Rechtszaken
Wetenschap en Kunst
Land- en Tuinbouw
dijt ■wist er ook yan mm te praten en ge
schiedenis en overlevering gewagen van
merkwaardige gebeurtenissen, als gevol
gen van zulke droeve tijdsomstandigheden.
Mede tengevolge van het deelnemen aan
den Spaanschen Successie-oorlog, welke
ons land schatten kostte en deerlijk deed
verarmen, daalden de waarden der lande
rijen in onze provincie en elders onrust
barend, en werd de toestand dermate ont
wricht, dat meermalen voor geen enkelen
prijs, hoe gering ook, koopers werden ge
vonden, ja, men zelfs weigerde het land
als geschenk te aanvaarden, als daarvan
de kosten van overschrijving betaald
moesten worden.
Drie en een halve eeuw vroeger nog, in
1350, was zooiets ook voorgekomen, tij
dens het heerschen van de „zwarte dood",
toen zelfs door de Kerk giften in land enz.
van de hand werden gewezen. Tóén even
wel, omdat wanhoop en vertwijfeling ten
top gestegen zijnde, men door vrome wer
ken en afstanddoening van bezit, meende
te kunnen ontkomen aan die vreeselijke
ziekte; doch ook meermalen door een ont
moedigde geestelijkheid niet dorst aan
vaard worden, omdat het beschouwd werd
als den dood aanbrengend.
Zoo was het ook, we geven maar enkele
voorbeelden, vooral tengevolge van een
reeks van natte jaren en misgewassen,
omstreeks 1743, dat W. Kempe, te Wol-
faartsdijk zijn hofstede met 25 gesmet
grond, uit de hand verkocht aan een der
Ambachtsheeren, W. G. de Perponcher De
Maisonneuve, voor één gulden het gemet,
vijf en dertig gulden dus voor hof en lan
den. En zoo was het overal. Geen dorp in
ons eiland, of er worden stukken land ge
vonden welke namen dragen die herinne
ren aan die dagen, zooals, om er maar een
paar te noemen, te Ierseke, de „sjees", het
„pond boter", te Kruiningen, „het Stui
vertje", enz.
Weer, ongeveer, was er een eeuw ver
vlogen, toen andermaal na opgang -en
blinken, het verzinken nabij scheen.
Alles leek van het gewone af te wijken.
De winter van 1844'45 was uitermate
streng en stremde de scheepvaart op de
rivieren van 30 Novemiber tot 26 Maart
en hoewel Zaterdag 22 Maart de dooi in
viel (in den morgen van 14 Maart vroor
het nog ruim 5 graden), zoo at men toch
den volgenden dag, len Paasöhdag en ook
2en Paaschdag, eieren op het ijs.
Heerschte de winter lang en streng, de
lente liet op zich wachten en pas den 2den
Juni werd het een 'beetje warm, gevolgd
weer door ontzettende hitte, waardoor
vooral de 7de Juli befaamd is geworden
en aan menigeen het leven heeft gekost.
Doch wat de maat der rampspoeden
deed overloopen, was wel dat voor het
eerst de sedert zoo welbekende aardap
pelziekte zich vertoonde, en wel in zoo
hevige mate, dat een volslagen misgewas
het gevolg er van was.
De daardoor ontstane armoede bracht
de veiligheid ten zeerste in het gedrang en
het bleek noodzakelijk ten plattelande van
Zuid-Beveland, de politie te versterken
met een detachement van het 2e regiment
dragonders, bestaande uit een officier en
vijf en twintig manschappen, welke gedu
rende de vier wintermaanden te Goes en
op verschillende dorpen werden inge
kwartierd.
Wie over de bittere armoede, toen gele
den, hooren wil, legge zijn oor te luisteren
bij oude lieden, die het vader en moeder
zoo vaak hebben hooren ophalen.
Dat dezelfde verschijnselen zich ook
weer voordeden bij den prijs der landen
en pachten, behoeft wel geen betoog. De
groote hoeve in den Kruiningschen pol
der, thans bewoond door P. J. M. Lodiers,
bleef, na 'het verlaten van den pachter
G. Dek, een jaar „te rieste" liggen, uit
sluitend omdat geen liefhebber was te vin
den, zelfs niet voor gratis bewoning. In
die bange dagen scheen het wel of aan
het bestaan van den landbouwersstand
een eind zou 'komen, niets had meer waar
de en geld bezat bijna niemand.
Zóó was het ook geschapen met de
mooie hoeve aan den Tweeden Weg te
Rilland-Bath, naar aanleiding waarvan
we deze memorabilia mededeelen.
Daarop woonde in dien tijd een bijzon
der ernstig getroffen slachtoffer. Hoewel
betere jaren genoten 'hebbende was hij
met den tijd meegezakt, en scheen nu den
toestand van „verzinken" nabij. De mid
delen in goede jaren bijeen gekregen,
smolten weg als sneeuw voor de zon. „Nóg
een jaar", „nóg eens aanzien", ,,'t zal toch
niet altijd zoo blijven", ,,'t is al eens meer
zoo geweest en gebeterd", dus nog maar
wat moed gehouden, maar 'smans wen-
schen gingen voor hem niet in vervulling
en eindelijk was het niet langer te hou
den, hier schuld, daar schuld, overal
schuld.
Op een goeden morgen zagen de buren,
dat, zeer tegen de gewoonte in, alles ge
sloten bleef. De luiken bleven dicht, de
deuren gesloten, geen mensch vertoonde
zich en ook geen dier, zelfs geen kip. Een
doodsohe stilte heerschte er, en toen men
eens ging onderzoeken, hoe de vork aan
de steel zat, bleek, dat, als weeleer het
oude Israël het land der Fharao's was
uitgetogen, de boer met zijn gansche heb
ben en houden, in den jongsten nacht was
afgereisd.
Natuurlijk wekte de manier waarop de
aftocht was voltrokken, meer verwonde
ring dan het vertrek zelve en werd de
eigenaar der hceve zoodra mogelijk van
dit wondere wedervaren in kennis gesteld.
Nu moest een andere pachter of althans
bewoner worden opgezocht, doch deze
scheen onmogelijk gevonden te kunnen
worden en zoo verstreek al wat tijd en
bleef het bezit onverzorgd liggen, tot de
eigenaar in Rotterdam een hem zeer goed
bekend schipper tegen het lijf liep, welke
hrm vroeg, of hij niets te varen had, daar
hij al zoolang had stilgelegen, Xe bsvrach.
ten heb niets, was het antwoord, maar
je kunt boer worden als je wilt, boer op
een groote hoeve in Zeeland. Trots alle
narigheden barstte de schipper in lachen
uit, meenende, dat het een grap was, doch
toen het hem bleek, dat het ernst was,
werkte hij met de tong de flinke pruim
eens van de eene zijde van den mond naar
de andere en zette de qoren open, want
van 't wachten op vracht kon hij toch
ook niet leven en „men kan nooit weten
hoe een koe een haas vangt".
Na eenig heen en weer praten toog men
naar 'boord en werd thans moeder de
vrouw een verhoor afgenomen. Het eind
der zaak was, dat Janmaat landbouwer
werd.
Een paar koeien, eenige kippen, en nog
een en ander gerief tot uitoefening van
het landbouwersbedrijf werd hem gratis
ten gebruike gegeven, mede tot bun onder
houd; hij 'had enkel de verplichting,
zooveel hem doenlijk was, gebouwen en
landerijen te onderhouden en daar hem
alle vakkennis ontbrak, in alles de voor
schriften en raad van buurman op te vol
gen, die den nieuwbakken landman de
kunst zou aanleeren. Het gezin, gewoon
dag en nacht in touw te zijn, schikte zich
wonderwel in den vreemden werkkring,
vooral ook omdat, zooals baas en bazin
vaak tegen elkaar zeiden, ze nu althans
goed eten hadden.
Door 's Heeren zegen heeft hun oog be
tere tijden zien geboren worden, hebben
zij den druk allengs zien afnemen, tegen
spoed is veranderd in voorspoed, armoe
in welvaart, ja, rijkdom is hun deel ge
worden.
Tot aandenken aan dit stuk levensge
schiedenis werd door de dankbare lieden
een scheepje boven op het dak der schuur
geplaatst, hetwelk tot deze dagen toe nog
daar te vinden is, en trouw de herinne
ring bewaart aan bange dagen, doch die
gevolgd zijn geworden door betere tijden.
Y. v. 0.
Rechtbank te Middelburg.
Aanslag op den burgemeester van Eede.
Ter zitting van de Rechtbank te Mid
delburg van gisteren had zich te verant
woorden zekere A. M., leurder, wonende
aan het Belgische grensplaatsje Malde-
ghem, thans verblijvende in het Huis van
Bewaring te Middelburg, verdacht van het
piegen van een aanslag op het leven van
den burgemeester van Eede.
Hij had den burgemeester dreigend toe
gevoegd, dat hij hem „kapot" zod maken,
terwijl hij daarbij gelijktijdig uit 'n schiet
wapen twee schoten in de richting van
dien magistraat heeft gelost, zonder hem
evenwel te treffen.
Verdachte, verschenen zijnde, werd
rechtskundig bijgestaan door mr van Ent-
pel, advocaat te Middelburg.
De Officier van Justitie, zegt, na getui
genverhoor, de zaak niet zoo te zien als de
burgemeester dit doet, die meent dat er
in verband met de snelle opeenvolging der
schoten, met een revolver moet zijn ge
schoten.
Het in beslag genomen pistooltje is een
onschuldig wapen, en dat verdachte een
revolver zou hebben gebezigd, is niet be
wezen. Bewezen is de bedreiging en de
beleediging.
De Officier eischt 3 maanden gevange
nisstraf met aftrek voorarrest.
Verdaohte's verdediger zegt, dat deze
zaak zeer is opgeblazen. Verdachte is niet
als een normaal mensch te beschouwen.
Pleiter roept voor verdachte een buiten
gewone clementie van de Rechtbank in.
Uitspraak over 14 dagen.
J. W., landbouwer te Kapelle, was in
hooger beroep gekomen tegen een vonnis
van den Kantonrechter te Goes, waarbij
hij wegens overtreding der Boschwet werd
veroordeeld tot een geldboete van f25 of
10 d.h. Eisch bevestiging van het vonnis,
waarvan hooger beroep.
G. A. K., 18 jaar, had hooger beroep
aangeteekend tegen een vonnis van den
Kantonrechter te Goes, waarbij hij we
gens straatschenderij werd veroordeeld tot
een geldboete van f 15 of 10 d.h. Eisch be
vestiging van 't vonnis, waarvaja hooger
beroep.
Tevens was G. A. K., 18 jaar, arbeider
te Kapelle, in hooger beroep gekomen te
gen een vonnis van denzelfden Kanton
rechter, waarbij hij wegens afleveren van
vuurwapenen, en voorhanden hebben van
munitie, werd veroordeeld tot een geld
boete van f 10 of 1 maand tuchtschool en 1
maand tuchtschool. Eisch bevestiging van
de vonnissen waarvan hooger beroep met
uitzondering van de straffen, f 10 of 1
week tuchtschool en f 20 of 10 d.h.
Zondagssluiting te Zoutelande.
G. G., 30 jaar, caféhouder, te Zoutelan
de, en G. P., 45 jaar, pensionhouder, even
eens aldaar woonachtig, waren in hooger
beroep gekomen tegen een vonnis van den
Kantonrechter te Middelburg waarbij zij
ieder werden veroordeeld tot een geld
boete van f 0.50 of 1 d.h., wegens in de
gemeente Zoutelande als houder van een
voor het publiek toegankelijke inrichting,
deze inrichting met aanhoorigheden des
Zondags niet den geheelen dag gesloten
houden.
De Officier van Justitie eischte thans
bevestiging van de vonnissen waarvan
hooger beroep.
SAUL
G. F. Handel .oo.
Het oratorium Saul van Handel kon
eigenlijk beter Saul en David fheerten, om
dat het begint met de overwinning van
David en eindigt met diens aanvaarden
van het koningschap over Israël.
Nu dit kunstwerk voor de eerste maal
in Zeeland ten gehoore zal komen op de
uitvoering van het Chr. Gem. Koor te
Goes op 15 Febr. a.s. is een korte uiteen
zetting van den gang voor velen misschien
welkom.
De ouverture, door de bewerking van
Dr Chrysander tot de juiste proportie ge
bracht, verplaatst ons in het leger der Is
raëlieten, dan de overwinning op denFi-
listijnschen reus. Met trompetgeschal viert
het volk de zege en klinkt het volle koor:
„Hoe wonderlijk schalt Heer Uw lof". Dan
wijst een sopraan, een vrouw uit het volk,
op David, die den vijand ten val bracht.
Scherp is de tegenstelling als een drie
stemmig koor den „Gottesleugner" schil
dert in z'n optreden en vlak daarop de
lichte tred den held van Israël, den jon
gen David aankondigt.
Het strijdgewoel breekt los en met een
machtig „Hallelujah", waarbij ook een
kinderkoor mee instemt, eindigt deze eer
ste periode.
Jonathan brengt den jongsten zoon van
Isaï bij Saul.
In een aria, vol van kinderlijken dee
moed, dankt de jonge held voor zijn over
winning. Vrouwen en meisjes, later ver
meerderd met kinderen en het overige
volk, roemen bij beurten den man, die zijn
„tienduizend" versloeg. „Heil dir David,
junger Held!" Hiermee staan we weer
echt in 't midden van de volkskunst, zoo
als Handel die vermag te geven. Lustig
klinken klokketonen tusschen de vroolijke
stemmen.
Saul ergert zich. Eerst een melancho
lisch, duister recitatief, gevolgd door een
aria vol van de onrust die hem beheerscht
De eerste violen schieten scherp omhoog,
terwijl ook de stem zich beweegt in een
omvangrijk toongebied. Dan komt Jona
than, die opgevorderd wordt, den verme-
telen jongeling te treffen. Ontroerend is
zijn antwoord. „Neen, strenge vader,
neenl" Eerst als een zachte elegie, later
beslist en met nadruk verklaart hij den
liefsten, besten vriend trouw te blijven.
Het koor bezegelt deze trouw met een
bede tot God om bewaring voor den red
der. Dit koor, echt Handelsch van bouw,
is een van de mooiste uit het gansche
werk. De toonaard, mineur, maakt het
moeilijk van uitvoering, en eischt veel van
de zangers en zangeressen, maar het go-
heel is een teer sluitstuk van het eerste
gedeelte van het oratorium.
Bij den aanvang van het tweede deel
krijgt het koor een totaal andere taak. Ge
dragen door een bas, die koppig vast
houdt aan een melodie, die in de verte
herinnert aan het klokkenspel van den
vroegeren zegezang, roepen de vrienden
van David en Saul den vloek toe aan den
demon van den nijd en van de jalouzie. Dé
violen omspelen 'het met huiveringsmotie
ven, terwijl de stemmen óf bij beurten óf
te zamen den nijd trachten te bezweren.
Het klinkt huiveringwekkend als ze hun
„Weiche" in deze nachtelijke orkestmu
ziek doorzetten. Het maakt den indruk
van een geestenbezwering. Later huichelt
Saul verzoening.
Ontroerend is het largo, waarin Jona
than zijn vader smeekt den jongeling geen
kwaad te doen, wat te meer uitkomt als
Saul zweert op een pompeuzen toon; „Den
Jüngling trift kein Leid". Hij geeft aan
David zijn dochter Michal tot vrouw en
in een zoet gevooisd duet prijzen die bei
den hun geluk. Zacht vleiend wentelen de
stemmen om en om, tot dat het koor den
satz overneemt met het „Heil zij den man"
Het gaat in deze beide gedeelten om de
teerste pianissimo's. Hoor slechts het
„Des Heeren macht verlamt zijn moed,
verkeert in liefde al zijn haat en voert
'hem zachtheid in 't gemoed".
David trekt nu weer op tegen de Fili
stijnen. Een synfonia laat krijgsmuziek
hooren.
Bij de terugkomst vertelt hij Michal, dat
Saul hem 'bedreigde met zijn speer, waar
na ze samen in een duet vol dramatische
spanning besluiten, dat David moet vluch
ten. Doëg komt. Hij heeft in last den op
standeling dood of levend bij Saul te
brengen. Michal geeft haar ongerustheid
in een krachtige aria te kennen en stort
daarna haar hart uit in een roerend ge
bed tot God, den Vader des vredes, Die de
harten neigt". Het is een beurtzang tus
schen cello en zangeres, waarin hooge
eischen worden gesteld, doch die bij goede
voorbereiding ook machttig is van wer
king.
Dan gaat het naar Saul's verderf. Het
begint met het feest der Nieuwe Maan.
Als de koning bemerkt, dat Jonathan den
vijand beschermt, wordt in waanzin ook
de speer naar hem geworpen, wat het
koor doet zingen: „O blinde razernij!"
In het eerst geeft dit koor den indruk van
verslagenheid, totdat uit den wirwar van
stamelende stemmen en aldoor medulee-
rende partijen het hoofdmotief naar vo
ren komt. Langs een vrije dubbel-fuga
eindigt het in een ontroerende elegie.
In het derde deel grijpen de gebeurte
nissen snel achter elkaar plaats. Saul
gaat naar de heks van Endor. Sterk door
'hun eenvoud worden 'hier de recitatie
ven. Als Samuëls geest opkomt is alles
huiveringwekkend en toch blijven de mid
delen die Handel hier gebruikt zoo sober.
Deze wijze van doen herinnert zeer sterk
aan Bach's Mattheüs, waar ook het meest
verhevene ligt in de versobering der ont
roerende recitatieven.
Dan volgt een symfonie, de korte mooie
strijdsymfonie, waarna een bode de tij
ding brengt van Saul's en Jonathan's
dood. We staan dan voor het eind, maar
ook voor het hoogste kunnen van Handel
in dit oratorium. Edele mann "•©-
moed spreekt uit de klacht va- jjavid,
die nog voorafgegaan wordt door den
overal bekenden treurmarsch. In Enge
land wordt deze „marche funèbre" tot
aan den tegenwoordigen tijd nog gespeeld
bij alle militaire begrafenissen. Dan zingt
het koor in: „Klaag Israël, klaag!" den
dooden zang, weldra om beurten met Da
vid z'n smart uitend om den val van
Jonathan.
Ontroerend is hier de werking van zan
gers en orkest met den solist.
Het werk eindigt, na een opwekking
van den priester Abjathar met een zege
zang voor den komenden koning David.
Het is onnoodig te zeggen, wat Handel
van dat slotkoor maakte, dat op een
zeer imposante wijze Juda's legermacht
opwekt, de slappe knieën op te richten,
om zich te scharen rond den held van het
Nieuwe Rijk.
Wat in de Saul zoo bijzonder aantrek
kelijk is, is de dramatische spanning,
waartoe het Bijbelsch verhaal, dat ge
trouw werd gevolgd, ook alle mogelijkhe
den bood en de eenheid, die het heele
werk door de historie verkreeg.
Het oratorium behoort ongetwijfeld tot
een der meesterstukken van den genialen
Handel, wiens onsterfelijke naam er mede
door bevestigd wordt.
Nuttige nieuwe boekjes.
Van Leipzig is het kippenfestijn over
geplaatst naar Berlijn en is daar vorige
week ter gelegenheid van de z.g. Groene
Week weer een flinke kippententoonstel-
ling gehouden. Alvorens nu een en an
der over de ervaringen in Berlijn te
schrijven moet ik even een paar vragen
bespreken die mij van meer direct be
lang schijnen. De eerste vraag, en zoo
ontvang ik er voortdurend, is: Wat is
het beste boek over pluimvee en waar
kan ik dat koopen?
Als nu de vraagstellers alleen Neder-
landsehe boeken lezen zijn we gauw uit
gepraat. Nederland is zeer arm aan
pluimveelitteratuur en de kennis omtrent
de pluimveewetenschap verandert zoo
snel, dat een flink boek in Nederland ook
niet bestaan kan. Een flink boek zou veel
geld kosten en slechts een kleine oplage
kunnen hebben. Tegen den tijd dat het
klaar was zouden verschillende hoofd
stukken al weer verouderd zijn en het
boek waardeloos maken.
Veel beter is dus het systeem van klei
nere boekjes, die betrekkelijk goedkoop
zijn en snel herdrukt worden. Als zooda
nig is in ons land het nieuwste boekje
van den heer P. J. Wijk te Apeldoorn
onlangs door mij aangekondigd. Het is
'n goed boekje dat veel nuttige wenken in
gemakkelijk leesbaren vorm bevat. Het
heet „Pluimveehouderij", kost f 1.25 en is
uitgegeven bij de firma Tjeenk Willink te
Zwolle.
Wie voortdurend eenigszina op de
hoogte wil blijven van het vak moet een
pluimveeblad lezen, doch men moet be
denken dat dergelijke bladen geen filan
tropische instellingen zijn en voor een
groot gedeelte van de advertenties moe
ten bestaan. De belangen der adverteer
ders moeten in de artikels behartigd al
thans niet tegengewerkt worden, vandaar
dat de voorlichting in bladen met adver
tenties slechts voor een deel neutraal is.
Het pluimveeblad is een prachtig middel
om kennis te verspreiden, maar een
ideaal middel is het absoluut niet. Het
boekje van den heer Wijk geeft wat voe
derkwesties betreft meer inlichtingen dan
verschillende pluimveebladen. Er zijn mij
in de wereldliteratuur onder honderden
tijdschriften er slechts enkele bekend die
geheel vrij zijn in hun redactioneel ge
deelte, n.l. één Amerikaansch en één
Duitsch.
De Duitsche literatuur is op het gebied
der neutrale voorlichting, onafhankelijk
van de adverteerders, verder dan de onze
en de uitgevers schroomen ook niet om
op de zoo juist door mij beschreven wijze
brochures uit te geven, welke voortdurend
herdrukt worden en alzijdige voorlichting
geven.
Zoo ontving ik dan te Leipzig op de
tentoonstelling een drietal interessante
boekjes, welke, als men de Duitsche taal
voldoende beheerscht, van hooge waarde
zijn.
Ie. De beroemde kalender voor Pluim
veeteelt (Kalender für Geflügelzuchter),
uitgegeven door de firma Fritz Pfen-
ningstorff te Berlijn. Dit boekje van klein
formaat bevat 670 bladzijden, waarvan
270 met artikelen van de beste deskundi
gen over allerlei onderwerpen. De prijs is
uiterst laag en bedraagt slechts 1 Mark
ongeveer. We vinden naast een aantal bij
dragen van bekende geleerden de jaarbe-
richten over 17 Duitsche proefstations
aangaande genomen proeven en verder
een 100-tal illustraties waaronder twee
gekleurde platen met de voornaamste
groote en kleine hoenderrassen. Zoowel
de bedrijfs- als de tentoonstellingsfokker
vindt in dit boekje veel van zijn gading.
Het hoofdstuk voedingsleer is aangevuld
met tabellen omtrent de samenstelling en
verteerbaarheid der verschillende grond
stoffen.
Bij denzelfden uitgever verscheen nu
juist een boekje: „Die Kunstliche Brut",
dus geheel gewijd aan het kunstmatig
broeden. In dit boekje van ongeveer 100
bladzijden worden allerlei onderdeelen
van ihet kunstmatig broeden uitvoerig be
sproken. Zoo vinden we hoofdstukken (al
les rijk geïllustreerd), over de ontwikke
ling van de kiem van het ei, de keuze der
broedeieren, de temperatuur tijdens het
broeden, de vochtigheid, het keeren der
eieren, de verschillende systemen der
broedapparaten. Tenslotte bijzonderheden
over hert broeden van eenden-, ganzen-, en
kalkoeneieren.
Dit is nu de 10e druk reads van het
zelfde boekje in enkele jaren tijds en dit
is het systeem dat mij voor de pluimvee
houders het beste lijkt. Sprak ik hier van
herdrukken en noemde de voordeelen
daarvan, een nadeel is er eveneens, en
dat is, dat dezelfde schrijvers bij een her
druk meestal in hun eigen sfeer blijven,
hun eigen uitdrukkingsvormen. Daarom
is het zoo nuttig als er van tijd tot tijd
weer eens een nieuwe jonge kracht zich
op een of ander onderwerp toelegt, en in
geheel nieuwen vorm er een beschouwing
over geeft. Het is net of men dan naast
de gewone kost weer eens plotseling wat
nieuws krijgt en dit met meer belangstel
ling bestudeert.
Zoo begroette ik met groot genoegen
een geheel nieuw boekje over de voedings
leer van een pas gepromoveerd dierenarts
in Berlijn, die begon als kippenhouder en
daarna voor dierenarts ging studeeren.
Een man dus van groote practische en
theoretische kennis, die ook direct, nadat
'hij afgestudeerd was, een hooge positie
kreeg aan het Pruisische ministerie van
Landbouw. Het boekje heetNeuzeitliohe
Geflügelfütterüng van Dr B. Grzimek en
is uitgegeven te Leipzig door den uitgever
van het Duitsche pluimveeblad: de Ge-
flüged-Börse. Het is rijk geillustreerd, om
vat ongeveer 100 bladzijden en kost onge
veer f 1. De illustraties zijn nieuw en ge
tuigen van een frisschen nieuwen kijk op
het voedingsprobleem. Wie dit boekje ge
lezen heeft zal zijn kennis omtrent de voe
dingsleer enorm uitgebreid hebben en ia
tevens op de hoogte van de nieuwste the
orie omtrent spijsvertering bij de kip en de
nieuwste recepten voor kippenvoer. En nu
gaan we in het volgend artikel eens kij
ken wat Berlijn voor wonderen vertoonde
in de Groene Week.
Dr TE HENNEPE.
Vragen, deze rubriek betreffende, kun
nen door onze abonné's worden gezon
den aan Dr Te Bennepe, Diergaardesin-
gel 96 a te Rotterdam. Postzegel voor ant
woord insluiten en blad vermelden.
BRIEVEN OVER OPVOEDING.
111.
Leeringen wekken, voorbeel
den trekken.
Een zeer bekend spreekwoord, echt uit
het terrein van de opvoeding. Daar is
dit spreekwoord beslist geboren. En heeft
het ook zijn waarheid bewezen.
.Leeringen wekken, dat wil zeggen: wek
ken op tot het nakomen er van. Wat ge ge
leerd hebt, wekt u op tot toepassing er
van; het leeren leidt tot doen. Kan althans
leiden tot doen.
Och neen, niet altijd. „Hij weet het wel,
hij heeft het wel geleerd, maar hij doet
het nietl" Is dat niet nog dikwijls de
klacht? En hebben we dat niet tot eigen
ervaring? Moeten we er onszelf niet van
beschuldigen? Maar bij anderen zien we
het nog meerl Natuurlijkll
Maar goed. Leeringen kunnen dus wek
ken, opwekken tot navolging; tot een be
hartigen van de geleerde waarheden. Doch:
voorbeelden trekken! Trekken: dat wil
zeggen, ze pakken u vast en nemen u mee
tot navolging. Dat is dus sterker, veel
sterker. De macht en de invloed van het
voorbeeld gaat veel verder dan die van
het geleerde.
Bij ons, ouderen, is dat reeds duidelijk.
Maar meer nog bij onze kinderen. Zeg ze
maar heel veel goede dingen, laat ze die
van buiten leeren, opzeggen. Maar dat is
nog niet het doen. Dit „doen" kan volgen,
maar het blijft ook niet zelden achterwege.
Maar het voorbeeld werkt aanstekelijk.
Voorbeelden trekken!
Welnu, hier hebt ge dan een prachtig
opvoedingsmiddel.
En ge zit even stil. Ge laat uw gedach
ten gaan. Ja, uw kinderen volgen zelfs
heel graag en heel gauw 'n gegeven voor
beeld. Die kleine jongen van daarnaast
gooit zoo buitengewoon graag met stee-
nen: en uw eigen spruit volgt dat niet
minder graag nal Tot uw spijt! Een ander
kind meent in leelijke dusgenaamde
krachtwoorden zijn grootheid te toon en:
en het uwe neemt dat over, want dat voor
beeld werkte toch zoo aanstekelijkl Nog
een ander vindt nogal eens zijn lust in het
plagen van kleine dieren: en uw jongen
wil dat ook wel eens navolgenl
Ja, het is waar: niet het minst komt de
waarheid van ons spreekwoord uit in de
gemakkelijke navolging van 't verkeerde 1
't Is wel droevig, maar het is waar.
Maar dan hebben we ook tweeërlei taak.
We moeten die verkeerde voorbeelden zoo
verre mogelijk houden; er voor waken,
ernstig en met ijver. Om dan dus te ster
ker het goede voorbeeld voorop te zetten
en 'heel veel keeren te toonen.
Van wie die goede voorbeelden moeten
uitgaan? Van u, als ouders, in de eerste
plaats. En van de oudere broers en zus
ters in de tweede plaats.
Och, waren nu alle menschen maar
wijs!
Ja zeker, uw woord en les en leering
moeten goed zijn. Ze zijn noodig. En ze
kunnen „wekken". We kunnen ze niet
missen.
Maar uw voorbeeld is van meer belang.
Dat moet trekken, trekken tot het goede.
Waarom vergeten we dat toch zoo dik
wijls? Het is tot onze schade en schande,
en het is tot groote schade voor onze kin
deren.
Zeg maar: „ge moet netjes en beleefd
zijn". Doch als we zelf daarin niet voo
gaan, wat is dan te wachten?"
Zeg maar: „ge moet altijd eerlijk
waarheid spreken". Maar als onze kinde
ren nu niet ons eigen goede voorbeeld zien
dan worden ze maar bitter weinig „ge
trokken'1.