Het Vrouwenhoekje
Dammen
1H11
Voor de jeugd.
ALSEMTEUGEN
m mm mm 1
leiden tot een belangwekkende ontwikke
ling van de Duitsche politiek.
Ten slotte nog iets over de gebeurte
nissen in het verre Oosten. Het is helaas
te vreezen, dat daar een gewapend con
flict niet vermeden kan worden.
Noch Rusland, noch Amerika, noch
Engeland kunnen het lijdelijk aanzien,
dat Azië verder wordt ingepalmd door
Japan, aangezien deze landen dan econo
misch uit Azië verdrongen zouden wor
den.
Zeer teekenend voor den ernst van den
toestand is de vlootconferentie die in een
geheimzinnige sfeer op het oogenblik aan
boord van 'n kruiser in Singapore wordt
gehouden.
Ook voor Nederland staan hier groote
belangen op het spel. Gelukkig heeft onze
regeering officieel doen weten, dat ze er
niet aan denkt haar onzijdigheidspolitiek
te laten varen.
De wandbekleeding.
We lezen hierover in Patrimonium:
Wie een kind van zijn tijd is, wie met
zijn tijd meegaat, is een modern mensch.
Heeft dus moderne behoeften. Hij ergert
zich aan smakelooze bazarmeubels.
Hij gruwt van behangselpapier met
bloemen en slingers, met heele schilde
rijen en voorstellingen, die hem niets zeg
gen. Rust vraagt hij.
Een sober gedecoreerd behangsel kan
misschien in een zeer groote ruimte in
een enkel geval dienst doen. Maar de
moderne mensch voelt zich in een kamer
met gedecoreerde wanden als in een cel
De moderne mensch wil vrij en on
belemmerd wonen in zijn eigen huis. Uit
die moderne behoefte is de e f f e n wand
bekleeding geboren, dat eischt de aan
dacht niet op; het trekt zich terug.
Daarom moet het moderne interieur
met schilderijen en teekeningen aan den
wand zoo uiterst sober zijn. Daarom ook
kon zich de techniek der wandbekleeding
uitstrekken tot allerlei materiaal als jute,
Japansch stroobehang, reliefverf, salu-
bra behangstel, e.a.
Twee factoren hebben tot den moder
nen stijl geleid: de geweldige vooruitgang
der techniek, en het drukke, rusteloos
voortjachtende leven der 20ste eeuw. 1 e
moderne interieurkunst is dus niet een
modegril maar een tijdprod iet.
Het behangselpapier, zooals we dat tot
dusver gekend hebben in zijn oneindige
verscheidenheid van patronen keur ik ten
eenen male af.
Zooals gezegd, is het aantal mogelijk
heden belangrijk uitgebreid en om de
kosten behoeft niemand zich te laten
weerhouden daarvan gebruik te maken.
Het periodiek opnieuw behangen kost
meer dan de meeste nieuwe vindingen.
Salubra behangsel onderscheidt zich
van het gewone behangsel, dat het pa
pier bijzaak is. Het dient slechts om de
laag watervaste, lichtechte en afwasch-
bare olieverf, waaruit het bestaat, bijeen
te houden. Het wordt dan ook niet met
randjes over elkaar, maar met de naden
tegen elkaar geplakt.
Verder komt olie- en reliefverf in aan
merking. Ze kunnen op alle muren wor
den aangebracht.
Jute, in diverse kleuren, Japansch
stroobehang en dergelijke bespannings-
stoffen kunnen in bepaalde, niet in alle
gevallen het eenig juiste effect geven.
Tn de meeste gevallen zijn zeer lichte
kleuren aan te bevelen. Alleen bij een
overvloed van licht, zou met een meer
donkere tint beter effect bereikt kunnen
worden.
Ons brood.
Dikwijls weet men met oud brood, dat
overgeschoten is, geen raad. Men kan
echter van overgebleven bruinbrood een
smakelijke pudding bereiden, die warm
wordt gegeten, maar eventueel ook koud,
bij wijze van een stukje taart, kan wor
den opgediend. Het recept luidt als volgt:
Een half pond bruin brood, plm. 2 dl.
melk, 2 eieren, 75 gram suiker, 75 gram
krenten en rozijnen, 30 gram sucade, 35
gram boter, geraspte citroenschil.
Het brood fijn kruimelen en vermengen
met zooveel melk, dat het juist samen
hangt. Er daarna de suiker bijvoegen, wat
geraspte citroenschil, iets zout, de ge
smolten boter, de eierdooiers, de gewas-
schen en gedroogde krenten en rozijnen,
de sucade en het laatst, heel luchtig, het
stijfgeklopte eiwit.
Het mengsel overdoen in een warmen
puddingvorm, die beboterd en met pa
neermeel bestrooid is. De pudding 11,5
uur au bain Marie (d.i. in een pan met
kokend water) laten koken.
Voor de saus: 2 eieren, 2 dooiers of 10
gram maizena, plm. 1,5 dl. water, sap
van 11,5 citroen, 90 gram suiker, ci
troenschil, kruidnagels en pijpkaneel.
De schil van 1 citroen, 68 kruidnage
len en een goed stuk pijpkaneel in het
water minstens een uur warm laten trek
ken, dan het vocht doorzeven. De eieren
met suiker flink kloppen, het meel, (even
aangemengd) citroensap en het kruiden-
aftreksel toevoegen en de saus onder goed
roeren even aan de kook laten komen.
Nog een broodschotelt je.
Benoodigd: 18 sneedjes oud brood, zonder
korst, Vs L. melk, 12 eieren, 50 gram
krenten, 50 gram rozijnen en 50 gram su
cade, 60 gram suiker, 100 gram boter, 2
theelepels kaneel.
Bereiding: 1ste manier. Klop de eieren
met de suiker, voeg er de lauwe melk bij.
Wasch de krenten en rozijnen, die van
de steeltjes ontdaan zijn en snipper de
sucade. Besmeer de dunne sneedjes brood
aan beide zijden met wat boter en leg ze
laag om laag met de melange in het vuur
vaste schoteltje, maar zorg, dat de laatste
laag uit brood bestaat. Bevochtig elke
laag brood met een deel van het sausje
van melk en eieren. Strooi over de laatste
laag besmeerd brood, wat suiker, ver
mengd met kaneel. Laat in den oven
een knappend korstje op het schoteltje
komen.
2de manier. Week het brood in warme
melk en wrijf het er geheel in fijn. Voeg
er de eierdooiers, de suiker, de goed ge-
wasschen krenten en rozijnen en gesnip
perde sucade bij, en roer er het laatst
zoo luchtig mogelijk het stijf geklopte ei
wit door. Strooi er wat fijne kaneel, ver
mengd met suiker over, leg hier en daar
een klontje boter op en laat het schoteltje
in een matig warmen oven bruin worden
en rijzen.
Onze vragenbus.
Mej. A. te S. Een konijnenvelletje kan
men als volgt looien:
In kokend water doet men 125 gram
aluin, 120 gr. zout en voegt dan 'n snuifje
zwavelzuur bij. Hierin legt men na af
koeling het huidje circa 24 uur. Daarna
spant men de huid met fijne spijkertjes
met de haarzijde op een plank, krabt er
alle vet en velletjes af en hangt het buiten
te drogen met plank en al. Maak een poe
der van 2 lood salmoniak, 1 lood gebran
de aluin, 6 lood gezeefde tabaksasch en 1
drachme aloë. Bestrijk de huid met ter
pentijnolie en leg daarop een dikke laag
van dit poeder. Na een paar dagen de
huid losmaken en uitkloppen aan de ach
terzijde.
Mevr. P. te M. Het baby-manteltje kunt
U probeeren schoon te krijgen door het
met warme zemelen, of met warm meel te
wasschen. De zemelen of het meel in een
teil of kom doen en juist doen of U wascht.
Vooral goed uitslaan. Benzine is ook te
probeeren, doch buiten! 'n Sopje van
zachte zeep en in de maat oprekken en
tusschen doeken drogen gaat wellicht
ook.
Gelieve alles, deze rubriek betreffende,
te adresseeren aan P. Mons, Westerstraat
221, Amsterdam.
Probleem 339.
Auteur: G. W. Spittuler, Amsterdam.
1 2 8 4 5
16
■26
36
46
m mjÊJÊ
26
36
4b
47 48 49 50
Zwart 8 sch. op: 7, 8, 9, 13, 15, 20, 26,
35 en dam op 45.
Wit 10 sch. op: 18, 22, 23, 29, 31, 82,
34, 38, 44 en 50.
Wit speelt en wint.
Oplossingen.
Jan.-problemen vóór 6 Febr. in te zen
den aan bovenstaand adres.
Om den meesterstitel.
J. J. Kaan (wit) P. H. Idzerda (zwart)
1. 32—28 18—23
2. 33—29 23X32
3. 37X28 17—22
4. 28X17 11X22
5. 41—37 16—21
6. 39—33
Op 3126 speelt zwart 2024 en 24X
22 met ongeveer gelijk spel.
62126
7. 44—39 12—(18
8. 29—24
De beste voortzetting, daar zwart door
1923 dreigde een sterke stelling op het
midden te vormen.
820X29
9. 34X12 7X18
10. 50—44 1—7
11. 31—27
Zeer goed. De zwarte schijf 26 wordt
nu voorloopig geïsoleerd, hetgeen wit dit
gemak van spelen geeft, dat hij op elk
door hemzelf te bepalen oogenblik dit
stuk kan afruilen. Zwart daarentegen
moet wachten tot wit hiertoe overgaat.
Dit is natuurlijk slechts een zeer gering
voordeel. Toch kan het van belang zijn.
11
12. 36X27
13. 3732
14. 3328
15. 28X19
16. 39—33
17. 44—39
18. 40—34
19. 33—28
20. 34—30
21. 39—33
22. 30—25
23. 25X14
24. 46—41
26. 41—37
22X31
7—12
19—23
15—20
14X23
10—14
5—10
14—19
10—14
20—24
14—20
2—7
9X20
20—25
4—10
47 48 49 50
Op dit soort stellingen hebben wij meer
malen de aandacht gevestigd, o:a. bij on
ze beschouwingen over randschijven. Het
is belangrijk, dat zich nu een dergelijke
stelling in de practijk voordoet. Een rand-
schijf voor zwart op 25 is meestal zwak.
In dit geval echter niet, omdat wit niet
gemakkelijk ook op de ruiten 34, 40 en
39 stukken kan plaatsen. Daarvoor is de
witte rechtervleugel te zwak. Zwart heeft
hier op dit oogenblik dus een aanvalspo
sitie, zoodat het beste voor wit is, schijf
25 zoo spoedig mogelijk af te ruilen.
26. 43—39 10—15
27. 37—31
Niet sterk. Wit moet hiermede zoo
lang mogelijk wachten. Als wit 4540 en
4034 speelt, kan zwart niet 2430 enz.
spelen wegens wit 3731 en 33X11. Na
den tekstzet is dit niet meer mogelijk.
(Wordt vervolgd.)
Beste Nichtjes en Neefjesl
Jullie moet me van de week in de
briefjes maar eens gauw vertellen hoe je
de bouwplaten vindt en of jullie er al aan
bezig zijn.
Ik ben echt benieuwd wie hem 't eerst
klaar heeft.
Deze keer kan ik jullie weer een prettig
nieuwtje meedeelen, n.l. dat er twee nieu
we nichtjes en een neefje zich zijn komen
aanmelden.
Zoo mag ik het graag.
Waren er verleden week ook niet drie?
Wie het zijn en waar ze vandaan ko<-
men zien jullie de volgende week wel on
der de briefjes; wie weet, komt er mis
schien nog niet een ons verrassen.
We beginnen nu weer aan de nieuwe
prijsraadsels, maar eerst zal ik jullie de
oplossingen van de vorige vertellen, daar
die er verleden week bij ingeschoten zijn.
Oplossingen van de Prijsraadsels.
18 November. 1. Laat ons steeds in
't duister heldre lichtjes zijn. Onderd.:
straal, lichtje, lijster, seconde, dendert,
luister, Sas, Huizen. 2 November. On
derd.: neus, oven, veel, even, meer, bord,
eens, ramp.
9 December. 1. Onze Zeeuwsche jeugd,
heeft ook op het ijs veel vreugd. Onderd.:
sloot, zeeuwsche-jeugd, schoonrijden, ve
gen, veger, stok, puf, scheur, zee. 2, Jong
geleerd, oud gedaan. Onderd.: dun, jong,
goed, glad, leer, alle.
30 December. 1, Het oude jaar is heen
gegaan, wat hebt gij er voor goeds ge
daan? Onderd.: einde, begin, nieuwjaar,
radio, steeg, jute, hero, wijs, gang, haat,
vaag. 2. Aan allen een gelukkig nieuw
jaar. Onderd.: nieuwjaar, geluk, ring,
kaal, Lena, een.
13 Januari: 1. Bouwplaten als van de
Shell zoo fijn, zullen bij iedereen welkom
zyn: Ford, auto, motor, vallen, wielrijder,
zijspan, duo, lezen, bouwen, blij, benzine,
shell. 2. Doe je best voor een bouwplaat.
Onderd.: verjaart, bonbon, poedel, steel,
touw, ster.
En nu de prijsraadsels.
I. Voor de grooteren.
Het geheel bestaat uit 54 letters.
24. 20. 53. 5. 35. 17 zijn vlijtige dieren.
4. 31. 1. 46. 29 moet vroeg overwonnen
worden.
Een 3. 12. 38. 11. 34. 16. 51. 40. 43. 8 is
een vogel.
Een 39. 2. 24. 54 is een kleedingstuk.
27. 9. 10. 19. 44 dienen tot bescherming.
Men zegt wel eens: daarover is veel 37.
41. 6. 50 opgejaagd.
18. 49. 33. 24 komt van de melk.
Een 4. 32. 22. 19. 8 is liefst in de vrije
lucht.
In een verhaaltje staat dikwijls en
14. 7. 26. 44.
43. 48. 13. 28 is een jongensnaam.
In een 42. 25. 52. 47. 11. 6. 50 vind je
niet gauw den weg.
Een 15. 30. 1. 47 kan zich gemakkelijk
tegen andere dieren beschermen.
Een 45. 36. 23. 21 is een scheidslijn.
II. Voor de kleineren.
Het geheel bestaat uit 21 letters.
Sommige bergen noemt men een 7. 13.
16. 21.
Het koren zit in de 10. 6.15.
Een 8. 5. 16 is een knaagdier.
Een 15. 9. 1. 20. 18 is een bitter
vruchtje.
De 12. 14. 4. 1 is waakzaam.
19. 2. 3. 8 groeit bij de zeedijken.
17. 6 is dierentaal.
Hartelijke groeten van
TANTE DOLLIE.
WIE WAS DE DADER?
III.
„Komen er ook ramen in, Vader?"
vroeg Tom. „Welnee, het worden drie
muren met een dak erop; de voorkant
blijft heelemaal open. „Ja maar", vond
Tom, die zijn idee van ramen zoo maar
niet opzij wilde zetten, het is toch veel te
lastig als Moeder er in zit en ze wil opzij
in den tuin kijken, dat ze er dan telkens
uit moet loopen.
„We rullen er nog eens over denken; in
ieder geval kan dat altijd nog beslist wor
den".
„Wat wou jij vragen, Jan?"
„Waar komt het te staan, achter of
voor in den tuin?"
„Jongen, wat dom, dat ik daar niet
eerder aan gedacht heb; het beste lijkt
me, het maar met Moeder te gaan bepra
ten, die moet er toch het meest zitten,
en dan meteen maar het ramenplan".
„Arend, ga jij Moeder eens halen; of
nee, laten wij maar naar beneden gaan.
Tom vloog het eerst de kamer uit en
stond, rrrt langs de leuning van de trap,
met een sprong in de gang.
Gelukkig dat Vader er geen erg in had,
of had hij het toch wel gezien?
„Zeg jo, zou jij de President niet eens
netjes voor laten gaanl" riep Jan naar
beneden. „Nee, dat laat ik aan jou over,
ik ben de heraut", en meteen stoof Tom
de kamer in.
„Mevrouw, wilt U dat werk maar even
neer leggen? We gaan hier de vergadering
voortzetten; de jongejuffrouw", dit tegen
Mieke, „mag, als ze héél zoet is, er ook
bij blijven".
„Zeg, schiet op! Jongejuffrouw; zieg
dan alsjeblieft juffrouw?"
Tom had geen tijd om antwoord te ge
ven, want vlug had hij Vaders groote
stoel bij de tafel gesleept en was juist nog
met een paar gewone stoelen bezig, toen
Vader al met Jan en Arend binnenkwam.
„Neemt U plaats, meneer de President,
gaat U zitten" en met een diepe buiging
wees Tom Vader zijn plaats aan. Deze
kinpoogde eens tegen Moeder, die nu ook
heel netjes aan de tafel zat. Mieke gaf
nog gauw onder de tafel Tom een schop.
„D'ame, denkt u er aan, oproerlingen
worden de zaal uitgezet".
„President, wilt u maar beginnen?"
„H'm". Vader moest zijn best doen ern
stig te kijken. „Mevrouw, u heeft mis
schien al bij geruchte gehoord, dat er
plannen bestaan een zomerhuis in het
park te bouwen; nu zouden we gaarne
vernemen waar u de geschiktste plaats
lijkt".
„Daar moet ik eens even over denken,
dat weet ik ook zoomaar niet".
„Waar vroeger het kippenhok gestaan
heeft, zou het daar niet kunnen?" vroeg
Mieke.
„Welnee, kind, dat is veel te ver naar
achteren, maar jij zou er fijn kunnen
lezen zonder dat iemand het merkte".
„Tom, geen plagerijen", gebood Vader.
Mieke draaide verontwaardigd haar
hoofd om. Waar zulke kinderen zich al
niet mee bemoeien.
In gedachten werden nu alle plekjes
nagegaan; het eene was te veel uit de
zon, het andere te ver van huis, maar
eindelijk werd toch besloten, opzij naast
het strand een paar heesters weg te ne
men, en het prieel daar tusschen de strui
ken te plaatsen. Het stond dan mooi ver
scholen tusschen het groen, en als de
ribes bloeide en de takken er wat voor
groeiden zou je zien hoe aardig dat stond.
„Als het nu maar niet regent in de
vacantie". Arend zette al een angstig ge
zicht bij de gedachte alleen.
„Dan zal ik wel een parapluis boven
jullie hoofden komen houden, maar niet
boven dat van Tom", wreekte Mieke zich.
„Och kind, maak je niet bezorgd; we
hebben jouw regenscherm niet noodig".
Tom wist een veel beter plan.
„We spannen heel gewoon een zeil bo
ven een stuk van den tuin".
„Moet je hém hooren", kwam Arend
er nu ook bij. „We spannen heel gewoon
een stuk zeil. Waar wou je dat aan vast
maken en waar haal je het zeil vandaan?
Zoo maar in de lucht hangen soms?"
„Kom jongens, daar zou ik nu nog
maar niet over kibbelen. Vind jij ook niet
vrouw? laten we maar hopen, dat het
prachtig weer is in de vacantie".
En zoo gebeurde het ook.
Toen de vacantie eindelijk aanbrak was
het 't mooiste weer dat je voor het bou
wen van een priëel wenschen kon.
Wat werd er gewerkt.
Moeder en Mieke moesten telkens ko
men kijken en het kostte heel wat moeite
Ina en Roeli op een veiligen afstand te
houden.
's Morgens om kwart voor elf was het
koffietijd en werd er altijd even gepau
zeerd, hoewel niet een van de jongens
koffie dronk, want ze kregen allemaal
chocolademelk.
Eens op een morgen, toen ze op 't ge-
gong van Mieke kwamen aangerend stond
er een schaal met heerlijke koeken op
tafel.
„Moeder heeft u die zelf gebakken?"
„Nee hoor, raden jullie maar eens waar
ze vandaan komen".
„Uit de winkel dan?" vroeg Tom.
„Nee-, jongetje, dat heb je nu eens mis.
Jan, raad jij maar eens".
„Ja, eh, ehvan de kermis, Me
vrouw?"
„0, o; wat hadden ze een pret. Ina en
Roeli schaterden het uit. Die domme Jan,
stel je voor, van de kermis.
„Jan, hoe kom je er bij?" Mevrouw
schudde haar hoofd van het lachen.
„Ina, vertel jij het maar eens".
De kleine puck keek eerst den kring
eens rond, alsof ze de spanning nog wat
wou vergrooten en toen met haar vinger
tje op Jan gericht: „Ze komen van de
juffrouw van Jan; ze heeft ze zelf ge
bakken en hier gebracht. Voor de timmer
lui, zei ze. Maar wij krijgen er ook eentje,
he Moeder?"
„Ja hoor, natuurlijk krijg jij er ook
een".
„Is 't heusch waar, Mevrouw?" Jan
kreeg een kleur van genoegen. Hé, dat
was aardig; daar zou hij juf eens extra
voor bedanken.
(Wordt vervolgd.)
33.) o—
HOOFDSTUK X.
Verstooten.
Niemand van de dorpelingen behalve
dan de oude IJzerman wist welk een hef
tige scène zich op het slot had afgespeeld.
Zelfs het dienstpersoneel wist daar absoluut
niets van.
Wel lekte langzaam aan iéts uit. Men zag
Bertha 'heelemaal niet meer in het dorp. Aan
vankelijk verkeerde men in den waan, dat ze
uit logeeren was. Toen men haar in weken
niet zag, begon men het vreemd te vinden,
't Leed geen twijfel, zij had voorgoed haar
woonplaats verlaten. Vanzelf trachtte men
van het personeel iets los te krijgen, maar
de dienstbode wist anders niet, dan dat ze
zoo 't heette naar 't buitenland was.
't Zou wel geruimen tijd duren voor ze weer
terug kwam. Aanvankelijk geloofde men dat
wel. Te meer, daar oogenschijnlijk aan de
slotbewoners niets te merken was. Ook kwa
men er en dit kon het personeel natuurlijk
constateeren wel brieven van Bert'ha.
Wat men echter niet wist was, dat zoo
dra IJzerman zag dat er bericht van zijn
dochter was, het ongelezen, zelfs ongeopend
de kachel inging.
Toch begon men langzamerhand vermoe
dens te krijgen. Hè, wat vreemd toch, dat
Bertha nooit eens thuis kwam. Maar ze was
immers op studie of wat dan ook? Goed, maar
dan had ze toch af en toe haar vacanties en
waar zou ze die nu beter kunnen doorbrengen,
dan in 't ouderlijk huis?
Neen, als dat maar goed spul was op Huize
Nienoord. Maar welk een moeite men ook
deed er achter te komen, het gelukte niet.
Bert'ha was en bleef weg. In tegenwoordig
heid van mijnheer werd 'haar naam zelfs niet
meer genoemd.
Wat had er plaats gegrepen?
Den avond volgende op dien verstrooiden
visite-avond was het tusschen IJzerman en
zijn dochter tot een heftige woordenwisseling
gekomen, die noodlottige gevolgen voor de
laatste had. Ze waren samen thuis geweest.
Mijnheer IJzerman zat zich behaaglijk te
koesteren bij 't kacheltje en deed herhaaldelijk
pogingen om zijn dochter vriendelijk te stem
men. Deze bleef echter koel en afgetrokken.
Zoo was ze dan ganschen dag al geweest, 't
Maakte vader een beetje korzelig; hij liet dat
echter niet blijken.
Eindelijk sprak hij op buitengewoon vrien
delijken toon: „Bertha, kind scheelt er wat
aan?"
Het meisje sloeg haar blauwe oogen op tot
haar vader, en deze zag er tranen in glin
steren.
„Ja, vader," klonk het bedeesd, „er is iets
dat mij o zooveel verdriet doet."
„En dat is?" vroeg haar vader verwonderd
en nieuwsgierig.
Even aarzelde het meisje, toen ineens ferm:
„'Heeft meester Horsma u iets gedaan, dat
u hem haat?"
„Maar kind, hoe kun je dat denken, je hebt
immers gisteravond zelf gehoord, dat ik hem
hier noodigen wilde om meteen van zijn
teekenkunst te genieten."
„Zeker, ik heb dat gehoord en juist dat
verontrust mij. Vader, ik smeek u, laat uw
snood plan varen. Anders zie ik mij genood
zaakt den meester te waarschuwen om niet
te raken in den strik, die u en Dirk hem wilt
spannen."
Met trillende stem had zij de woorden over
de lippen gekregen. Het kostte 'haar ook zoo
ontzaggelijk veel moeite haar vader te doen
hooren, dat zij weet droeg van zijn plan. Bo
vendien zag zij dat haar woorden niet de ge-
wenschte uitwerking hadden op haar vader.
Was deze aanvankelijk verwonderd geweest,
dit te hooren, de verwondering maakte plaats
voor toorn. 'Onheilspellend trokken zijn wenk
brauwen zich samen. Alles wees op een nade
rende uitbarsting. Nog bleef hij kalm op ijzig
kouden toon sprak hij: „Je beschuldigt ons
van slechte dingen. Heeft die vent je al zoo
in de macht, dat hij 't durft wagen je tegen
je ouders op te zetten. Bertha, schaam jel Hoe
haal je zulke dingen in je hoofd?"
Verontwaardigd keek de dochter baar
vader aan en zei: „Herinnert u zich nog dien
mooien herfstavond toen u met Dirk door den
tuin wandelde? U kwam toen samen het ach
terpoortje in niet waar?"
IJzerman herinnerde zich maar gaf geen
antwoord.
Daarom ging Bertha door: „Ook ik was
toen in het park, al zag u me niet, u is ra
kelings langs mij geloopen. Toen moest ik
alles hooren. Zoo weet ik dan ook wat de
eigenlijke bedoeling is van die vriendelijke
uitnoodiging, die meester zal ontvangen. O,
'k wilde dat ik daar niet geweest was, dat
ik niets vernomen had, dan had ik althans
niet geweten, dat mijn vader zich tot zooiets
kon verlagen." Bertha sloeg de handen vooi
haar gelaat en snikte luid.
Nog steeds zweeg IJzerman, maar hij zat
daar ineengedoken, bleek en ontdaan. Hij
hijgde naar adem. 't was vreeselijk den man
aan te zien.
Bertha drong zich tegen hem aan: „Vader
tje," smeekte zij, „doe het toch niet."
Ruw werd ze terzijde gestooten. „Zwijg
ellendige meid," bracht hij met moeite uit.
„Je doet je vader schande aan."
Toen sprong hij overeind, ging vlak vooi
zijn dochter staan, vatte haar bij den schou
der en beet haar toe: „Ha, ik doorzie dien
doortrapten vent wel, maar ik zweer je, je
zult de vrouw van Dirk Jansen worden."
Bertha sidderde van angst, maar behield
haar tegenwoordigheid van geest, hoewel
het ontzettend was zulk een behandeling van
haar vader te ondervinden.
Deze liet nu Bertha los en sprak: „Zeg
mij, dat je Dirk zult nemen en Horsma zal
geen last meer van ons hebben."
„Nooit", was het kalme maar besliste
antwoord van het meisje.
(Wordt vervolgd.)