Het Vrouwenhoekje Dammen 1H11 Voor de jeugd. ALSEMTEUGEN m mm mm 1 leiden tot een belangwekkende ontwikke ling van de Duitsche politiek. Ten slotte nog iets over de gebeurte nissen in het verre Oosten. Het is helaas te vreezen, dat daar een gewapend con flict niet vermeden kan worden. Noch Rusland, noch Amerika, noch Engeland kunnen het lijdelijk aanzien, dat Azië verder wordt ingepalmd door Japan, aangezien deze landen dan econo misch uit Azië verdrongen zouden wor den. Zeer teekenend voor den ernst van den toestand is de vlootconferentie die in een geheimzinnige sfeer op het oogenblik aan boord van 'n kruiser in Singapore wordt gehouden. Ook voor Nederland staan hier groote belangen op het spel. Gelukkig heeft onze regeering officieel doen weten, dat ze er niet aan denkt haar onzijdigheidspolitiek te laten varen. De wandbekleeding. We lezen hierover in Patrimonium: Wie een kind van zijn tijd is, wie met zijn tijd meegaat, is een modern mensch. Heeft dus moderne behoeften. Hij ergert zich aan smakelooze bazarmeubels. Hij gruwt van behangselpapier met bloemen en slingers, met heele schilde rijen en voorstellingen, die hem niets zeg gen. Rust vraagt hij. Een sober gedecoreerd behangsel kan misschien in een zeer groote ruimte in een enkel geval dienst doen. Maar de moderne mensch voelt zich in een kamer met gedecoreerde wanden als in een cel De moderne mensch wil vrij en on belemmerd wonen in zijn eigen huis. Uit die moderne behoefte is de e f f e n wand bekleeding geboren, dat eischt de aan dacht niet op; het trekt zich terug. Daarom moet het moderne interieur met schilderijen en teekeningen aan den wand zoo uiterst sober zijn. Daarom ook kon zich de techniek der wandbekleeding uitstrekken tot allerlei materiaal als jute, Japansch stroobehang, reliefverf, salu- bra behangstel, e.a. Twee factoren hebben tot den moder nen stijl geleid: de geweldige vooruitgang der techniek, en het drukke, rusteloos voortjachtende leven der 20ste eeuw. 1 e moderne interieurkunst is dus niet een modegril maar een tijdprod iet. Het behangselpapier, zooals we dat tot dusver gekend hebben in zijn oneindige verscheidenheid van patronen keur ik ten eenen male af. Zooals gezegd, is het aantal mogelijk heden belangrijk uitgebreid en om de kosten behoeft niemand zich te laten weerhouden daarvan gebruik te maken. Het periodiek opnieuw behangen kost meer dan de meeste nieuwe vindingen. Salubra behangsel onderscheidt zich van het gewone behangsel, dat het pa pier bijzaak is. Het dient slechts om de laag watervaste, lichtechte en afwasch- bare olieverf, waaruit het bestaat, bijeen te houden. Het wordt dan ook niet met randjes over elkaar, maar met de naden tegen elkaar geplakt. Verder komt olie- en reliefverf in aan merking. Ze kunnen op alle muren wor den aangebracht. Jute, in diverse kleuren, Japansch stroobehang en dergelijke bespannings- stoffen kunnen in bepaalde, niet in alle gevallen het eenig juiste effect geven. Tn de meeste gevallen zijn zeer lichte kleuren aan te bevelen. Alleen bij een overvloed van licht, zou met een meer donkere tint beter effect bereikt kunnen worden. Ons brood. Dikwijls weet men met oud brood, dat overgeschoten is, geen raad. Men kan echter van overgebleven bruinbrood een smakelijke pudding bereiden, die warm wordt gegeten, maar eventueel ook koud, bij wijze van een stukje taart, kan wor den opgediend. Het recept luidt als volgt: Een half pond bruin brood, plm. 2 dl. melk, 2 eieren, 75 gram suiker, 75 gram krenten en rozijnen, 30 gram sucade, 35 gram boter, geraspte citroenschil. Het brood fijn kruimelen en vermengen met zooveel melk, dat het juist samen hangt. Er daarna de suiker bijvoegen, wat geraspte citroenschil, iets zout, de ge smolten boter, de eierdooiers, de gewas- schen en gedroogde krenten en rozijnen, de sucade en het laatst, heel luchtig, het stijfgeklopte eiwit. Het mengsel overdoen in een warmen puddingvorm, die beboterd en met pa neermeel bestrooid is. De pudding 11,5 uur au bain Marie (d.i. in een pan met kokend water) laten koken. Voor de saus: 2 eieren, 2 dooiers of 10 gram maizena, plm. 1,5 dl. water, sap van 11,5 citroen, 90 gram suiker, ci troenschil, kruidnagels en pijpkaneel. De schil van 1 citroen, 68 kruidnage len en een goed stuk pijpkaneel in het water minstens een uur warm laten trek ken, dan het vocht doorzeven. De eieren met suiker flink kloppen, het meel, (even aangemengd) citroensap en het kruiden- aftreksel toevoegen en de saus onder goed roeren even aan de kook laten komen. Nog een broodschotelt je. Benoodigd: 18 sneedjes oud brood, zonder korst, Vs L. melk, 12 eieren, 50 gram krenten, 50 gram rozijnen en 50 gram su cade, 60 gram suiker, 100 gram boter, 2 theelepels kaneel. Bereiding: 1ste manier. Klop de eieren met de suiker, voeg er de lauwe melk bij. Wasch de krenten en rozijnen, die van de steeltjes ontdaan zijn en snipper de sucade. Besmeer de dunne sneedjes brood aan beide zijden met wat boter en leg ze laag om laag met de melange in het vuur vaste schoteltje, maar zorg, dat de laatste laag uit brood bestaat. Bevochtig elke laag brood met een deel van het sausje van melk en eieren. Strooi over de laatste laag besmeerd brood, wat suiker, ver mengd met kaneel. Laat in den oven een knappend korstje op het schoteltje komen. 2de manier. Week het brood in warme melk en wrijf het er geheel in fijn. Voeg er de eierdooiers, de suiker, de goed ge- wasschen krenten en rozijnen en gesnip perde sucade bij, en roer er het laatst zoo luchtig mogelijk het stijf geklopte ei wit door. Strooi er wat fijne kaneel, ver mengd met suiker over, leg hier en daar een klontje boter op en laat het schoteltje in een matig warmen oven bruin worden en rijzen. Onze vragenbus. Mej. A. te S. Een konijnenvelletje kan men als volgt looien: In kokend water doet men 125 gram aluin, 120 gr. zout en voegt dan 'n snuifje zwavelzuur bij. Hierin legt men na af koeling het huidje circa 24 uur. Daarna spant men de huid met fijne spijkertjes met de haarzijde op een plank, krabt er alle vet en velletjes af en hangt het buiten te drogen met plank en al. Maak een poe der van 2 lood salmoniak, 1 lood gebran de aluin, 6 lood gezeefde tabaksasch en 1 drachme aloë. Bestrijk de huid met ter pentijnolie en leg daarop een dikke laag van dit poeder. Na een paar dagen de huid losmaken en uitkloppen aan de ach terzijde. Mevr. P. te M. Het baby-manteltje kunt U probeeren schoon te krijgen door het met warme zemelen, of met warm meel te wasschen. De zemelen of het meel in een teil of kom doen en juist doen of U wascht. Vooral goed uitslaan. Benzine is ook te probeeren, doch buiten! 'n Sopje van zachte zeep en in de maat oprekken en tusschen doeken drogen gaat wellicht ook. Gelieve alles, deze rubriek betreffende, te adresseeren aan P. Mons, Westerstraat 221, Amsterdam. Probleem 339. Auteur: G. W. Spittuler, Amsterdam. 1 2 8 4 5 16 ■26 36 46 m mjÊJÊ 26 36 4b 47 48 49 50 Zwart 8 sch. op: 7, 8, 9, 13, 15, 20, 26, 35 en dam op 45. Wit 10 sch. op: 18, 22, 23, 29, 31, 82, 34, 38, 44 en 50. Wit speelt en wint. Oplossingen. Jan.-problemen vóór 6 Febr. in te zen den aan bovenstaand adres. Om den meesterstitel. J. J. Kaan (wit) P. H. Idzerda (zwart) 1. 32—28 18—23 2. 33—29 23X32 3. 37X28 17—22 4. 28X17 11X22 5. 41—37 16—21 6. 39—33 Op 3126 speelt zwart 2024 en 24X 22 met ongeveer gelijk spel. 62126 7. 44—39 12—(18 8. 29—24 De beste voortzetting, daar zwart door 1923 dreigde een sterke stelling op het midden te vormen. 820X29 9. 34X12 7X18 10. 50—44 1—7 11. 31—27 Zeer goed. De zwarte schijf 26 wordt nu voorloopig geïsoleerd, hetgeen wit dit gemak van spelen geeft, dat hij op elk door hemzelf te bepalen oogenblik dit stuk kan afruilen. Zwart daarentegen moet wachten tot wit hiertoe overgaat. Dit is natuurlijk slechts een zeer gering voordeel. Toch kan het van belang zijn. 11 12. 36X27 13. 3732 14. 3328 15. 28X19 16. 39—33 17. 44—39 18. 40—34 19. 33—28 20. 34—30 21. 39—33 22. 30—25 23. 25X14 24. 46—41 26. 41—37 22X31 7—12 19—23 15—20 14X23 10—14 5—10 14—19 10—14 20—24 14—20 2—7 9X20 20—25 4—10 47 48 49 50 Op dit soort stellingen hebben wij meer malen de aandacht gevestigd, o:a. bij on ze beschouwingen over randschijven. Het is belangrijk, dat zich nu een dergelijke stelling in de practijk voordoet. Een rand- schijf voor zwart op 25 is meestal zwak. In dit geval echter niet, omdat wit niet gemakkelijk ook op de ruiten 34, 40 en 39 stukken kan plaatsen. Daarvoor is de witte rechtervleugel te zwak. Zwart heeft hier op dit oogenblik dus een aanvalspo sitie, zoodat het beste voor wit is, schijf 25 zoo spoedig mogelijk af te ruilen. 26. 43—39 10—15 27. 37—31 Niet sterk. Wit moet hiermede zoo lang mogelijk wachten. Als wit 4540 en 4034 speelt, kan zwart niet 2430 enz. spelen wegens wit 3731 en 33X11. Na den tekstzet is dit niet meer mogelijk. (Wordt vervolgd.) Beste Nichtjes en Neefjesl Jullie moet me van de week in de briefjes maar eens gauw vertellen hoe je de bouwplaten vindt en of jullie er al aan bezig zijn. Ik ben echt benieuwd wie hem 't eerst klaar heeft. Deze keer kan ik jullie weer een prettig nieuwtje meedeelen, n.l. dat er twee nieu we nichtjes en een neefje zich zijn komen aanmelden. Zoo mag ik het graag. Waren er verleden week ook niet drie? Wie het zijn en waar ze vandaan ko<- men zien jullie de volgende week wel on der de briefjes; wie weet, komt er mis schien nog niet een ons verrassen. We beginnen nu weer aan de nieuwe prijsraadsels, maar eerst zal ik jullie de oplossingen van de vorige vertellen, daar die er verleden week bij ingeschoten zijn. Oplossingen van de Prijsraadsels. 18 November. 1. Laat ons steeds in 't duister heldre lichtjes zijn. Onderd.: straal, lichtje, lijster, seconde, dendert, luister, Sas, Huizen. 2 November. On derd.: neus, oven, veel, even, meer, bord, eens, ramp. 9 December. 1. Onze Zeeuwsche jeugd, heeft ook op het ijs veel vreugd. Onderd.: sloot, zeeuwsche-jeugd, schoonrijden, ve gen, veger, stok, puf, scheur, zee. 2, Jong geleerd, oud gedaan. Onderd.: dun, jong, goed, glad, leer, alle. 30 December. 1, Het oude jaar is heen gegaan, wat hebt gij er voor goeds ge daan? Onderd.: einde, begin, nieuwjaar, radio, steeg, jute, hero, wijs, gang, haat, vaag. 2. Aan allen een gelukkig nieuw jaar. Onderd.: nieuwjaar, geluk, ring, kaal, Lena, een. 13 Januari: 1. Bouwplaten als van de Shell zoo fijn, zullen bij iedereen welkom zyn: Ford, auto, motor, vallen, wielrijder, zijspan, duo, lezen, bouwen, blij, benzine, shell. 2. Doe je best voor een bouwplaat. Onderd.: verjaart, bonbon, poedel, steel, touw, ster. En nu de prijsraadsels. I. Voor de grooteren. Het geheel bestaat uit 54 letters. 24. 20. 53. 5. 35. 17 zijn vlijtige dieren. 4. 31. 1. 46. 29 moet vroeg overwonnen worden. Een 3. 12. 38. 11. 34. 16. 51. 40. 43. 8 is een vogel. Een 39. 2. 24. 54 is een kleedingstuk. 27. 9. 10. 19. 44 dienen tot bescherming. Men zegt wel eens: daarover is veel 37. 41. 6. 50 opgejaagd. 18. 49. 33. 24 komt van de melk. Een 4. 32. 22. 19. 8 is liefst in de vrije lucht. In een verhaaltje staat dikwijls en 14. 7. 26. 44. 43. 48. 13. 28 is een jongensnaam. In een 42. 25. 52. 47. 11. 6. 50 vind je niet gauw den weg. Een 15. 30. 1. 47 kan zich gemakkelijk tegen andere dieren beschermen. Een 45. 36. 23. 21 is een scheidslijn. II. Voor de kleineren. Het geheel bestaat uit 21 letters. Sommige bergen noemt men een 7. 13. 16. 21. Het koren zit in de 10. 6.15. Een 8. 5. 16 is een knaagdier. Een 15. 9. 1. 20. 18 is een bitter vruchtje. De 12. 14. 4. 1 is waakzaam. 19. 2. 3. 8 groeit bij de zeedijken. 17. 6 is dierentaal. Hartelijke groeten van TANTE DOLLIE. WIE WAS DE DADER? III. „Komen er ook ramen in, Vader?" vroeg Tom. „Welnee, het worden drie muren met een dak erop; de voorkant blijft heelemaal open. „Ja maar", vond Tom, die zijn idee van ramen zoo maar niet opzij wilde zetten, het is toch veel te lastig als Moeder er in zit en ze wil opzij in den tuin kijken, dat ze er dan telkens uit moet loopen. „We rullen er nog eens over denken; in ieder geval kan dat altijd nog beslist wor den". „Wat wou jij vragen, Jan?" „Waar komt het te staan, achter of voor in den tuin?" „Jongen, wat dom, dat ik daar niet eerder aan gedacht heb; het beste lijkt me, het maar met Moeder te gaan bepra ten, die moet er toch het meest zitten, en dan meteen maar het ramenplan". „Arend, ga jij Moeder eens halen; of nee, laten wij maar naar beneden gaan. Tom vloog het eerst de kamer uit en stond, rrrt langs de leuning van de trap, met een sprong in de gang. Gelukkig dat Vader er geen erg in had, of had hij het toch wel gezien? „Zeg jo, zou jij de President niet eens netjes voor laten gaanl" riep Jan naar beneden. „Nee, dat laat ik aan jou over, ik ben de heraut", en meteen stoof Tom de kamer in. „Mevrouw, wilt U dat werk maar even neer leggen? We gaan hier de vergadering voortzetten; de jongejuffrouw", dit tegen Mieke, „mag, als ze héél zoet is, er ook bij blijven". „Zeg, schiet op! Jongejuffrouw; zieg dan alsjeblieft juffrouw?" Tom had geen tijd om antwoord te ge ven, want vlug had hij Vaders groote stoel bij de tafel gesleept en was juist nog met een paar gewone stoelen bezig, toen Vader al met Jan en Arend binnenkwam. „Neemt U plaats, meneer de President, gaat U zitten" en met een diepe buiging wees Tom Vader zijn plaats aan. Deze kinpoogde eens tegen Moeder, die nu ook heel netjes aan de tafel zat. Mieke gaf nog gauw onder de tafel Tom een schop. „D'ame, denkt u er aan, oproerlingen worden de zaal uitgezet". „President, wilt u maar beginnen?" „H'm". Vader moest zijn best doen ern stig te kijken. „Mevrouw, u heeft mis schien al bij geruchte gehoord, dat er plannen bestaan een zomerhuis in het park te bouwen; nu zouden we gaarne vernemen waar u de geschiktste plaats lijkt". „Daar moet ik eens even over denken, dat weet ik ook zoomaar niet". „Waar vroeger het kippenhok gestaan heeft, zou het daar niet kunnen?" vroeg Mieke. „Welnee, kind, dat is veel te ver naar achteren, maar jij zou er fijn kunnen lezen zonder dat iemand het merkte". „Tom, geen plagerijen", gebood Vader. Mieke draaide verontwaardigd haar hoofd om. Waar zulke kinderen zich al niet mee bemoeien. In gedachten werden nu alle plekjes nagegaan; het eene was te veel uit de zon, het andere te ver van huis, maar eindelijk werd toch besloten, opzij naast het strand een paar heesters weg te ne men, en het prieel daar tusschen de strui ken te plaatsen. Het stond dan mooi ver scholen tusschen het groen, en als de ribes bloeide en de takken er wat voor groeiden zou je zien hoe aardig dat stond. „Als het nu maar niet regent in de vacantie". Arend zette al een angstig ge zicht bij de gedachte alleen. „Dan zal ik wel een parapluis boven jullie hoofden komen houden, maar niet boven dat van Tom", wreekte Mieke zich. „Och kind, maak je niet bezorgd; we hebben jouw regenscherm niet noodig". Tom wist een veel beter plan. „We spannen heel gewoon een zeil bo ven een stuk van den tuin". „Moet je hém hooren", kwam Arend er nu ook bij. „We spannen heel gewoon een stuk zeil. Waar wou je dat aan vast maken en waar haal je het zeil vandaan? Zoo maar in de lucht hangen soms?" „Kom jongens, daar zou ik nu nog maar niet over kibbelen. Vind jij ook niet vrouw? laten we maar hopen, dat het prachtig weer is in de vacantie". En zoo gebeurde het ook. Toen de vacantie eindelijk aanbrak was het 't mooiste weer dat je voor het bou wen van een priëel wenschen kon. Wat werd er gewerkt. Moeder en Mieke moesten telkens ko men kijken en het kostte heel wat moeite Ina en Roeli op een veiligen afstand te houden. 's Morgens om kwart voor elf was het koffietijd en werd er altijd even gepau zeerd, hoewel niet een van de jongens koffie dronk, want ze kregen allemaal chocolademelk. Eens op een morgen, toen ze op 't ge- gong van Mieke kwamen aangerend stond er een schaal met heerlijke koeken op tafel. „Moeder heeft u die zelf gebakken?" „Nee hoor, raden jullie maar eens waar ze vandaan komen". „Uit de winkel dan?" vroeg Tom. „Nee-, jongetje, dat heb je nu eens mis. Jan, raad jij maar eens". „Ja, eh, ehvan de kermis, Me vrouw?" „0, o; wat hadden ze een pret. Ina en Roeli schaterden het uit. Die domme Jan, stel je voor, van de kermis. „Jan, hoe kom je er bij?" Mevrouw schudde haar hoofd van het lachen. „Ina, vertel jij het maar eens". De kleine puck keek eerst den kring eens rond, alsof ze de spanning nog wat wou vergrooten en toen met haar vinger tje op Jan gericht: „Ze komen van de juffrouw van Jan; ze heeft ze zelf ge bakken en hier gebracht. Voor de timmer lui, zei ze. Maar wij krijgen er ook eentje, he Moeder?" „Ja hoor, natuurlijk krijg jij er ook een". „Is 't heusch waar, Mevrouw?" Jan kreeg een kleur van genoegen. Hé, dat was aardig; daar zou hij juf eens extra voor bedanken. (Wordt vervolgd.) 33.) o— HOOFDSTUK X. Verstooten. Niemand van de dorpelingen behalve dan de oude IJzerman wist welk een hef tige scène zich op het slot had afgespeeld. Zelfs het dienstpersoneel wist daar absoluut niets van. Wel lekte langzaam aan iéts uit. Men zag Bertha 'heelemaal niet meer in het dorp. Aan vankelijk verkeerde men in den waan, dat ze uit logeeren was. Toen men haar in weken niet zag, begon men het vreemd te vinden, 't Leed geen twijfel, zij had voorgoed haar woonplaats verlaten. Vanzelf trachtte men van het personeel iets los te krijgen, maar de dienstbode wist anders niet, dan dat ze zoo 't heette naar 't buitenland was. 't Zou wel geruimen tijd duren voor ze weer terug kwam. Aanvankelijk geloofde men dat wel. Te meer, daar oogenschijnlijk aan de slotbewoners niets te merken was. Ook kwa men er en dit kon het personeel natuurlijk constateeren wel brieven van Bert'ha. Wat men echter niet wist was, dat zoo dra IJzerman zag dat er bericht van zijn dochter was, het ongelezen, zelfs ongeopend de kachel inging. Toch begon men langzamerhand vermoe dens te krijgen. Hè, wat vreemd toch, dat Bertha nooit eens thuis kwam. Maar ze was immers op studie of wat dan ook? Goed, maar dan had ze toch af en toe haar vacanties en waar zou ze die nu beter kunnen doorbrengen, dan in 't ouderlijk huis? Neen, als dat maar goed spul was op Huize Nienoord. Maar welk een moeite men ook deed er achter te komen, het gelukte niet. Bert'ha was en bleef weg. In tegenwoordig heid van mijnheer werd 'haar naam zelfs niet meer genoemd. Wat had er plaats gegrepen? Den avond volgende op dien verstrooiden visite-avond was het tusschen IJzerman en zijn dochter tot een heftige woordenwisseling gekomen, die noodlottige gevolgen voor de laatste had. Ze waren samen thuis geweest. Mijnheer IJzerman zat zich behaaglijk te koesteren bij 't kacheltje en deed herhaaldelijk pogingen om zijn dochter vriendelijk te stem men. Deze bleef echter koel en afgetrokken. Zoo was ze dan ganschen dag al geweest, 't Maakte vader een beetje korzelig; hij liet dat echter niet blijken. Eindelijk sprak hij op buitengewoon vrien delijken toon: „Bertha, kind scheelt er wat aan?" Het meisje sloeg haar blauwe oogen op tot haar vader, en deze zag er tranen in glin steren. „Ja, vader," klonk het bedeesd, „er is iets dat mij o zooveel verdriet doet." „En dat is?" vroeg haar vader verwonderd en nieuwsgierig. Even aarzelde het meisje, toen ineens ferm: „'Heeft meester Horsma u iets gedaan, dat u hem haat?" „Maar kind, hoe kun je dat denken, je hebt immers gisteravond zelf gehoord, dat ik hem hier noodigen wilde om meteen van zijn teekenkunst te genieten." „Zeker, ik heb dat gehoord en juist dat verontrust mij. Vader, ik smeek u, laat uw snood plan varen. Anders zie ik mij genood zaakt den meester te waarschuwen om niet te raken in den strik, die u en Dirk hem wilt spannen." Met trillende stem had zij de woorden over de lippen gekregen. Het kostte 'haar ook zoo ontzaggelijk veel moeite haar vader te doen hooren, dat zij weet droeg van zijn plan. Bo vendien zag zij dat haar woorden niet de ge- wenschte uitwerking hadden op haar vader. Was deze aanvankelijk verwonderd geweest, dit te hooren, de verwondering maakte plaats voor toorn. 'Onheilspellend trokken zijn wenk brauwen zich samen. Alles wees op een nade rende uitbarsting. Nog bleef hij kalm op ijzig kouden toon sprak hij: „Je beschuldigt ons van slechte dingen. Heeft die vent je al zoo in de macht, dat hij 't durft wagen je tegen je ouders op te zetten. Bertha, schaam jel Hoe haal je zulke dingen in je hoofd?" Verontwaardigd keek de dochter baar vader aan en zei: „Herinnert u zich nog dien mooien herfstavond toen u met Dirk door den tuin wandelde? U kwam toen samen het ach terpoortje in niet waar?" IJzerman herinnerde zich maar gaf geen antwoord. Daarom ging Bertha door: „Ook ik was toen in het park, al zag u me niet, u is ra kelings langs mij geloopen. Toen moest ik alles hooren. Zoo weet ik dan ook wat de eigenlijke bedoeling is van die vriendelijke uitnoodiging, die meester zal ontvangen. O, 'k wilde dat ik daar niet geweest was, dat ik niets vernomen had, dan had ik althans niet geweten, dat mijn vader zich tot zooiets kon verlagen." Bertha sloeg de handen vooi haar gelaat en snikte luid. Nog steeds zweeg IJzerman, maar hij zat daar ineengedoken, bleek en ontdaan. Hij hijgde naar adem. 't was vreeselijk den man aan te zien. Bertha drong zich tegen hem aan: „Vader tje," smeekte zij, „doe het toch niet." Ruw werd ze terzijde gestooten. „Zwijg ellendige meid," bracht hij met moeite uit. „Je doet je vader schande aan." Toen sprong hij overeind, ging vlak vooi zijn dochter staan, vatte haar bij den schou der en beet haar toe: „Ha, ik doorzie dien doortrapten vent wel, maar ik zweer je, je zult de vrouw van Dirk Jansen worden." Bertha sidderde van angst, maar behield haar tegenwoordigheid van geest, hoewel het ontzettend was zulk een behandeling van haar vader te ondervinden. Deze liet nu Bertha los en sprak: „Zeg mij, dat je Dirk zult nemen en Horsma zal geen last meer van ons hebben." „Nooit", was het kalme maar besliste antwoord van het meisje. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 6