NAT IONALE
J
DE ZEEUW
Uoofdftij**,
tnifaUacdt'sPo&tecs
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOcl
Invalïditeits-verzekering!
TWEEDE BLAD.
Voor den Zondag
LEVENSVERZE KERING-BA N K
ROTTERDAM
Vraagt tarieven voor
levensverzekering,
gecombineerd met-
Letterkundige Kroniek
n.
FEUILLETON
Bab Fenwicks verloving.
Uit de Provincie
Stukken voor den Gemeenteraad
van Goes.
Wat er deze week voorviel
Ingezonden Mededeellng.
VAN
ZATERDAG 27 JAN. 1034, Nr 99.
DE BESTE KEUZE.
Kiest u heden, wien gij die
nen zult
Jozua 24:15.
Jozua ging het einde van zijn leven
tegemoet.
Nog' eenmaal riep hij het volk saam
te Sichem en stelde zich met dat volk
voor het aangezichte Gods.
Israël was nu in het land der belofte,
het verkreeg als bezitting een land, waar
aan het niet gearbeid had; steden, die
het zelf niet bouwde en het at van wijn
gaarden en olijfboomen, die het zelf niet
plantte.
Maar Jozua kende het volk en wist,
hoe het God kon verzoeken en geneigd
was andere goden na te volgen en die te
dienen.
Hij wekt het volk op om den Heere
te vreezen en Hem in oprechtheid en
waarheid te dienen en weg te doen de
goden, die hunne vaders in de woestijn
hebben gediend.
Hij stelt Israël voor de keuze, de le
venskeuze.
Kiest u heden, wien gij dienen zult!
Het is, of hij het verbond tusschen
den Heere en tusschen Zijn volk wil ver
nieuwen door dat volk opnieuw en uit
volle overtuiging voor den Heere te doen
kiezen.
God bleef voor Israël dezelfde in trouw
en in goedheid, Hij had Abraham ge
zworen en het aan. Izak en Jakob beves
tigd.
God zal Zijn waarheid nimmer kren
ken, maar eeuwig Zijn verbond geden
ken!
Maar Jozua stelt het volk nu opnieuw
voor de keuze, opdat het naar zijn eigen
keus kan geoordeeld worden;
Kiest Israël voor God, dan heeft het
Hem ook te dienen, Hem alleen, en mag
het geen gemeenschap hebben met de
afgoden.
Kiest Israël voor de afgoden, dan heeft
het den band met zijn verleden doorge
sneden en heeft het God den dienst opge
zegd.
Voor Jozua zelf is de keus gemak
kelijk. Het is voor hem eigenlijk geen
keuze, er is voor hem maar één weg, dien
hij gaan kan.
Dat is voor hem iets, dat vanzelf
spreekt, zoo vanzelf, dat er voor hem
geen tweede mogelijkheid denkbaar is.
Hij kiest voor zich en voor zijn huis
den dienst des Heeren, volkomen, zonder
beperking, van ganscher harte. Hij kan
niet anders en hij wil niet anders.
Is het geen kostelijke levenskeuze?
Voor en door ieder te begeeren, door
ouderen en jongeren?
Den Heere te dienen en dat met zijn
huis, het is te hebben en te vinden het
leven en den vrede.
Want die op den Heere vertrouwen
zijn als de berg Sions, die niet wankelt
maar blijft in eeuwigheid. Rondom Jeru
zalem zijn bergen: alzoo is de Heere
rondom Zijn volk, van nu aan tot in der
eeuwigheid.
Rondom dat volk, dat voor zich en
ook voor zijn huis, maar één zaligheid
kent: den Heere te dienen!
HET LIED VAN DEN ARBEID.
Een bundel Novellen.
Het lied van den arbeid
Welk oen goedheid, welk een rijkdom,
naar dat lied te mogen luisteren!
'0 zeker, er is veel veranderd, veel ten
kwade veranderd.
Er is veel schoonheid aan den arbeid
ontnomen, van ons „goddelijk" beroep is
veel verloren gegaan. Maar toch
Toch dragen velen in onze dagen nog
©en ongedeelde liefde toe aan het werk,
(Vrij naar het Engelsch.)
61) _o^
Vreemde en weemoedige gedachten
woelden in haar brein. Oogen, die een
blik werpen in het eigen graf, kennen hot
wonder van de geestelijke loutering; ze
zien den afgelegden weg voor zich als een
verwaarloosd pad, dik onder de herfst
bladen, met veel ongewied onkruid en
bloemen, die men verzuimde te plukken.
En met klimmende onrust denkt de ster
vende aan het vele werk, dat ongedaan
bleef, o God, geef mij tijd, om bereid te
zijn, luidt zoo dikwerf de verzuchting.
Doch Bab hield al die gedachten voor
zich, zwijgend staarde ze maar naar het
licht achter die zonneblinden.
Een sterfhuis is geen aangenaam oord
om te vertoeven, en op Combe, dat er
reeds veel overeenkomst mee bad, was
het al niet veel beter. Ieder geluid tracht
te men zooveel mogelijk te smoren, alle
deuren waren nog eens extra gesmeerd
en men ging fluisterend en op zijn tee-
nen zijn weg. Om Stanhope Peels ellende
dat wij van Godswege als V-.L lo&pkg er
kennen, nóg is er de rijke voldoening van
het zéker weten, dat men zijn plicht doet
in den arbeid van veel zorgenvolle, maai
in de uitkomst nochtans rijk-gezegende
uren; en soms blijde, soms droef
klinkt het 'lied van den arbeid óp in het
leven dergenen, die hun taak niet liefde
en toegenegenheid vervullen.
Er is veel armoede in onze dagen. Ar
moede ook daarin, dat men de dingen
haar schoonheid ontroofd heeft. Is het
niet biji velen een arbeiden uit noodzaak
geworden, zuiver om 'het materieele, zon
der hart voor het werkstuk dat men ver
vaardigt? Heeft op die wijze de arbeid
niet een groot ja bet grootste deel
van zijn belangrijkheid verloren?
Natuurlijk: er zijn verschillende oor
zaken, uit welke men dit verschijnsel ver
klaren kan. Massa-productie. Loonarbeid,
Vernietigende concurrentie. En ook in den
arbeider zelf gingen schoone en hooge
verrukkingen dood door der tijden druk
Dat alles drukte zijn stempel op arbeid
èn arbeider in zoo sterke mate, dat het
lied van den arbeid niet immer een vreug
devol lied is.
Maar ondanks dat verschil in toon
hoogte is 'het goed, naar dat lied te luis
teren.
Allereerst om dat 'lied zélf.
Doch daarnaast ook om den arbeid, van
welken het getuigt. En om den mensch,
dien we in èn door zijn arbeid leeren zien.
Zóó moet ge dezen bundel novellen
lezen. Lezen, en daarin stil luisteren naar
de stemmen, die hier opklinken, om daar
uit den aard van het werk te verstaan.
De Rover, die ons waterland 'kent en
het leven op zee en rivier heeft beloerd
met een onmiskenbare liefde voor bet
stoere volk, dat temidden van allerlei ge
varen in rustig vertrouwen zijn arbeid
verricht, 'hij vertelt in dezen bundel
van Hein en Neel, van 'het eenvoudige
schippersvolk in zijn strijden en zegevie
ren.
Hij' vertelt, en in zijn woorden, in
veel kort-gespannen zinnen vlaagt storm
en regen, bruist de branding, staat óók
het onmachtig verweer van den nietigen
mensch tegen de ontketende driften
Hij vertelt van dien eenvoudigen schipper
Hein en z'n Neel, „hoe ze samen begon
nen zijn, boe ze samen gevaren hebben
door klare lucht van lachende lentedag,
door buien die nevels van regen veegden
over de rivier, door hitte en donder van
den zomer, door zachte koelte van stillen
zomeravond, door storm en buiswater van
den herfst, door sneeuwjacht en hagelslag
van den winter. Hoe ze samen he'bhen ge
varen op het zeilschip tot het tuig kraak
te, tot het water over de luiken sloeg,
twee wilssterke menschen."
OfVertelt hij ons dat alles wel?
Sluit zijn verhaal juist niet af op het punt
dat wy van al dit gebeuren niets dan de
„inleiding" 'beluisterd hebben?
Ja eigenlijk wel. Want de schrijver
■edndigt zijn relaas op het tijdstip, dat
Hein en Neel tezamen den tocht door het
leven aanvangen.... Maar juist in de
wijze waarop hij ons deze beide menschen
in hun gescheiden-arbeiden leerde ken
nen, toekende hij die twee ten voeten-uit.
Als wij' vernomen hebben hoe het komt,
dat Hein Kreukniet op het naambord van
zijn motor geschilderd heeft: „Deo Volen-
te", dan zien wij, als het ware de lijnen
waarlangs deze levens in hun gezamenlijk
arbeiden gaan zullen. Wij zien hun gang
door het leven, twee jonge, sterke, arbeid-
bereide menschen. Twee, die van God de
liefde gekregen hebben voor de taak, die
zwaar en moeilijk, maar oo'k heerlijk is
De bijdrage van den ons onbekenden
auteur D. v. d. Stoep De ontmoeting, is
wel evenzeer de vermelding waard.
'Ook hier het lied van den arbeid. Een
gejaagd, zenuwspannend tempo; geen tijd
tot 'verpoozing, de uren van arbeid over
vol.
'Ze werken eiken dag naast elkaar. Ken
nen elkaar, maar niet dan zeer opper-
'vlafckig. Komt de een den ander ooit
nader? Er i's een gemeenschappelijke taak,
maar dat slaat nauwelijks een brug over
de kloof 'die hen scheidtBij elk dag
begin is er de nieuwe 'taak, waarvan de
eenvormigheid moe maakt en waaraan
het razende tempo alle rust ontnomen
heeft. Ieder heeft zijn eigen deel in dat
alles; het werk van den een is ten nauw-
nog te vergroeien niemand keek naar
hem om of nam zelfs notitie van zijn
lichamelijke nooden. Toen week na week
verstreek, zonder dat de toestand zich
wijzigde of de doctoren ©enigszins posi
tiever in hun oordeel werden, werd hij
het moede zichzelf maar steeds in span
ning te houden over Babs toestand en
begon eens wat meer te denken over
eigen welzijn, dat den laatsten tijd zoo
schromelijk in de knel was gekomen.
Op Combo kon men op bet oogenblik
geen merischw aardige behandeling ver
wachten, de maaltijden waren ongeregeld
en bovendien, slecht toebereid, en de gast
heer en -vrouw zaten maar steed® in zak
en asch in de ziekenkamer en waren voor
geen redelijk woord vatbaar. Stanhope
Peel begon zich af te vragen, hoe lang hij
dit leven nog zou kunnen, volhouden, zon
der zichzelf ernstige schade te doen; wan
neer hij ziek werd, en hij meende stellig,
dat het daartoe komen moest, waren ze
hier nog verder van huis en hadden ze
er nog een patiënt bij' te verplegen. Wat
hem overkomen was, ging je niet in. de
koude kleeren zitten.
Mevrouw Fenwick had hem toen den
raad gegeven, maar naar Tregavis terug
te koeren, hetgeen hij met beide banden
bad aangegrepen. Zijn ouder» waren ont
sta verbonden aan dat van den makker.
Doch buiten de sfeer van het werk zijn zij
elkander nooit nader gekomen, leeft ieder
zijn eigen, afgesloten bestaan.
Totdat er reactie komt. De spanning,
tot zoo groote hoogte opgevoerd, blijkt on
houdbaar. Dat brengt tot nadenken: Wat
weet de een van den ander, hoewel men
dagelijks met elkaar omging Piron
peinst
„We staan in den mist. Wat weet Piron
van Jansma? Hij kent hem, maar hij kent
hem niet. 'Hij heeft een tijdlang dagelijks
met hem omgegaan, maar hij kent hem
niet. Wat is de wereld grijs."
Dat is de verwardheid, waaronder de
werker in onzen tijd zoo vaak gedrukt
gaat de afstand, ondanks de directe na
bijheid; (het jagende tempo en de zakelijk
heid, waardoor de toenadering afstompt
en schier onmogelijk wordt voor velen.
Gelukkig als er een keer komt, en uit een
door God geslagen stilte de stem van het
hart opstijgen mag! Dat teek ent de schrij
ver van deze novelle ons wel zeer over
tuigend, en op juiste wijze.
Het lied van den arbeid weerklinkt
echter niet alleen in deze zoo voortreffe
lijke novellen; wij' beluisteren het ook in
do kunstfoto's, die dit boek sieren.
Wij hebben tegen de keuze een bezwaar:
dat te veel foto's zijn opgenomen, en niet
tot een nóg grootere schifting besloten
werd. Nu zijn er vele, waarin het lied
van den arbeid geen overtuigende sprake
heeft, en 'die doen afbreuk aan de
beteekenis van de andere foto's. Alleen
het meest-markante waro in dezen bundel
méér dan voldoende geweest
A. L. VAN OYEN.
bedaart spoedig met
Per stuk 8 ct. Doos 4-5 ct. Bij Uw drogist
De rijksklerk J. W. Godeschalk te
Zutphen is met ingang van 16 Febr. a.s.
verplaatst naar de inspectie der dir. be
lastingen te Goes en werkzaam gesteld
ter inspectie der registratie en domeinen.
Hooger dan ooit te voren is het aan
tal aangeslotenen bij de Goesche Radio-
Centrale. Thans slechts f 10. (Adv.)
Waarde. 'In de plaats van Mej. A. L.
Blok is benoemd tot vaste weger dhr M.
de Leeuw, thans als zoodanig tijdelijk
werkzaam.
Donderdagavond trad in de zaal van
de Wed. Kloet op dhr Staal, directeur
van do Districts-Arbeidsbeurs te Middel
burg, met het onderwerp „Het ontstaan
en de bestrijding van de werkloosheid".
Spreker wees op het feit, dat de werke
loosheid geen speciaal verschijnsel van
onzen tijd is. Reeds in vroeger eeuwen
kende men ze ook, zij 't in anderen vorm.
Spr. wees op de toenemende industriali-
seering en op de uitbarsting van 1914. De
na-oorlogsche opbloei van het bedrijfs
leven was kunstmatig en heeft geleid tot
de catastrophe der werkeloosheid.
steld, om zijn bleek gelaat en doorloopen-
de neerslachtigheid. Ze begrepen zeker
ook wel, dat hij op Gombe niet langer had
kunnen blijven. Hij was de laatste man,
die niet strikt zou bandelen als het be
hoorde, maar wat had die arme Bab er
aan, of bij' nu al den ganschen dag om
die ziekenkamer rondhing? Ze vroeg niet
naar hem, bij' zag haar nimmer, hij kende
alleen het deprimeerende van de stilte,
die zijn zenuwgestel aantastte.
Doch nogmaals, hij zou alles doen zoo
als het behoorde, hij zou nogmaals een
bezoek aan Gombe brengen, om er de kil
heid van een grafkelder te ondergaan. En
hij' deed het ook.
Reeds het geluid van rijtuigwielen op
het turfmolm buiten gaf hem een knar
send gevoel tusschen zijn tanden, toen hij
terug kwam. Hetzelfde bulletin was nog
steeds aan het hek bevestigd, had hij ge
zien, Zou dit zoo nu maar tot in de verre
toekomst doorgaan en zijn kostbare jeugd
en gezondheid verknoeien? Arme meneer
Peel, hij had zoo vreeselijk het land aan
ziekenbezoek! Met hangend hoofd en sle-
penden tred schoof hij' het 'huis binnen,
waar niemand hem verwelkomde. Ja toch,
daar kwam kapitein Fenwick aansnellen,
bij had zeker het rijtuig door een kier
van de deur zien aankomen.
Ook ons land zit In 't werkloosheids
probleem, De Arbeidsbeurzen helpen zoo
veel mogelijk op de Arbeidsmarkt.
De steunregeling is onmisbaar, hoewel
moreel en economisch do werkverschaf
fing verre boven haar te verkiezen is.
'Op dit betoog volgdo een levendige ge-
dachtenwisseling. 't Was dan ook to be
treuren, dat er zoo weinig belangstellen
den waren.
Donderdagavond 'hield de Christ.
Zangvereeniging „Crescendo" haar zeven
de jaarvergadering in de melksalon van
dhr A. Nagefitorke.
Deze vergadering was toegankelijk voor
leden, ouders der leden en donateurs. De
vereeniging mocht zich verheugen in een
■goede opkomst, zoodat de zaal geheel ge
vuld was. Na opening door den voorzitter
ging Ds Hoogenraad voor in gebed. Dan
volgden notulen van secretaris en verslag
van den penningmeester. De vereeniging
zong ook verschillende liederen, waarna
nog twee samenspraken volgden.
Grljpskerke. Donderdagavond hield de
ftfd. van den Ned. Chr. Landarbeiders
Bond een goed 'bezochte openbare ver
gadering onder 'leiding van haar voorz.
dhr J. Dekker.
Eerste spr. was Ds H. Pestman, welke
sprak over „Neutraliteit onmogelijk". Het
is voor den 'Christen onmogelijk ook maar
op één enkel terrein, noutraal te zijn en
zeker niet t.o.'z. van het maatschappelijk
leven en de vakorganisatie.
Dhr A. Vingerling te Goes, hoofdbe
stuurder, spra'k over „'Onze organisatie en
wij", 'daarbij1 schetsend wat de organisatie
heeft mogen doen en nog doet voor haar
leden. Daarom mag zij' ook van haar ledon
vragen 'haar te steunen bij dien arbeid.
Door Ds H. A. Jellema werd een slot
woord gesproken over „Individueel en
sociaal", waarin hij aantoonde dat welis
waar elk mensch zijn eigen lasten heeft te
dragen, maar dat daarnaast ook moet zijn
een dragen van elkanders, van de gemeen
schappelijke lasten. Het God dienen moet
oo'k in de vakorganisatie voorop gaan.
Ook de kerk heeft 'haar sociale taak steeds
naar eisch en roeping te vervullen.
Ds Jellema eindigde deze goed geslaag
de vergadering met dankgebed.
Een t ijl del ij'ke slagerswin
kel op gemeentegrond. De
heer W. H. van 't Veer, slager, verzoekt
om in verband met den voorgenomen
bouw van een nieuw woon- en winkel
huis op den hoek van den Westsingel
en Bekhof, opgemeenteterrein aan de
Koepoort een tijdelijk bouten gebouwtje
te mogen plaatsen, teneinde daarin ge
durende dezen bouw zijn slagerswinkel
te vestigen. Het gebouwtje zal ongeveer
20 M2 groot zijn en gedurende ongeveer
12 weken geplaatst blijven. B. en W. stel
len inwilliging voor tegen betaling van
f24 in totaal.
Plaatsen van een trap
op gemeentegrond. B. en W.
stellen voor afwijzend te beschikken op
een verzoek van den heer L. D. Boudeling
om toestemming tot het aanbrengen van
een trapje op gemeentegrond aan de ach
terzijde van zijn perceel, plaatselijk ge
merkt Groote Markt 22.
Ingezonden Mededeeling.
„Stanhope, ze- is wat beter, man", zeide
hij opgewonden, terwijl hij de hand van
den nieuw aangekomene bijna in zijn
greep verpletterde. Br Joseph is er juist
en heeft haar onderzocht, ze is wat be
ter, we hebben een kans".
Én d© heer des huizes leidde den ver
loofde van z;jn dochter door de hal, als
ging het naar een trouwpartij; helaas was
Bab nog niet in bruidstoilet!
Twee en veertig nachten lag Brunette
de zondares, nu reeds dood en verstijfd in
haar graf. En twee en veertig dagen en
nachteif reeds1 lag haar meesteres le
vend en verstijfd op ha,ar sponde in de
tuinkamer. Twee en veertig dagen en nach
ten was er voor haar kostbaar leven ge
beden en gestreden en eindelijk scheen
Mary's gebed verhoord te worden. Ette
lijke uren had de beroemde Londensche
dokter aan haar bed vertoefd. Ieder steun
de op zijn rustige kracht, en toen me
vrouw Fenwick hem het vertrek uitbracht
•hing ze aan zijn lippen om den uitslag te
vernemen lag Bab in spanning te
wachten op haar vonnis.
Die twee en veertig dagen hadden groo
te veranderingen op Combe teweeg ge
bracht. De 'tuinkamer zou men nauwelijks
meer herkennen en ook de arme Bab was
veel veranderd. Toch, als men dat inge
Als het bericht waarheid bevat, dat het
gevaar voor ouzo suikerbietenteelt is af
gewend, is Zeeland, te feliciteeren. Im
mers er dreigden voor onze provincie
groote gevaren, zooals de laatste weken
in woord en geschrift is aangetoond en
dankbaar zouden w© zijn, indien onze re
geering daarvoor oog had gokregon. In
dien de geruchten juist zijn, zal men de
rietsuiker uit Indië naar Éngeland ex
porteeren, waartegenover Engeland tex
tielproducten naar Indië mag zenden. Ook
de Nederlandsche textiel-iudustrie wordt
niet uitgeschakeld. In ruil voor haar pro
ducten neemt Nederland van Indië mais
af, in plaats van uit Argentinië.
'We leven wel in een vreemde, ingewik
kelde wereld. Het is alles contingentee-
ring, teeltregeJing en -beperking wat de
klok slaat. Het onnatuurlijke is natuur
lijk, het abnormale normaal geworden.
Dezer dagen is de invoer van manu
facturen en vleesch gecontingenteerd, en
de teeltregeling voor het rundvee en de
beperking van de aardappelteelt gepubli
ceerd, terwijl de belanghebbenden aan bet
bestudeeren zijn van de teeltboperking in
den tuinbouw, wat ook niet voel minder
dan een puzzle is. Zoo wordt langzamer
hand het geheele bedrijfsleven aan ban
den gelegd. Als we nu maar niet denken,
dat daarmee de crisis is of wordt opge
lost!
Het gevaar bestaat, dat in dezen tijd de
economische kwesties geheel ons denken
in beslag nemen. Daarom is het zoo noo-
dig, dat we op onze jubilea en. gedenkda
gen. Gods leiding nagaan en Hem danken
voor Zijn zegeningen op zoo velerlei ter
rein. Men heeft dat ook gedaan in de sa
menkomst, 'die er gehouden is ter gelegen
heid van bet 25-jarig bestaan der Chr.
Hist. Unie.
We genieten in staatkundig opzicht hier
nog zoovele weldaden. Zeker, volmaakt is
het er niet, maar als we kennis nemen van
d© schandalen, die in Frankrijk elkaar in
verbijsterende snelheid opvolgen, als we
zien, dat daar de corruptie voortvreet tot
in de hoogste regeerings'kringen, zóó, dat
zelfs het leven van het thans aan het
bewind zijnde kabinet er door wordt be
dreigd, dan mogen we dankbaar zijn, dat
we 'hier in ons land voor dergelijke schan
delijke dingen nog zijn bewaard.
Ook de gebeurtenissen in Duitschland
vragen onze aandacht. Hiet schijnt, dat er
steeds meer komen onder de positieve
belijders in Duischland, die weigeren op
kerkelijk terrein door het Hitler-regime
geknecht te worden. Er schijnt iets te
broeien, zoowel in R. K. als Evangelische
kringen.
De strijd van deze getrouwe elementen
tegen de Naxi-overheerscbing zal intus-
schen niet gemakkelijk zijn, want bis
schop Muller weet va' geen toegeven.
Nog een ander verschijnsel vraagt daar
onze belangstelling. De monarchistische
gedachte leeft in Duitschland weer op.
En daarvan moeten de Nazi-leiders niets
hebben. Ze gaan er krachtig tegen in.
De houding welke zij aannemen getuigt
niet van groote kieschheid ten opzichte
van den ouden rijkspresident, wiens ge
heele leven gestaan heeft in het teeken
van trouw aan den keizer.
De monarchistische actie kon wel eens
vallen, bleeke gelaat op het kussen goed
aanzag, was er geen twijfel aan, of het
was Bab, die heldere, dappere bruine
oogen, die recht voor zich uitkeken, be
reid om den einduitslag van het onder
zoek even flink tegemoet te blikken, lieten
geen twijfel. Daar hoorde ze den dokter
vertrekken, in de verte sloeg de hond aan
toen het rijtuig passeerde, en even later
stond haar moeder over haar heen ge
bogen.
Ook mevrouw Fenwick's gelaat sprak,
evenals van haar dochter van de lange
dagen en nachten van angst en spanning,
doch haar teederon moederblik verraadde
zonder verder© toevoeging, wat de dokter
gezegd 'had.
„Er is verbetering, lieveling; hij zegt,
dat je vooruit gaat."
Bab glimlachte, haar hand bewoog zich
even boven de dekens, ten teeken, dat ze
begrepen had.
„Ik 'heb hem laten zien, dat ik me be
wegen kon", zeide ze, „dus ben ik voor
uitgegaan".
Mevrouw Fenwick legde zachtjes1 een
vinger op den mond van de zwakke lijde-
res".
(Wordt vervolgd.)