Dammen Voor de jeugd. ALSEMTïUGEN n. Het brandt en het brandt niet. in de volle eon en overtuig u van te vo ren, dat de potkluit goed vochtig is. 10. Gebruik nooit geheel geglazuurde potten, maar slechts die, waarin een on geglazuurde poreuze pot past. Enkele recepten. Deensche rijst. Benoodigd: 1 L. melk, 30 gr. suiker, 1 ei, zout, 1,5 ons rijst, 1 ons bitterkoekjes. Bereiding: rijstebrei koken, suiker, eier dooier en stijfgeklopt eiwit toevoegen. Rijst en bitterkoekjes laag om laag in een vuurvast schoteltje leggen, het schoteltje 10 minuten in een niet te warmen oven zetten. Dukol verpakte Levensmiddelen 1 Dukol Rijst Dukol Gort DUKOL BRENGT VOORDEEL l Parelgortsoep of water- gruel. 25 gr parelgort, 3,5 d.L. water, 1 d.L. bessensap, 20 gr. krenten of 25 gr. gedroogde pruimen, 20 gr. suiker. Breng in een klein pannetje het water aan de kook, strooi er de parelgort in en laat die op een zeer zacht vuur l'/s uur koken. Voeg er dan het bessensap, de suiker en de gewasschen krenten of prui men bij, laat alles samen nog Va uur doorkoken, tot de soep dik vloeibaar is. Eenvoudige broodtaart. 1,5 'ons oud brood, zonder korst, L. melk, 3 eieren, 60 gram suiker, 50 gram amandelen, wat geraspte citroenschil, 60 gram boter. Los de suiker op in de heete melk en week hierin het brood. Wrijf het mengsel fijn, vermeng het met de gepelde en ge hakte amandelen, de gesmolten boter, de citroenschil, de eierdooiers en het laatst de zeer stijf geklopte eiwitten. Doe do massa in een springvorm die met boter ingesmeerd en met paneermeel bestrooid is. Bak ze in een heeten oven een uur, neem ze voorzichtig uit den vorm en laat ze koud worden. Sinaasappelbowl. Op Va pond broodsuiker wrijft men de schil van twee sinaasappelen af en overgiet dat met liter water en een halve flesch rooden wijn. Hierbij voegt men den afgewreven sinaasappel, nadat die van de witte vel letjes is ontdaan en in schijven gesneden. Verder vermengt men alles met het sap van 1 citroen en van 2 sinaasappelen, dekt het dicht en laat het (liefst zoo koud mogelijlk) trekken. Eenige wenken. i Pannen die geroest zijn, kan men weer goed krijgen door ze stevig af te wrijven met spekzwoerd. Om eiresten, die zoo hardnekkig aan beenen eierlepeltjes blijven vastkle ven, te verwijderen, wrijft men ze voor het afwasschen even met grof keukenzout af; ieder spoor van ei verdwijnt onmid dellijk. Als de soep te zout is, kan men een paar stukken geschilde aardappelen la ten meekoken; deze nemen het grootste deel van het zout op. Onze vragenbus. Mej. B. te D. U wilt een middel om de handen gaaf en zacht te houden? Probeer eens het volgende; maak een mengsel van gelijke deelen glycerine, eau de cologne en citroensap. Hiermee af en toe de han den inwrijven. Mej. d. R. te G. Het komt meer voor, dat honing versuikert of kristalliseert. U kunt dit weer verhelpen door de pot met honing een poos in warm water te zetten. Mej. G. te M. De kaarsvlekken op tapijt en tafelkleed kunnen als volgt worden verwijderd: U legt over de vlekken een stuk grauw papier. Daarover gaat U met een warm strijkijzer. Het vet dringt dan in het poreuze papier. De bewerking net zoo lang herhalen, tot het papier geen vet meer opneemt. Gelieve alles, deze rubriek betreffende, te adresseeren aan P. Mons, Westerstr. 221, Amsterdam. Oplossing probleem 336. Auteur: J. H. Bakker, Amsterdam. Stand. Zwart 12 söh. op: 6, 8/10, 12, 14, 18/20, <50 en 29. Wh 12 sch- op: 11, 27, 30, 32, 35/38, 43, 44, 45 en 48. Oplossing. ££g:l7X26'26X37- Oplossing probleem 337. Auteur: G. W. Spittuler, A'dam. Stand. Wit 9 sch. op: 8/11, 14, 20, 21, 27 en 37 Zwart 10 sch. op: 23, 28, 32/35, 38, 39, 41 en 44. Oplossing. Wit: 28-22, 39-34, 35X2, 2 X 5. Zwart: 27X49, 37X30, 49X46. Probleem 338 (eindspel). Auteur: A. J. Moggré Jzn, Schoondijke. Doordat de diagramstand van bovenge noemd probleem niet gelijk was met de cijterstand, geven wij onderstaand pro bleem nog ter oplossing. 47 48 49 50 Zwart 2 sch. op: 11 en 23. Wit 1 dam op: 13. Wit speelt en wint. Oplossingen. Febr.-problemen vóór 6 Maart in te zenden aan bovenstaand adres. Oplossing probleem 339. Auteur: G. W. Spittuler, A'dam. Stand. Zwart 8 sch. op: 7, 8, 9, 13, 15, 20, 26, 35 en dam op 45. Wit 10 sch. op: 18, 22, 23, 29, 31, 32, 34, 38, 44 en 50. Oplossing. Wit: 22—17, 29—24, 50—45, 45X1. Zwart: 26X19, 45X40, 19X30. Goede oplossingen. Ontvangen van: S. Bosselaar, S. Blaas, P. de Visser, A. de Visser, A. Willemse, Aagtekerke; M. G. Geschiere, J. Modder- kreeke, Nieuwdorp; J. ALmekinders Jr, D. de Hullu, Oostburg; J. Daane, A. de Wit te, J. Geelhoed, Zoutelande; A. J. Moggré Jzn, Schoondijke; H. K. Allaart, Ritthem; J. de Visser, Westkapelle; E. Westveer, I. A. Pasman, Kruiningen; Joh. Dingeman- se, Koudekerke; G. P. Vogelaar Jr, no. 337, Krabbendijke; J. Scheele, Zaamslag. 1 2 3 4 5 47 48 49 60 In deze stelling ging het spel als volgt: 120—25 2. 44—39 25—30? 3. 45—40 1420(a) Op 2329 had wit door 2823 een schijf gewonnen. 4. 40—34 20—25 5. 2722 18X27 6. 37—31 27X36 7. 34—29 23 X34 8. 32—27 21X23 9. 33—29 24X44 10. 40X 9 3X14 11. 35X2 (a) Op 1520 volgt dezelfde slag. Beste Nichtjes en Neefjes! Den laatsten tijd hebben we zooveel cijferraadsels gehad, voor afwisseling zal ilk deze keer maar eens een paar 'andere geven. Vam het derde raadsel zal i'k nog even vertellen, dat er op die plaats van de pun ten letters moeten komen, de volgorde blijft gelijk. En nu maar eens proheeren of jullie deize ooik zoo goed kunt vinden. I. Wie kan dit spreekwoord leizen? De eerste letter is een Z. Znoeongneewrongnoeonoz. Hoe kan dat? UI. Wie kan. dit raden .v.n.r..dm..iw..r..nb ..rd. Goes. „Luistervinkje." Voor het schrijven moet je nog eens extra je best doen, dat je daar ook een voldoende voor krijgt. Nu heb je me niet eens verteld dat er van de week een tante bij jullie lo geerde, of was het niet zoo? „Blondine". Geen wonder dat jij hard aan het breien ging nu er zoo iets moois in de kluwen zat. Kon je de raadsels nogal vlug vin den? De oplossingen heb je goed. „Bar- beris." Jammer dat je je vriendinnetjes niet op mag zoeken bé? Zijn er bij jul lie op school veel kinderen die roodvonk hebben? Ja, zulke kleine kindertjes kun nen meestal een flinke keel opzetten. „Schrijfstertje." Als jij1 je naam eer aan blijft doen, zullen er wel lange brieven komen. Je kunt het mooi hoor. Ik kan begrijpen, dat jij in je nopjes was met bet versje. Het is goed dat je met de kleinen mee gaat doen. V e e r e. „Moeders kleinste" en „Va ders helper". De eerste naam is goed, maar voor de tweede had ik liever een andere, omdat deze er al is en dan wor den er wel eens vergissingen gemaakt. De raadsels zijn allemaal goed. St. Laurens. „Nastertje." Heerlijk hé, dat het al zulk mooi weer wordt. Je broer zal nu wel flink opknappen. Je treft het alweer dat er ook een kinderfilm is. „Klaverblad". Ik had het briefje niet gezien, dus zou ik het in 't vervolg maar op een los blaadje doen. Wat een verras sing toen je tante zoo onverwacht Zoo'n paar dagen zijn anders maar gauw om hé. „Vaders knecht". Dat is nog eens fijn hé, om zoo midden in den winter een paar dagen uit logeeren te gaan. Nog hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag. Was de hond ook blij met zijn halsband? Wissenkerke. „Robbedoes". Heb je het boekje nu ontvangen? Ik vond het echt vervelend voor je, dat het zoo lang duurde. Heb jij ook al flink van het mooie weer genoten? Borsselen. „Mappie". Voor jou was het laatste raadsel alvast niet moei lijk. Je hebt een mooi rapport gekregen. Nu moet je het briefje de volgende keer ook eens zoo schrijven dat ik je er een 8 voor kan geven. Serooskerke. „De Ruyter". We zullen deze winter wel niet meer aan schaatsenrijden toekomen. Nu het zulk prachtig weer is vind ik het ook niets naar. Je nichtje is wel met iets lekkers begonnen. „Maurits." De raadsels voor de grooteren heb je goed, je moet er dus maar mee door blijven gaan. Fijn dat jij het volgend jaar ook mee mag zingen. Kun ja het goed? „Begonia". De laatste loodjes wegen het zwaarst. Is het bij jul lie op school ook zoo, of heb je nog geen repetities? Pas maar op dat je niet te veel grappen maakt. „Geranium". Mijn har telijke gelukwenschen met je verjaardag, ook voor die van B., want dat had ik ver geten. Zijn jullie Zaterdag op de fiets uit geweest? Effen sokjes vind ik ook mooi hoor. „Klavervier". Toen ik je briefje zag, dacht ik eerst dat het van een nieuw nichtje was, maar dat kwam door het mooie papier. Ik vind het prachtig hoor. Bergen op Zoom. „Loolaantje." Moet jij ook aan de voordrachten mee doen? Dat vlaggen-tableau lijkt me wel mooi. Wat wordt die zus toch een schat. Praat ze al een beetje? „Corn, de Witt". Zoo'n versje heb ik niet en 'tzelf maken lijkt me niet zoo gemakkelijk. Zie jij er kans toe? Doe maar goed je best, anders moet je in de vacantie nog thuisblijven. „J. P. Koen". Ik geloof dat als je klaar bent met uitknippen, dan het moeilijkste pas begint, dus houdt maar moed. Jij hebt op zoo'n manier een flink stuk Va- derlandsche Geschiedenis gezien. Arnemuiden. „Dikkie". Echt ge zellig, dat jij de plaats van je broer in komt nemen. Wat hebben jullie een on deugende kat. Je moet hem in 't ver volg 't nachts maar opsluiten. De raadsels heb je goed 'opgelost. Lewedorp. „Zeemeeuw." Ik ben be nieuwd hoe dat vak je bevallen zal; het zal eerst wel erg vreemd zijn. Ik wist niet dat dat nichtjes van jou zijn. M'n har- telijken dank voor het raadsel. De volgen de week zal ik het plaatsen. Biggekerke. „Postmeisje." Nog hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag. Maak je de teekening ook zelf? Mogen de kinderen ook op de ouderavond komen? Jij hebt er heel wat handwerkjes voor ge maakt. „Moeders Oudste". Je hebt zoo wel plezier van het boekje nu het ook op school wordt voorgelezen. Dat andere zal ook wel mooi zijn. Is de juffrouw al weer beter? „Sneeuwwitje". Ik geloof dat jij ook niet erg goed kan knikkeren. Met mij' ging het vroeger net zoo, ik verloor altijd alles. Wie is dat vriendinnetje, gaat zij ook met de raadsels meedoen? „Blauw- oogje". Wil je Opoe van mij ook felici- teeren met haar verjaardag. Het is een kroonjaar (hè. Wordt Klaas al een flinke jongen? Ja, de anderen vonden 'het ge dichtje ook leuk. V e e r e. „Meidoorn". Jij bent de eerste die hem af heeft. Leuk dat ze hem alle maal zoo mooi vinden. Als ik naar Veere ga, zou ik het beter van den zomer eens kunnen doen. „Anjelier". Hebben jullie anders 's Zaterdagsmorgens soms vrij? Dat was een meevaller Woensdag. Kun jij zelf ook zwemmen? „Aster". 'Gezellig dat Anjelier bij je kwam. Hebben jullie naar de radio geluisterd of touwtje ge sprongen. Jullie had geloof ik het meest zin in het laatste, ia 't niet Gr o ede. „Balroosje" en „KoTen- bloempje". Nu er zooveel zangvereni gingen komen zal het wel een mooie avond worden. Was de dn'kt zoo dun of de pen slecht? Koudekerke. „Klimroos". Dat je niet eerder geschreven hebt neem ik je niet kwalijk, het was ook zoo'n droeve week voor je. Ik vind het prettig, dat je het mij vertelde, het is al zoo lang geleden dat zij mee deed, ik 'had er geen erg in gehad. Vlissingen. „Betje Wolf". Flink dat je zulke mooie cijfers had. Het schrift zal er wel keurig uitzien. Weet je ook waardoor die vrouw zoo bekend is gewor den? „Naerebout". Konden jullie het met de jonge meneer ook goed vinden, of nog beter dan met de andere. Ja, als er be hangen wordt is het meestal een rommel. Moeten er nog meer kamers gedaan? Souburg. „Piet Hein." Vind je het moeilijk landkaartjes te teekenen? Als je een raadsel gemaakt hebt, mag je het stu ren, dan zal ik wel zien of ik het gebrui ken kan. „Melkmeisje." Wat jammer dat de geraniums bevroren zijn. Ga je nu weer nieuwe planten? Maar gelukkig dat er nog een „Melkmeisje" is, nu je an dere zuster weg is. Nieuwdorp. „Juffertje." Jullie hebt dus wel succes gehad met het jaarfeest. Er zijn flinke leden bij. Moeten de meisjes zelf ook wel eens inleidingen maken? „Boerinnetje." Op zoo'n manier leer je heel wat versjes. Als je ze allemaal maar kunt onthouden. Ja ik heb hem ook wel eens gehoord, maar ik vind het niet erg mooi. „Rakkertje." Nee, stoppen is niet zoo'n erg prettig werkje, maar je moet het toch goed leeren. Als het niet zoo ver weg was kwam ik vast luisteren. Hoe is dat spelletje? „Juffertje in 't Groen". En gaat het haken ai een beetje? Pannelap pen is altijd een goed begin. Dat verhaal tje ken ik niet. Mag het vriendinnetje jou boekjes ook lezen? „Dagbloem". Ik dacht dat je ouder was; je schrijft al zoo netjes. Het eerste raadsel was van Map pie. Is de verkoudheid al weer over? Allen hartelijk gegroet van TANTE BOLLIE. WIE WAS DE DADER? VL Met een klap sloeg Arend zijn boek dicht. Ziezoo, dat was klaar. Meteen stond hij op, schoof het raam omhoog en stak zijn hoofd naar buiten. „Zeg, ben je van plan er uit te sprin gen?" vroeg Tom. „Welnee, ik voel alleen maar even of het nog droog is". Tom was nog aan zijn sommen bezig, die natuurlijk weer niet uit wilden komen. Wacht, hij 'kon nu ook wel een luchtje scheppen, dan ging het rekenen straks misschien wel beter, en een oogenblik later staken er twee hoofden naar buiten. Het begon al een beetje donker te wor den in den tuin; maar het rook zoo heer lijk voorjaarsachtig. „Ik zou hier wel de heele avond willen, blijven, jij niet Arend?" „Ja, ik ook wel; maar ga jij nu eerst je sommen afmaken". „Och, die akelige som,men, ik kan er maar twee van de vijf". „Laat eens zien, welke het zijn, mis schien kan ik je wel helpen". „Ja graag", zei Tom. Arend, die een klas hooger zat dan hij, kon veel beter leeren. Toch deed ook Tom goed zijn best, want hij zou het vreeselijk vinden te moeten blijven zitten, vooral omdat Jan ook bij hem in de klas zat. Arend had al gauw gevonden wat er aan haperde en nu moest Tom zelf de sommen nog even uitrekenen. Het was al meer dan eens voorgekomen dat Arend ze voor Tom gemaakt had. Toen Vader dat merkte had hij het ten strengste verboden. Als bet nog eens ge beurde moest er maar één beneden zijn huiswerk komen maken. Arend mocht wel zeggen hoe hij ze doen moest, maar Tom moest ze zelf uitrekenen. Desnoods maar een paar fouten erin. Dat was toch nog beter dan een tien voor sommen die hij niet zelf gemaakt had. „Zeg als je klaar bent moet je nog even bier komen, riep Arend, die weer uit het raam hing tegen Tom, „ik moet je iets leuks vertellen". „Wat is het dan, vertel maar op". „Nee, eerst je sommen, dan zijn we tenminste klaar als ze soms van beneden roepen". Met een ruk schoof Tom zijn stoel bij de tafel en ging hard aan het pennen met het gevolg, dat het werk er nu niet be paald netjes kwam uit te zien. Spoedig was bij nu ook klaar, nog even zijn taseh ingepakt en toen kon hij zijn plaatsje in de vensterbank weer innemen. Wat zou Arend toch hebben, het was vast wel iets bijzonders. „Vertel maar gauw, ik houd het niet langer uit". „Nou moet je hooren, ik had gedacht, maar misschien vind jij het toch wel niet leuk" en Arend zweeg weer. „Zanik nu niet; natuurlijk vind ik het leuk; wat had je dan?" „Nee, ik zal maar wachten tot morgen, dan is Jan er ook bij". „Hè, wat doe je weer vervelend. Eerst mij nieuwsgierig maken en dan niets wil len zeggen. Je bent een echte flauwerd hoor". „Nou vooruit dan maar. Vind jij ook niet dat we het prieel een naain moeten ge ven?" „Een naam? Ja, dat is eenig. Dat we daar niet eerder aan gedacht hebben" en Tom maakte zoo'n wild gebaar, dat Arend heusch even bang was dat hij uit het raam zou tuimelen. Allerlei namen werden bedacht en er was nog geen oplossing gevonden, toen Mieke ineens met een groote stem door de kamer riep: „Zoo jongetjes, is dat wer ken? Zoo kan ik het ook hoorl Jullie moeten direct beneden komen en ik zal het lekker vertellen". „Je houd je mond hoor", vloog Tom direct op. Arend zei niets en evén later gingen ze samen de trap af. Mieke had beneden haar verhaal nog wat aangedikt, want eigenlijk was er niet veel te vertellen, maar moeier was er niets blij mee, ze vond het echt naar al tijd dat geklik. „En is het werk klaar?" vroeg Vader vriendelijk. „Ja Pa, we hebben alles af", antwoord de Arend, maar Tom, die met booze blik ken naar Mieke stond te kijken kon na tuurlijk zijn mond niet houden. „Wat heeft dat vervelende kind weer van ons verteld?" „Vervelende kinderen zijn hier niet Tom, en Mieke heeft alleen maar verteld, dat jullie in de vensterbank zaten, mocht ze dat dan niet vertellen?" Even keek Tom Moeder verbaasd aan. Hij wist wel, dat ze direct beneden moes ten komen als het werk klaar was, en had eigenlijk gedacht een standje te zullen krijgen. „Och jawel", antwoordde Tom aarze lend. Mieke had ook verwonderd gekeken en al gauw begrepen, dat het om haar klik ken was; Moeder had immers al zoo vaak gezegd, dat het zoo'n leelijke gewoonte van haar was. (Wordt vervolgd.) 88.) o— „Goeden morgen, zuster," zei Willem. „Laat ik daar eerst es mee beginnen, 'k Ge loof, dat ik de laatste ben vanmorgen, maar 't slapen wou vannacht niet te best, dus moest ik wat inhalen," vervolgde hij la chend. „Pijn gehad aan je been vannacht, Van Wijk?" informeerde de zuster; terwijl ze naar zijn bed toekwam. „Neen, dat niet," was het antwoord. „Maar je kunt ook niet altijd slapen." „Dat merk ik," zei de zuster, „maar de nachtzuster heeft niets aangaande jou ge rapporteerd." Meteen dacht Willem er aan, eens te vra gen wie vannacht de roude gedaan had, „Zuster," begon Van Wijk. „Wat is er?" „Wie was die zuster, die vannacht dienst had? Ze had zoo'n bekend gezicht, dat ik vast geloof haar meer gezien te hebben." „Laat es kijken." Even dacht ze na, toen antwoordde ze: „Ik denk dat het zuster Ber tha geweest is. Maar ken jij1 die?" „Daar heb ik nog niet veel aan," grapte Willem. ,,'k Zit juist over haar naam na te denken, maar je bent ook zoo haastig," lachte de zuster. „Heet ze misschien Bertha IJzerman?" vroeg de patiënt. „Ja, juist, dat is haar naam. Maar hoe ken je haar dan?" -„Ze komt denkelijk uit mijn geboorte plaats. Zou u haar eens willen vragen of ik haar eens zou mogen spreken?" „Met alle genoegen, maar dan moet je wat geduld oefenen, want op 't oogenblik slaapt ze. Maar ik twijfel er niet aan of ze zal aan je verzoek voldoen." „Als 'tnu dezelfde maar is," mompel de Willem. 't Zal ongeveer een uur of drie in den middag geweest zijn, toen zuster Bertha de zaal waar Willem lag, binnentrad. Oogenblikkelijk liep ze op den patiënt toe. Deze herkende haar dadelijk. Ja, dat was Bertha. Maar zeer verouderd. Toch deed ze opgewekt als vroeger en zei: „Dat had ik niet gedacht hier een 'oude kennis te zullen ontmoeten." Hartelijk was de begroeting. Nauwkeurig moest ze weten, hoe het ongeluk zich had toegedragen en hoe of het ging. Vanzelf kwam ook het gesprek op hun ge boorteplaats. En al vermeed Willem zorg vuldig het slot en de bewoners te noemen, toch grepen de herinneringen uit vervlogen dagen de zuster meer aan, dan ze wilde we ten. Tranen kwamen haar in de oogen. Lang kou ze het gesprek niet voortzetten, want de dienst riep haar weer. Menig keer echter kwam ze Willem even opzoeken. Nauwkeurig moest ze alles weten van de menschen uit het dorp. 't Ontging Willem niet, dat haar hart weer verlangde naar het slot. Toch deed ze haar moeilijk werk in het ziekenhuis, met een liefde en toewijding, die bewondering afdwong. Nooit vergat Wil lem hoe weemoedig haar blik was, toen hij afscheid nam bij 't verlaten van 't zieken huis en hoe ze gezegd had; ,,'k Wou dat ik ook weer naar huis mocht." 't Was haar ontvallen, maar niettemin had Willem de woorden goed verstaan. Eenmaal thuis vertelde Willem zijn we dervaren aan de dorpsgenooten, met het ge volg, dat er bepaald een vijandige stemming kwam jegens IJzerman. De heele geschie denis kwam er weer door op de proppen. HOOFDSTUK XII. De terugkeer. Even stond de dienstdoende kantoorjuf frouw in het Telegraafkantoor van de stad A. voor het raam naar het straatgewoel te kijken, 't Was avond, maar een prachtig mooie herfstavond. Hoewel nog niet geheel donker, waren de straatlantaarns ontstoken. Een dichte drom van wandelaars bewoog zich door de straten. Nog een half uurtje, dan Was haar tijd om en kon ook zij' genieten. Bijzonder wei nig voor haar te doen dezen avond. Kom ze zou het licht maar aansteken. Nauwelijks had ze zich weer aan haar tafel gezet om nog wat schrijfwerk te ver richten, of Ringdaar ging het belletje van het telefoontoestel. Zander zich ook maar in 't minst te haasten begaf ze zich naar den hoek en klonk het „Halloh". Toen luisterde ze en schreef neer de ont zettende woorden, die haar uit de verte toe gevoegd werden, zonder er in 't minst door te worden geroerd. 'tWas immers haar da- gelijksch werk. Nog even de gedicteerde woorden voor de telefoon herhalen om mis verstand te voorkomen. Nog even ging de bel. Afgeloopen. Haastig een enveloppe „Rijkstelegraaf" gegrepen, het telegram er ingestopt, 't ding dicht geplakt, de besteller geroepen, die fluks per fiets zich naar het ziekenhuis spoedde. Zuster Bertha stond juist in de gang met een paar andere zusters te praten toen de portier nader kwam. „Zuster, een telegram voor u," meteen reikte hij' de enveloppe aan Bertha over. In zenuwachtige haast werd het convert open gescheurd. Bertha las en verbleekte. Het bericht ontviel haar en zeker zou ze geval len zijn als niet een ander haar gesteund had. Ze werd naar het ontvangkamert je ge leid. En onmiddellijk waarschuwde men de directrice. Deze verscheen direct, waarop de andere zusters het vertrek weer verlieten. Bertha overhandigde haar de vreeselijke tijding en ze las: Zuster Bertha IJzerman, Diaconessenhuis A. Kom onmiddellijk over. Vader ongeluk gehad. Toestand zeer ernstig. Moeder. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 7