermout UURd geldig HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOcL Quaker rnijc blijven Jezus' Hemelvaart FEUILLETON. Uit de Provincie Kerknieuws Onderwijs Zoeklichtjes. uit zoo'n nieuw handig zakdoosje bij Hoofdpijn, Kiespijn. Zenuwpijn. VAN WOENSDAG 9 MEI 1934, No. 184. Triomf, Halleluja! triomf, Ja tot in eeuwigheid triomf! O glorie aller dagen! Halleluja, Hallelujal Wij staan niet meer op Golgotha, Maar bij den zegewagen, Die onzen Vorst, met blij geschal, Door lucht en wolken voeren zal, Ver boven duizend zonnen, Om ons tot heil voor God te staan En Zijnen vrienden voor te gaan Die hier den strijd begonnen. Triomf, Halleluja, triomf, Ja tot in eeuwigheid triomf! De dood en hel knielt voor Hem neer, De gansche hemel geeft Hem eer, Nu Hij zal binnen treden: Hij komt, zoo roept de Seraf uit, Hij komt, roept heel de hemel uit, Al d'Eng'len knielen samen; Elias, Enoch, Abraham En Mozes knielen voor het Lam, 't Juicht alles dankend, Amen! Triomf, Halleluja, triomf, Ja tot in eeuwigheid triomf! Nu is de Zoon gezeten A3s Mid'laail aan Gods rechterhand, Nu is de hemel Vaderland, Dat mag verlossen heetenl Nu vindt het neergedrukt gemoed, Een rijken troost in tegenspoed, Voor duizenden geslachten; Miljoenen zullen, Hem gewijd, In druk beproefd, voleind in strijd, Zijn toekomst zalig wachten! IN GEDACHTENIS OOK BIJ DE GEVANGENEN. Dis C. J. Sikkel schrijft in de Kerk bode van de Geref. Kerk voor Amster dam-Zuid: Na het sterven van H. M. de Koningin- Moeder is van haar leven en beteekenis gesproken onder heel ons volk. In onze huiskamers en in onze ker ken, in vele openbare vergaderingen was de naam der oude Koningin Emma op de lippen, die uiting moesten geven aan de gedachten, die zich hadden vermenigvul digd. In de meest verschillende kringen werd een woord aan haar nagedachtenis gewijd. Daar in de stilte der gevangenis, door de eenzame cellen ging de boodschap ook rond. In de Amsterda.mache strafgevan genis maakte het sterven der vorstin een stem wakker en die zong. Dit merkwaardige gedichtje „Bij 't heen gaan van H. M. de Koningin-Moeder" laat ik hier volgen: Met een lieve glimlach kwam Zij Hier bij ons in Holland aan, Met een lieve glimlach is Zij Door het leven heengegaan. Met een lieve glimlach sprak Zij 't Eerste Nederlandsche woord, Met Haar lieve glimlach heeft Zij 't Nederlandsche volk bekoord. Met een lieve glimlach nam Zij Deel aan al ons lief en leed, Met Haar lieve glimlach is Zij 'n Vrouwe, Die men nooit vergeet. Met een lieve glimlach heeft Zij Steeds aan 't heil van 't land gewerkt, Met een lieve glimlach heeft Zij Neêrlands Vorstenhuis versterkt. door E. J. WORBOISE. 62.) o HOOFDSTUK XXVII. Het was te laat in den middag gewor den, meende de heer Collier, om nog zijn voorgenomen bezoek aan den heer War- neford te brengen. De avond viel aldra en het weer was nog guurder, dan waar mede dien morgen de dag was ingezet. Terwijl de rechtsgeleerde zich haastig voortspoedde, lachte hem zijn stoel bij het haardvuur aanlokkend toe en hij kreeg visioenen van zijn dochtertje, spelend op zijn knie, om nog niet te spreken van baby, die al wist, de rakker, dat papa zich altijd aan hem wijdde, als hij thuis was. Niettemin, toen de heer Collier in de nabijheid van King Willamstreet kwam, voelde hij zich toch genoopt even bij de firma Metcalfe binnen te loopen om te vragen, of zich nog wat nieuws had voor gedaan sedert zijn laatste bezoek. „Niet, dat ik weet", zeide de hoer Mau rice. „Barker heeft alles1 in handen en ik twijfel er niet aan, of het zal niet lang Met een lieve glimlach gaf Zy Menig zieke troost en kracht. Met Haar lieve glimlach heeft Zij Zooveel bitter leed verzacht. Met een lieve glimlach kwam Zij Hier bij ons in Holland aan, Met een lieve glimlach is Zij Naar den hemel toe gegaan. Maar 't ontberen van dien glimlach Hult ons land in diepe rouw, En wij kunnen nog slechts staam'len Een groet, aan zoo een Koningsvrouw. In meer dan één opzicht is dit een merkwaardig stukje. Er wordt wel heel sterk door aan het licht gebracht, hoeveel menschelijks er dikwijls is in de harten van hen, die straf moeten ondergaan om hun mis daden. Het geeft opnieuw een spoorslag om de gevangenen niet te vergeten en ze op te zoeken en waar mogelijk de hel pende hand te Meden. Een voorrecht is het in de cellen den Naam van Jezus Christus te mogen verkondigen, over Hem te spreken, die niet is gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekeering'. Het huis met de getraliede raampjes is een huis vol menschen. Die mogen wij niet aan hun lot overlaten, naar de Christelijke barmhartigheid moet zich almeer ook naar dezen kring van menschen uitstrekken. Maar ontroerend is ook de gedachte, dat de nagedachtenis van een vorstin zelfs in de gevangenis zulk een weer klank vindt. Hoe nauw moet het leven van een koningin met dat van haar volk verbonden zijn geweest, wanneer zulke uitingen ongezocht geboden worden. Deze gevangenis-poëzie Medt een ongekunstel de hulde aan de nagedachtenis van haar, die ook in de hoogste kringen van haar volk groote waardeering vond, maar die het bovenal gelukt is dat volk aan te ra ken in het hart door haar koninklijke waardigheid zoo goed als door haar Christelijke barmhartigheid. Koningin Emma blijft ons een hoog voorbeeld van liefde tot hen, die in nood zijn. BRIEVEN OVER OPVOEDING. 110. Met je tijd meegaan! In zekere zin doe je dat natuurlijk van zelf! Want we staan nu eenmaal niet stil. In de stroom der uren en der dagen en der jaren gaan we mee, onherroepelijk! Niemand vermag de wijzers van het groote uurwerk van de tijd stil te zetten. En zeker, ontwijfelbaar zeker glijdt ons leven mee. We moeten wel mee! Wat is daarin een aangrijpende ernst! Voot ouders en kinderen, voor grooten en kleinen! Zóó is het Gods bestel! Waar mee wij wel hoogst ernstig rekening heb ben te houden. Maar gewoonlijk wordt bovenstaande uitdrukking toch anders bedoeld. Vraag dat maar eens aan je jongens en meisjes, die wat grooter worden! Die zullen u wel gaan zeggen, wat zij daarmee bedoelen. Zij weten het heel best! Dóch dan komt ook een groote moei lijkheid aan de orde. Met je tijd meegaan! In de mode. In de opvattingen. In het „wat mag en wat niet mag!" In het spelen. In het kerkgaan. In het bezoeken van allerlei vermakelijkhe den. In velerlei rechten en inzichten van den modernen mensch, d.i. van den mensch van de nieuwe tijd! 'kZal maar ophouden. Ge weet het ook wel! En een wijs vader en een ernstig lief hebbend moeder schudt het hoofd en zegt: „Laten we maar allereerst en allermeest uiterst voorzichtig zijn met al die nieu wigheden van de laatste tijdenl Het ééne is al meer gevaarlijk dan het andere!" D'adelijk ga ik naast u staan en ik hef mede mijn vinger waarschuwend op. Dat is waarlijk wel noodig en dikwijls heel goed! duren dat hij de hand legt op den dader. Wat een kundige kerel, die Barker. Te denken, dat hij reeds bij zijn eerste ge sprek met Wilkinson vast stelde, dat deze onschuldig was!" „Als u dat zoo knap vindt", meende de rechtsgeleerde, „dan maak ik ook aan spraak op die bewondering, want ik had nog geen twaalf woorden met hem gewis seld, toen ik diezelfde overtuiging reeds was toegedaan. Niettemin, die banknoot is juist op het goede oogenblik voor den dag gekomen, anders ware het ons stellig toch niet zoo gemakkelijk gevallen den jongen Wilkinson uit de knoei te helpen, Het feit echter, dat hij een aliM kan ver schaffen op het oogenblik, dat de bank noot werd uitgegeven, was voldoende om zijn onschuld te doen bewijzen. D'at geld kan eenvoudig niet in Wilkinsons bezit zijn geweest." „Natuurlijk", stemde de heer Felix toe, „maar zoudt u het gelooven, Ford is de meening toegedaan, dat het optreden van dien man met de roode bakkebaar den, die een valsch adres opgaf, in geen enkel opzicht den jongen Wilkinson vrij spreekt." „Die lamme kerel", raasde mijnheer Maurice opstaande om de bel te berei ken. „Ik zal hem onmiddellijk laten ko men; en dan zal ik hem eens aan 't ver atand brengen En toch! Neen, ik krabbel niet terug. Ik blijf staan op het goede standpunt van dien wijzen vader en die biddende moeder. En toch? Nu, wat dan? Daar ligt in dat „toch" immers eenige beperking, begrenzing, uit zondering misschien? Ja! Onze tijd is anders dan die van onze voorouders. Anders dan de tijd van 80 60 jaar terug. Ook anders dan de tijd van 15 k 20 jaar terug. We leven zoo snel! En dat is niet toevallig. Want zonder en buiten het Godsbestuur gaat er niets. En nu geloof ik, dat er in de nieuwe tij den ook wei goede dingen naar voren ko men. Zeer aanbevelenswaardige dingen. En ik geloof ook, dat we die niet mogen verwerpen. Dat we in die bepaalde dingen wel onze jongens en meisjes gelijk moeten geven en met hen moeten instemmen: we mogen daarin wel met onze tijd meegaan! Zal ik er wat van noemen? Graag! Vroeger sajten onze jongens en meisjes1, na een lange werkdag, 's avonds achter de kachel of bij het haardvuur.en vielen daarbij al spoedig in slaap! Arme jongens1 en meisjes: voor hun geestelijke ontwik keling was geen tijd en geen gelegenheid! En nu vraagt onze tijd knapen en meisi- jesvergaderingen, tot geestelijke opbouw en tot voorbereiding van het straks' vol gende leven in huisgezin, in kerk, in maat schappij en in staat. Ouders, moedig ze daarbij aan en geef ze daarvoor flink en gaarne de gelegenheid! Ook in groote meisjes- en jongelingsvereenigingen! Vroeger was het lezen van Christelijke boeken en tijdschriften een zeldzaamheid: och, er was geen tijd voor en geen lust in, geen behoefte aan! Maar tegenwoordig mag dat en kan dat toch niet meer? Geef uw kinderen goede, Christelijke lectuur en ge zult ze daardoor opbouwen in geestelijke zin! 0, het is zoo noodig! En als ge in zulke en soortgelijke dingen 'nu niet met uw tijd meegaat? Wel, dan doet ge verkeerd! Dan ont houdt ge aan uw kinderen wat ze straks in het leven broodnoodig zullen hebben. Wat zo nu, in hun jeugd, al niet meer missen kunnen. Wat voor jong en oud noodig is in de strijd des levens. Die nu anders is dan vroeger: ernstiger, dieper, gevaarlijker! En dus: wapent ze, met gees telijke wapenen, uw kinderen! OPVOEDER. Ingezonden Mededeellng. De Minister van Financiën maakt bekend, dat ten behoeve van 's Rijks schatkist is ontvangen: wegens over vo rige jaren te weinig betaalde belasting naar inkomen en/of vermogen (gewetens- geld) bij den ontvanger der directe be lastingen te Breskens f36.80; te Hulst f 117.34, f28.88, f 19.92, f12.40, f4.90, f4.50, f3.61; te Oostburg f5.82, f53.04, f36.30, f31.72, f 14.64, f 157.84, f7.84, f7.56, f5.22, f4.26, f3.80, f3.30, f 2.31; te Sas van Gent f51.22, f37.81, f 15.15, f 14.06, f9.24, f8.28; te Temeuzen f53.94, f5.62, f35.94, f29.50, f24.56, f 18.28, f 17.93, f 13.02, f 11.64, f 10.95, f6.66, f3.25; te Vlissingen f 12.50, f6.86; bij den ontvanger der successierechten te Middelburg f 17.57, onder de letters N. N.; f 16.32 onder de letters N. N. Gouden huwelijksfeest. Het, echtpaar Abraham Flikweert en Wilhel- mina Koppens te Zierikzee, heeft op 30 April j.l. zijn gouden bruilof gevierd. Naar aanleiding daarvan heeft de burgemeester van Zierikzee dezer dagen een bijdrage van Prinses Juliana met Haar gelukwen- schen aan het gouden echtpaar over handigd. Ingezonden Mededeeling. De rechtsgeleerde echter legde kalmee rend de hand op mijnheer Maurice's arm en zeide: „Als u een raad van mij wilt aannemen, zwijg dan verder over de zaak. Laat Ford zwijgen, wat hij wil, dat ver- i andert immers aan de feiten niets. Doch u en mijnheer Felix moeten zich zoo rus tig mogelijk houden. Het is nu van het uiterste belang ook voor het personeel van uw zaak, dat de ware dader gevon den wordt. Daarom moet u zooveel moge lijk zwijgen en de zaak sussen en onder wijl oogen en ooren goed de kost geven en laat voor alles Ford zijn eigen weg gaan." „U verdenkt Ford toch niet?" vroeg mijnheer Maurice op een toon, alsof het denkbeeld hem in verrukking bracht. „Ik zou er me zelf een verwijt van moe ten maken, als ik iemand verdenken ging op zoo losse gronden als ons ten dienste staan. Waar ik hem meer van verdenk, is zijn diepgewortelde vijandschap tegen den jongen Wilkinson, of eigenlijk we behoeven hem zoo niet langer te noe men, want er is thans geen enkele reden meer zijn waren naam langer te verzwij gen." „Hoe heet hij dan?" vroegen beide mannen gretig. „Wameford. Hij is de eenige zoon van een welgesteld landedelman, die een groot goed onder Hadleigh bezit. In zijn jeugd Tarneunn. Ergerlijke dieren mishandeling. Zondagmiddag werd door een kolenhandelaar, die naar de weide op het schietplein naar zijn paard ging kijken ontdekt, dat er iets gaande was met het paard van den kolenhande laar A. B., dat daar ook in de weide liep. Bij onderzoek bleek, dat een touw, flink aangehaald tusschen de lagers van het gebit waren getrokken en om de tong van het dier gesnoerd, terwijl dat touw voorts onder de kin van het paard was vastgemaakt, en na te zijn aangetrokken met een flinken knoop was vastgemaakt. Het dier moet van een en ander veel pijn hebben geleden, en een geheel op zetten van hals en kop was er het gevolg van. Spoedig werd de hulp van den die renarts ingeroepen, die het dier van de knellende banden wist te bevrijden. Ge lukkig is het feit spoedig ontdekt, en kon tijdig worden ingegrepen, zoodat het nu nog al zal losloopen. Aangezien door het afbinden van de genoemde lichaams- deelen de bloedsomloop wordt gestoord, zou dit, na langen duur, afsterven dier lichaamsdeelen kunnen tengevolge heb ben. Men verdiept zich in gissingen omtrent den dader of daders, meldt de „Tem. Crt." -Alg. Synodale Commis sie. De algemeene synodale commissie der Ned. Herv. Kerk is op 8 Mei bijeen gekomen te 's Gravenhage onder leiding van den President der Synode, dr G. J. Weyland. De President verwelkomt de leden en herinnert aan de groote smart, welke het overlijden van de Koningin- Moeder heeft veroorzaakt. Ook gedenkt hij in zijn toespraak het lid der Alge meene Synode, wijlen ds G. F. Bruins, die in Friesland belangrijke kerkelijke betrek kingen heeft bekleed. Besloten wordt te voldoen aan het ver zoek van de Vereeniging voor Volkenbond en Vrede, door evenals vroeger de aan dacht te vestigen op den „Volkenbonds dag" op 18 Mei e.k. De commissie van rapport over de her ziening van de opleiding van a.s. Evan geliedienaren, bestaande uit de H.H. dr Weyland, prof. dr W. J. Aalders ,ds A. B. te Winkel en ds J. Boonstra, heeft haar rapport aan de alg. synodale commissie aangeboden. De rekening van het Fonds voor nood lijdende kerken en personen wordt nage zien en goedgekeurd. Blijkens deze reke ning bedraagt het totaal der ontvangen oollecte (incl. nagekomen) f 19.849.23. Het bedroeg in 1932 f 1167.43 meer. Ook ditmaal werd de kerk verblijd met een gift van f2000 van H. M. de Konin- ging ten behoeve van het Fonds. Wordt in 1934 voor kleine toelagen aan ge meenten en personen f 11.435 beschikbaar gesteld, dan kan voor groote toe lagen f22.005 worden gevoteerd. Christelijk Volksonderwijs. Wij ontvingen het 43ste jaarverslag van de Vereeniging voor Christelijk Volks onderwijs 1933. Het jaarverslag herinnert aan 'het 'heen gaan van Minister Terpstra, 'die tot de harde werkers behoorde en olver wiens regeeringadaden niet viel te klagen. Hij werd opgevolgd door Minister MaTchant, die de ondankbare taaJk had krachtig te bezuinigen. Eén daarvan was de nieuwe 'leerlingen- schaal, die nog een uitstel van twee jaar lee'd, maar op 'korterer termijn werd inge voerd en honderden onderwijzers tot wachtgelders maakte. Toen kwam het plan om van het openbaar onderwijs de franje van de kleine schooltjes af te snij den, een plan dat paedagogisch best te verdedigen was, als maar de ideologie werd losgelaten, dat ieder gehucht zijn eigen schooltje moest hebben en dat 'het een schande was dat een plaatsje geen beging bij een misstap, die zijn vader hem nimmer vergeven heeft en waarom hij het land moest verlaten. D'e squire weet dan ook niet, dat zijn zoon is terug gekeerd, geen wonder, dat de jonge man onder deze omstandigheden tot iederen prijs zijn waren naam verborgen wensch- te te houden om zijn familie niet ten tweede male in schande te dompelen." „O, is de zaak zoo gelegen; uiteraard zou zijn verleden tegen hem gesproken hebben, als het bekend was geworden. Wameford, ik heb den naam stellig meer gehoord. Als ik me niet vergis, had mr Laverock het ex kort geleden nog over." „Laverock de rechtsgeleerde?" „Juist. Hij is een van mijn goede vrien den en Ada's peet. Hij noemde den naam slechts terloops in verband met een reus achtig proces, dat hangende is." „Waaruit besluit u, dat de vader van dezen jongen man er niet bij betrok ken is?" „Zijn pupil, miss Vaughan, logeert op het oogenblik bij mij; en aangezien ze een dikke vriendin van mijn vrouw is, zou ze er stellig wel over gesproken hebben." „Hm! misschien zult u er morgen wel alles van hooren. Als de zaak geheim gehouden werd, zou Laverock er stellig niets over hebben losgelaten." „A propos", zeide meneer Maurice, „wanneer zullen we den jongen Wam»- Minister Marchant is een man, die heel wat onrust in de wereld brengt. Misschien is dat wel goed. Maar ais ik zie wat hij, nu hij nog geen jaar aan het bewind is, zoo al overhoop heeft gehaald, dan komt't me toch voor, dat we dankbaar mogen wezen, dat niet alle ministers zoo druk en voortvarend zijn. De heer Marchant kan nu letterlijk niets met rust laten en het is dan ook geen wonder, dat hij een nieuwe spelling in voert. Hij verwachtte daarbij, naar hij verklaarde, critiek van deskundigen en van niet-deskundigen. En hetzelfde geldt ook van de verdediging. Het „gevoel" spreekt hier ook een woordje mee en het is ook een zaak van meerdere of mindere vooruitstrevendheid. Oudere menschen zullen de nieuwe spelling misschien lee- lijk vinden, omdat het ongewoon is en de jongeren prachtig, omdat het weer eens iets anders is. Maar als men zooals dat met mij het geval is meer dan vijftig jaar op beenen met twee e's heeft geloopen en men moet dan leren lopen op nieuwer wetse benen met één e, en als men heel zijn leven lang heeft trachten te hooren met ooren en men moet dan plotseling proberen te horen met Marchantse oren, dan is 't geen wonder, dat er mensen zijn, die (boze dromen dromen of grote bomen opzetten en die zichzelf geluk zouden wensen als ze met hun ogen de minister en zijn nieuwe spelling de benen zagen nemen. OPMERKER. openbare school 'had. Wie zal beweren, dat daarmede het onderwijs geruïneerd is, dat er vitale belangen geschaad zijn? Over eenige jaren zal 'blijken, dat inderdaad het onderwijs er door verbeterd is, al zullen enkele leerlingen, wat verder moeten loo pen of in autobussen rijden. Evenwel, en van links is daarop met klem aangedrongen, ook het bijzonder on derwijs 'zou onder het kapmes moeten ko men, ook daar zou franje zijn, 'die ver dwijnen moest. Echter de statistiek was in het voordeel van het bijzonder onder wijs, de kleine schooltjes zaten aan den anderen kant. De kwestie was bij' rechts anders. Daar had de richtingssplitsing he't hem gedaan. We spreken dat niet tegen; maar voor ons, Hervormden, had de stich ting nog den voorrang hoven de splitsing. We stonden nog lang niet aan het eind van den weg. Eerst wanneer de terreinen volledig- bewerkt waren, kon er van con centratie sprake 'zijn. We waren daar niet afkeeriig van, maar wilden tooh graag eerst eens op eigen terrein pro'beeren te saneeren. Dat gebeurt ook wel. De nieuwe bepalingen maken het stich ten van scholen wel uiterst bezwaarlijk en ook daarvan ondervinden wij in sterke mate 'den druk. Er stond nog al wat op stapel, dat nu niet afgemaakt kan worden en wachten moet op hetere tijden. Verder wordt medegedeeld, dat het aan tal scholen zich nog steeds uitbreidt. 536 scholen met 5 kweekscholen vergden veel verzorging, soms ook wel zorg. In 1932 werd bijzondere aandacht ge wijd aan de vakken rekenen en kennis der natuur. Het jaarverslag der inspectie is als al tijd interessant en leerzaam. Nieuwe schoolstichtingen kwamen in Zeeland niet voor en de mutaties waren niet tal- Tijk. Voor enkele kleine scholen is men met zorg vervuld. Toelating leerlingen U.L.O.- scholen. De Minister van Onderwijs heeft aan de Inspecteurs van het Rijks- schooltoezicht enkele aanwijzingen ge geven betreffende de toelating van leer lingen tot ulo-scholen. Het volgende is aan het betreffende ministeriëele schrij ven ontleend: „Het is mij gebleken, dat twijfel be staat ten opzichte van de vraag, of, en zoo ja, welke voorschriften gelden voor de toelating van leerlingen tot scholen voor uitgebreid lager onderwijs. Met name ford ontmoeten? Als ik in het ongelijk ben, aarzel ik nooit, om dat ook ronduit te erkennen. En ik geloof, dat we William Wameford wel excuus mogen maken. Hij heeft door ons een paar heel onaange name dagen moeten doormaken." „En daarbij een paar trouwe vrienden gewonnen", vulde de heer Collier aan. „Neen, broeder, ik ben het die me ver ontschuldigen moet", onderbrak meneer Felix. „Ik was in twijfel, en toch wilde ik de verklaring van den jongen niet aanvaarden, die later in ieder opzicht juist gebleken is, en ik heb hem in die koude rommelkamer beneden gevangen gehouden, tot hij onpasselijk werd van honger en narigheid. Ik kan me nauwe lijks meer indenken, hoe ik zoo hard kon zijn. En ik zal geen rust hebben, voor hij me vergeven heeft." „Het spijt me, maar op het oogenblik is hij ernstig ziek: gisterenavond is het begonnen, toen we hier weg waren. Van Barker hoorde ik echter, dat hij al eer der last van ijlen heeft gehad. Gister avond was ik werkelijk bang, dat het op hersenkoorts zou uitdraaien, doch ge lukkig liep het vanmorgen nogal mee. Niettemin was hij totaal uitgeput en klaagde over een druk in zijn hoofd, die hem het geregeld denken nauwlijks mo gelijk maakte." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 5