DE ZEEUW
Neem 'n "AKKERTJE"
TWEEDE BLAD
Violet Vaughan
havermout UURd geldig
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOcL
Quaker rnijc blijven
Jezus' Hemelvaart
FEUILLETON.
Uit de Provincie
Kerknieuws
Onderwijs
Zoeklichtjes.
uit zoo'n nieuw handig zakdoosje
bij Hoofdpijn, Kiespijn. Zenuwpijn.
VAN
WOENSDAG 9 MEI 1934, No. 184.
Triomf, Halleluja! triomf,
Ja tot in eeuwigheid triomf!
O glorie aller dagen!
Halleluja, Hallelujal
Wij staan niet meer op Golgotha,
Maar bij den zegewagen,
Die onzen Vorst, met blij geschal,
Door lucht en wolken voeren zal,
Ver boven duizend zonnen,
Om ons tot heil voor God te staan
En Zijnen vrienden voor te gaan
Die hier den strijd begonnen.
Triomf, Halleluja, triomf,
Ja tot in eeuwigheid triomf!
De dood en hel knielt voor Hem neer,
De gansche hemel geeft Hem eer,
Nu Hij zal binnen treden:
Hij komt, zoo roept de Seraf uit,
Hij komt, roept heel de hemel uit,
Al d'Eng'len knielen samen;
Elias, Enoch, Abraham
En Mozes knielen voor het Lam,
't Juicht alles dankend, Amen!
Triomf, Halleluja, triomf,
Ja tot in eeuwigheid triomf!
Nu is de Zoon gezeten
A3s Mid'laail aan Gods rechterhand,
Nu is de hemel Vaderland,
Dat mag verlossen heetenl
Nu vindt het neergedrukt gemoed,
Een rijken troost in tegenspoed,
Voor duizenden geslachten;
Miljoenen zullen, Hem gewijd,
In druk beproefd, voleind in strijd,
Zijn toekomst zalig wachten!
IN GEDACHTENIS OOK BIJ DE
GEVANGENEN.
Dis C. J. Sikkel schrijft in de Kerk
bode van de Geref. Kerk voor Amster
dam-Zuid:
Na het sterven van H. M. de Koningin-
Moeder is van haar leven en beteekenis
gesproken onder heel ons volk.
In onze huiskamers en in onze ker
ken, in vele openbare vergaderingen was
de naam der oude Koningin Emma op de
lippen, die uiting moesten geven aan de
gedachten, die zich hadden vermenigvul
digd. In de meest verschillende kringen
werd een woord aan haar nagedachtenis
gewijd.
Daar in de stilte der gevangenis, door
de eenzame cellen ging de boodschap ook
rond. In de Amsterda.mache strafgevan
genis maakte het sterven der vorstin een
stem wakker en die zong.
Dit merkwaardige gedichtje „Bij 't heen
gaan van H. M. de Koningin-Moeder"
laat ik hier volgen:
Met een lieve glimlach kwam Zij
Hier bij ons in Holland aan,
Met een lieve glimlach is Zij
Door het leven heengegaan.
Met een lieve glimlach sprak Zij
't Eerste Nederlandsche woord,
Met Haar lieve glimlach heeft Zij
't Nederlandsche volk bekoord.
Met een lieve glimlach nam Zij
Deel aan al ons lief en leed,
Met Haar lieve glimlach is Zij
'n Vrouwe, Die men nooit vergeet.
Met een lieve glimlach heeft Zij
Steeds aan 't heil van 't land gewerkt,
Met een lieve glimlach heeft Zij
Neêrlands Vorstenhuis versterkt.
door E. J. WORBOISE.
62.) o
HOOFDSTUK XXVII.
Het was te laat in den middag gewor
den, meende de heer Collier, om nog zijn
voorgenomen bezoek aan den heer War-
neford te brengen. De avond viel aldra
en het weer was nog guurder, dan waar
mede dien morgen de dag was ingezet.
Terwijl de rechtsgeleerde zich haastig
voortspoedde, lachte hem zijn stoel bij het
haardvuur aanlokkend toe en hij kreeg
visioenen van zijn dochtertje, spelend op
zijn knie, om nog niet te spreken van
baby, die al wist, de rakker, dat papa
zich altijd aan hem wijdde, als hij thuis
was.
Niettemin, toen de heer Collier in de
nabijheid van King Willamstreet kwam,
voelde hij zich toch genoopt even bij de
firma Metcalfe binnen te loopen om te
vragen, of zich nog wat nieuws had voor
gedaan sedert zijn laatste bezoek.
„Niet, dat ik weet", zeide de hoer Mau
rice. „Barker heeft alles1 in handen en ik
twijfel er niet aan, of het zal niet lang
Met een lieve glimlach gaf Zy
Menig zieke troost en kracht.
Met Haar lieve glimlach heeft Zij
Zooveel bitter leed verzacht.
Met een lieve glimlach kwam Zij
Hier bij ons in Holland aan,
Met een lieve glimlach is Zij
Naar den hemel toe gegaan.
Maar 't ontberen van dien glimlach
Hult ons land in diepe rouw,
En wij kunnen nog slechts staam'len
Een groet, aan zoo een Koningsvrouw.
In meer dan één opzicht is dit een
merkwaardig stukje.
Er wordt wel heel sterk door aan het
licht gebracht, hoeveel menschelijks er
dikwijls is in de harten van hen, die
straf moeten ondergaan om hun mis
daden. Het geeft opnieuw een spoorslag
om de gevangenen niet te vergeten en
ze op te zoeken en waar mogelijk de hel
pende hand te Meden. Een voorrecht is
het in de cellen den Naam van Jezus
Christus te mogen verkondigen, over
Hem te spreken, die niet is gekomen om
te roepen rechtvaardigen, maar zondaars
tot bekeering'. Het huis met de getraliede
raampjes is een huis vol menschen. Die
mogen wij niet aan hun lot overlaten,
naar de Christelijke barmhartigheid moet
zich almeer ook naar dezen kring van
menschen uitstrekken.
Maar ontroerend is ook de gedachte,
dat de nagedachtenis van een vorstin
zelfs in de gevangenis zulk een weer
klank vindt. Hoe nauw moet het leven
van een koningin met dat van haar volk
verbonden zijn geweest, wanneer zulke
uitingen ongezocht geboden worden. Deze
gevangenis-poëzie Medt een ongekunstel
de hulde aan de nagedachtenis van haar,
die ook in de hoogste kringen van haar
volk groote waardeering vond, maar die
het bovenal gelukt is dat volk aan te ra
ken in het hart door haar koninklijke
waardigheid zoo goed als door haar
Christelijke barmhartigheid.
Koningin Emma blijft ons een hoog
voorbeeld van liefde tot hen, die in nood
zijn.
BRIEVEN OVER OPVOEDING.
110.
Met je tijd meegaan!
In zekere zin doe je dat natuurlijk van
zelf! Want we staan nu eenmaal niet stil.
In de stroom der uren en der dagen en
der jaren gaan we mee, onherroepelijk!
Niemand vermag de wijzers van het
groote uurwerk van de tijd stil te zetten.
En zeker, ontwijfelbaar zeker glijdt ons
leven mee. We moeten wel mee!
Wat is daarin een aangrijpende ernst!
Voot ouders en kinderen, voor grooten
en kleinen! Zóó is het Gods bestel! Waar
mee wij wel hoogst ernstig rekening heb
ben te houden.
Maar gewoonlijk wordt bovenstaande
uitdrukking toch anders bedoeld. Vraag
dat maar eens aan je jongens en meisjes,
die wat grooter worden! Die zullen u wel
gaan zeggen, wat zij daarmee bedoelen.
Zij weten het heel best!
Dóch dan komt ook een groote moei
lijkheid aan de orde.
Met je tijd meegaan! In de mode. In de
opvattingen. In het „wat mag en wat niet
mag!" In het spelen. In het kerkgaan. In
het bezoeken van allerlei vermakelijkhe
den. In velerlei rechten en inzichten van
den modernen mensch, d.i. van den
mensch van de nieuwe tijd!
'kZal maar ophouden. Ge weet het
ook wel!
En een wijs vader en een ernstig lief
hebbend moeder schudt het hoofd en zegt:
„Laten we maar allereerst en allermeest
uiterst voorzichtig zijn met al die nieu
wigheden van de laatste tijdenl Het ééne
is al meer gevaarlijk dan het andere!"
D'adelijk ga ik naast u staan en ik hef
mede mijn vinger waarschuwend op. Dat
is waarlijk wel noodig en dikwijls heel
goed!
duren dat hij de hand legt op den dader.
Wat een kundige kerel, die Barker. Te
denken, dat hij reeds bij zijn eerste ge
sprek met Wilkinson vast stelde, dat deze
onschuldig was!"
„Als u dat zoo knap vindt", meende
de rechtsgeleerde, „dan maak ik ook aan
spraak op die bewondering, want ik had
nog geen twaalf woorden met hem gewis
seld, toen ik diezelfde overtuiging reeds
was toegedaan. Niettemin, die banknoot
is juist op het goede oogenblik voor den
dag gekomen, anders ware het ons stellig
toch niet zoo gemakkelijk gevallen den
jongen Wilkinson uit de knoei te helpen,
Het feit echter, dat hij een aliM kan ver
schaffen op het oogenblik, dat de bank
noot werd uitgegeven, was voldoende om
zijn onschuld te doen bewijzen. D'at geld
kan eenvoudig niet in Wilkinsons bezit
zijn geweest."
„Natuurlijk", stemde de heer Felix toe,
„maar zoudt u het gelooven, Ford is
de meening toegedaan, dat het optreden
van dien man met de roode bakkebaar
den, die een valsch adres opgaf, in geen
enkel opzicht den jongen Wilkinson vrij
spreekt."
„Die lamme kerel", raasde mijnheer
Maurice opstaande om de bel te berei
ken. „Ik zal hem onmiddellijk laten ko
men; en dan zal ik hem eens aan 't ver
atand brengen
En toch!
Neen, ik krabbel niet terug. Ik blijf
staan op het goede standpunt van dien
wijzen vader en die biddende moeder.
En toch?
Nu, wat dan? Daar ligt in dat „toch"
immers eenige beperking, begrenzing, uit
zondering misschien?
Ja!
Onze tijd is anders dan die van onze
voorouders. Anders dan de tijd van 80
60 jaar terug. Ook anders dan de tijd van
15 k 20 jaar terug. We leven zoo snel!
En dat is niet toevallig. Want zonder en
buiten het Godsbestuur gaat er niets.
En nu geloof ik, dat er in de nieuwe tij
den ook wei goede dingen naar voren ko
men. Zeer aanbevelenswaardige dingen.
En ik geloof ook, dat we die niet mogen
verwerpen. Dat we in die bepaalde dingen
wel onze jongens en meisjes gelijk moeten
geven en met hen moeten instemmen: we
mogen daarin wel met onze tijd meegaan!
Zal ik er wat van noemen? Graag!
Vroeger sajten onze jongens en meisjes1,
na een lange werkdag, 's avonds achter de
kachel of bij het haardvuur.en vielen
daarbij al spoedig in slaap! Arme jongens1
en meisjes: voor hun geestelijke ontwik
keling was geen tijd en geen gelegenheid!
En nu vraagt onze tijd knapen en meisi-
jesvergaderingen, tot geestelijke opbouw
en tot voorbereiding van het straks' vol
gende leven in huisgezin, in kerk, in maat
schappij en in staat. Ouders, moedig
ze daarbij aan en geef ze daarvoor flink
en gaarne de gelegenheid! Ook in groote
meisjes- en jongelingsvereenigingen!
Vroeger was het lezen van Christelijke
boeken en tijdschriften een zeldzaamheid:
och, er was geen tijd voor en geen lust in,
geen behoefte aan!
Maar tegenwoordig mag dat en kan dat
toch niet meer? Geef uw kinderen goede,
Christelijke lectuur en ge zult ze daardoor
opbouwen in geestelijke zin! 0, het is
zoo noodig!
En als ge in zulke en soortgelijke dingen
'nu niet met uw tijd meegaat?
Wel, dan doet ge verkeerd! Dan ont
houdt ge aan uw kinderen wat ze straks
in het leven broodnoodig zullen hebben.
Wat zo nu, in hun jeugd, al niet meer
missen kunnen. Wat voor jong en oud
noodig is in de strijd des levens. Die nu
anders is dan vroeger: ernstiger, dieper,
gevaarlijker! En dus: wapent ze, met gees
telijke wapenen, uw kinderen!
OPVOEDER.
Ingezonden Mededeellng.
De Minister van Financiën maakt
bekend, dat ten behoeve van 's Rijks
schatkist is ontvangen: wegens over vo
rige jaren te weinig betaalde belasting
naar inkomen en/of vermogen (gewetens-
geld) bij den ontvanger der directe be
lastingen te Breskens f36.80; te Hulst
f 117.34, f28.88, f 19.92, f12.40, f4.90, f4.50,
f3.61; te Oostburg f5.82, f53.04, f36.30,
f31.72, f 14.64, f 157.84, f7.84, f7.56, f5.22,
f4.26, f3.80, f3.30, f 2.31; te Sas van Gent
f51.22, f37.81, f 15.15, f 14.06, f9.24, f8.28;
te Temeuzen f53.94, f5.62, f35.94, f29.50,
f24.56, f 18.28, f 17.93, f 13.02, f 11.64, f 10.95,
f6.66, f3.25; te Vlissingen f 12.50, f6.86;
bij den ontvanger der successierechten te
Middelburg f 17.57, onder de letters N. N.;
f 16.32 onder de letters N. N.
Gouden huwelijksfeest. Het,
echtpaar Abraham Flikweert en Wilhel-
mina Koppens te Zierikzee, heeft op 30
April j.l. zijn gouden bruilof gevierd. Naar
aanleiding daarvan heeft de burgemeester
van Zierikzee dezer dagen een bijdrage
van Prinses Juliana met Haar gelukwen-
schen aan het gouden echtpaar over
handigd.
Ingezonden Mededeeling.
De rechtsgeleerde echter legde kalmee
rend de hand op mijnheer Maurice's arm
en zeide: „Als u een raad van mij wilt
aannemen, zwijg dan verder over de zaak.
Laat Ford zwijgen, wat hij wil, dat ver- i
andert immers aan de feiten niets. Doch
u en mijnheer Felix moeten zich zoo rus
tig mogelijk houden. Het is nu van het
uiterste belang ook voor het personeel
van uw zaak, dat de ware dader gevon
den wordt. Daarom moet u zooveel moge
lijk zwijgen en de zaak sussen en onder
wijl oogen en ooren goed de kost geven
en laat voor alles Ford zijn eigen weg
gaan."
„U verdenkt Ford toch niet?" vroeg
mijnheer Maurice op een toon, alsof het
denkbeeld hem in verrukking bracht.
„Ik zou er me zelf een verwijt van moe
ten maken, als ik iemand verdenken ging
op zoo losse gronden als ons ten dienste
staan. Waar ik hem meer van verdenk,
is zijn diepgewortelde vijandschap tegen
den jongen Wilkinson, of eigenlijk
we behoeven hem zoo niet langer te noe
men, want er is thans geen enkele reden
meer zijn waren naam langer te verzwij
gen."
„Hoe heet hij dan?" vroegen beide
mannen gretig.
„Wameford. Hij is de eenige zoon van
een welgesteld landedelman, die een groot
goed onder Hadleigh bezit. In zijn jeugd
Tarneunn. Ergerlijke dieren
mishandeling. Zondagmiddag werd
door een kolenhandelaar, die naar de
weide op het schietplein naar zijn paard
ging kijken ontdekt, dat er iets gaande
was met het paard van den kolenhande
laar A. B., dat daar ook in de weide liep.
Bij onderzoek bleek, dat een touw, flink
aangehaald tusschen de lagers van het
gebit waren getrokken en om de tong
van het dier gesnoerd, terwijl dat touw
voorts onder de kin van het paard was
vastgemaakt, en na te zijn aangetrokken
met een flinken knoop was vastgemaakt.
Het dier moet van een en ander veel
pijn hebben geleden, en een geheel op
zetten van hals en kop was er het gevolg
van. Spoedig werd de hulp van den die
renarts ingeroepen, die het dier van de
knellende banden wist te bevrijden. Ge
lukkig is het feit spoedig ontdekt, en
kon tijdig worden ingegrepen, zoodat het
nu nog al zal losloopen. Aangezien door
het afbinden van de genoemde lichaams-
deelen de bloedsomloop wordt gestoord,
zou dit, na langen duur, afsterven dier
lichaamsdeelen kunnen tengevolge heb
ben.
Men verdiept zich in gissingen omtrent
den dader of daders, meldt de „Tem. Crt."
-Alg. Synodale Commis
sie. De algemeene synodale commissie
der Ned. Herv. Kerk is op 8 Mei bijeen
gekomen te 's Gravenhage onder leiding
van den President der Synode, dr G. J.
Weyland. De President verwelkomt de
leden en herinnert aan de groote smart,
welke het overlijden van de Koningin-
Moeder heeft veroorzaakt. Ook gedenkt
hij in zijn toespraak het lid der Alge
meene Synode, wijlen ds G. F. Bruins, die
in Friesland belangrijke kerkelijke betrek
kingen heeft bekleed.
Besloten wordt te voldoen aan het ver
zoek van de Vereeniging voor Volkenbond
en Vrede, door evenals vroeger de aan
dacht te vestigen op den „Volkenbonds
dag" op 18 Mei e.k.
De commissie van rapport over de her
ziening van de opleiding van a.s. Evan
geliedienaren, bestaande uit de H.H. dr
Weyland, prof. dr W. J. Aalders ,ds A. B.
te Winkel en ds J. Boonstra, heeft haar
rapport aan de alg. synodale commissie
aangeboden.
De rekening van het Fonds voor nood
lijdende kerken en personen wordt nage
zien en goedgekeurd. Blijkens deze reke
ning bedraagt het totaal der ontvangen
oollecte (incl. nagekomen) f 19.849.23.
Het bedroeg in 1932 f 1167.43 meer.
Ook ditmaal werd de kerk verblijd met
een gift van f2000 van H. M. de Konin-
ging ten behoeve van het Fonds. Wordt
in 1934 voor kleine toelagen aan ge
meenten en personen f 11.435 beschikbaar
gesteld, dan kan voor groote toe
lagen f22.005 worden gevoteerd.
Christelijk Volksonderwijs.
Wij ontvingen het 43ste jaarverslag
van de Vereeniging voor Christelijk Volks
onderwijs 1933.
Het jaarverslag herinnert aan 'het 'heen
gaan van Minister Terpstra, 'die tot de
harde werkers behoorde en olver wiens
regeeringadaden niet viel te klagen. Hij
werd opgevolgd door Minister MaTchant,
die de ondankbare taaJk had krachtig te
bezuinigen.
Eén daarvan was de nieuwe 'leerlingen-
schaal, die nog een uitstel van twee jaar
lee'd, maar op 'korterer termijn werd inge
voerd en honderden onderwijzers tot
wachtgelders maakte. Toen kwam het
plan om van het openbaar onderwijs de
franje van de kleine schooltjes af te snij
den, een plan dat paedagogisch best te
verdedigen was, als maar de ideologie
werd losgelaten, dat ieder gehucht zijn
eigen schooltje moest hebben en dat 'het
een schande was dat een plaatsje geen
beging bij een misstap, die zijn vader
hem nimmer vergeven heeft en waarom
hij het land moest verlaten. D'e squire
weet dan ook niet, dat zijn zoon is terug
gekeerd, geen wonder, dat de jonge man
onder deze omstandigheden tot iederen
prijs zijn waren naam verborgen wensch-
te te houden om zijn familie niet ten
tweede male in schande te dompelen."
„O, is de zaak zoo gelegen; uiteraard
zou zijn verleden tegen hem gesproken
hebben, als het bekend was geworden.
Wameford, ik heb den naam stellig meer
gehoord. Als ik me niet vergis, had mr
Laverock het ex kort geleden nog over."
„Laverock de rechtsgeleerde?"
„Juist. Hij is een van mijn goede vrien
den en Ada's peet. Hij noemde den naam
slechts terloops in verband met een reus
achtig proces, dat hangende is."
„Waaruit besluit u, dat de vader van
dezen jongen man er niet bij betrok
ken is?"
„Zijn pupil, miss Vaughan, logeert op
het oogenblik bij mij; en aangezien ze een
dikke vriendin van mijn vrouw is, zou ze
er stellig wel over gesproken hebben."
„Hm! misschien zult u er morgen wel
alles van hooren. Als de zaak geheim
gehouden werd, zou Laverock er stellig
niets over hebben losgelaten."
„A propos", zeide meneer Maurice,
„wanneer zullen we den jongen Wam»-
Minister Marchant is een man, die heel
wat onrust in de wereld brengt. Misschien
is dat wel goed. Maar ais ik zie wat hij,
nu hij nog geen jaar aan het bewind is,
zoo al overhoop heeft gehaald, dan komt't
me toch voor, dat we dankbaar mogen
wezen, dat niet alle ministers zoo druk
en voortvarend zijn.
De heer Marchant kan nu letterlijk niets
met rust laten en het is dan ook geen
wonder, dat hij een nieuwe spelling in
voert. Hij verwachtte daarbij, naar hij
verklaarde, critiek van deskundigen en
van niet-deskundigen. En hetzelfde geldt
ook van de verdediging. Het „gevoel"
spreekt hier ook een woordje mee en het
is ook een zaak van meerdere of mindere
vooruitstrevendheid. Oudere menschen
zullen de nieuwe spelling misschien lee-
lijk vinden, omdat het ongewoon is en de
jongeren prachtig, omdat het weer eens
iets anders is.
Maar als men zooals dat met mij
het geval is meer dan vijftig jaar op
beenen met twee e's heeft geloopen en
men moet dan leren lopen op nieuwer
wetse benen met één e, en als men heel
zijn leven lang heeft trachten te hooren
met ooren en men moet dan plotseling
proberen te horen met Marchantse oren,
dan is 't geen wonder, dat er mensen zijn,
die (boze dromen dromen of grote bomen
opzetten en die zichzelf geluk zouden
wensen als ze met hun ogen de minister
en zijn nieuwe spelling de benen zagen
nemen.
OPMERKER.
openbare school 'had. Wie zal beweren, dat
daarmede het onderwijs geruïneerd is, dat
er vitale belangen geschaad zijn? Over
eenige jaren zal 'blijken, dat inderdaad het
onderwijs er door verbeterd is, al zullen
enkele leerlingen, wat verder moeten loo
pen of in autobussen rijden.
Evenwel, en van links is daarop met
klem aangedrongen, ook het bijzonder on
derwijs 'zou onder het kapmes moeten ko
men, ook daar zou franje zijn, 'die ver
dwijnen moest. Echter de statistiek was
in het voordeel van het bijzonder onder
wijs, de kleine schooltjes zaten aan den
anderen kant. De kwestie was bij' rechts
anders. Daar had de richtingssplitsing he't
hem gedaan. We spreken dat niet tegen;
maar voor ons, Hervormden, had de stich
ting nog den voorrang hoven de splitsing.
We stonden nog lang niet aan het eind
van den weg. Eerst wanneer de terreinen
volledig- bewerkt waren, kon er van con
centratie sprake 'zijn. We waren daar niet
afkeeriig van, maar wilden tooh graag
eerst eens op eigen terrein pro'beeren te
saneeren. Dat gebeurt ook wel.
De nieuwe bepalingen maken het stich
ten van scholen wel uiterst bezwaarlijk
en ook daarvan ondervinden wij in sterke
mate 'den druk. Er stond nog al wat op
stapel, dat nu niet afgemaakt kan worden
en wachten moet op hetere tijden.
Verder wordt medegedeeld, dat het aan
tal scholen zich nog steeds uitbreidt. 536
scholen met 5 kweekscholen vergden veel
verzorging, soms ook wel zorg.
In 1932 werd bijzondere aandacht ge
wijd aan de vakken rekenen en kennis
der natuur.
Het jaarverslag der inspectie is als al
tijd interessant en leerzaam. Nieuwe
schoolstichtingen kwamen in Zeeland
niet voor en de mutaties waren niet tal-
Tijk. Voor enkele kleine scholen is men
met zorg vervuld.
Toelating leerlingen U.L.O.-
scholen. De Minister van Onderwijs
heeft aan de Inspecteurs van het Rijks-
schooltoezicht enkele aanwijzingen ge
geven betreffende de toelating van leer
lingen tot ulo-scholen. Het volgende is
aan het betreffende ministeriëele schrij
ven ontleend:
„Het is mij gebleken, dat twijfel be
staat ten opzichte van de vraag, of, en
zoo ja, welke voorschriften gelden voor
de toelating van leerlingen tot scholen
voor uitgebreid lager onderwijs. Met name
ford ontmoeten? Als ik in het ongelijk
ben, aarzel ik nooit, om dat ook ronduit
te erkennen. En ik geloof, dat we William
Wameford wel excuus mogen maken. Hij
heeft door ons een paar heel onaange
name dagen moeten doormaken."
„En daarbij een paar trouwe vrienden
gewonnen", vulde de heer Collier aan.
„Neen, broeder, ik ben het die me ver
ontschuldigen moet", onderbrak meneer
Felix. „Ik was in twijfel, en toch wilde
ik de verklaring van den jongen niet
aanvaarden, die later in ieder opzicht
juist gebleken is, en ik heb hem in die
koude rommelkamer beneden gevangen
gehouden, tot hij onpasselijk werd van
honger en narigheid. Ik kan me nauwe
lijks meer indenken, hoe ik zoo hard kon
zijn. En ik zal geen rust hebben, voor hij
me vergeven heeft."
„Het spijt me, maar op het oogenblik
is hij ernstig ziek: gisterenavond is het
begonnen, toen we hier weg waren. Van
Barker hoorde ik echter, dat hij al eer
der last van ijlen heeft gehad. Gister
avond was ik werkelijk bang, dat het op
hersenkoorts zou uitdraaien, doch ge
lukkig liep het vanmorgen nogal mee.
Niettemin was hij totaal uitgeput en
klaagde over een druk in zijn hoofd, die
hem het geregeld denken nauwlijks mo
gelijk maakte."
(Wordt vervolgd.)