NAT IONALE J DE ZEEUW Uoofdftij**, tnifaUacdt'sPo&tecs HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOcl Invalïditeits-verzekering! TWEEDE BLAD. Voor den Zondag LEVENSVERZE KERING-BA N K ROTTERDAM Vraagt tarieven voor levensverzekering, gecombineerd met- Letterkundige Kroniek n. FEUILLETON Bab Fenwicks verloving. Uit de Provincie Stukken voor den Gemeenteraad van Goes. Wat er deze week voorviel Ingezonden Mededeellng. VAN ZATERDAG 27 JAN. 1034, Nr 99. DE BESTE KEUZE. Kiest u heden, wien gij die nen zult Jozua 24:15. Jozua ging het einde van zijn leven tegemoet. Nog' eenmaal riep hij het volk saam te Sichem en stelde zich met dat volk voor het aangezichte Gods. Israël was nu in het land der belofte, het verkreeg als bezitting een land, waar aan het niet gearbeid had; steden, die het zelf niet bouwde en het at van wijn gaarden en olijfboomen, die het zelf niet plantte. Maar Jozua kende het volk en wist, hoe het God kon verzoeken en geneigd was andere goden na te volgen en die te dienen. Hij wekt het volk op om den Heere te vreezen en Hem in oprechtheid en waarheid te dienen en weg te doen de goden, die hunne vaders in de woestijn hebben gediend. Hij stelt Israël voor de keuze, de le venskeuze. Kiest u heden, wien gij dienen zult! Het is, of hij het verbond tusschen den Heere en tusschen Zijn volk wil ver nieuwen door dat volk opnieuw en uit volle overtuiging voor den Heere te doen kiezen. God bleef voor Israël dezelfde in trouw en in goedheid, Hij had Abraham ge zworen en het aan. Izak en Jakob beves tigd. God zal Zijn waarheid nimmer kren ken, maar eeuwig Zijn verbond geden ken! Maar Jozua stelt het volk nu opnieuw voor de keuze, opdat het naar zijn eigen keus kan geoordeeld worden; Kiest Israël voor God, dan heeft het Hem ook te dienen, Hem alleen, en mag het geen gemeenschap hebben met de afgoden. Kiest Israël voor de afgoden, dan heeft het den band met zijn verleden doorge sneden en heeft het God den dienst opge zegd. Voor Jozua zelf is de keus gemak kelijk. Het is voor hem eigenlijk geen keuze, er is voor hem maar één weg, dien hij gaan kan. Dat is voor hem iets, dat vanzelf spreekt, zoo vanzelf, dat er voor hem geen tweede mogelijkheid denkbaar is. Hij kiest voor zich en voor zijn huis den dienst des Heeren, volkomen, zonder beperking, van ganscher harte. Hij kan niet anders en hij wil niet anders. Is het geen kostelijke levenskeuze? Voor en door ieder te begeeren, door ouderen en jongeren? Den Heere te dienen en dat met zijn huis, het is te hebben en te vinden het leven en den vrede. Want die op den Heere vertrouwen zijn als de berg Sions, die niet wankelt maar blijft in eeuwigheid. Rondom Jeru zalem zijn bergen: alzoo is de Heere rondom Zijn volk, van nu aan tot in der eeuwigheid. Rondom dat volk, dat voor zich en ook voor zijn huis, maar één zaligheid kent: den Heere te dienen! HET LIED VAN DEN ARBEID. Een bundel Novellen. Het lied van den arbeid Welk oen goedheid, welk een rijkdom, naar dat lied te mogen luisteren! '0 zeker, er is veel veranderd, veel ten kwade veranderd. Er is veel schoonheid aan den arbeid ontnomen, van ons „goddelijk" beroep is veel verloren gegaan. Maar toch Toch dragen velen in onze dagen nog ©en ongedeelde liefde toe aan het werk, (Vrij naar het Engelsch.) 61) _o^ Vreemde en weemoedige gedachten woelden in haar brein. Oogen, die een blik werpen in het eigen graf, kennen hot wonder van de geestelijke loutering; ze zien den afgelegden weg voor zich als een verwaarloosd pad, dik onder de herfst bladen, met veel ongewied onkruid en bloemen, die men verzuimde te plukken. En met klimmende onrust denkt de ster vende aan het vele werk, dat ongedaan bleef, o God, geef mij tijd, om bereid te zijn, luidt zoo dikwerf de verzuchting. Doch Bab hield al die gedachten voor zich, zwijgend staarde ze maar naar het licht achter die zonneblinden. Een sterfhuis is geen aangenaam oord om te vertoeven, en op Combe, dat er reeds veel overeenkomst mee bad, was het al niet veel beter. Ieder geluid tracht te men zooveel mogelijk te smoren, alle deuren waren nog eens extra gesmeerd en men ging fluisterend en op zijn tee- nen zijn weg. Om Stanhope Peels ellende dat wij van Godswege als V-.L lo&pkg er kennen, nóg is er de rijke voldoening van het zéker weten, dat men zijn plicht doet in den arbeid van veel zorgenvolle, maai in de uitkomst nochtans rijk-gezegende uren; en soms blijde, soms droef klinkt het 'lied van den arbeid óp in het leven dergenen, die hun taak niet liefde en toegenegenheid vervullen. Er is veel armoede in onze dagen. Ar moede ook daarin, dat men de dingen haar schoonheid ontroofd heeft. Is het niet biji velen een arbeiden uit noodzaak geworden, zuiver om 'het materieele, zon der hart voor het werkstuk dat men ver vaardigt? Heeft op die wijze de arbeid niet een groot ja bet grootste deel van zijn belangrijkheid verloren? Natuurlijk: er zijn verschillende oor zaken, uit welke men dit verschijnsel ver klaren kan. Massa-productie. Loonarbeid, Vernietigende concurrentie. En ook in den arbeider zelf gingen schoone en hooge verrukkingen dood door der tijden druk Dat alles drukte zijn stempel op arbeid èn arbeider in zoo sterke mate, dat het lied van den arbeid niet immer een vreug devol lied is. Maar ondanks dat verschil in toon hoogte is 'het goed, naar dat lied te luis teren. Allereerst om dat 'lied zélf. Doch daarnaast ook om den arbeid, van welken het getuigt. En om den mensch, dien we in èn door zijn arbeid leeren zien. Zóó moet ge dezen bundel novellen lezen. Lezen, en daarin stil luisteren naar de stemmen, die hier opklinken, om daar uit den aard van het werk te verstaan. De Rover, die ons waterland 'kent en het leven op zee en rivier heeft beloerd met een onmiskenbare liefde voor bet stoere volk, dat temidden van allerlei ge varen in rustig vertrouwen zijn arbeid verricht, 'hij vertelt in dezen bundel van Hein en Neel, van 'het eenvoudige schippersvolk in zijn strijden en zegevie ren. Hij' vertelt, en in zijn woorden, in veel kort-gespannen zinnen vlaagt storm en regen, bruist de branding, staat óók het onmachtig verweer van den nietigen mensch tegen de ontketende driften Hij vertelt van dien eenvoudigen schipper Hein en z'n Neel, „hoe ze samen begon nen zijn, boe ze samen gevaren hebben door klare lucht van lachende lentedag, door buien die nevels van regen veegden over de rivier, door hitte en donder van den zomer, door zachte koelte van stillen zomeravond, door storm en buiswater van den herfst, door sneeuwjacht en hagelslag van den winter. Hoe ze samen he'bhen ge varen op het zeilschip tot het tuig kraak te, tot het water over de luiken sloeg, twee wilssterke menschen." OfVertelt hij ons dat alles wel? Sluit zijn verhaal juist niet af op het punt dat wy van al dit gebeuren niets dan de „inleiding" 'beluisterd hebben? Ja eigenlijk wel. Want de schrijver ■edndigt zijn relaas op het tijdstip, dat Hein en Neel tezamen den tocht door het leven aanvangen.... Maar juist in de wijze waarop hij ons deze beide menschen in hun gescheiden-arbeiden leerde ken nen, toekende hij die twee ten voeten-uit. Als wij' vernomen hebben hoe het komt, dat Hein Kreukniet op het naambord van zijn motor geschilderd heeft: „Deo Volen- te", dan zien wij, als het ware de lijnen waarlangs deze levens in hun gezamenlijk arbeiden gaan zullen. Wij zien hun gang door het leven, twee jonge, sterke, arbeid- bereide menschen. Twee, die van God de liefde gekregen hebben voor de taak, die zwaar en moeilijk, maar oo'k heerlijk is De bijdrage van den ons onbekenden auteur D. v. d. Stoep De ontmoeting, is wel evenzeer de vermelding waard. 'Ook hier het lied van den arbeid. Een gejaagd, zenuwspannend tempo; geen tijd tot 'verpoozing, de uren van arbeid over vol. 'Ze werken eiken dag naast elkaar. Ken nen elkaar, maar niet dan zeer opper- 'vlafckig. Komt de een den ander ooit nader? Er i's een gemeenschappelijke taak, maar dat slaat nauwelijks een brug over de kloof 'die hen scheidtBij elk dag begin is er de nieuwe 'taak, waarvan de eenvormigheid moe maakt en waaraan het razende tempo alle rust ontnomen heeft. Ieder heeft zijn eigen deel in dat alles; het werk van den een is ten nauw- nog te vergroeien niemand keek naar hem om of nam zelfs notitie van zijn lichamelijke nooden. Toen week na week verstreek, zonder dat de toestand zich wijzigde of de doctoren ©enigszins posi tiever in hun oordeel werden, werd hij het moede zichzelf maar steeds in span ning te houden over Babs toestand en begon eens wat meer te denken over eigen welzijn, dat den laatsten tijd zoo schromelijk in de knel was gekomen. Op Combo kon men op bet oogenblik geen merischw aardige behandeling ver wachten, de maaltijden waren ongeregeld en bovendien, slecht toebereid, en de gast heer en -vrouw zaten maar steed® in zak en asch in de ziekenkamer en waren voor geen redelijk woord vatbaar. Stanhope Peel begon zich af te vragen, hoe lang hij dit leven nog zou kunnen, volhouden, zon der zichzelf ernstige schade te doen; wan neer hij ziek werd, en hij meende stellig, dat het daartoe komen moest, waren ze hier nog verder van huis en hadden ze er nog een patiënt bij' te verplegen. Wat hem overkomen was, ging je niet in. de koude kleeren zitten. Mevrouw Fenwick had hem toen den raad gegeven, maar naar Tregavis terug te koeren, hetgeen hij met beide banden bad aangegrepen. Zijn ouder» waren ont sta verbonden aan dat van den makker. Doch buiten de sfeer van het werk zijn zij elkander nooit nader gekomen, leeft ieder zijn eigen, afgesloten bestaan. Totdat er reactie komt. De spanning, tot zoo groote hoogte opgevoerd, blijkt on houdbaar. Dat brengt tot nadenken: Wat weet de een van den ander, hoewel men dagelijks met elkaar omging Piron peinst „We staan in den mist. Wat weet Piron van Jansma? Hij kent hem, maar hij kent hem niet. 'Hij heeft een tijdlang dagelijks met hem omgegaan, maar hij kent hem niet. Wat is de wereld grijs." Dat is de verwardheid, waaronder de werker in onzen tijd zoo vaak gedrukt gaat de afstand, ondanks de directe na bijheid; (het jagende tempo en de zakelijk heid, waardoor de toenadering afstompt en schier onmogelijk wordt voor velen. Gelukkig als er een keer komt, en uit een door God geslagen stilte de stem van het hart opstijgen mag! Dat teek ent de schrij ver van deze novelle ons wel zeer over tuigend, en op juiste wijze. Het lied van den arbeid weerklinkt echter niet alleen in deze zoo voortreffe lijke novellen; wij' beluisteren het ook in do kunstfoto's, die dit boek sieren. Wij hebben tegen de keuze een bezwaar: dat te veel foto's zijn opgenomen, en niet tot een nóg grootere schifting besloten werd. Nu zijn er vele, waarin het lied van den arbeid geen overtuigende sprake heeft, en 'die doen afbreuk aan de beteekenis van de andere foto's. Alleen het meest-markante waro in dezen bundel méér dan voldoende geweest A. L. VAN OYEN. bedaart spoedig met Per stuk 8 ct. Doos 4-5 ct. Bij Uw drogist De rijksklerk J. W. Godeschalk te Zutphen is met ingang van 16 Febr. a.s. verplaatst naar de inspectie der dir. be lastingen te Goes en werkzaam gesteld ter inspectie der registratie en domeinen. Hooger dan ooit te voren is het aan tal aangeslotenen bij de Goesche Radio- Centrale. Thans slechts f 10. (Adv.) Waarde. 'In de plaats van Mej. A. L. Blok is benoemd tot vaste weger dhr M. de Leeuw, thans als zoodanig tijdelijk werkzaam. Donderdagavond trad in de zaal van de Wed. Kloet op dhr Staal, directeur van do Districts-Arbeidsbeurs te Middel burg, met het onderwerp „Het ontstaan en de bestrijding van de werkloosheid". Spreker wees op het feit, dat de werke loosheid geen speciaal verschijnsel van onzen tijd is. Reeds in vroeger eeuwen kende men ze ook, zij 't in anderen vorm. Spr. wees op de toenemende industriali- seering en op de uitbarsting van 1914. De na-oorlogsche opbloei van het bedrijfs leven was kunstmatig en heeft geleid tot de catastrophe der werkeloosheid. steld, om zijn bleek gelaat en doorloopen- de neerslachtigheid. Ze begrepen zeker ook wel, dat hij op Gombe niet langer had kunnen blijven. Hij was de laatste man, die niet strikt zou bandelen als het be hoorde, maar wat had die arme Bab er aan, of bij' nu al den ganschen dag om die ziekenkamer rondhing? Ze vroeg niet naar hem, bij' zag haar nimmer, hij kende alleen het deprimeerende van de stilte, die zijn zenuwgestel aantastte. Doch nogmaals, hij zou alles doen zoo als het behoorde, hij zou nogmaals een bezoek aan Gombe brengen, om er de kil heid van een grafkelder te ondergaan. En hij' deed het ook. Reeds het geluid van rijtuigwielen op het turfmolm buiten gaf hem een knar send gevoel tusschen zijn tanden, toen hij terug kwam. Hetzelfde bulletin was nog steeds aan het hek bevestigd, had hij ge zien, Zou dit zoo nu maar tot in de verre toekomst doorgaan en zijn kostbare jeugd en gezondheid verknoeien? Arme meneer Peel, hij had zoo vreeselijk het land aan ziekenbezoek! Met hangend hoofd en sle- penden tred schoof hij' het 'huis binnen, waar niemand hem verwelkomde. Ja toch, daar kwam kapitein Fenwick aansnellen, bij had zeker het rijtuig door een kier van de deur zien aankomen. Ook ons land zit In 't werkloosheids probleem, De Arbeidsbeurzen helpen zoo veel mogelijk op de Arbeidsmarkt. De steunregeling is onmisbaar, hoewel moreel en economisch do werkverschaf fing verre boven haar te verkiezen is. 'Op dit betoog volgdo een levendige ge- dachtenwisseling. 't Was dan ook to be treuren, dat er zoo weinig belangstellen den waren. Donderdagavond 'hield de Christ. Zangvereeniging „Crescendo" haar zeven de jaarvergadering in de melksalon van dhr A. Nagefitorke. Deze vergadering was toegankelijk voor leden, ouders der leden en donateurs. De vereeniging mocht zich verheugen in een ■goede opkomst, zoodat de zaal geheel ge vuld was. Na opening door den voorzitter ging Ds Hoogenraad voor in gebed. Dan volgden notulen van secretaris en verslag van den penningmeester. De vereeniging zong ook verschillende liederen, waarna nog twee samenspraken volgden. Grljpskerke. Donderdagavond hield de ftfd. van den Ned. Chr. Landarbeiders Bond een goed 'bezochte openbare ver gadering onder 'leiding van haar voorz. dhr J. Dekker. Eerste spr. was Ds H. Pestman, welke sprak over „Neutraliteit onmogelijk". Het is voor den 'Christen onmogelijk ook maar op één enkel terrein, noutraal te zijn en zeker niet t.o.'z. van het maatschappelijk leven en de vakorganisatie. Dhr A. Vingerling te Goes, hoofdbe stuurder, spra'k over „'Onze organisatie en wij", 'daarbij1 schetsend wat de organisatie heeft mogen doen en nog doet voor haar leden. Daarom mag zij' ook van haar ledon vragen 'haar te steunen bij dien arbeid. Door Ds H. A. Jellema werd een slot woord gesproken over „Individueel en sociaal", waarin hij aantoonde dat welis waar elk mensch zijn eigen lasten heeft te dragen, maar dat daarnaast ook moet zijn een dragen van elkanders, van de gemeen schappelijke lasten. Het God dienen moet oo'k in de vakorganisatie voorop gaan. Ook de kerk heeft 'haar sociale taak steeds naar eisch en roeping te vervullen. Ds Jellema eindigde deze goed geslaag de vergadering met dankgebed. Een t ijl del ij'ke slagerswin kel op gemeentegrond. De heer W. H. van 't Veer, slager, verzoekt om in verband met den voorgenomen bouw van een nieuw woon- en winkel huis op den hoek van den Westsingel en Bekhof, opgemeenteterrein aan de Koepoort een tijdelijk bouten gebouwtje te mogen plaatsen, teneinde daarin ge durende dezen bouw zijn slagerswinkel te vestigen. Het gebouwtje zal ongeveer 20 M2 groot zijn en gedurende ongeveer 12 weken geplaatst blijven. B. en W. stel len inwilliging voor tegen betaling van f24 in totaal. Plaatsen van een trap op gemeentegrond. B. en W. stellen voor afwijzend te beschikken op een verzoek van den heer L. D. Boudeling om toestemming tot het aanbrengen van een trapje op gemeentegrond aan de ach terzijde van zijn perceel, plaatselijk ge merkt Groote Markt 22. Ingezonden Mededeeling. „Stanhope, ze- is wat beter, man", zeide hij opgewonden, terwijl hij de hand van den nieuw aangekomene bijna in zijn greep verpletterde. Br Joseph is er juist en heeft haar onderzocht, ze is wat be ter, we hebben een kans". Én d© heer des huizes leidde den ver loofde van z;jn dochter door de hal, als ging het naar een trouwpartij; helaas was Bab nog niet in bruidstoilet! Twee en veertig nachten lag Brunette de zondares, nu reeds dood en verstijfd in haar graf. En twee en veertig dagen en nachteif reeds1 lag haar meesteres le vend en verstijfd op ha,ar sponde in de tuinkamer. Twee en veertig dagen en nach ten was er voor haar kostbaar leven ge beden en gestreden en eindelijk scheen Mary's gebed verhoord te worden. Ette lijke uren had de beroemde Londensche dokter aan haar bed vertoefd. Ieder steun de op zijn rustige kracht, en toen me vrouw Fenwick hem het vertrek uitbracht •hing ze aan zijn lippen om den uitslag te vernemen lag Bab in spanning te wachten op haar vonnis. Die twee en veertig dagen hadden groo te veranderingen op Combe teweeg ge bracht. De 'tuinkamer zou men nauwelijks meer herkennen en ook de arme Bab was veel veranderd. Toch, als men dat inge Als het bericht waarheid bevat, dat het gevaar voor ouzo suikerbietenteelt is af gewend, is Zeeland, te feliciteeren. Im mers er dreigden voor onze provincie groote gevaren, zooals de laatste weken in woord en geschrift is aangetoond en dankbaar zouden w© zijn, indien onze re geering daarvoor oog had gokregon. In dien de geruchten juist zijn, zal men de rietsuiker uit Indië naar Éngeland ex porteeren, waartegenover Engeland tex tielproducten naar Indië mag zenden. Ook de Nederlandsche textiel-iudustrie wordt niet uitgeschakeld. In ruil voor haar pro ducten neemt Nederland van Indië mais af, in plaats van uit Argentinië. 'We leven wel in een vreemde, ingewik kelde wereld. Het is alles contingentee- ring, teeltregeJing en -beperking wat de klok slaat. Het onnatuurlijke is natuur lijk, het abnormale normaal geworden. Dezer dagen is de invoer van manu facturen en vleesch gecontingenteerd, en de teeltregeling voor het rundvee en de beperking van de aardappelteelt gepubli ceerd, terwijl de belanghebbenden aan bet bestudeeren zijn van de teeltboperking in den tuinbouw, wat ook niet voel minder dan een puzzle is. Zoo wordt langzamer hand het geheele bedrijfsleven aan ban den gelegd. Als we nu maar niet denken, dat daarmee de crisis is of wordt opge lost! Het gevaar bestaat, dat in dezen tijd de economische kwesties geheel ons denken in beslag nemen. Daarom is het zoo noo- dig, dat we op onze jubilea en. gedenkda gen. Gods leiding nagaan en Hem danken voor Zijn zegeningen op zoo velerlei ter rein. Men heeft dat ook gedaan in de sa menkomst, 'die er gehouden is ter gelegen heid van bet 25-jarig bestaan der Chr. Hist. Unie. We genieten in staatkundig opzicht hier nog zoovele weldaden. Zeker, volmaakt is het er niet, maar als we kennis nemen van d© schandalen, die in Frankrijk elkaar in verbijsterende snelheid opvolgen, als we zien, dat daar de corruptie voortvreet tot in de hoogste regeerings'kringen, zóó, dat zelfs het leven van het thans aan het bewind zijnde kabinet er door wordt be dreigd, dan mogen we dankbaar zijn, dat we 'hier in ons land voor dergelijke schan delijke dingen nog zijn bewaard. Ook de gebeurtenissen in Duitschland vragen onze aandacht. Hiet schijnt, dat er steeds meer komen onder de positieve belijders in Duischland, die weigeren op kerkelijk terrein door het Hitler-regime geknecht te worden. Er schijnt iets te broeien, zoowel in R. K. als Evangelische kringen. De strijd van deze getrouwe elementen tegen de Naxi-overheerscbing zal intus- schen niet gemakkelijk zijn, want bis schop Muller weet va' geen toegeven. Nog een ander verschijnsel vraagt daar onze belangstelling. De monarchistische gedachte leeft in Duitschland weer op. En daarvan moeten de Nazi-leiders niets hebben. Ze gaan er krachtig tegen in. De houding welke zij aannemen getuigt niet van groote kieschheid ten opzichte van den ouden rijkspresident, wiens ge heele leven gestaan heeft in het teeken van trouw aan den keizer. De monarchistische actie kon wel eens vallen, bleeke gelaat op het kussen goed aanzag, was er geen twijfel aan, of het was Bab, die heldere, dappere bruine oogen, die recht voor zich uitkeken, be reid om den einduitslag van het onder zoek even flink tegemoet te blikken, lieten geen twijfel. Daar hoorde ze den dokter vertrekken, in de verte sloeg de hond aan toen het rijtuig passeerde, en even later stond haar moeder over haar heen ge bogen. Ook mevrouw Fenwick's gelaat sprak, evenals van haar dochter van de lange dagen en nachten van angst en spanning, doch haar teederon moederblik verraadde zonder verder© toevoeging, wat de dokter gezegd 'had. „Er is verbetering, lieveling; hij zegt, dat je vooruit gaat." Bab glimlachte, haar hand bewoog zich even boven de dekens, ten teeken, dat ze begrepen had. „Ik 'heb hem laten zien, dat ik me be wegen kon", zeide ze, „dus ben ik voor uitgegaan". Mevrouw Fenwick legde zachtjes1 een vinger op den mond van de zwakke lijde- res". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 5