Dammen
Voor de jeugd.
ALSEMTïUGEN
n. Het brandt en het brandt niet.
in de volle eon en overtuig u van te vo
ren, dat de potkluit goed vochtig is.
10. Gebruik nooit geheel geglazuurde
potten, maar slechts die, waarin een on
geglazuurde poreuze pot past.
Enkele recepten.
Deensche rijst. Benoodigd: 1 L.
melk, 30 gr. suiker, 1 ei, zout, 1,5 ons
rijst, 1 ons bitterkoekjes.
Bereiding: rijstebrei koken, suiker, eier
dooier en stijfgeklopt eiwit toevoegen.
Rijst en bitterkoekjes laag om laag in een
vuurvast schoteltje leggen, het schoteltje
10 minuten in een niet te warmen oven
zetten.
Dukol verpakte Levensmiddelen 1
Dukol Rijst
Dukol Gort
DUKOL BRENGT VOORDEEL l
Parelgortsoep of water-
gruel. 25 gr parelgort, 3,5 d.L. water,
1 d.L. bessensap, 20 gr. krenten of 25 gr.
gedroogde pruimen, 20 gr. suiker.
Breng in een klein pannetje het water
aan de kook, strooi er de parelgort in en
laat die op een zeer zacht vuur l'/s uur
koken. Voeg er dan het bessensap, de
suiker en de gewasschen krenten of prui
men bij, laat alles samen nog Va uur
doorkoken, tot de soep dik vloeibaar is.
Eenvoudige broodtaart.
1,5 'ons oud brood, zonder korst, L.
melk, 3 eieren, 60 gram suiker, 50 gram
amandelen, wat geraspte citroenschil, 60
gram boter.
Los de suiker op in de heete melk en
week hierin het brood. Wrijf het mengsel
fijn, vermeng het met de gepelde en ge
hakte amandelen, de gesmolten boter, de
citroenschil, de eierdooiers en het laatst
de zeer stijf geklopte eiwitten. Doe do
massa in een springvorm die met boter
ingesmeerd en met paneermeel bestrooid
is. Bak ze in een heeten oven een uur,
neem ze voorzichtig uit den vorm en laat
ze koud worden.
Sinaasappelbowl. Op Va pond
broodsuiker wrijft men de schil van twee
sinaasappelen af en overgiet dat met
liter water en een halve flesch rooden
wijn. Hierbij voegt men den afgewreven
sinaasappel, nadat die van de witte vel
letjes is ontdaan en in schijven gesneden.
Verder vermengt men alles met het sap
van 1 citroen en van 2 sinaasappelen,
dekt het dicht en laat het (liefst zoo koud
mogelijlk) trekken.
Eenige wenken.
i Pannen die geroest zijn, kan men
weer goed krijgen door ze stevig af te
wrijven met spekzwoerd.
Om eiresten, die zoo hardnekkig
aan beenen eierlepeltjes blijven vastkle
ven, te verwijderen, wrijft men ze voor
het afwasschen even met grof keukenzout
af; ieder spoor van ei verdwijnt onmid
dellijk.
Als de soep te zout is, kan men een
paar stukken geschilde aardappelen la
ten meekoken; deze nemen het grootste
deel van het zout op.
Onze vragenbus.
Mej. B. te D. U wilt een middel om de
handen gaaf en zacht te houden? Probeer
eens het volgende; maak een mengsel van
gelijke deelen glycerine, eau de cologne
en citroensap. Hiermee af en toe de han
den inwrijven.
Mej. d. R. te G. Het komt meer voor,
dat honing versuikert of kristalliseert. U
kunt dit weer verhelpen door de pot met
honing een poos in warm water te zetten.
Mej. G. te M. De kaarsvlekken op tapijt
en tafelkleed kunnen als volgt worden
verwijderd: U legt over de vlekken een
stuk grauw papier. Daarover gaat U met
een warm strijkijzer. Het vet dringt dan
in het poreuze papier. De bewerking net
zoo lang herhalen, tot het papier geen
vet meer opneemt.
Gelieve alles, deze rubriek betreffende,
te adresseeren aan P. Mons, Westerstr.
221, Amsterdam.
Oplossing probleem 336.
Auteur: J. H. Bakker, Amsterdam.
Stand.
Zwart 12 söh. op: 6, 8/10, 12, 14, 18/20,
<50 en 29.
Wh 12 sch- op: 11, 27, 30, 32, 35/38,
43, 44, 45 en 48.
Oplossing.
££g:l7X26'26X37-
Oplossing probleem 337.
Auteur: G. W. Spittuler, A'dam.
Stand.
Wit 9 sch. op: 8/11, 14, 20, 21, 27 en 37
Zwart 10 sch. op: 23, 28, 32/35, 38, 39,
41 en 44.
Oplossing.
Wit: 28-22, 39-34, 35X2, 2 X 5.
Zwart: 27X49, 37X30, 49X46.
Probleem 338 (eindspel).
Auteur: A. J. Moggré Jzn, Schoondijke.
Doordat de diagramstand van bovenge
noemd probleem niet gelijk was met de
cijterstand, geven wij onderstaand pro
bleem nog ter oplossing.
47 48 49 50
Zwart 2 sch. op: 11 en 23.
Wit 1 dam op: 13.
Wit speelt en wint.
Oplossingen.
Febr.-problemen vóór 6 Maart in te
zenden aan bovenstaand adres.
Oplossing probleem 339.
Auteur: G. W. Spittuler, A'dam.
Stand.
Zwart 8 sch. op: 7, 8, 9, 13, 15, 20, 26,
35 en dam op 45.
Wit 10 sch. op: 18, 22, 23, 29, 31, 32,
34, 38, 44 en 50.
Oplossing.
Wit: 22—17, 29—24, 50—45, 45X1.
Zwart: 26X19, 45X40, 19X30.
Goede oplossingen.
Ontvangen van: S. Bosselaar, S. Blaas,
P. de Visser, A. de Visser, A. Willemse,
Aagtekerke; M. G. Geschiere, J. Modder-
kreeke, Nieuwdorp; J. ALmekinders Jr, D.
de Hullu, Oostburg; J. Daane, A. de Wit
te, J. Geelhoed, Zoutelande; A. J. Moggré
Jzn, Schoondijke; H. K. Allaart, Ritthem;
J. de Visser, Westkapelle; E. Westveer, I.
A. Pasman, Kruiningen; Joh. Dingeman-
se, Koudekerke; G. P. Vogelaar Jr, no.
337, Krabbendijke; J. Scheele, Zaamslag.
1 2 3 4 5
47 48 49 60
In deze stelling ging het spel als volgt:
120—25
2. 44—39 25—30?
3. 45—40 1420(a)
Op 2329 had wit door 2823 een
schijf gewonnen.
4. 40—34 20—25
5. 2722 18X27
6. 37—31 27X36
7. 34—29 23 X34
8. 32—27 21X23
9. 33—29 24X44
10. 40X 9 3X14
11. 35X2
(a) Op 1520 volgt dezelfde slag.
Beste Nichtjes en Neefjes!
Den laatsten tijd hebben we zooveel
cijferraadsels gehad, voor afwisseling zal
ilk deze keer maar eens een paar 'andere
geven.
Vam het derde raadsel zal i'k nog even
vertellen, dat er op die plaats van de pun
ten letters moeten komen, de volgorde
blijft gelijk.
En nu maar eens proheeren of jullie
deize ooik zoo goed kunt vinden.
I. Wie kan dit spreekwoord leizen? De
eerste letter is een Z.
Znoeongneewrongnoeonoz.
Hoe kan dat?
UI. Wie kan. dit raden
.v.n.r..dm..iw..r..nb
..rd.
Goes. „Luistervinkje." Voor het
schrijven moet je nog eens extra je best
doen, dat je daar ook een voldoende voor
krijgt. Nu heb je me niet eens verteld dat
er van de week een tante bij jullie lo
geerde, of was het niet zoo? „Blondine".
Geen wonder dat jij hard aan het breien
ging nu er zoo iets moois in de kluwen
zat. Kon je de raadsels nogal vlug vin
den? De oplossingen heb je goed. „Bar-
beris." Jammer dat je je vriendinnetjes
niet op mag zoeken bé? Zijn er bij jul
lie op school veel kinderen die roodvonk
hebben? Ja, zulke kleine kindertjes kun
nen meestal een flinke keel opzetten.
„Schrijfstertje." Als jij1 je naam eer aan
blijft doen, zullen er wel lange brieven
komen. Je kunt het mooi hoor. Ik kan
begrijpen, dat jij in je nopjes was met bet
versje. Het is goed dat je met de kleinen
mee gaat doen.
V e e r e. „Moeders kleinste" en „Va
ders helper". De eerste naam is goed,
maar voor de tweede had ik liever een
andere, omdat deze er al is en dan wor
den er wel eens vergissingen gemaakt. De
raadsels zijn allemaal goed.
St. Laurens. „Nastertje." Heerlijk
hé, dat het al zulk mooi weer wordt. Je
broer zal nu wel flink opknappen. Je
treft het alweer dat er ook een kinderfilm
is. „Klaverblad". Ik had het briefje niet
gezien, dus zou ik het in 't vervolg maar
op een los blaadje doen. Wat een verras
sing toen je tante zoo onverwacht
Zoo'n paar dagen zijn anders maar gauw
om hé. „Vaders knecht". Dat is nog eens
fijn hé, om zoo midden in den winter een
paar dagen uit logeeren te gaan. Nog
hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag.
Was de hond ook blij met zijn halsband?
Wissenkerke. „Robbedoes". Heb
je het boekje nu ontvangen? Ik vond het
echt vervelend voor je, dat het zoo lang
duurde. Heb jij ook al flink van het mooie
weer genoten?
Borsselen. „Mappie". Voor jou
was het laatste raadsel alvast niet moei
lijk. Je hebt een mooi rapport gekregen.
Nu moet je het briefje de volgende keer
ook eens zoo schrijven dat ik je er een
8 voor kan geven.
Serooskerke. „De Ruyter". We
zullen deze winter wel niet meer aan
schaatsenrijden toekomen. Nu het zulk
prachtig weer is vind ik het ook niets
naar. Je nichtje is wel met iets lekkers
begonnen. „Maurits." De raadsels voor
de grooteren heb je goed, je moet er dus
maar mee door blijven gaan. Fijn dat jij
het volgend jaar ook mee mag zingen.
Kun ja het goed? „Begonia". De laatste
loodjes wegen het zwaarst. Is het bij jul
lie op school ook zoo, of heb je nog geen
repetities? Pas maar op dat je niet te veel
grappen maakt. „Geranium". Mijn har
telijke gelukwenschen met je verjaardag,
ook voor die van B., want dat had ik ver
geten. Zijn jullie Zaterdag op de fiets
uit geweest? Effen sokjes vind ik ook
mooi hoor. „Klavervier". Toen ik je
briefje zag, dacht ik eerst dat het van
een nieuw nichtje was, maar dat kwam
door het mooie papier. Ik vind het
prachtig hoor.
Bergen op Zoom. „Loolaantje."
Moet jij ook aan de voordrachten mee
doen? Dat vlaggen-tableau lijkt me wel
mooi. Wat wordt die zus toch een schat.
Praat ze al een beetje? „Corn, de Witt".
Zoo'n versje heb ik niet en 'tzelf maken
lijkt me niet zoo gemakkelijk. Zie jij er
kans toe? Doe maar goed je best, anders
moet je in de vacantie nog thuisblijven.
„J. P. Koen". Ik geloof dat als je klaar
bent met uitknippen, dan het moeilijkste
pas begint, dus houdt maar moed. Jij
hebt op zoo'n manier een flink stuk Va-
derlandsche Geschiedenis gezien.
Arnemuiden. „Dikkie". Echt ge
zellig, dat jij de plaats van je broer in
komt nemen. Wat hebben jullie een on
deugende kat. Je moet hem in 't ver
volg 't nachts maar opsluiten. De raadsels
heb je goed 'opgelost.
Lewedorp. „Zeemeeuw." Ik ben be
nieuwd hoe dat vak je bevallen zal; het
zal eerst wel erg vreemd zijn. Ik wist niet
dat dat nichtjes van jou zijn. M'n har-
telijken dank voor het raadsel. De volgen
de week zal ik het plaatsen.
Biggekerke. „Postmeisje." Nog
hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag.
Maak je de teekening ook zelf? Mogen de
kinderen ook op de ouderavond komen?
Jij hebt er heel wat handwerkjes voor ge
maakt. „Moeders Oudste". Je hebt zoo
wel plezier van het boekje nu het ook op
school wordt voorgelezen. Dat andere zal
ook wel mooi zijn. Is de juffrouw al
weer beter? „Sneeuwwitje". Ik geloof dat
jij ook niet erg goed kan knikkeren. Met
mij' ging het vroeger net zoo, ik verloor
altijd alles. Wie is dat vriendinnetje, gaat
zij ook met de raadsels meedoen? „Blauw-
oogje". Wil je Opoe van mij ook felici-
teeren met haar verjaardag. Het is een
kroonjaar (hè. Wordt Klaas al een flinke
jongen? Ja, de anderen vonden 'het ge
dichtje ook leuk.
V e e r e. „Meidoorn". Jij bent de eerste
die hem af heeft. Leuk dat ze hem alle
maal zoo mooi vinden. Als ik naar Veere
ga, zou ik het beter van den zomer eens
kunnen doen. „Anjelier". Hebben jullie
anders 's Zaterdagsmorgens soms vrij?
Dat was een meevaller Woensdag. Kun
jij zelf ook zwemmen? „Aster". 'Gezellig
dat Anjelier bij je kwam. Hebben jullie
naar de radio geluisterd of touwtje ge
sprongen. Jullie had geloof ik het meest
zin in het laatste, ia 't niet
Gr o ede. „Balroosje" en „KoTen-
bloempje". Nu er zooveel zangvereni
gingen komen zal het wel een mooie
avond worden. Was de dn'kt zoo dun of
de pen slecht?
Koudekerke. „Klimroos". Dat je
niet eerder geschreven hebt neem ik je
niet kwalijk, het was ook zoo'n droeve
week voor je. Ik vind het prettig, dat je
het mij vertelde, het is al zoo lang geleden
dat zij mee deed, ik 'had er geen erg in
gehad.
Vlissingen. „Betje Wolf". Flink
dat je zulke mooie cijfers had. Het schrift
zal er wel keurig uitzien. Weet je ook
waardoor die vrouw zoo bekend is gewor
den? „Naerebout". Konden jullie het met
de jonge meneer ook goed vinden, of nog
beter dan met de andere. Ja, als er be
hangen wordt is het meestal een rommel.
Moeten er nog meer kamers gedaan?
Souburg. „Piet Hein." Vind je het
moeilijk landkaartjes te teekenen? Als je
een raadsel gemaakt hebt, mag je het stu
ren, dan zal ik wel zien of ik het gebrui
ken kan. „Melkmeisje." Wat jammer dat
de geraniums bevroren zijn. Ga je nu
weer nieuwe planten? Maar gelukkig
dat er nog een „Melkmeisje" is, nu je an
dere zuster weg is.
Nieuwdorp. „Juffertje." Jullie hebt
dus wel succes gehad met het jaarfeest.
Er zijn flinke leden bij. Moeten de meisjes
zelf ook wel eens inleidingen maken?
„Boerinnetje." Op zoo'n manier leer je
heel wat versjes. Als je ze allemaal maar
kunt onthouden. Ja ik heb hem ook wel
eens gehoord, maar ik vind het niet erg
mooi. „Rakkertje." Nee, stoppen is niet
zoo'n erg prettig werkje, maar je moet
het toch goed leeren. Als het niet zoo ver
weg was kwam ik vast luisteren. Hoe is
dat spelletje? „Juffertje in 't Groen". En
gaat het haken ai een beetje? Pannelap
pen is altijd een goed begin. Dat verhaal
tje ken ik niet. Mag het vriendinnetje
jou boekjes ook lezen? „Dagbloem". Ik
dacht dat je ouder was; je schrijft al zoo
netjes. Het eerste raadsel was van Map
pie. Is de verkoudheid al weer over?
Allen hartelijk gegroet van
TANTE BOLLIE.
WIE WAS DE DADER?
VL
Met een klap sloeg Arend zijn boek
dicht. Ziezoo, dat was klaar.
Meteen stond hij op, schoof het raam
omhoog en stak zijn hoofd naar buiten.
„Zeg, ben je van plan er uit te sprin
gen?" vroeg Tom.
„Welnee, ik voel alleen maar even of
het nog droog is".
Tom was nog aan zijn sommen bezig,
die natuurlijk weer niet uit wilden komen.
Wacht, hij 'kon nu ook wel een luchtje
scheppen, dan ging het rekenen straks
misschien wel beter, en een oogenblik
later staken er twee hoofden naar buiten.
Het begon al een beetje donker te wor
den in den tuin; maar het rook zoo heer
lijk voorjaarsachtig.
„Ik zou hier wel de heele avond willen,
blijven, jij niet Arend?"
„Ja, ik ook wel; maar ga jij nu eerst
je sommen afmaken".
„Och, die akelige som,men, ik kan er
maar twee van de vijf".
„Laat eens zien, welke het zijn, mis
schien kan ik je wel helpen".
„Ja graag", zei Tom.
Arend, die een klas hooger zat dan hij,
kon veel beter leeren. Toch deed ook Tom
goed zijn best, want hij zou het vreeselijk
vinden te moeten blijven zitten, vooral
omdat Jan ook bij hem in de klas zat.
Arend had al gauw gevonden wat er
aan haperde en nu moest Tom zelf de
sommen nog even uitrekenen.
Het was al meer dan eens voorgekomen
dat Arend ze voor Tom gemaakt had.
Toen Vader dat merkte had hij het ten
strengste verboden. Als bet nog eens ge
beurde moest er maar één beneden zijn
huiswerk komen maken. Arend mocht
wel zeggen hoe hij ze doen moest, maar
Tom moest ze zelf uitrekenen. Desnoods
maar een paar fouten erin. Dat was toch
nog beter dan een tien voor sommen die
hij niet zelf gemaakt had.
„Zeg als je klaar bent moet je nog even
bier komen, riep Arend, die weer uit het
raam hing tegen Tom, „ik moet je iets
leuks vertellen".
„Wat is het dan, vertel maar op".
„Nee, eerst je sommen, dan zijn we
tenminste klaar als ze soms van beneden
roepen".
Met een ruk schoof Tom zijn stoel bij
de tafel en ging hard aan het pennen met
het gevolg, dat het werk er nu niet be
paald netjes kwam uit te zien.
Spoedig was bij nu ook klaar, nog even
zijn taseh ingepakt en toen kon hij zijn
plaatsje in de vensterbank weer innemen.
Wat zou Arend toch hebben, het was
vast wel iets bijzonders.
„Vertel maar gauw, ik houd het niet
langer uit".
„Nou moet je hooren, ik had gedacht,
maar misschien vind jij het toch wel niet
leuk" en Arend zweeg weer.
„Zanik nu niet; natuurlijk vind ik het
leuk; wat had je dan?"
„Nee, ik zal maar wachten tot morgen,
dan is Jan er ook bij".
„Hè, wat doe je weer vervelend. Eerst
mij nieuwsgierig maken en dan niets wil
len zeggen. Je bent een echte flauwerd
hoor".
„Nou vooruit dan maar. Vind jij ook niet
dat we het prieel een naain moeten ge
ven?"
„Een naam? Ja, dat is eenig. Dat we
daar niet eerder aan gedacht hebben" en
Tom maakte zoo'n wild gebaar, dat Arend
heusch even bang was dat hij uit het
raam zou tuimelen.
Allerlei namen werden bedacht en er
was nog geen oplossing gevonden, toen
Mieke ineens met een groote stem door
de kamer riep: „Zoo jongetjes, is dat wer
ken? Zoo kan ik het ook hoorl Jullie
moeten direct beneden komen en ik zal
het lekker vertellen".
„Je houd je mond hoor", vloog Tom
direct op. Arend zei niets en evén later
gingen ze samen de trap af.
Mieke had beneden haar verhaal nog
wat aangedikt, want eigenlijk was er niet
veel te vertellen, maar moeier was er
niets blij mee, ze vond het echt naar al
tijd dat geklik.
„En is het werk klaar?" vroeg Vader
vriendelijk.
„Ja Pa, we hebben alles af", antwoord
de Arend, maar Tom, die met booze blik
ken naar Mieke stond te kijken kon na
tuurlijk zijn mond niet houden.
„Wat heeft dat vervelende kind weer
van ons verteld?"
„Vervelende kinderen zijn hier niet
Tom, en Mieke heeft alleen maar verteld,
dat jullie in de vensterbank zaten, mocht
ze dat dan niet vertellen?"
Even keek Tom Moeder verbaasd aan.
Hij wist wel, dat ze direct beneden moes
ten komen als het werk klaar was, en had
eigenlijk gedacht een standje te zullen
krijgen.
„Och jawel", antwoordde Tom aarze
lend.
Mieke had ook verwonderd gekeken en
al gauw begrepen, dat het om haar klik
ken was; Moeder had immers al zoo vaak
gezegd, dat het zoo'n leelijke gewoonte van
haar was.
(Wordt vervolgd.)
88.) o—
„Goeden morgen, zuster," zei Willem.
„Laat ik daar eerst es mee beginnen, 'k Ge
loof, dat ik de laatste ben vanmorgen, maar
't slapen wou vannacht niet te best, dus
moest ik wat inhalen," vervolgde hij la
chend.
„Pijn gehad aan je been vannacht, Van
Wijk?" informeerde de zuster; terwijl ze
naar zijn bed toekwam.
„Neen, dat niet," was het antwoord.
„Maar je kunt ook niet altijd slapen."
„Dat merk ik," zei de zuster, „maar de
nachtzuster heeft niets aangaande jou ge
rapporteerd."
Meteen dacht Willem er aan, eens te vra
gen wie vannacht de roude gedaan had,
„Zuster," begon Van Wijk.
„Wat is er?"
„Wie was die zuster, die vannacht dienst
had? Ze had zoo'n bekend gezicht, dat ik
vast geloof haar meer gezien te hebben."
„Laat es kijken." Even dacht ze na, toen
antwoordde ze: „Ik denk dat het zuster Ber
tha geweest is. Maar ken jij1 die?"
„Daar heb ik nog niet veel aan," grapte
Willem.
,,'k Zit juist over haar naam na te denken,
maar je bent ook zoo haastig," lachte de
zuster.
„Heet ze misschien Bertha IJzerman?"
vroeg de patiënt.
„Ja, juist, dat is haar naam. Maar hoe
ken je haar dan?"
-„Ze komt denkelijk uit mijn geboorte
plaats. Zou u haar eens willen vragen of
ik haar eens zou mogen spreken?"
„Met alle genoegen, maar dan moet je
wat geduld oefenen, want op 't oogenblik
slaapt ze. Maar ik twijfel er niet aan of ze
zal aan je verzoek voldoen."
„Als 'tnu dezelfde maar is," mompel
de Willem.
't Zal ongeveer een uur of drie in den
middag geweest zijn, toen zuster Bertha de
zaal waar Willem lag, binnentrad.
Oogenblikkelijk liep ze op den patiënt toe.
Deze herkende haar dadelijk. Ja, dat was
Bertha. Maar zeer verouderd. Toch deed ze
opgewekt als vroeger en zei: „Dat had ik
niet gedacht hier een 'oude kennis te zullen
ontmoeten." Hartelijk was de begroeting.
Nauwkeurig moest ze weten, hoe het ongeluk
zich had toegedragen en hoe of het ging.
Vanzelf kwam ook het gesprek op hun ge
boorteplaats. En al vermeed Willem zorg
vuldig het slot en de bewoners te noemen,
toch grepen de herinneringen uit vervlogen
dagen de zuster meer aan, dan ze wilde we
ten. Tranen kwamen haar in de oogen.
Lang kou ze het gesprek niet voortzetten,
want de dienst riep haar weer. Menig keer
echter kwam ze Willem even opzoeken.
Nauwkeurig moest ze alles weten van de
menschen uit het dorp. 't Ontging Willem
niet, dat haar hart weer verlangde naar het
slot. Toch deed ze haar moeilijk werk in
het ziekenhuis, met een liefde en toewijding,
die bewondering afdwong. Nooit vergat Wil
lem hoe weemoedig haar blik was, toen hij
afscheid nam bij 't verlaten van 't zieken
huis en hoe ze gezegd had; ,,'k Wou dat ik
ook weer naar huis mocht."
't Was haar ontvallen, maar niettemin had
Willem de woorden goed verstaan.
Eenmaal thuis vertelde Willem zijn we
dervaren aan de dorpsgenooten, met het ge
volg, dat er bepaald een vijandige stemming
kwam jegens IJzerman. De heele geschie
denis kwam er weer door op de proppen.
HOOFDSTUK XII.
De terugkeer.
Even stond de dienstdoende kantoorjuf
frouw in het Telegraafkantoor van de stad
A. voor het raam naar het straatgewoel te
kijken, 't Was avond, maar een prachtig
mooie herfstavond. Hoewel nog niet geheel
donker, waren de straatlantaarns ontstoken.
Een dichte drom van wandelaars bewoog
zich door de straten.
Nog een half uurtje, dan Was haar tijd
om en kon ook zij' genieten. Bijzonder wei
nig voor haar te doen dezen avond. Kom ze
zou het licht maar aansteken.
Nauwelijks had ze zich weer aan haar
tafel gezet om nog wat schrijfwerk te ver
richten, of
Ringdaar ging het belletje van het
telefoontoestel. Zander zich ook maar in 't
minst te haasten begaf ze zich naar den hoek
en klonk het „Halloh".
Toen luisterde ze en schreef neer de ont
zettende woorden, die haar uit de verte toe
gevoegd werden, zonder er in 't minst door
te worden geroerd. 'tWas immers haar da-
gelijksch werk. Nog even de gedicteerde
woorden voor de telefoon herhalen om mis
verstand te voorkomen.
Nog even ging de bel. Afgeloopen.
Haastig een enveloppe „Rijkstelegraaf"
gegrepen, het telegram er ingestopt, 't ding
dicht geplakt, de besteller geroepen, die
fluks per fiets zich naar het ziekenhuis
spoedde.
Zuster Bertha stond juist in de gang met
een paar andere zusters te praten toen de
portier nader kwam.
„Zuster, een telegram voor u," meteen
reikte hij' de enveloppe aan Bertha over. In
zenuwachtige haast werd het convert open
gescheurd. Bertha las en verbleekte. Het
bericht ontviel haar en zeker zou ze geval
len zijn als niet een ander haar gesteund
had. Ze werd naar het ontvangkamert je ge
leid. En onmiddellijk waarschuwde men de
directrice. Deze verscheen direct, waarop de
andere zusters het vertrek weer verlieten.
Bertha overhandigde haar de vreeselijke
tijding en ze las: Zuster Bertha IJzerman,
Diaconessenhuis A. Kom onmiddellijk over.
Vader ongeluk gehad. Toestand zeer ernstig.
Moeder.
(Wordt vervolgd.)