[spaart dükol zegels I Gemengd Nieuws Het Vrouwenhoekje PUIK VAN KOOK Voor de jeugd. ALSEMTEUGEN bezig zijn. „Juffertje". De volgende brief zal wel een lange worden, want over het feest heb je natuurlijk heel veel te schrij ven. Heb je je gezicht weer goed schoon kunnen krijgen? „Breistertje". En ben je zoet geweest van de week. Ik hoop het voor je. Vreeselijk, wat schrok ik toen ik dat van het ijs las. Nooit meer zooiets doen hoor. Een andere keer loopt het mis schien niet zoo goed af. 88. 26. 18. 80. wu een bekende berg. 84. 85. 40. 8. 29. 10 zijn deelen van den tabernakel. rv. (Wordt vervolgd.) (Wordt vervolgd.) De gasvergiftiging te Susteren. Gisternacht is in het zie kenhuis te Sittard overleden de heer W. J., een der slachtoffers van de gasvergif tiging te Susteren. Ook voor het leven der vrouw wordt nog steeds gevreesd. i Sensationeele arrestatie van een in breker. Woensdagnacht hebben twee inbrekers een bezoek ge bracht aan het kantoorlokaal van de fa briek „Het Anker" te Utrecht. Terwijl men bezig was de brandkast te forceeren werden de heeren gestoord, doordat een meesterknecht van de fabriek het kan toor binnenkwam. De twee mannen na men de vlucht en de politie, die dadelijk van het gebeurde op de hoogte werd ge steld. begon een nauwkeurig onderzoek. Ze trok naar de Zakkendragerssteeg, waar een der twee vermoedelijke inbre kers woont. De aanhouding zou evenwel nog heel wat voeten in aarde hebben. De man weigerde, om te beginnen, naar buiten te komen of de politie toe te laten. Ver volgens deed hij een poging, te ontvluch ten door in een woning van de buren bin nen te dringen. En zelfs ging hij er toe over, de politie te bestoken, door het huisraad, dat zich daartoe leende, naar beneden te werpen. Toen de zaak werke lijk een ernstigen vorm ging aannemen, begon de politie ook uit een ander vaatje te tappen. Een welgemikt schot uit een dienstrevolver verwondde den verwoeden inbreker zoodanig, dat hij zonder ver dere moeite kon worden gearresteerd. Hij is voorloopig in de Rijksklinieken ter verpleging opgenomen. Liefhebbers van oude kranten. Een winkelierster te Gronin gen had reeds een paar maal bemerkt, dat jongens in haar winkel kwamen en geld uit de toonbanklade stalen. Zij kwa men dan vragen om oude kranten en pleegden dan den diefstal wanneer de juffrouw naar achteren ging om het ge vraagde te halen. Toen deze week weer een jongen om kranten kwam vragen, verstopte de juffrouw zich in een aan grenzende kamer en betrapte den jongen, terwijl hij over den toonbank hing en de la opende. H(ij werd aan de politie overgegeven, die hem in voorloopige bewaring hield. Het bleek een vijftienjarige schippersjongen te zijn uit Stadskanaal. Ongeval in een gasfabriek. Vrijdagmiddag is een loswerkman van de gemeente-gasfabriek te Tilburg, zekere K., met zware wonden dood in de on- dergrondsche kolentransport aangetrof fen. Vermoed wordt, dat hij door een ko lenwagen is overreden. Postzak verdwenen. Tijdens het vervoer van poststukken van Mont- foort naar het station Woerden, dat per autobus geschiedde, is gisteren een post zak, waarin een groot geldsbedrag, op onverklaarbare wijze verdwenen. Nadere bijzonderheden ontbreken nog. Kind voor de ouderlijke wo ning doodgereden. Gisterenavond is te Hedel de 10-jarige C., die, van school komende, voor de ouderlijke woning uit een autobus stapte, doordat hij niet op het verkeer lette door een passeerende vrachtauto overreden. Het kind was op slag dood. Voor de keuken. Gestoofde witte boonen. Bij 4 ons witte boonen heeft men hiervoor noo- dig: 2 flinke uien, 5 a 6 eetlepels tomaten- purée, 3 afgestreken eetlepels boter, pepei en zout. Men laat de gewasschen boonen één nacht weeken in ruim water, brengt ze dan aan de kook en laat ze zachtjes gaar worden zonder dat ze stuk koken. Na Yt uur koken voegt men er het noodige zout bij. Intusschen hakt men de uien fijn, laai ze, in een gesloten pannetje zachtjes gaar smoren zonder dat ze bruin worden en voegt er dan de tomatenpuree bij. De gaar gekookte boonen laat men op een vergiet uitlekken en roert ze dan door het uien- en tomatenmengsel, waarin men ze door en door heet laat worden. Vóór het opdoen strooit men wat fijn gehakte peterselie over het gerecht heen. Koolsoep. Benoodigd: 1Y L. bouil lon, 54 savoye- of witte kool, Y> eetlepel kerry, 1 pond bloem, 60 gram boter, 1 ei. Bereiding: Smelt de boter in een pan, voeg er de in dunne reepjes gesneden kool en de kerry bij en laat de kool, af en toe roerend in de boter gaar stoven (ongeveer 3 kwartier). Maar zorg, dat ze licht van kleur blijft. Voeg er dan het meel bij, en langzamerhand de bouillon. Laat de soep roerende gaar koken. Giet ze bij het ge klopte ei. Eenvoudige bruine boonen soep. 4 dL. bruine boonen, 2 54 liter wa ter met zout, 4 preien, 1 bos selderijgroen, 60 gT. boter of rundvet. Wasch de boonen en week ze geduren de 24 uur in het koude water, breng ze hierin aan de kook en laat ze op een zacht vuur 1 uur koken. Voeg er dan de schoongemaakte en gewasschen groente bij en laat de soep nog 1 uur zachtjes koken. Wrijf de boonen fijn, zoodat de soep gelijkmatig gebonden is en roer de boter of het vet er door. Kamerplanten. Het begieten van kamerplanten moet werkelijk met veel zorg geschieden. Men moet onderscheid maken tusschen de eene plant en de andere, de eene moet veel water en een ander zeer weinig water hebben en niet al te dikwijls. Nu is het veelal de gewoonte van de vrouw des huizes haar planten zelf te be handelen. Dit is niet alleen goed, maar bijna noodzakelijk, daar dat werkje niet vandaag door die en morgen weer door een ander kan worden gedaan. Wanneer een en dezelfde persoon dit doet, gebeurt bet begieten regelmatig en met meer zorg. Toch moet men er wel degelijk kennis van hebben of de planten werkelijk iederen dag water noodig hebben. Men moet zoo maar niet eiken dag op een bepaald uur alle planten in de kamer begieten, zonder er rekening mede te houden dat de pot nog nat genoeg is en of een andere plant in dien tusschentijd niet veel te droog staat. Er zijn planten, die in den tijd van weel- derigen groei heel wat water noodig heb ben en in de rustperiode zeer gevoelig zijn voor vocht. Wil men met kamerplanten werkelijk succes hebben, dan geldt dus als eerste regel er niet gedachteloos op los te gie ten. Vooral vetplanten en cacteeën ver- eischen een heele studie, daar ieder plantje afzonderlijk weer een variatie van het begieten vraagt. Eenige wenken. Tullen gordijnen kan men on brandbaar maken door ze te spoelen in een oplossing van 1 Liter water en een kwart K.G. ammonium phosfaat en daar na uitwringen. Het uiterlijk van de gor dijnen verandert niet door deze bewer king. Zeem- en wil diederen hand schoenen trekt men bij het wasschen aan, doopt een lapje flanel in melk en wrijft hiermede de handschoenen af tot ze schoon zijn. Een weinig zeep aan het lapje is gewenscht. Ook kan men ze aan de handen in een lauw zeepsopje was schen en naspoelen in lauw water, waarin enkele druppels slaolie. Op spanners dragen, nu en dan op rekken, dan 'blijven ze soepel. Een kleeding'stuk kan men als volgt waterdicht maken. Men hale bij drogist of apotheker vijf procents azijnzure aluin aarde (acetas aluminicus), laat het klee- dingstuk daar 12 uur in liggen en hang het dan te drogen. Deze bewerking moet eenige keeren herhaald worden. Ru w e handen. De handen na het wasschen met een druppeltje olijf olie, of 'n ietsje zuivere witte vaseline in wrijven, maar dan ook echt tn de huid masseeren, zoolang tot er geen vet meer te zien is. Wat vette talk er overheen. Handen afvegen, en klaar zijn we. Beste Nichtjes en Neefjes! Voor hen die het nog niet weten vertel ik nog even dat er deze week geen brief jes gestuurd behoeven te worden. Dé volgende keer plaats ik prijsraad sels en daarna worden de oplossingen in gezonden. Er zijn toch nog verrassingen bij ge komen. Gaan jullie de briefjes maar gauw lezen. Goes. „Luistervinkje". Je bent flink begonnen door direct al twee brieven te schrijven. En nu volhouden hoor. Doe je op school ook goed je best? In welke klas zit je eigenlijk. „Blondine". De brief zag er aan de buitenkant zoo onbekend uit en ja hoor, daar kwam weer een nieuw nichtje zich aanmelden. Je bent hartelijk wel kom. Jij hebt op school zeker wel een mooi cijfer voor schrijven? „Barberis". Leuk dat het jouw vriendinnetje is. Be valt de muts je goed? Nu maar flink je best doen dat je goed leert spelen. Middelburg. „Vergeet mij niet". Bij jullie ook al zieken, nu hier in Goes is het al net zoo. Het beste met Moeder en zusje en de groeten aan Klimop. Jullie had nu al den tijd om de boekjes te lezen. Nieuwdorp. „Juffertje in 'tGroen". Prettig dat je briefje er weer is. Ik dacht heusch al dat je ons vergeten had. W. W. heeft het nu zeker wel erg druk? Doe je hem de groeten van mij? „Dagbloem". Je hebt gelijk hoor dat je ook mee gaat doen. Alleen wil ik nog wel weten hoe oud je tent. Als je de oplossing van het vorige nog hebt, stuur dat dan ook maar. Ken jij Mappie ook? „Vadershelper" en „Zon nebloempje". V. heeft de aankomst van de bouwplaat prachtig beschreven, ik had er echt plezier van, en zou wel eens om een boekje willen kijken «le jullie er «an Lewedorp. „Zeemeeuw". Het beste is dat je je vriendjes eens aan gaat spo ren ook mee te doen. Ja, de tijd vliegt snel. Vind je het jammer van school af te gaan en weet je al wat je dan gaat doen? Borsselen. „Mappie".. Nog harte lijk gefeliciteerd met je verjaardag. Wat heb jij mooie cadeaux gekregen. Wil je Moeder hartelijk bedanken voor het raad sel? Ik kan het heel goed gebruiken. Serooskerke. „Klavervier". Dank je wel voor het raadsel. Ik vind het altijd prettig als er eens een raadsel voor mij gemaakt wordt. Een paar letters had je nog vergeten. „De Ruijter". Deze tekst zal wel heel wat vlugger gaan dan de eerste, maar daarom kan hij wel net zoo mooi worden. Wanneer ga jij de groote raad sels oplossen? „Dikkie". Een lastig geval met die brief. Jij krijgt op school zeker nooit straf omdat je te veel babbelt. Of dat toch wel? Is er nu niemand meer ver kouden? „Kortenaer". Jij jjent dus degene die ons deze week nog komt verrassen. Ik vind het best als je het briefje bij een an der in de enveloppe doet. Er wordt altijd om de 14 dagen geschreven. Ben jij de oudste thuis? „Geranium". Echt leuk hoor, die sokjes, komt er ook nog een ge kleurd randje in of laat je ze effen? Eigen lijk moet je er ook nog een paar hand schoenen met groote kappen en een muts bij maken. „Begonia"*. Jullie moet het maar samen doen en er zal best iemand zijn, die je er bij wil helpen. Gaat het op school nog goed met je werk? St. Laurens. „Kernoffel". Gezellig, dat jij er nog om dacht, de meesten wis ten het niet. Het zou fijn zijn als er bij jullie een 'M. V. kwam. Jij moet dan maar een ijverig lid worden. „Ford". Ja, het is wel een moeilijke 'bouwplaat, maar met wat hulp zal het best gaan. Jammer dat de poes nu dood is, 'had je er niet goed voor gezorgd? „Meibloem". Het doet me genoegen, dat je er zoo blij mee bent, ik vond het zelf ook prettig, dat ik ze kon geven. Hier heeft het ook een beetje ge vroren, maar erg dik is het ijs nog niet. Biggekerke. „Postmeisje". Er zijn dezen keer zooveel nieuwelingen, maar een Postmeisje was er toch nog niet. Al vast hartelijk gefeliciteerd met de beide jaardagen. Het briefje heb je heel netjes geschreven. 'Souburg. „Melkmeisje". Wat een zieken bij jullie. Ik geloof, dat iedereen een beurt heeft gehad, is 't niet? Gelukkig maar dat het niet lang duurde. Je trof het niet toen de tante kwam. „Piet Hein". Het was wel toevallig, dat er op die krant ook juist een vliegmachine stond. Ben je er al aan begonnen? De raadsels heb je goed. Wiss enk er'ke. „Robbedoes". Je moeder had gelijk hoor. Bijna was je er slecht afgekomen. De oplossingen waren goed, ook van het groote van 20 Januari. 'Golijns plaat. „Blondje". Fijn dat jij ook mee mocht naar het feest. Je hebt zeker wel flink genoten. Op zoo'n manier krijg je aardig wat boekjes. Is „Truitje" er al Vlissingen. „Naerebout". 't Lijkt me best prettig om in V. te wonen, je bent dan altijd zoo heerlijk dicht bij de zee. De volgende week hoef je geen briefje te schrijven, de oplossingen kun je dan ook om de veertien dagen sturen. ,,'Corrie". Je briefje zag er 'keurig uit. Wil je nog een andere naam bedenken, want die van jou hebben we al. Heerlijk, dat je zoo'n lief zusje hebt. 'Hoe heet ze en kan ze al flink babbelen? Vee re. „Bets en Wim". Jullie zijn ook hartelijk welkom, maar nu gauw alle bei een schuilnaam bedenken. Kijk maar eens welke er al zijn. En de leeftijd? Is Bets de oudste of Wim? „Anjelier". Jullie zult wel goed leeren handwerken, je hebt tenminste al zooveel dingen gemaakt. Je mag altijd van alles schrijven, hoe meer hoe liever. Ja, ik ben wel in Veere geweest, en vind het er erg mooi. Die anderen moeten dan ook maar een briefje schrijven. „Aster". In 't vervolg wat eerder er aan beginnen hoor, eigen lijk was je al te laat. Kwam je nog op tijd in school? „Meidoorn". En jij ook al zoo'n laatkomer. Ik geloof dat jij' met de bouw plaat het verste bent. Die vliegmachine lijkt mij ook erg moeilijk. Breskens. „Zonnestraaltje". Jij bent al een heel eind met de plaat. Leuk dat je hem al klaar gezien hebt. Houd je schaatsen maar klaar, als het zoo door gaat kunnen we weer gauw rijden. Gaan jullie nu maar eens probeeren het raadsel van Klavervier op te lossen Ik geloof niet dat het zoo erg gemak kelijk is. 1. Voor de 'grooteren Het geheel bestaat uit 44 letters. 12. 42. 17. 20. 13. 33. was een stad in Juda. 2. 14. 19. 23. 3. 16. 24. was een zoon van Aaron. 3. 7. 28. 9. 31. 36. 22. was een koning van Juda. 11. 1. 26. 3. 22. 15. was een vriend van David. 4. 25. 13. 39. 36. 16. was een zoon van een groot koning. Een afgod was een 37. 24. 32. 41. 6. 5. in Israël. Jozef droeg een veel 21. 2. 43. 18. 15. 27. 19 20. 13. 44. Ingezonden door „Klavervier". 2. Voor de kleineren. Het geheel bestaat uit 16 letters. 1. 5. 15 is een jongen uit het verhaal. Een 12. 9. 8. komt niet graag boven den grond. Van een 16. 10. 7. 3. kun je heerlijk naar beneden rollen. Van hardloopen word je 11. 13. 6. 12. Een 6. 2. 14. 12. is van glas. Zoo 8. 4. 7. als een ezel. Hartelijke groeten van TANTE DOLLIE. WIE IS DE DADER? „Maar nu wachten we niet langer; ik heb zoo'n honger", en Arend streek zich over z'n maag met een gezicht alsof hij in geen drie dagen had gegeten. Wat werd er gesmuld. Arend hoopte maar, dat Juf nog vaker zulke bakbuien zou hebben. Een keer moest de dokter er ook aan te pas komen. Dat was toen Tom een stuk van een plank af zou zagen. Hij was zoo ijverig aan het werk. Nog een klein stukje dan was het klaar en toen ineens„Au, het bloed", daar was de zaag dwars over zijn hand gegaan; dikke bloeddroppels sprongen naar buiten. „Hoe komt dat?" vroegen Arend en Jan, die gauw kwamen kijken; „wat is er gebeurd?" „Weet ik dat", zei Tom met een nijdig gezicht. Hè, 't ging net zoo fijn en nu moest hij weer ophouden. Daar kwam zijn zakdoek te voorschijn, die nu niet bepaald schoon genoemd kon worden. Hij zou deze er maar gauw om binden. „Zeg, ben je niet wijs? Wie bindt er nu zoo'n vuile zakdoek om een wond. Vader zegt altijd, dat dit het domste is wat je doen kunt. Laten we maar gauw gaan kijken of Vader thuis is, hij zal het wel even willen verbinden". Arend, die met een ernstig gezicht er bij stond te kijken, wou ook mee. „Jan, we moeten beslist een brancard maken, dan kunnen we de gewonde daar op dragen". „Houden jullie nu op met dat gezanik; je moest het zelf maar eens voelen, dan zou je wel anders praten", en voorzichtig veegde Tom het bloed van z'n hand. Bij de wond zelf durfde hij niet meer te ko men. Jan holde gauw vooruit. Als Vader nu maar niet uit was; geluk kig, daar zag hij de auto staan, dus was Vader ook wel thuis. „Vader, Tom heeft een ongeluk gehad!" vertelde Jan hijgend van het harde loopen „Een ongeluk? Vertel maar gauw, dan ga ik er direct naar toe". „Nee, dat hoeft niet, want. „0, daar komt de gewonde zelf al aan. Ik dacht heusch, dat je armen of bee- nen gebroken had, maar dat valt nogal mee. Laat de 'hand eens zien? Zoo, zool En waar heb je dat mee gedaan?" „Met de zaag, dokter". „Met de zaag? Hoe kom je daar nu bij; was je van plan je hand er af te zagen?" Tom schudde ontkennend het hoofd. Nog steeds stond de dokter met Toms hand in de zijne. „Er zit toch niets anders op dan dat ik het even ga hechten". Aannaaien? Met een angstig gezicht keek Tom naar de andere jongens, die nu toch medelijden met hem kregen. He nee, dat leek hen toch ook geen pretje. Stil bleven Jan en Arend in de gang wachten toen Tom met dokter naar bin nen gegaan was. „Zeg, dat zal wel erg zeer doen", fluis terde Arend; „wat denk je, zou je vader het verdooven?" „Wel nee, dat doen ze nooit. Stil eens, ik hoor wat", maar het was niets dan dokter zijn stem. Na nog een poosje wachten ging de deur open en kwam Tom weer naar bui ten. Hij zag er heel gewoon uit en de dok ter stond met een lachend gezicht achter hem. „Deed het erg zeer?" vroeg Arend di rect. „Welnee", antwoordde Tom, „ik voelde er niets van en het hoefde niet eens ge hecht te worden. „Het viel nogal mee", vertelde dokter nu. „Het bloedde wel erg, maar het was toch geen diepe snee. Met een paar dagen zal het wel weer beter zijn. Toch moeten jullie voorzichtig zijn, want het had ook wel niet zoo goed af kunnen loopen". Vroolijk stapte het drietal even later weer weg, nog vol belangstelling voor Toms hand, nu in een mooi wit verband gewikkeld. Tot ze achter het eerste boschje ver dwenen bleef dokter ze na staan kijken. „Toch heerlijk voor Jan, dat hij zulke vriendjes heeft; het zou voor de jongen veel te eenzaam zijn altijd alleen in dit groote huis. Hij zou de jongens maar eens op een autotochtje tracteeren, daar hiel den ze nogal van. Misschien kon hij van ■de zomer wel eens een paar dagen met ■hen uitgaan. Nadenkend streek de dokter zich over z'n kale kruin; 'hij wist, dat Jan het heerlijk zou vinden als hij z'n vriend jes ook een pleziertje kon bereiden. Enfin, hij zou er nog maar niet over praten, voorloopig was het nog geen zo mer. Daar rinkelde de telefoon ende dokter was met zijn gedachten alweer bij heel andere dingen. 84.) o- „0 neen, liever als een slet bij nacht en ontij met dien kalen onderwijzer langs weg en bosch slenteren," voegde IJzerman haar toe, terwijl hij' met de vuist op tafel sloeg. ,,'kHeb geen omgang met meester Hors- ma. Opzettelijk hebben we elkaar nimmer gezocht. Al onze ontmoetingen waren toe vallig." „Dan zijn die toevallige ontmoetingen toen opvallend geweest," merkte de heer IJzer man op, en vervolgde: „Geef me nu maar eens een beslist antwoord: „Bemin je dien fijnen schoolmeester of niet?" Bertha voelde dat het moeilijke oogenblik thans gekomen was. Maar 't mocht kosten wat het wilde, ze zou eerlijk blijven. Even wachtte zo, maar toen kwam het met vaste stem: „Als u het dan beslist weten wilt, ja." „Dan ben je bovendien een gemeene leu genaarster, want deze bekentenis strookt niet met de woorden van zooeven." „Dat ben ik niet," verweerde Bertha zich: ,,'k Heb hem gezegd, dat van intiemen om gang tusschen ons beiden niets komen kan, omdat ik geen jongen wil, wien mijn ouders ongenegen zijn. Nooit zal ik een verbintenis aangaan tegen den wil van vader." „Je toont anders niet erg, dat je je naai je ouders wensch wilt voegen." „En toch zal ik dat, wanneer die wen- schen redelijk zijn." ,En wat onredelijks is er in mijn verlan gen, dat je je hand zult schenken aan Dirk, wat voor je beteekent meerderen rijkdom eer en aanzien?" „Vader," smeekte het meisje, „spreek toch niet meer van Dirk. Hoe kan ik nu iemand mijn hand geven, dien ik niet bemin. Naar mijn meening mag u mij dat niet opdringen". Deze woorden deden bij' den trotsaard de woede opnieuw ontvlamen. „Je zult doen wat ik wil, je zult gehoorzamen." „Ik kan en mag niet," steunde Bertha. De vader, buiten zichzelve van woede, gaf zijn dochter een harden klap in het gezicht. Een angstgil klonk op door het vertrek. Bertha viel op haar knieën, omvatte haar vader en smeekte hem toch niet zoo hard vochtig te wezen. Op een vernieuwde poging om haar 's va ders hart te vermurwen, kreeg zij ten ant woord, dat hij haar niet als dochter wilde erkennen. Zonder ook maar een oogenblik weer naar haar om te zien, verliet de onmensch het verterk. Even later kwam haar moeder binnen en bij haar stortte Bertha haar hart uit. Wel trachtte deze haar te troosten, maar bij haar thuiskomst had ze van haar man wel begre pen, dat 't kwaad ten volle besloten was. En hoezeer het het moederhart ook pijnigde, ze begreep, dat het in de gegeven omstandig heden beter was, dat Bertha maar naar haar tante ging, die ver weg in een stad woonde. Die tante was zeer aan Bertha ge hecht. Misschien dat IJzerman, als de woe de bekoeld was, tot andere inzichten kwam. Ook Bertha knikte toestemmend. Zoo gebeurde het, dat in den vroegen morgen twee dagen na het voorval, mevrouw IJzerman en haar dochter op reis waren gegaan. Uiterlijk kalm, doch zeer bleek was Bertha haar moeder naar 't rijtuig, dat hun naar 't naaste station zou brengen, gevolgd. De slotheer had zich niet verwaardigd zijn dochter te groeten. En als een arme verstootene verliet zij het ouderlijk huis. Zij de rijke, in een oogenblik ongelukkiger dan het armste meisje uit de buurt. Bij grootva der werd even halt gehouden. De oude man, die op de hoogte gebracht was, stapte ook in. Hij zou ook even meerijden naar den trein. De oude IJzerman sprak het openlijk uit, dat Bertha in haar recht stond. Hij ver maande haar echter in geen geval opstandig te worden tegen de leidingen Gods. Hoe zwaar, hoe donker de weg ook leek, de Heere zou voorzien. Hij alleen kon uit komst geven. Die woorden deden haar onuit sprekelijk goed en bij' het hartelijk afscheid voelde ze dat, behalve haar moeder, ze nog een krachtigen pleiter over hield in den ouden man. Ook had deze op zich genomen meester Horsma onder verzoek van geheim houding een en ander mee te deelen, alsook hem te waarschuwen voor mogelijk gevaar dat hem bedreigde. Horsma was zeer ontdaan en veront waardigd, toen op een avond de oude grootvader in eigen persoon hem kwam op zoeken en mededeeling deed van het onheil, dat Bertha getroffen had. En hij deelde in 't leed, dat de oude man moest ondergaan. Ook hij: beloofde het diepste stilzwijgen al betwijfelde hij, dat de slotheer zoo spoedig tot andere gevoelens zou komen. Grootvader zon dat beproeven. Op een mooien morgen kort na 't gebeurde wandel de hij eens naar het slot. Zijn zoon trof hij in den tuin, waar deze groot plezier scheen te hebben met den tuin man. Grootvader ergerde zich. Hoe kon zijn zoon nu grappen staan te verkoopen? Toen ze samen waren begon de oude baas over het doel van zijn komst. Onomwonden zei hij zijn trotschen zoon de waarheid. De slotheer had zijn dochter tot toorn verwekt, de hand tegen haar opgeheven, haar on rechtvaardig verstooten. Als hij zich niet keerde van dezen weg, zou de straf niet uitblijven. Hij diende het meisje terug te halen en haar vergeving te vragen. Wel was de trotsche man even angstig in elkaar gehuiverd voor dien strengen blik van zijn vader. Ook maar even: toen was de trots teruggekomen en had hij kort gezegd, dat het zijn zaken waren. De -oude man kon praten zoo hij1 wou, de zoon wilde niet luiste ren. Wel scheen het eenigen indruk te wek ken toen den laatste werd toegevoegd: „Ik veracht je; je bent een ontaarde vader voor je kind. Zoolang je Bertha niet terughaalt kom ik niet meer bij je in huis en wensch ik je ook niet meer te ontvangen. Maar ge loof maar vrij, wat jij niet meer wenscht te zijn, zal ik van nu aan voor jouw dochter wezen."

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 6