Rechtszaken Wetenschap en Kunst Land- en Tuinbouw dijt ■wist er ook yan mm te praten en ge schiedenis en overlevering gewagen van merkwaardige gebeurtenissen, als gevol gen van zulke droeve tijdsomstandigheden. Mede tengevolge van het deelnemen aan den Spaanschen Successie-oorlog, welke ons land schatten kostte en deerlijk deed verarmen, daalden de waarden der lande rijen in onze provincie en elders onrust barend, en werd de toestand dermate ont wricht, dat meermalen voor geen enkelen prijs, hoe gering ook, koopers werden ge vonden, ja, men zelfs weigerde het land als geschenk te aanvaarden, als daarvan de kosten van overschrijving betaald moesten worden. Drie en een halve eeuw vroeger nog, in 1350, was zooiets ook voorgekomen, tij dens het heerschen van de „zwarte dood", toen zelfs door de Kerk giften in land enz. van de hand werden gewezen. Tóén even wel, omdat wanhoop en vertwijfeling ten top gestegen zijnde, men door vrome wer ken en afstanddoening van bezit, meende te kunnen ontkomen aan die vreeselijke ziekte; doch ook meermalen door een ont moedigde geestelijkheid niet dorst aan vaard worden, omdat het beschouwd werd als den dood aanbrengend. Zoo was het ook, we geven maar enkele voorbeelden, vooral tengevolge van een reeks van natte jaren en misgewassen, omstreeks 1743, dat W. Kempe, te Wol- faartsdijk zijn hofstede met 25 gesmet grond, uit de hand verkocht aan een der Ambachtsheeren, W. G. de Perponcher De Maisonneuve, voor één gulden het gemet, vijf en dertig gulden dus voor hof en lan den. En zoo was het overal. Geen dorp in ons eiland, of er worden stukken land ge vonden welke namen dragen die herinne ren aan die dagen, zooals, om er maar een paar te noemen, te Ierseke, de „sjees", het „pond boter", te Kruiningen, „het Stui vertje", enz. Weer, ongeveer, was er een eeuw ver vlogen, toen andermaal na opgang -en blinken, het verzinken nabij scheen. Alles leek van het gewone af te wijken. De winter van 1844'45 was uitermate streng en stremde de scheepvaart op de rivieren van 30 Novemiber tot 26 Maart en hoewel Zaterdag 22 Maart de dooi in viel (in den morgen van 14 Maart vroor het nog ruim 5 graden), zoo at men toch den volgenden dag, len Paasöhdag en ook 2en Paaschdag, eieren op het ijs. Heerschte de winter lang en streng, de lente liet op zich wachten en pas den 2den Juni werd het een 'beetje warm, gevolgd weer door ontzettende hitte, waardoor vooral de 7de Juli befaamd is geworden en aan menigeen het leven heeft gekost. Doch wat de maat der rampspoeden deed overloopen, was wel dat voor het eerst de sedert zoo welbekende aardap pelziekte zich vertoonde, en wel in zoo hevige mate, dat een volslagen misgewas het gevolg er van was. De daardoor ontstane armoede bracht de veiligheid ten zeerste in het gedrang en het bleek noodzakelijk ten plattelande van Zuid-Beveland, de politie te versterken met een detachement van het 2e regiment dragonders, bestaande uit een officier en vijf en twintig manschappen, welke gedu rende de vier wintermaanden te Goes en op verschillende dorpen werden inge kwartierd. Wie over de bittere armoede, toen gele den, hooren wil, legge zijn oor te luisteren bij oude lieden, die het vader en moeder zoo vaak hebben hooren ophalen. Dat dezelfde verschijnselen zich ook weer voordeden bij den prijs der landen en pachten, behoeft wel geen betoog. De groote hoeve in den Kruiningschen pol der, thans bewoond door P. J. M. Lodiers, bleef, na 'het verlaten van den pachter G. Dek, een jaar „te rieste" liggen, uit sluitend omdat geen liefhebber was te vin den, zelfs niet voor gratis bewoning. In die bange dagen scheen het wel of aan het bestaan van den landbouwersstand een eind zou 'komen, niets had meer waar de en geld bezat bijna niemand. Zóó was het ook geschapen met de mooie hoeve aan den Tweeden Weg te Rilland-Bath, naar aanleiding waarvan we deze memorabilia mededeelen. Daarop woonde in dien tijd een bijzon der ernstig getroffen slachtoffer. Hoewel betere jaren genoten 'hebbende was hij met den tijd meegezakt, en scheen nu den toestand van „verzinken" nabij. De mid delen in goede jaren bijeen gekregen, smolten weg als sneeuw voor de zon. „Nóg een jaar", „nóg eens aanzien", ,,'t zal toch niet altijd zoo blijven", ,,'t is al eens meer zoo geweest en gebeterd", dus nog maar wat moed gehouden, maar 'smans wen- schen gingen voor hem niet in vervulling en eindelijk was het niet langer te hou den, hier schuld, daar schuld, overal schuld. Op een goeden morgen zagen de buren, dat, zeer tegen de gewoonte in, alles ge sloten bleef. De luiken bleven dicht, de deuren gesloten, geen mensch vertoonde zich en ook geen dier, zelfs geen kip. Een doodsohe stilte heerschte er, en toen men eens ging onderzoeken, hoe de vork aan de steel zat, bleek, dat, als weeleer het oude Israël het land der Fharao's was uitgetogen, de boer met zijn gansche heb ben en houden, in den jongsten nacht was afgereisd. Natuurlijk wekte de manier waarop de aftocht was voltrokken, meer verwonde ring dan het vertrek zelve en werd de eigenaar der hceve zoodra mogelijk van dit wondere wedervaren in kennis gesteld. Nu moest een andere pachter of althans bewoner worden opgezocht, doch deze scheen onmogelijk gevonden te kunnen worden en zoo verstreek al wat tijd en bleef het bezit onverzorgd liggen, tot de eigenaar in Rotterdam een hem zeer goed bekend schipper tegen het lijf liep, welke hrm vroeg, of hij niets te varen had, daar hij al zoolang had stilgelegen, Xe bsvrach. ten heb niets, was het antwoord, maar je kunt boer worden als je wilt, boer op een groote hoeve in Zeeland. Trots alle narigheden barstte de schipper in lachen uit, meenende, dat het een grap was, doch toen het hem bleek, dat het ernst was, werkte hij met de tong de flinke pruim eens van de eene zijde van den mond naar de andere en zette de qoren open, want van 't wachten op vracht kon hij toch ook niet leven en „men kan nooit weten hoe een koe een haas vangt". Na eenig heen en weer praten toog men naar 'boord en werd thans moeder de vrouw een verhoor afgenomen. Het eind der zaak was, dat Janmaat landbouwer werd. Een paar koeien, eenige kippen, en nog een en ander gerief tot uitoefening van het landbouwersbedrijf werd hem gratis ten gebruike gegeven, mede tot bun onder houd; hij 'had enkel de verplichting, zooveel hem doenlijk was, gebouwen en landerijen te onderhouden en daar hem alle vakkennis ontbrak, in alles de voor schriften en raad van buurman op te vol gen, die den nieuwbakken landman de kunst zou aanleeren. Het gezin, gewoon dag en nacht in touw te zijn, schikte zich wonderwel in den vreemden werkkring, vooral ook omdat, zooals baas en bazin vaak tegen elkaar zeiden, ze nu althans goed eten hadden. Door 's Heeren zegen heeft hun oog be tere tijden zien geboren worden, hebben zij den druk allengs zien afnemen, tegen spoed is veranderd in voorspoed, armoe in welvaart, ja, rijkdom is hun deel ge worden. Tot aandenken aan dit stuk levensge schiedenis werd door de dankbare lieden een scheepje boven op het dak der schuur geplaatst, hetwelk tot deze dagen toe nog daar te vinden is, en trouw de herinne ring bewaart aan bange dagen, doch die gevolgd zijn geworden door betere tijden. Y. v. 0. Rechtbank te Middelburg. Aanslag op den burgemeester van Eede. Ter zitting van de Rechtbank te Mid delburg van gisteren had zich te verant woorden zekere A. M., leurder, wonende aan het Belgische grensplaatsje Malde- ghem, thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Middelburg, verdacht van het piegen van een aanslag op het leven van den burgemeester van Eede. Hij had den burgemeester dreigend toe gevoegd, dat hij hem „kapot" zod maken, terwijl hij daarbij gelijktijdig uit 'n schiet wapen twee schoten in de richting van dien magistraat heeft gelost, zonder hem evenwel te treffen. Verdachte, verschenen zijnde, werd rechtskundig bijgestaan door mr van Ent- pel, advocaat te Middelburg. De Officier van Justitie, zegt, na getui genverhoor, de zaak niet zoo te zien als de burgemeester dit doet, die meent dat er in verband met de snelle opeenvolging der schoten, met een revolver moet zijn ge schoten. Het in beslag genomen pistooltje is een onschuldig wapen, en dat verdachte een revolver zou hebben gebezigd, is niet be wezen. Bewezen is de bedreiging en de beleediging. De Officier eischt 3 maanden gevange nisstraf met aftrek voorarrest. Verdaohte's verdediger zegt, dat deze zaak zeer is opgeblazen. Verdachte is niet als een normaal mensch te beschouwen. Pleiter roept voor verdachte een buiten gewone clementie van de Rechtbank in. Uitspraak over 14 dagen. J. W., landbouwer te Kapelle, was in hooger beroep gekomen tegen een vonnis van den Kantonrechter te Goes, waarbij hij wegens overtreding der Boschwet werd veroordeeld tot een geldboete van f25 of 10 d.h. Eisch bevestiging van het vonnis, waarvan hooger beroep. G. A. K., 18 jaar, had hooger beroep aangeteekend tegen een vonnis van den Kantonrechter te Goes, waarbij hij we gens straatschenderij werd veroordeeld tot een geldboete van f 15 of 10 d.h. Eisch be vestiging van 't vonnis, waarvaja hooger beroep. Tevens was G. A. K., 18 jaar, arbeider te Kapelle, in hooger beroep gekomen te gen een vonnis van denzelfden Kanton rechter, waarbij hij wegens afleveren van vuurwapenen, en voorhanden hebben van munitie, werd veroordeeld tot een geld boete van f 10 of 1 maand tuchtschool en 1 maand tuchtschool. Eisch bevestiging van de vonnissen waarvan hooger beroep met uitzondering van de straffen, f 10 of 1 week tuchtschool en f 20 of 10 d.h. Zondagssluiting te Zoutelande. G. G., 30 jaar, caféhouder, te Zoutelan de, en G. P., 45 jaar, pensionhouder, even eens aldaar woonachtig, waren in hooger beroep gekomen tegen een vonnis van den Kantonrechter te Middelburg waarbij zij ieder werden veroordeeld tot een geld boete van f 0.50 of 1 d.h., wegens in de gemeente Zoutelande als houder van een voor het publiek toegankelijke inrichting, deze inrichting met aanhoorigheden des Zondags niet den geheelen dag gesloten houden. De Officier van Justitie eischte thans bevestiging van de vonnissen waarvan hooger beroep. SAUL G. F. Handel .oo. Het oratorium Saul van Handel kon eigenlijk beter Saul en David fheerten, om dat het begint met de overwinning van David en eindigt met diens aanvaarden van het koningschap over Israël. Nu dit kunstwerk voor de eerste maal in Zeeland ten gehoore zal komen op de uitvoering van het Chr. Gem. Koor te Goes op 15 Febr. a.s. is een korte uiteen zetting van den gang voor velen misschien welkom. De ouverture, door de bewerking van Dr Chrysander tot de juiste proportie ge bracht, verplaatst ons in het leger der Is raëlieten, dan de overwinning op denFi- listijnschen reus. Met trompetgeschal viert het volk de zege en klinkt het volle koor: „Hoe wonderlijk schalt Heer Uw lof". Dan wijst een sopraan, een vrouw uit het volk, op David, die den vijand ten val bracht. Scherp is de tegenstelling als een drie stemmig koor den „Gottesleugner" schil dert in z'n optreden en vlak daarop de lichte tred den held van Israël, den jon gen David aankondigt. Het strijdgewoel breekt los en met een machtig „Hallelujah", waarbij ook een kinderkoor mee instemt, eindigt deze eer ste periode. Jonathan brengt den jongsten zoon van Isaï bij Saul. In een aria, vol van kinderlijken dee moed, dankt de jonge held voor zijn over winning. Vrouwen en meisjes, later ver meerderd met kinderen en het overige volk, roemen bij beurten den man, die zijn „tienduizend" versloeg. „Heil dir David, junger Held!" Hiermee staan we weer echt in 't midden van de volkskunst, zoo als Handel die vermag te geven. Lustig klinken klokketonen tusschen de vroolijke stemmen. Saul ergert zich. Eerst een melancho lisch, duister recitatief, gevolgd door een aria vol van de onrust die hem beheerscht De eerste violen schieten scherp omhoog, terwijl ook de stem zich beweegt in een omvangrijk toongebied. Dan komt Jona than, die opgevorderd wordt, den verme- telen jongeling te treffen. Ontroerend is zijn antwoord. „Neen, strenge vader, neenl" Eerst als een zachte elegie, later beslist en met nadruk verklaart hij den liefsten, besten vriend trouw te blijven. Het koor bezegelt deze trouw met een bede tot God om bewaring voor den red der. Dit koor, echt Handelsch van bouw, is een van de mooiste uit het gansche werk. De toonaard, mineur, maakt het moeilijk van uitvoering, en eischt veel van de zangers en zangeressen, maar het go- heel is een teer sluitstuk van het eerste gedeelte van het oratorium. Bij den aanvang van het tweede deel krijgt het koor een totaal andere taak. Ge dragen door een bas, die koppig vast houdt aan een melodie, die in de verte herinnert aan het klokkenspel van den vroegeren zegezang, roepen de vrienden van David en Saul den vloek toe aan den demon van den nijd en van de jalouzie. Dé violen omspelen 'het met huiveringsmotie ven, terwijl de stemmen óf bij beurten óf te zamen den nijd trachten te bezweren. Het klinkt huiveringwekkend als ze hun „Weiche" in deze nachtelijke orkestmu ziek doorzetten. Het maakt den indruk van een geestenbezwering. Later huichelt Saul verzoening. Ontroerend is het largo, waarin Jona than zijn vader smeekt den jongeling geen kwaad te doen, wat te meer uitkomt als Saul zweert op een pompeuzen toon; „Den Jüngling trift kein Leid". Hij geeft aan David zijn dochter Michal tot vrouw en in een zoet gevooisd duet prijzen die bei den hun geluk. Zacht vleiend wentelen de stemmen om en om, tot dat het koor den satz overneemt met het „Heil zij den man" Het gaat in deze beide gedeelten om de teerste pianissimo's. Hoor slechts het „Des Heeren macht verlamt zijn moed, verkeert in liefde al zijn haat en voert 'hem zachtheid in 't gemoed". David trekt nu weer op tegen de Fili stijnen. Een synfonia laat krijgsmuziek hooren. Bij de terugkomst vertelt hij Michal, dat Saul hem 'bedreigde met zijn speer, waar na ze samen in een duet vol dramatische spanning besluiten, dat David moet vluch ten. Doëg komt. Hij heeft in last den op standeling dood of levend bij Saul te brengen. Michal geeft haar ongerustheid in een krachtige aria te kennen en stort daarna haar hart uit in een roerend ge bed tot God, den Vader des vredes, Die de harten neigt". Het is een beurtzang tus schen cello en zangeres, waarin hooge eischen worden gesteld, doch die bij goede voorbereiding ook machttig is van wer king. Dan gaat het naar Saul's verderf. Het begint met het feest der Nieuwe Maan. Als de koning bemerkt, dat Jonathan den vijand beschermt, wordt in waanzin ook de speer naar hem geworpen, wat het koor doet zingen: „O blinde razernij!" In het eerst geeft dit koor den indruk van verslagenheid, totdat uit den wirwar van stamelende stemmen en aldoor medulee- rende partijen het hoofdmotief naar vo ren komt. Langs een vrije dubbel-fuga eindigt het in een ontroerende elegie. In het derde deel grijpen de gebeurte nissen snel achter elkaar plaats. Saul gaat naar de heks van Endor. Sterk door 'hun eenvoud worden 'hier de recitatie ven. Als Samuëls geest opkomt is alles huiveringwekkend en toch blijven de mid delen die Handel hier gebruikt zoo sober. Deze wijze van doen herinnert zeer sterk aan Bach's Mattheüs, waar ook het meest verhevene ligt in de versobering der ont roerende recitatieven. Dan volgt een symfonie, de korte mooie strijdsymfonie, waarna een bode de tij ding brengt van Saul's en Jonathan's dood. We staan dan voor het eind, maar ook voor het hoogste kunnen van Handel in dit oratorium. Edele mann "•©- moed spreekt uit de klacht va- jjavid, die nog voorafgegaan wordt door den overal bekenden treurmarsch. In Enge land wordt deze „marche funèbre" tot aan den tegenwoordigen tijd nog gespeeld bij alle militaire begrafenissen. Dan zingt het koor in: „Klaag Israël, klaag!" den dooden zang, weldra om beurten met Da vid z'n smart uitend om den val van Jonathan. Ontroerend is hier de werking van zan gers en orkest met den solist. Het werk eindigt, na een opwekking van den priester Abjathar met een zege zang voor den komenden koning David. Het is onnoodig te zeggen, wat Handel van dat slotkoor maakte, dat op een zeer imposante wijze Juda's legermacht opwekt, de slappe knieën op te richten, om zich te scharen rond den held van het Nieuwe Rijk. Wat in de Saul zoo bijzonder aantrek kelijk is, is de dramatische spanning, waartoe het Bijbelsch verhaal, dat ge trouw werd gevolgd, ook alle mogelijkhe den bood en de eenheid, die het heele werk door de historie verkreeg. Het oratorium behoort ongetwijfeld tot een der meesterstukken van den genialen Handel, wiens onsterfelijke naam er mede door bevestigd wordt. Nuttige nieuwe boekjes. Van Leipzig is het kippenfestijn over geplaatst naar Berlijn en is daar vorige week ter gelegenheid van de z.g. Groene Week weer een flinke kippententoonstel- ling gehouden. Alvorens nu een en an der over de ervaringen in Berlijn te schrijven moet ik even een paar vragen bespreken die mij van meer direct be lang schijnen. De eerste vraag, en zoo ontvang ik er voortdurend, is: Wat is het beste boek over pluimvee en waar kan ik dat koopen? Als nu de vraagstellers alleen Neder- landsehe boeken lezen zijn we gauw uit gepraat. Nederland is zeer arm aan pluimveelitteratuur en de kennis omtrent de pluimveewetenschap verandert zoo snel, dat een flink boek in Nederland ook niet bestaan kan. Een flink boek zou veel geld kosten en slechts een kleine oplage kunnen hebben. Tegen den tijd dat het klaar was zouden verschillende hoofd stukken al weer verouderd zijn en het boek waardeloos maken. Veel beter is dus het systeem van klei nere boekjes, die betrekkelijk goedkoop zijn en snel herdrukt worden. Als zooda nig is in ons land het nieuwste boekje van den heer P. J. Wijk te Apeldoorn onlangs door mij aangekondigd. Het is 'n goed boekje dat veel nuttige wenken in gemakkelijk leesbaren vorm bevat. Het heet „Pluimveehouderij", kost f 1.25 en is uitgegeven bij de firma Tjeenk Willink te Zwolle. Wie voortdurend eenigszina op de hoogte wil blijven van het vak moet een pluimveeblad lezen, doch men moet be denken dat dergelijke bladen geen filan tropische instellingen zijn en voor een groot gedeelte van de advertenties moe ten bestaan. De belangen der adverteer ders moeten in de artikels behartigd al thans niet tegengewerkt worden, vandaar dat de voorlichting in bladen met adver tenties slechts voor een deel neutraal is. Het pluimveeblad is een prachtig middel om kennis te verspreiden, maar een ideaal middel is het absoluut niet. Het boekje van den heer Wijk geeft wat voe derkwesties betreft meer inlichtingen dan verschillende pluimveebladen. Er zijn mij in de wereldliteratuur onder honderden tijdschriften er slechts enkele bekend die geheel vrij zijn in hun redactioneel ge deelte, n.l. één Amerikaansch en één Duitsch. De Duitsche literatuur is op het gebied der neutrale voorlichting, onafhankelijk van de adverteerders, verder dan de onze en de uitgevers schroomen ook niet om op de zoo juist door mij beschreven wijze brochures uit te geven, welke voortdurend herdrukt worden en alzijdige voorlichting geven. Zoo ontving ik dan te Leipzig op de tentoonstelling een drietal interessante boekjes, welke, als men de Duitsche taal voldoende beheerscht, van hooge waarde zijn. Ie. De beroemde kalender voor Pluim veeteelt (Kalender für Geflügelzuchter), uitgegeven door de firma Fritz Pfen- ningstorff te Berlijn. Dit boekje van klein formaat bevat 670 bladzijden, waarvan 270 met artikelen van de beste deskundi gen over allerlei onderwerpen. De prijs is uiterst laag en bedraagt slechts 1 Mark ongeveer. We vinden naast een aantal bij dragen van bekende geleerden de jaarbe- richten over 17 Duitsche proefstations aangaande genomen proeven en verder een 100-tal illustraties waaronder twee gekleurde platen met de voornaamste groote en kleine hoenderrassen. Zoowel de bedrijfs- als de tentoonstellingsfokker vindt in dit boekje veel van zijn gading. Het hoofdstuk voedingsleer is aangevuld met tabellen omtrent de samenstelling en verteerbaarheid der verschillende grond stoffen. Bij denzelfden uitgever verscheen nu juist een boekje: „Die Kunstliche Brut", dus geheel gewijd aan het kunstmatig broeden. In dit boekje van ongeveer 100 bladzijden worden allerlei onderdeelen van ihet kunstmatig broeden uitvoerig be sproken. Zoo vinden we hoofdstukken (al les rijk geïllustreerd), over de ontwikke ling van de kiem van het ei, de keuze der broedeieren, de temperatuur tijdens het broeden, de vochtigheid, het keeren der eieren, de verschillende systemen der broedapparaten. Tenslotte bijzonderheden over hert broeden van eenden-, ganzen-, en kalkoeneieren. Dit is nu de 10e druk reads van het zelfde boekje in enkele jaren tijds en dit is het systeem dat mij voor de pluimvee houders het beste lijkt. Sprak ik hier van herdrukken en noemde de voordeelen daarvan, een nadeel is er eveneens, en dat is, dat dezelfde schrijvers bij een her druk meestal in hun eigen sfeer blijven, hun eigen uitdrukkingsvormen. Daarom is het zoo nuttig als er van tijd tot tijd weer eens een nieuwe jonge kracht zich op een of ander onderwerp toelegt, en in geheel nieuwen vorm er een beschouwing over geeft. Het is net of men dan naast de gewone kost weer eens plotseling wat nieuws krijgt en dit met meer belangstel ling bestudeert. Zoo begroette ik met groot genoegen een geheel nieuw boekje over de voedings leer van een pas gepromoveerd dierenarts in Berlijn, die begon als kippenhouder en daarna voor dierenarts ging studeeren. Een man dus van groote practische en theoretische kennis, die ook direct, nadat 'hij afgestudeerd was, een hooge positie kreeg aan het Pruisische ministerie van Landbouw. Het boekje heetNeuzeitliohe Geflügelfütterüng van Dr B. Grzimek en is uitgegeven te Leipzig door den uitgever van het Duitsche pluimveeblad: de Ge- flüged-Börse. Het is rijk geillustreerd, om vat ongeveer 100 bladzijden en kost onge veer f 1. De illustraties zijn nieuw en ge tuigen van een frisschen nieuwen kijk op het voedingsprobleem. Wie dit boekje ge lezen heeft zal zijn kennis omtrent de voe dingsleer enorm uitgebreid hebben en ia tevens op de hoogte van de nieuwste the orie omtrent spijsvertering bij de kip en de nieuwste recepten voor kippenvoer. En nu gaan we in het volgend artikel eens kij ken wat Berlijn voor wonderen vertoonde in de Groene Week. Dr TE HENNEPE. Vragen, deze rubriek betreffende, kun nen door onze abonné's worden gezon den aan Dr Te Bennepe, Diergaardesin- gel 96 a te Rotterdam. Postzegel voor ant woord insluiten en blad vermelden. BRIEVEN OVER OPVOEDING. 111. Leeringen wekken, voorbeel den trekken. Een zeer bekend spreekwoord, echt uit het terrein van de opvoeding. Daar is dit spreekwoord beslist geboren. En heeft het ook zijn waarheid bewezen. .Leeringen wekken, dat wil zeggen: wek ken op tot het nakomen er van. Wat ge ge leerd hebt, wekt u op tot toepassing er van; het leeren leidt tot doen. Kan althans leiden tot doen. Och neen, niet altijd. „Hij weet het wel, hij heeft het wel geleerd, maar hij doet het nietl" Is dat niet nog dikwijls de klacht? En hebben we dat niet tot eigen ervaring? Moeten we er onszelf niet van beschuldigen? Maar bij anderen zien we het nog meerl Natuurlijkll Maar goed. Leeringen kunnen dus wek ken, opwekken tot navolging; tot een be hartigen van de geleerde waarheden. Doch: voorbeelden trekken! Trekken: dat wil zeggen, ze pakken u vast en nemen u mee tot navolging. Dat is dus sterker, veel sterker. De macht en de invloed van het voorbeeld gaat veel verder dan die van het geleerde. Bij ons, ouderen, is dat reeds duidelijk. Maar meer nog bij onze kinderen. Zeg ze maar heel veel goede dingen, laat ze die van buiten leeren, opzeggen. Maar dat is nog niet het doen. Dit „doen" kan volgen, maar het blijft ook niet zelden achterwege. Maar het voorbeeld werkt aanstekelijk. Voorbeelden trekken! Welnu, hier hebt ge dan een prachtig opvoedingsmiddel. En ge zit even stil. Ge laat uw gedach ten gaan. Ja, uw kinderen volgen zelfs heel graag en heel gauw 'n gegeven voor beeld. Die kleine jongen van daarnaast gooit zoo buitengewoon graag met stee- nen: en uw eigen spruit volgt dat niet minder graag nal Tot uw spijt! Een ander kind meent in leelijke dusgenaamde krachtwoorden zijn grootheid te toon en: en het uwe neemt dat over, want dat voor beeld werkte toch zoo aanstekelijkl Nog een ander vindt nogal eens zijn lust in het plagen van kleine dieren: en uw jongen wil dat ook wel eens navolgenl Ja, het is waar: niet het minst komt de waarheid van ons spreekwoord uit in de gemakkelijke navolging van 't verkeerde 1 't Is wel droevig, maar het is waar. Maar dan hebben we ook tweeërlei taak. We moeten die verkeerde voorbeelden zoo verre mogelijk houden; er voor waken, ernstig en met ijver. Om dan dus te ster ker het goede voorbeeld voorop te zetten en 'heel veel keeren te toonen. Van wie die goede voorbeelden moeten uitgaan? Van u, als ouders, in de eerste plaats. En van de oudere broers en zus ters in de tweede plaats. Och, waren nu alle menschen maar wijs! Ja zeker, uw woord en les en leering moeten goed zijn. Ze zijn noodig. En ze kunnen „wekken". We kunnen ze niet missen. Maar uw voorbeeld is van meer belang. Dat moet trekken, trekken tot het goede. Waarom vergeten we dat toch zoo dik wijls? Het is tot onze schade en schande, en het is tot groote schade voor onze kin deren. Zeg maar: „ge moet netjes en beleefd zijn". Doch als we zelf daarin niet voo gaan, wat is dan te wachten?" Zeg maar: „ge moet altijd eerlijk waarheid spreken". Maar als onze kinde ren nu niet ons eigen goede voorbeeld zien dan worden ze maar bitter weinig „ge trokken'1.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 6