DE ZEEUW
Daalt Uw rente?
niet converteerbaar
TWEEDE BLAD.
Staten-Generaal
Violet Vaughan
LEVENSVERZEKERING-BANK
Een Belegglngs-Poils der „Nationale" Is
EERSTE KAMER.
FEUILLETON
BREEDE WATERING BEWESTEN
IERSEKE.
Innezondan MededeelIno,
Gemeenteraad van Middelburg.
De gouvernante zette ontzet haar tril
(Wordt vervolgd.)
NATIONALE
ROTTERDAM
VAN
DONDERDAG 19 APRIL 1934, Nr 107.
De Indische en Surinaamse!» begroo
tingen goedgekeurd.
Met bekwamen spoed heeft gisteren de
Eerste Kamer zich door de Indische be
grooting heengewerkt.
De Senatoren hebben blijkbaar ver
staan dat Minister Golijn zijn tijd meer
dan noodig heeft, nu hij ook het omvang
rijke departement van Minister Ver
schuur tijdelijk voor zijn rekening heeft
genomen.
Minister Co lijn kon zijln beant
woording van de sprekers beginnen met
de verklaring dat er niet meer dan een
was, die zich als opponent ontpopte, n.I.
de heer Mendels.
Spr. getuigt evenzeer als sommige spre
kers met eerbied 'over den arbeid van den
afgetreden Minister Verschuur, wien spr.
spoedig herstel wenscht.
Wat de reis naar Indië die niet door
gaat, betreft, van eenige oollisée tusschen
den G.-G. en spr. is nooit sprake geweest.
Het aanvankelijk uitstel der reis tot
Mei hing samen met de samenstelling der
Indische begrooting; spr. wilde daarbij
hooren wat men in Indië meende over de
tweede étappe van het sluitend maken der
begrooting.
Wat er in Indië gedaan is om terug te
komen tot een begrooting van 300 mil-
lioen, dit is zoo gewichtig en zoo belang
rijk, dat de laatste stappen niet meer met
brieven kunnen worden afgedaan; dan
komt men niet verder. Dan is mondeling
overleg noodig. Dan kunnen allerlei stem
mingen worden gepeild en weggenomen.
Het is zes jaar geleden toen spr. het
laatst in Indië was. Spr. wilde de sfeer
in Indië aanvoelen. Een brief geeft geen
sfeer. En niemand beter dan spr. kan
persoonlijk de Indische kringen op de
hoogte brengen van de sfeer hier, ook
internationaal.
Spr. wijst ook een persoonlijk overleg
tusschen den G.-G. en den Minister in Ne
derland niet af, verwijzend naar Britsch-
Indische voorbeelden.
Het onderwijsvraagstuk is zeer moei
lijk; het heeft spr.'s volle aandacht. Er
zal voorzichtigheid moeten worden be
tracht na de uitbreiding, er de laatste ja
ren aan gegeven.
Voorzichtigheid is zeker noodig t. a.
v. kolonisatie van Nieuw-Guinea. Spr.
ziet er de aantrekkelijkheid niet van. Hij
heeft er drie maanden gereisd en denkt er
niet aan, de kolonisatie met Nederland-
sche werkloozen te bevorderen.
De vraag der samenstelling van de
vloot kan ter sprake komen bij de behan
deling van het rapport Idenburg. Spr kan
zich daarover thans niet uitlaten en is
trouwens nog niet in het bezit van de
gevraagde adviezen.
De verdediging van het grondgebied
van het Koninkrijk der Nederlanden is
een imperiale aangelegenheid, waarbij
niet het moederland het imperium alleen
is. Het is dus moeilijk, een vaste verdee
ling der kosten op te maken, welke bo
vendien van ieders draagkracht afhangt.
Niet ten onrechte, zoo betoogt spr,, kan
worden vastgehouden aan een bedrag van
300 millioen als uitgangspunt voor een
sluitende begrooting. Er is reden voor op
timisme, al kunnen we nog geen „hoera"
roepen. Er zal dit jaar b.v. 19 millioen
bespaard worden door conversie der dol-
larleening. Nemen we ook andere facto
ren in aanmerking, dan ziet spr. den toe
stand niet zoo somber in als een jaar ge
leden.
Niet in 1935, misschien niet in 1936,
wellicht in 1937 zal een geheel sluitende
begrooting zijn verkregen, met schuld
delging uit de gewone middelen.
Het is niet weinig, wat Nederland voor
Indië heeft gedaan. Dit blijkt wel uit de
beoordeeling der credietwaardigheid van
door E. J. WORBOISE.
47.) —QH-
„Hoe zou dat kunnen? Ik beb den
naam Wilkinson nooit hooren noemen."
„Nog al glad. Ik zeide je toch, dat het
niet zijn werkelijke naam is?"
„Maar bij de Haseldines heb ik nooit
van iemand anders gehoord dan van een
zekere meneer Robert, en diens portret
heb ik vaak gezien. Bovendien is dat een
getrouwd man, en hij heeft een prachtig
goed in Devonshire."
„Hm; zou hij dan op de een of andere
wijize wat met de Warnefords te maken
hebben?"
„Dat is meer dan ik zeggen kan."
„Die zoon van den squire is toch dood,
zeg je?"
„Dat vertelt nurse althans. Alles wat ik
weet, is uit haar mond."
„Weet die nurse iets van de Warne
fords?"
„Niet meer, dan je van mij gehoord
hebt. Ja, ze heeft den squire meerdere
malt:n ontmoet; want deze heeft Miss Vio
lets zaken geregeld en kwam daardoor
dikwijle in juffrouw Haseldine'e huis.
Indië, waar men Nederland achter weet.
Een veel betere dienst dan menig andere,
die aanbevolen werd. Of er van schuld
van Nederland aan Indië sprake is, valt
ges te beoordeelen, als de eindrekening
er is.
Er is gesproken van bevoorrechting
van de Twentsche fabrikanten; dit is on
juist, er is gezocht naar maatregelen ten
behoeve van de Twentsche arbeiders. Er
is met Frankrijk verkregen, dat bij invoer
uit overzeesche gewesten in Frankrijk en
zijn koloniën de minimum-tarieven wor
den betaald, De maatregelen van de re
geering hebben t. o. v. de mais tot voor
treffelijke resultaten geleid.
Over de bestuurshervermmg denkt spr.
nog evenzoo als in 1918, toen spr. over dit
onderwerp beeft geschreven. We zijn nu
twintig jaren bezig, en wat bereikt werd
is niet veel anders dan over-administra-
tie. Ontlasting van de centrale organen
is niet verkregen; ze werden integendeel
zwaarder belast. Het zal moeten komen
tot groote gouvernementen met volledige
bevoegdheid. Ook de buitengewesten zul
len er in moeten worden betrokken, zal
er iets worden bereikt voor inkrimping
van den centralen dienst.
Het verleenen van voorschotten voor het
uitvoeren van groote werken in lndtë is
in tegenspraak met de opmerking dat de
schuld van Indië reeds te groot is.
Wat de volksbeweging betreft, uitbar
stingen moeten worden voorkomen, zoo
mogelijk, en men moet het er maar niet
op laten aankomen tot ze neergeslagen
moeten worden. De Indische bevolking,
gemakkelijk te misleiden, doch ook te lel
den, moet worden bejegend op een wijze
als de consciëntie ons voorschrijft.
De Indische begrooting wordt hierna
z.h.st. aangenomen.
De Surinaamsche begrooting, die daar
op aan de orde komt, wordt zonder de
bat en z.h.st. aangenomen.
(Slot.)
Dhr Lenshoek wijst er op, dat 'het
onderhoud polderhuis met f 100 verlaagd
zou worden. Ged. Staten hebben dit niet
goedgekeurd, omdat de betreffende bode
als ambtenaar aangeschreven staat. Spr.
vraagt welk advies bet bestuur gegeven
heeft.
Het besluit van Ged. Staten wordt hier
na voorgelezen.
Dhr Lenshoek wijst er op, dat de
post, als de bode ambtenaar is, niet ge
boekt mag worden bij onderhoud. Hoe
heeft het bestuur geadviseerd.
De voorz.: de bode is zelf bij Ged.
Staten geweest.
D'hr Lenshoek: maar het advies van
het bestuur is gevraagd.
De v o o r z.: ik geloof dat niet.
Dhr Schouten, te 's-Gravenpolder,
meent, dat Ged. Staten buiten bun be
voegdheid gegaan zijn. Zij hebben geen
zeggenschap over dezen bode.
Dhr O e 1 e vindt het belachelijk, dat het
bestuur zich dit laat aanleunen.
De voorz. merkt op, dat de bode
als zoodanig nooit officieel aangesteld is.
De heer Jonkers wijst er op, dat
togen elke beslissing in beroep bij Ged.
Staten gegaan kan worden.
De voorz. antwoordt dhr Lenshoek,
dat het bestuur zeker vergeten is dit ge
val op een vorige vergadering mede te
deelen.
De heer v. d. Have vindt het geen
manier zich de wet door een bediende
voor te laten schrijven, Als dit door een
ander f 100 goedkooper gedaan kan wor
den, moet meni dat doen.
De heer Van 't Anker merkt op, dat
het bestuur eigenlijk meent, dat den bode
de f 500 per jaar wel toekomt.
De heer 0 e 1 e wil weten wat het be
stuur nu wil doen, om te voorkomen, dat
het waterschap in de toekomst een amb
tenaar op zijn dak geschoven krijgt. Is
de bode ambtenaar, dan krijgt men straks
de pensioenkwestie.
De voorz. zegt, dat in deze maatre
gelen genomen zullen worden.
Dhr Jonkers brengt de kwestie der
werkloozen als d'elvers weer ter sprake.
Spr. geeft in overweging het voorstel der
commissie, de werkloozen zooveel mogelijk
aan de delfwerken tewerk te stellen, te
Maar veel heeft ze er niet van opgestoken,
alleen, dat hij drie of vier dochters had,
en geen zoon."
„We zullen nurse en dezen meneer
"Wilkinson samenbrengen. Het zou wel
eens kunnen zijn, dat er tusschen deze en
den squire een familiegelijkenis bestond,
die ons in verbazing zou brengen. Ga
morgen maar eens naar haar toe en vraag
haar op de thee. Maar zeg niet, waarom
het is, hoor; nog wat correspondeert
een van jullie nog met miss Violet?"
„Ik heb haar eens geschreven, sedert
ze Onslowsquare verliet. Ik had allang
weer eens moeten schrijven, om haar te
danken voor het cadeautje, dat ze me
laatst stuurde. Haar eigen werk nog
well"
„Schrijf dan dadelijk; bedank haar
natuurlijk, enz. enz. en dan, Dina, luister
goed vertel haar de gesohiedenis van
dezen jangen man; noem zijn naam, Wil
liam Wilkinson en vertel erbij1, wie zijn
patroons zijh; de gebroeders Metcalfe;
maar niets ervan, hoor je, dat hij den
naam Haseldine kent. Je spreekt er over
of hij een volkomen vreemdeling, voor je
is; en laat er vooral niets van doorsche
meren, dat je weet, dat hij onder een aan
genomen naam leeft. Begrepen, meisje!"
„Ja; ik zal een brief schrijven, alsof ik
aan mijn zuster schreef, doch ik laat alles
er uit, wat in verband etaat met het ge
steunen. Er zal dan meer arbeid gedaan
kunnen worden.
Dhr T r i m p e dan zullen de 'huidige
delvers zich tot 'hun organisatie wenden
en die gaat tot de regeering en het voor
stel keldert omdat het een verplaatsing
der werkloosheid is.
'De voorzitter: we kunnen er thans
geen geld meer voor uittrekken. Het be
stuur zal naar bevinding handelen.
De begroot/mg wordt hierna goedge
keurd.
De pachtsom voor reservegronden langs
de leidingen wordt vastgesteld op f 40 per
H.A. voor bouwgrond en f 80 voor wei-
grond. Voorts wordt besloten wederom 15
pet, reductie te verleenen op de pacht
1933/'84 en 1934/'35.
Een wijziging der Arohiefverordening
wordt als voorgesteld goedgekeurd. Even-
zoo wordt goedgekeurd om de couponbe
lasting te verhalen op d'e obligatiehouders.
Het bestuur stelt voor aan den zeven
tigjarige» sluiswachter Lindenbergh een
toelage van f 200 te geven.
Dhr I. W i H e m s e, Yerseke, wil voor
stellen, de toelage in dit geval iets te ver-
hoogen. Spr. 'betoogt, dat de betrokkene
dit wel verdiend heeft. Spr. wil de toelage
op f 300 stellen.
'De voorzitter beaamt, dat betrok
kene inderdaad steeds trouw op zijn post
geweest is.
Dhr Ganseman is hiertegen, omdat
anderen, door hem genoemd, ook slechts
f 200 ontvangen. Dan zou men de nog
levenden moeten verhoogen.
De voorzitter wijst op het verschil
tusschen de betrefffende functies.
De heer In 't Anker is er eveneens
tegen onderscheid te maken. Als de één
f300 krijgt, dan ook de ander. Het be
stuursvoorstel is f200.
Dé heer W i 11 e m s e is niet tegen al-
geheole verhooging tot f 300. Spr. kent
echter alleen van nabij bet werk van Lin
denbergh en meent, dat deze f300 wel
verdiend heeft.
De heer Z a n d e e wijst er op, dat hij
indertijd reeds voorstelde aan den schot
ter uit zijn kwartier f250 te geven. Dit
werd echter afgestemd. Als de één ver
hoogd wordt dan ook de ander f 300.
Het voorstel-Willemse (nader gewijzigd
tot f 250) wordt met 89 tegen 57 st. ver
worpen.
Hierna wordt overgegaan tot het op
maken van vier aanbevelingen ter voor
ziening in de vacatures A. Linden
bergh, M. Nieuwenhuijse en M. in 't An
ker en de vacature ontstaan door het ver
plicht aftreden van den heer P. Mol Jr.
De heer Lenshoek maakt er aan
merking op, dat de voorzitter niet ter ken
nis van de vergadering bracht, dat Ged.
Staten de vermindering van het aantal
gezworenen niet goedgèkeurd hebben. Nu
is de tijd van beroep verstreken.
De voorz. wijst er op, dat het be
sluit van Ged, Staten zoo duidelijk was,
dat men meende, dat er niets tegen te
doen viel. Het bestuur was dit in zijn ge
heel van meening. Om de kosten schreef
men geen vergadering er over uit.
De heer Lenshoek meent, dat de
ingelanden moeten beoordeelen of men al
of niet tegen zulk een beslissing bij de
Kroon in beroep zal gaan.
Bij stemming worden de voordrachten
daarna als volgt opgemaakt:
1. A. lindenbergh, 2. J. de Groene, 3.
P. A. Lindenbergh;
1. M. Nieuwenhuijse, 2, J. Tolhoek, 3.
G. Dekker;
1. M. in 't Anker, 2. A. Glerum, 3. G.
de Vrieze;
sprek van vanavond."
„Juist zoo. En voor de rest kan ik het
werk gerust aan je overlaten. Vrouwen
zijn er bekend om, dat ze in haar brieven
zoo goed de zaken kunnen weergeven."
„Vleier. Dat gaat lang niet altijd op."
„Jij kunt het in ieder geval wel, Dina,
en dat is voor mij voldoende. En hij' zeide,
dat hij een zuster had, die D'aisy heette.
Aardige naam, hè? 't Is nog zoo'n slechte
gewoonte niet, om vrouwen naar 'n bloem
te noemen. (Daisy madeliefje; Vio
let viooltje.)
Als wij eens zoo'n kleine peuter had
den, zouden wij haar Violet Dina kun
nen noemen, of anders: Dina Violet!
Maar alle gekheid op een stokje, probeer
morgen bij nurse ook eens uit te vinden,
of er een juffrouw Daisy Warneford be
staat."
HOOFDSTUK XIX.
Intusschen gingen de zaken op Warne
ford Grange, tijdens de afwezigheid van
den squire, niet zoo naar wensch. Het
praatje van de geheimzinnige verschij
ning, de een sprak van een spook, de an
der van een indringer van vleesch en
bloed, ging al gauw door het dorp. Te
meer, toen het keukenpersoneel, de een
voor de ander na, den dienst opzegde,
omdat ze geen lust hadden, te verblijven
in een huis, waar zulke vreemds dingen
1. P. van Overbeeke, 2. A. Mol, 3. H. A.
Nijsse.
Rondvraag. De beer D. Linden
bergh, Wemoldinge vraagt wat er tegen
de achterstallige polderlasten gedaan
wordt.
De vo o r z. zegt, dat de menschen her
haaldelijk gemaand zijn en men nu tot
straffere maatregelen moet overgaan.
Gistermiddag vergaderde de gemeen
teraad van Middelburg. Afwezig met
kennisgeving dhr Jeronimus. Verder zijn
er twee vacatures (van Mr van Andel en
Mr Bybau).
Ingekomen stukken. Goedkeuring van
Raadsbesluiten door Gedep. Staten.
Dankbetuiging van H. M, de Koningin
voor betoonde deelneming in verband met
het overlijden van H. M. de Koningin
Moeder.
Naar aanleiding van het schrijden van
B. en W. over de gemeentebedrijven zeg
gen de hoeren Paul en den Hollander er
prijs op te stellen later nog wat meer te
vernemen inzake de fontein op de Balans.
Dit wordt toegezegd.
Het adres van den heer Dronkers in
zake woningbouw gaat naar B. en W. om
prae-advies.
Naari aanleiding van de ontslag
aanvrage van den heer Mr
v. Andel als raadslid spreekt de voor;
zitter de volgende woorden:
Het zal ongetwijfeld door U allen met
leedwezen zijn vernomen, dat redenen
van gezondheid mr van Andel nopen het
raadslidmaatschap neer te leggen.
De heer van Andel had in den Raad
van Middelburg zitting, van Sept. 1909
Sept. 1919 toen hij zich niet meer be
schikbaar stelde en opnieuw sedert
Sept. 1931; in totaal dus gedurende ruim
I2V2 jaar.
Men heeft den heer van Andel hier lee-
ren kennen als een scherpzinnig, ijverig
raadslid, gewoon zich ernstig voor te be
reiden op de besprekingen en zich daarin
niet onbetuigd te laten. Als een man van
groote belangstelling in de zaken onzer
Gemeente, die voor zijn overtuiging en in
zichten onbewimpeld placht uit te komen,
daarmede niet getransigeerd heeft en dat
zeker nooit zou doen om zich aangenaam
te maken bij anderen, Een strijdbaar
man, die van de strijdbaarheid van zijn
natuur, het genot en de lasten zal hebben
ervaren.
Bij de scherpe instelling van zijn geest,
ook wel van zijn woord, waardoor ande
ren zich genoodzaakt zagen tegen hem in
het krijt te treden, toch een man met een
gevoelig hart; gevoelig met name voor het
leed en het geluk van anderen.
In den Raad blijft de herinnering aan
dat alles; ook de herinnering aan den
arbeid, waarvoor ik dep heer van An
del, stellig mede uit naam van dan Raad,
dank zeg.
Bij zijln scheiden uit de Raadszaal, die
hem vele malen als een tournooiveld
gold, zijn wij allen, mede- en tegenstan
ders, bereid hem ridderlijk uitgeleide te
doen, met oprecht leedwezen over de
oorzaak van zijn terugtreden, met de er
kenning van zijne gaven en kwaliteiten
en met den hartelijken wensch, dat de
voorgeschreven rust, hem icnder Gods ze
gen het gehoopte herstel moge brengen.
(Applaus.)
De voorz. zegt, in antwoord op
vragen van den heer Paul in een vo
rige vergadering gedaan dat, als ge
volg van een nadere bespreking en cor
gebeurden. Mevrouw Warneford was ten
einde raad. Want natuurlijk zou haar
man het voorgevallene spoedig ter oore
komen, en hij zou wel wijzer zijn, om in
dat geval aan bovennatuurlijke invloeden
te gelooven, O, wat moest ze zeggen?
Esther en miss Maberly hadden, na
Williams vertrek, een wonderlijken dag.
Esther slaagde er niet in, haar gedach
ten bij haar lessen te houden. En het
moet gezegd, al was miss Maberly geens
zins in vriendelijke stemming, dat ze er
weinig acht op sloeg.Het scheen wel, als
of zij met haar gedachten elders was.
Klaarblijkelijk werd zij door iets bezig
gehouden, dat haar niet losliet. Tegen
vijf uur kwam Rachel in de schoolkamer
thee brengen. Ze waren juist bezig met
aardrijkskunde; en miss Maberly, een
oogenblik opkijkend, merkte op, dat Ra
chel vroeger dan anders met de thee
kwam.
Rachel stond een oogenblik aarzelend
te wachten en Esther zag, dat het meisje
aan een vreemde onrust ten prooi was.
Miss Maberly keek verstoord. „Zie je niet,
meisje, dat we nog bezig zijn? Ik zal wel
b"lleu, als we thee willen hebben."
„O, madame, alsjeblieft, neemt u het
nu maar", barstte Rachel los. „Het wordt
al zoo donker, en dan durf ik niet meer
door de gang.
respondentie de voordracht van Beoreta-
ris van het Burg. Armbestuur, op verzoek
van het B. A., als niet gedaan moet wor
den beschouwd. Inmiddels zijn sollicitan
ten voor deze functie opgeroepen. Over
de wenschelijkheid van combinatie van de
functies van secretaris en penningmees
ter van het B. A. willen B. en W. zich
liever nu nog niet uitlaten. Daarover zou
eerst overleg met het B. A. dienen ge
pleegd te worden.
Hierna wordt de geloofsbrief van het
nieuw benoemde Raadslid, den heer R.
van Roo, onderzocht en in orde bevon
den.
Dhr Paul stelt voor de benoeming van
een lid van het Burg. Armbestuur aan te
houden, omdat het Spr. bekend is, dat
beide aanbevolenen een benoeming niet
zullen aannemen.
In antwoord op een vraag van dhr v. d.
Feltz zegt de voorz., dat B. en W. of
ficieel hiervan niet weten. Officieus
weet Spr., dat het B. A. zich al beraden
heeft over een nieuwe aanbeveling.
De benoeming wordt aangehouden.
Tot leden van de commissie van toe
zicht L. O. worden benoemd de beeren F.
A. Rosendaal en J. Lamport.
Wijziging heffing s-veror-
dening keurloonen vee en
vleesch (halveering van het keurloon
voor afgekeurd vee).
De heer v. d. F e 11 z begrijpt het voor
stel van B. en W. niet. Er is geen reden
om minder keurloon te berekenen als het
vleesch wordt afgekeurd. Op die manier
wordt de risico van het slagersbedrijf
overgeheveld naar de gemeente. Als men
in het Ziekenhuis wordt opgenomen om
gefotografeerd te worden en de dokter
vindt niets, dan moet men toch betalen.
D'hr Heemskerk zou nog verder
willen gaan. Strikt genomen, zouden de
kosten van den vleesohkeuringsdienst be
taald moeten worden door de slagers, die
vee slachten, dat afgekeurd wordt. Prac-
tisch is dit niet uit te voeren. Maar als
men in zijn bedrijf een ongelukje heeft,
moet men toch niet naar de gemeente
komen om daarvoor schadeloos te worden
gesteld. Men moet niet voor alles naar
de Overheid loopen. Spr. acht het voor
stel van B. en W. ongeoorloofd.
Dhr Harthoorn steunt het voorstel
van B. en W. op billijkheidsgronden. Een
slager kan het keurloon van goedgekeurd
vee omrekenen in de vleeschprijzen, maai
niet van afgekeurd vee.
Dhr den Hollander betoogt, dat
de keuringsdienst er niet is voor den sla
ger, maar voor het publiek.
Dhr Heemskerk: en voor zijn be
drijf.
Dhr den Hollander ontkent dit.
Daarom is Spr. voor het voorstel van B.
en W.
Mevr. W e ij 1 merkt op, dat er verze
keringen zijn, waarbij men zich kan dek
ken tegen de gevolgen van afkeuring.
De voorz. verdedigt het voorstel van
B. en W, Er was gevraagd algeheele vrij
stelling van keurloon bij afkeuring. Daar
waren B. en W. tegen. De Raad van
Veere verzocht aan B. en W. inmiddels
vrijstelling van keurloon bdj afkeuring
van uit nood geslacht vee. Al deze bij
zonderheden kan men echter niet in een
verordening gaan opnemen. Daarom acht
Spr. het voorstel van B. en W. de beste
oplossing.
Mevr. W e ij 1 zegt, dat er personen zijn,
die voor een prikje vee opkoopen, waar
aan bijzonder risico verbonden is. Wordt
het goedgekeurd, dan hebben ze een mee
valler. Wordt het afgekeurd, dan moeten
ze de gevolgen maar lijden. Spr. bepleit
af. „Wat voor nonsens vertel je me daar
nu?"
„Hebt u er dan niets van gehoord, wat
gisteren hier is voorgevallen, madame?"
zeide Rachel op bijna plechtigen toon.
Esther schrok op.
„Hebt u dan niets gemerkt, juffrouw
Esther?"
„Ik hoorde iets van een praatje over
spoken. Maar daar geloofde ik als klein
kind al niet meer aan. Dit bedoel je toch
zeker niet?"
„Maar stellig wel. Ik heb met eigen
oogen het spook gezien. Al was het mijn
stervensuur dan zou ik het nog op mijn
bijbel bezweren."
„Stil Rachel!" onderbrak Miss Maberly
streng, „Hoe durf je hier dergelijke
praatjes te komen vertellen! Dat moest je
alleen al laten in het bijzijn van kinde
ren!"
„Ho hol riep Esther driftig, „vertel jij
maar voort, hoor Rachel. Wat denkt u
wel, Miss Maberly, dat ik een zuigeling
ben, of niet wel bij mijn hoofd? En ik kan
u dat wel zeggen, dat als ik een spook
tegenkwam, ik hem beleefd zou vragen,
wat er van zijn verlangen was."
Rachel slaakte een gilletje en zelfs Miss
Maberly kreeg een onbehagelijk gevoel.