DE ZEEUW Daalt Uw rente? niet converteerbaar TWEEDE BLAD. Staten-Generaal Violet Vaughan LEVENSVERZEKERING-BANK Een Belegglngs-Poils der „Nationale" Is EERSTE KAMER. FEUILLETON BREEDE WATERING BEWESTEN IERSEKE. Innezondan MededeelIno, Gemeenteraad van Middelburg. De gouvernante zette ontzet haar tril (Wordt vervolgd.) NATIONALE ROTTERDAM VAN DONDERDAG 19 APRIL 1934, Nr 107. De Indische en Surinaamse!» begroo tingen goedgekeurd. Met bekwamen spoed heeft gisteren de Eerste Kamer zich door de Indische be grooting heengewerkt. De Senatoren hebben blijkbaar ver staan dat Minister Golijn zijn tijd meer dan noodig heeft, nu hij ook het omvang rijke departement van Minister Ver schuur tijdelijk voor zijn rekening heeft genomen. Minister Co lijn kon zijln beant woording van de sprekers beginnen met de verklaring dat er niet meer dan een was, die zich als opponent ontpopte, n.I. de heer Mendels. Spr. getuigt evenzeer als sommige spre kers met eerbied 'over den arbeid van den afgetreden Minister Verschuur, wien spr. spoedig herstel wenscht. Wat de reis naar Indië die niet door gaat, betreft, van eenige oollisée tusschen den G.-G. en spr. is nooit sprake geweest. Het aanvankelijk uitstel der reis tot Mei hing samen met de samenstelling der Indische begrooting; spr. wilde daarbij hooren wat men in Indië meende over de tweede étappe van het sluitend maken der begrooting. Wat er in Indië gedaan is om terug te komen tot een begrooting van 300 mil- lioen, dit is zoo gewichtig en zoo belang rijk, dat de laatste stappen niet meer met brieven kunnen worden afgedaan; dan komt men niet verder. Dan is mondeling overleg noodig. Dan kunnen allerlei stem mingen worden gepeild en weggenomen. Het is zes jaar geleden toen spr. het laatst in Indië was. Spr. wilde de sfeer in Indië aanvoelen. Een brief geeft geen sfeer. En niemand beter dan spr. kan persoonlijk de Indische kringen op de hoogte brengen van de sfeer hier, ook internationaal. Spr. wijst ook een persoonlijk overleg tusschen den G.-G. en den Minister in Ne derland niet af, verwijzend naar Britsch- Indische voorbeelden. Het onderwijsvraagstuk is zeer moei lijk; het heeft spr.'s volle aandacht. Er zal voorzichtigheid moeten worden be tracht na de uitbreiding, er de laatste ja ren aan gegeven. Voorzichtigheid is zeker noodig t. a. v. kolonisatie van Nieuw-Guinea. Spr. ziet er de aantrekkelijkheid niet van. Hij heeft er drie maanden gereisd en denkt er niet aan, de kolonisatie met Nederland- sche werkloozen te bevorderen. De vraag der samenstelling van de vloot kan ter sprake komen bij de behan deling van het rapport Idenburg. Spr kan zich daarover thans niet uitlaten en is trouwens nog niet in het bezit van de gevraagde adviezen. De verdediging van het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden is een imperiale aangelegenheid, waarbij niet het moederland het imperium alleen is. Het is dus moeilijk, een vaste verdee ling der kosten op te maken, welke bo vendien van ieders draagkracht afhangt. Niet ten onrechte, zoo betoogt spr,, kan worden vastgehouden aan een bedrag van 300 millioen als uitgangspunt voor een sluitende begrooting. Er is reden voor op timisme, al kunnen we nog geen „hoera" roepen. Er zal dit jaar b.v. 19 millioen bespaard worden door conversie der dol- larleening. Nemen we ook andere facto ren in aanmerking, dan ziet spr. den toe stand niet zoo somber in als een jaar ge leden. Niet in 1935, misschien niet in 1936, wellicht in 1937 zal een geheel sluitende begrooting zijn verkregen, met schuld delging uit de gewone middelen. Het is niet weinig, wat Nederland voor Indië heeft gedaan. Dit blijkt wel uit de beoordeeling der credietwaardigheid van door E. J. WORBOISE. 47.) —QH- „Hoe zou dat kunnen? Ik beb den naam Wilkinson nooit hooren noemen." „Nog al glad. Ik zeide je toch, dat het niet zijn werkelijke naam is?" „Maar bij de Haseldines heb ik nooit van iemand anders gehoord dan van een zekere meneer Robert, en diens portret heb ik vaak gezien. Bovendien is dat een getrouwd man, en hij heeft een prachtig goed in Devonshire." „Hm; zou hij dan op de een of andere wijize wat met de Warnefords te maken hebben?" „Dat is meer dan ik zeggen kan." „Die zoon van den squire is toch dood, zeg je?" „Dat vertelt nurse althans. Alles wat ik weet, is uit haar mond." „Weet die nurse iets van de Warne fords?" „Niet meer, dan je van mij gehoord hebt. Ja, ze heeft den squire meerdere malt:n ontmoet; want deze heeft Miss Vio lets zaken geregeld en kwam daardoor dikwijle in juffrouw Haseldine'e huis. Indië, waar men Nederland achter weet. Een veel betere dienst dan menig andere, die aanbevolen werd. Of er van schuld van Nederland aan Indië sprake is, valt ges te beoordeelen, als de eindrekening er is. Er is gesproken van bevoorrechting van de Twentsche fabrikanten; dit is on juist, er is gezocht naar maatregelen ten behoeve van de Twentsche arbeiders. Er is met Frankrijk verkregen, dat bij invoer uit overzeesche gewesten in Frankrijk en zijn koloniën de minimum-tarieven wor den betaald, De maatregelen van de re geering hebben t. o. v. de mais tot voor treffelijke resultaten geleid. Over de bestuurshervermmg denkt spr. nog evenzoo als in 1918, toen spr. over dit onderwerp beeft geschreven. We zijn nu twintig jaren bezig, en wat bereikt werd is niet veel anders dan over-administra- tie. Ontlasting van de centrale organen is niet verkregen; ze werden integendeel zwaarder belast. Het zal moeten komen tot groote gouvernementen met volledige bevoegdheid. Ook de buitengewesten zul len er in moeten worden betrokken, zal er iets worden bereikt voor inkrimping van den centralen dienst. Het verleenen van voorschotten voor het uitvoeren van groote werken in lndtë is in tegenspraak met de opmerking dat de schuld van Indië reeds te groot is. Wat de volksbeweging betreft, uitbar stingen moeten worden voorkomen, zoo mogelijk, en men moet het er maar niet op laten aankomen tot ze neergeslagen moeten worden. De Indische bevolking, gemakkelijk te misleiden, doch ook te lel den, moet worden bejegend op een wijze als de consciëntie ons voorschrijft. De Indische begrooting wordt hierna z.h.st. aangenomen. De Surinaamsche begrooting, die daar op aan de orde komt, wordt zonder de bat en z.h.st. aangenomen. (Slot.) Dhr Lenshoek wijst er op, dat 'het onderhoud polderhuis met f 100 verlaagd zou worden. Ged. Staten hebben dit niet goedgekeurd, omdat de betreffende bode als ambtenaar aangeschreven staat. Spr. vraagt welk advies bet bestuur gegeven heeft. Het besluit van Ged. Staten wordt hier na voorgelezen. Dhr Lenshoek wijst er op, dat de post, als de bode ambtenaar is, niet ge boekt mag worden bij onderhoud. Hoe heeft het bestuur geadviseerd. De voorz.: de bode is zelf bij Ged. Staten geweest. D'hr Lenshoek: maar het advies van het bestuur is gevraagd. De v o o r z.: ik geloof dat niet. Dhr Schouten, te 's-Gravenpolder, meent, dat Ged. Staten buiten bun be voegdheid gegaan zijn. Zij hebben geen zeggenschap over dezen bode. Dhr O e 1 e vindt het belachelijk, dat het bestuur zich dit laat aanleunen. De voorz. merkt op, dat de bode als zoodanig nooit officieel aangesteld is. De heer Jonkers wijst er op, dat togen elke beslissing in beroep bij Ged. Staten gegaan kan worden. De voorz. antwoordt dhr Lenshoek, dat het bestuur zeker vergeten is dit ge val op een vorige vergadering mede te deelen. De heer v. d. Have vindt het geen manier zich de wet door een bediende voor te laten schrijven, Als dit door een ander f 100 goedkooper gedaan kan wor den, moet meni dat doen. De heer Van 't Anker merkt op, dat het bestuur eigenlijk meent, dat den bode de f 500 per jaar wel toekomt. De heer 0 e 1 e wil weten wat het be stuur nu wil doen, om te voorkomen, dat het waterschap in de toekomst een amb tenaar op zijn dak geschoven krijgt. Is de bode ambtenaar, dan krijgt men straks de pensioenkwestie. De voorz. zegt, dat in deze maatre gelen genomen zullen worden. Dhr Jonkers brengt de kwestie der werkloozen als d'elvers weer ter sprake. Spr. geeft in overweging het voorstel der commissie, de werkloozen zooveel mogelijk aan de delfwerken tewerk te stellen, te Maar veel heeft ze er niet van opgestoken, alleen, dat hij drie of vier dochters had, en geen zoon." „We zullen nurse en dezen meneer "Wilkinson samenbrengen. Het zou wel eens kunnen zijn, dat er tusschen deze en den squire een familiegelijkenis bestond, die ons in verbazing zou brengen. Ga morgen maar eens naar haar toe en vraag haar op de thee. Maar zeg niet, waarom het is, hoor; nog wat correspondeert een van jullie nog met miss Violet?" „Ik heb haar eens geschreven, sedert ze Onslowsquare verliet. Ik had allang weer eens moeten schrijven, om haar te danken voor het cadeautje, dat ze me laatst stuurde. Haar eigen werk nog well" „Schrijf dan dadelijk; bedank haar natuurlijk, enz. enz. en dan, Dina, luister goed vertel haar de gesohiedenis van dezen jangen man; noem zijn naam, Wil liam Wilkinson en vertel erbij1, wie zijn patroons zijh; de gebroeders Metcalfe; maar niets ervan, hoor je, dat hij den naam Haseldine kent. Je spreekt er over of hij een volkomen vreemdeling, voor je is; en laat er vooral niets van doorsche meren, dat je weet, dat hij onder een aan genomen naam leeft. Begrepen, meisje!" „Ja; ik zal een brief schrijven, alsof ik aan mijn zuster schreef, doch ik laat alles er uit, wat in verband etaat met het ge steunen. Er zal dan meer arbeid gedaan kunnen worden. Dhr T r i m p e dan zullen de 'huidige delvers zich tot 'hun organisatie wenden en die gaat tot de regeering en het voor stel keldert omdat het een verplaatsing der werkloosheid is. 'De voorzitter: we kunnen er thans geen geld meer voor uittrekken. Het be stuur zal naar bevinding handelen. De begroot/mg wordt hierna goedge keurd. De pachtsom voor reservegronden langs de leidingen wordt vastgesteld op f 40 per H.A. voor bouwgrond en f 80 voor wei- grond. Voorts wordt besloten wederom 15 pet, reductie te verleenen op de pacht 1933/'84 en 1934/'35. Een wijziging der Arohiefverordening wordt als voorgesteld goedgekeurd. Even- zoo wordt goedgekeurd om de couponbe lasting te verhalen op d'e obligatiehouders. Het bestuur stelt voor aan den zeven tigjarige» sluiswachter Lindenbergh een toelage van f 200 te geven. Dhr I. W i H e m s e, Yerseke, wil voor stellen, de toelage in dit geval iets te ver- hoogen. Spr. 'betoogt, dat de betrokkene dit wel verdiend heeft. Spr. wil de toelage op f 300 stellen. 'De voorzitter beaamt, dat betrok kene inderdaad steeds trouw op zijn post geweest is. Dhr Ganseman is hiertegen, omdat anderen, door hem genoemd, ook slechts f 200 ontvangen. Dan zou men de nog levenden moeten verhoogen. De voorzitter wijst op het verschil tusschen de betrefffende functies. De heer In 't Anker is er eveneens tegen onderscheid te maken. Als de één f300 krijgt, dan ook de ander. Het be stuursvoorstel is f200. Dé heer W i 11 e m s e is niet tegen al- geheole verhooging tot f 300. Spr. kent echter alleen van nabij bet werk van Lin denbergh en meent, dat deze f300 wel verdiend heeft. De heer Z a n d e e wijst er op, dat hij indertijd reeds voorstelde aan den schot ter uit zijn kwartier f250 te geven. Dit werd echter afgestemd. Als de één ver hoogd wordt dan ook de ander f 300. Het voorstel-Willemse (nader gewijzigd tot f 250) wordt met 89 tegen 57 st. ver worpen. Hierna wordt overgegaan tot het op maken van vier aanbevelingen ter voor ziening in de vacatures A. Linden bergh, M. Nieuwenhuijse en M. in 't An ker en de vacature ontstaan door het ver plicht aftreden van den heer P. Mol Jr. De heer Lenshoek maakt er aan merking op, dat de voorzitter niet ter ken nis van de vergadering bracht, dat Ged. Staten de vermindering van het aantal gezworenen niet goedgèkeurd hebben. Nu is de tijd van beroep verstreken. De voorz. wijst er op, dat het be sluit van Ged, Staten zoo duidelijk was, dat men meende, dat er niets tegen te doen viel. Het bestuur was dit in zijn ge heel van meening. Om de kosten schreef men geen vergadering er over uit. De heer Lenshoek meent, dat de ingelanden moeten beoordeelen of men al of niet tegen zulk een beslissing bij de Kroon in beroep zal gaan. Bij stemming worden de voordrachten daarna als volgt opgemaakt: 1. A. lindenbergh, 2. J. de Groene, 3. P. A. Lindenbergh; 1. M. Nieuwenhuijse, 2, J. Tolhoek, 3. G. Dekker; 1. M. in 't Anker, 2. A. Glerum, 3. G. de Vrieze; sprek van vanavond." „Juist zoo. En voor de rest kan ik het werk gerust aan je overlaten. Vrouwen zijn er bekend om, dat ze in haar brieven zoo goed de zaken kunnen weergeven." „Vleier. Dat gaat lang niet altijd op." „Jij kunt het in ieder geval wel, Dina, en dat is voor mij voldoende. En hij' zeide, dat hij een zuster had, die D'aisy heette. Aardige naam, hè? 't Is nog zoo'n slechte gewoonte niet, om vrouwen naar 'n bloem te noemen. (Daisy madeliefje; Vio let viooltje.) Als wij eens zoo'n kleine peuter had den, zouden wij haar Violet Dina kun nen noemen, of anders: Dina Violet! Maar alle gekheid op een stokje, probeer morgen bij nurse ook eens uit te vinden, of er een juffrouw Daisy Warneford be staat." HOOFDSTUK XIX. Intusschen gingen de zaken op Warne ford Grange, tijdens de afwezigheid van den squire, niet zoo naar wensch. Het praatje van de geheimzinnige verschij ning, de een sprak van een spook, de an der van een indringer van vleesch en bloed, ging al gauw door het dorp. Te meer, toen het keukenpersoneel, de een voor de ander na, den dienst opzegde, omdat ze geen lust hadden, te verblijven in een huis, waar zulke vreemds dingen 1. P. van Overbeeke, 2. A. Mol, 3. H. A. Nijsse. Rondvraag. De beer D. Linden bergh, Wemoldinge vraagt wat er tegen de achterstallige polderlasten gedaan wordt. De vo o r z. zegt, dat de menschen her haaldelijk gemaand zijn en men nu tot straffere maatregelen moet overgaan. Gistermiddag vergaderde de gemeen teraad van Middelburg. Afwezig met kennisgeving dhr Jeronimus. Verder zijn er twee vacatures (van Mr van Andel en Mr Bybau). Ingekomen stukken. Goedkeuring van Raadsbesluiten door Gedep. Staten. Dankbetuiging van H. M, de Koningin voor betoonde deelneming in verband met het overlijden van H. M. de Koningin Moeder. Naar aanleiding van het schrijden van B. en W. over de gemeentebedrijven zeg gen de hoeren Paul en den Hollander er prijs op te stellen later nog wat meer te vernemen inzake de fontein op de Balans. Dit wordt toegezegd. Het adres van den heer Dronkers in zake woningbouw gaat naar B. en W. om prae-advies. Naari aanleiding van de ontslag aanvrage van den heer Mr v. Andel als raadslid spreekt de voor; zitter de volgende woorden: Het zal ongetwijfeld door U allen met leedwezen zijn vernomen, dat redenen van gezondheid mr van Andel nopen het raadslidmaatschap neer te leggen. De heer van Andel had in den Raad van Middelburg zitting, van Sept. 1909 Sept. 1919 toen hij zich niet meer be schikbaar stelde en opnieuw sedert Sept. 1931; in totaal dus gedurende ruim I2V2 jaar. Men heeft den heer van Andel hier lee- ren kennen als een scherpzinnig, ijverig raadslid, gewoon zich ernstig voor te be reiden op de besprekingen en zich daarin niet onbetuigd te laten. Als een man van groote belangstelling in de zaken onzer Gemeente, die voor zijn overtuiging en in zichten onbewimpeld placht uit te komen, daarmede niet getransigeerd heeft en dat zeker nooit zou doen om zich aangenaam te maken bij anderen, Een strijdbaar man, die van de strijdbaarheid van zijn natuur, het genot en de lasten zal hebben ervaren. Bij de scherpe instelling van zijn geest, ook wel van zijn woord, waardoor ande ren zich genoodzaakt zagen tegen hem in het krijt te treden, toch een man met een gevoelig hart; gevoelig met name voor het leed en het geluk van anderen. In den Raad blijft de herinnering aan dat alles; ook de herinnering aan den arbeid, waarvoor ik dep heer van An del, stellig mede uit naam van dan Raad, dank zeg. Bij zijln scheiden uit de Raadszaal, die hem vele malen als een tournooiveld gold, zijn wij allen, mede- en tegenstan ders, bereid hem ridderlijk uitgeleide te doen, met oprecht leedwezen over de oorzaak van zijn terugtreden, met de er kenning van zijne gaven en kwaliteiten en met den hartelijken wensch, dat de voorgeschreven rust, hem icnder Gods ze gen het gehoopte herstel moge brengen. (Applaus.) De voorz. zegt, in antwoord op vragen van den heer Paul in een vo rige vergadering gedaan dat, als ge volg van een nadere bespreking en cor gebeurden. Mevrouw Warneford was ten einde raad. Want natuurlijk zou haar man het voorgevallene spoedig ter oore komen, en hij zou wel wijzer zijn, om in dat geval aan bovennatuurlijke invloeden te gelooven, O, wat moest ze zeggen? Esther en miss Maberly hadden, na Williams vertrek, een wonderlijken dag. Esther slaagde er niet in, haar gedach ten bij haar lessen te houden. En het moet gezegd, al was miss Maberly geens zins in vriendelijke stemming, dat ze er weinig acht op sloeg.Het scheen wel, als of zij met haar gedachten elders was. Klaarblijkelijk werd zij door iets bezig gehouden, dat haar niet losliet. Tegen vijf uur kwam Rachel in de schoolkamer thee brengen. Ze waren juist bezig met aardrijkskunde; en miss Maberly, een oogenblik opkijkend, merkte op, dat Ra chel vroeger dan anders met de thee kwam. Rachel stond een oogenblik aarzelend te wachten en Esther zag, dat het meisje aan een vreemde onrust ten prooi was. Miss Maberly keek verstoord. „Zie je niet, meisje, dat we nog bezig zijn? Ik zal wel b"lleu, als we thee willen hebben." „O, madame, alsjeblieft, neemt u het nu maar", barstte Rachel los. „Het wordt al zoo donker, en dan durf ik niet meer door de gang. respondentie de voordracht van Beoreta- ris van het Burg. Armbestuur, op verzoek van het B. A., als niet gedaan moet wor den beschouwd. Inmiddels zijn sollicitan ten voor deze functie opgeroepen. Over de wenschelijkheid van combinatie van de functies van secretaris en penningmees ter van het B. A. willen B. en W. zich liever nu nog niet uitlaten. Daarover zou eerst overleg met het B. A. dienen ge pleegd te worden. Hierna wordt de geloofsbrief van het nieuw benoemde Raadslid, den heer R. van Roo, onderzocht en in orde bevon den. Dhr Paul stelt voor de benoeming van een lid van het Burg. Armbestuur aan te houden, omdat het Spr. bekend is, dat beide aanbevolenen een benoeming niet zullen aannemen. In antwoord op een vraag van dhr v. d. Feltz zegt de voorz., dat B. en W. of ficieel hiervan niet weten. Officieus weet Spr., dat het B. A. zich al beraden heeft over een nieuwe aanbeveling. De benoeming wordt aangehouden. Tot leden van de commissie van toe zicht L. O. worden benoemd de beeren F. A. Rosendaal en J. Lamport. Wijziging heffing s-veror- dening keurloonen vee en vleesch (halveering van het keurloon voor afgekeurd vee). De heer v. d. F e 11 z begrijpt het voor stel van B. en W. niet. Er is geen reden om minder keurloon te berekenen als het vleesch wordt afgekeurd. Op die manier wordt de risico van het slagersbedrijf overgeheveld naar de gemeente. Als men in het Ziekenhuis wordt opgenomen om gefotografeerd te worden en de dokter vindt niets, dan moet men toch betalen. D'hr Heemskerk zou nog verder willen gaan. Strikt genomen, zouden de kosten van den vleesohkeuringsdienst be taald moeten worden door de slagers, die vee slachten, dat afgekeurd wordt. Prac- tisch is dit niet uit te voeren. Maar als men in zijn bedrijf een ongelukje heeft, moet men toch niet naar de gemeente komen om daarvoor schadeloos te worden gesteld. Men moet niet voor alles naar de Overheid loopen. Spr. acht het voor stel van B. en W. ongeoorloofd. Dhr Harthoorn steunt het voorstel van B. en W. op billijkheidsgronden. Een slager kan het keurloon van goedgekeurd vee omrekenen in de vleeschprijzen, maai niet van afgekeurd vee. Dhr den Hollander betoogt, dat de keuringsdienst er niet is voor den sla ger, maar voor het publiek. Dhr Heemskerk: en voor zijn be drijf. Dhr den Hollander ontkent dit. Daarom is Spr. voor het voorstel van B. en W. Mevr. W e ij 1 merkt op, dat er verze keringen zijn, waarbij men zich kan dek ken tegen de gevolgen van afkeuring. De voorz. verdedigt het voorstel van B. en W, Er was gevraagd algeheele vrij stelling van keurloon bij afkeuring. Daar waren B. en W. tegen. De Raad van Veere verzocht aan B. en W. inmiddels vrijstelling van keurloon bdj afkeuring van uit nood geslacht vee. Al deze bij zonderheden kan men echter niet in een verordening gaan opnemen. Daarom acht Spr. het voorstel van B. en W. de beste oplossing. Mevr. W e ij 1 zegt, dat er personen zijn, die voor een prikje vee opkoopen, waar aan bijzonder risico verbonden is. Wordt het goedgekeurd, dan hebben ze een mee valler. Wordt het afgekeurd, dan moeten ze de gevolgen maar lijden. Spr. bepleit af. „Wat voor nonsens vertel je me daar nu?" „Hebt u er dan niets van gehoord, wat gisteren hier is voorgevallen, madame?" zeide Rachel op bijna plechtigen toon. Esther schrok op. „Hebt u dan niets gemerkt, juffrouw Esther?" „Ik hoorde iets van een praatje over spoken. Maar daar geloofde ik als klein kind al niet meer aan. Dit bedoel je toch zeker niet?" „Maar stellig wel. Ik heb met eigen oogen het spook gezien. Al was het mijn stervensuur dan zou ik het nog op mijn bijbel bezweren." „Stil Rachel!" onderbrak Miss Maberly streng, „Hoe durf je hier dergelijke praatjes te komen vertellen! Dat moest je alleen al laten in het bijzijn van kinde ren!" „Ho hol riep Esther driftig, „vertel jij maar voort, hoor Rachel. Wat denkt u wel, Miss Maberly, dat ik een zuigeling ben, of niet wel bij mijn hoofd? En ik kan u dat wel zeggen, dat als ik een spook tegenkwam, ik hem beleefd zou vragen, wat er van zijn verlangen was." Rachel slaakte een gilletje en zelfs Miss Maberly kreeg een onbehagelijk gevoel.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 5