Thomasvaêr en Pietemei terug van de bruiloft n.«. 3S Bid. (praten thuis nog wat na over een jarige) DINSDAG 2 JANUARI 1934 DAGBLAD VOOR DE PROVINCIE ZEELAND 40e JAARGANG - No. 77 Minister Colijn over den algemeenen toestand. Belangrijkste Nieuws. Een Prachtfiets BB,..., Buitenland. Uitg.: N.V. Uitgevers-Maatschappij „Luctor et Emergo" ter exploitatie van het blad „De Zeeuw". Bureaux Lange Vorststraat 70, Goes. Telefoonnummer 11. Postchèque en Girorekening 44455. Bijkantoor Middelburg, Lange Burg. Telef. 259. Directeur-Hoofdredacteur: R. ZUIDEMA. De Zeeuw Abonnementsprijs f2.50 per kwartaal, weekabonnementen voor Middelburg, Goes en Vlissingen f0.20. Losse nummers 5 cent Advertentiën: Familieberichten 30 cent, Han- delsadvertentiën 25 cent per regel. Kleine Advertentiën Dinsdags en Vrijdags f0.75. bij vooruitbetaling. Onder letter of motto f 0.85. Bij contract belangrijke korting. Een onderhoud met den Minister-President Een vertegenwoordiger van het „Hbld"' had een vraaggesprek met Dr H. Colijn. Aan het verslag daarvan ontleenen wij: Wat zijn de vooruitzichten voor het jaar 1934? Hoe teekent zich ons volks karakter in de crisis? In welk licht moet de nationale samenwerking worden ge zien? was onze eerste reeks van vra- gien. i Er zijn heel weinig lichtpunten naar mijn oordeel—die recht geven om te vertrouwen, dat er in het jaar 1934 merkbare verbetering in den economi- schen toestand zal intreden. De oorzaken daarvan liggen voor de hand, omdat er nog zoo weinig uitzicht is, dat het goede renverkeer zich op vrijeren voet zal gaan ontwikkelen. Eerder moet men vreezen, dat de autarkische strevingen in verschil lende landen hun eindpunt nog niet heb ben bereikt. Wat Nederland in het bij zonder betreft mag worden gehoopt, dat de toestand niet slechter worden zal, om dat we langzamerhand in ons productie systeem wat meer aanpassing hebben ge kregen bij de mogelijkheden van afzet en de verwarring in het productie-proces daardoor allicht iets minder groot zal zijn dan ze geweest is. In het algemeen kan worden gezegd, dat, ook al is er op meer dan één terrein gemis aan tevredenheid, ons volk in de crisis toch blijk geeft, dat het niet spoe dig uit het lood wordt geslagen. Er zijn natuurlijk wel enkele verschijnselen, zoo als bijvoorbeeld in het optreden van ver schillende fascistische organisaties tot uiting komt, die wijzen op gemis aan een evenwichtig oordeel. Maar wanneer we dit vergelijken met soortgelijke verschijn selen in andere landen, dan kan men toch over het algemeen zeggen, dat ons volk zijn gezond verstand zelfs temidden van zeer drukkende omstandigheden niet ver loren heeft. En dat geeft vertrouwen, ook voor de toekomst. Hoewel dit eenigszins cynisch klinkt: Men moet ook wennen aan de nieuwe toe standen. Maar al te lang is van sommige zijden gesproken vein een voorbijgaande crisis en veel te weinig is gerealiseerd, wat ik reeds in October 1921 uitgespro ken heb, dat men rekenen moet met het neerploffen op een veel lager stabilisatie- vlak. Het niet tijdig inzien van de wer kelijkheid heeft er toe bijgedragen en nu wijs ik op een ernstige schaduwzijde in ons volksleven dat de vraag om hulp van den Staat veel sterker is ge worden dan anders het geval zou zijn ge weest. Wie de crisisverschijnselen ziet als van voorbijgaanden aard, komt er na tuurlijk lichter toe te roepen om steun, dan wie zich realiseert, dat we met blij vende toestanden te maken hebben. Im mers de normale Nederlander begrijpt wel, dat staatssteun aan het bedrijfsleven bezwaarlijk een blijvend karakter dragen kan. Hoe eerder men zich realiseert dat men weer op eigen beenen moet staan, hoe beter het voor ons volk en zeker voor ons volkskarakter zijn zal. Dat daarbij ook" het begrip van samen werking van alle groepen der maatschap pij versterkt zal moeten worden, ligt voor de hand. Ook in dezen zin, dat geen en kel volksdeel zich zal mogen inbeelden, dat het zal kunnen vrijloopen van de ge volgen der veranderde tijdsomstandighe den. Alleen door samen te dragen, wat ge dragen moet worden, kunnen we komen tot aanpassing aan de veranderde om standigheden. Die samenwerking en het samen dragen van de moeilijkheden staan niet los van 'het politieke leven. Dat was de hoofdreden, die mij bij de kabinets formatie in Mei van dit jaar geleid heeft tot de gedachte, dat ook in politicis iedere groep, die bereid was aan die samen werking mee te doen, bij de politieke ver antwoordelijkheid voor de verschillende maatregelen op economisch gebied be hoorde te worden betrokken. Ik meen, dat reeds nu gezegd kan wor den, dat dit voorgaan op politiek gebied reeds goede vruchten heeft afgeworpen, ook voor de gedachte van het gemeen schappelijk dragen van de moeilijkheden van dezen tijd. Al moet ik er dadelijk de aandacht op vestigen, dat we met het aanpassingsproces nog maar in het eer ste stadium zijn. Gelooft u niet, dat ook onze staats instellingen de proef van deze tijden zul len doorstaan? was onze volgende vraag. 1 Ik ben stellig van oordeel, dat er geen enkele reden is om te meenen, dat onze staatsinstellingen die proef niet zou den doorstaan. De samenwerking tusschen de Regeering eenerzijds en de overige door de Grondwet aangewezen instanties die tot medewerking aan het Regeerings- beleid geroepen zijn dat zijn de Raad PIETERNEL Geloof me, Thomasvaêr, Je kunt op mij vertrouwen, Je kunt op wat ik zeg gerust wel huizen bouwen, "k Begrijp niet dat Je nog 't eenvoudigste niet kenti Omdat je "n pessimist, 'n ongelóóvlge Thomas bentl Gisteren, op t tooneel, heb Je aan alle menschen Met "n opgewekt gezicht nog Nieuwejaar staan wenschen, En nog geen dag daarna, we zf]n weer nauw'UJks thuis, Of Thomasvaêr loopt als een brombeer door het huls. THOMASVAÊR Het ls niet meer te doen! Be heb me goed gehouden, Opdat de menschen het niet aan mij merken zouden Dat 1c van de pUn verging, die schoot maar door me heen. Eerst door mijn lendenen en dan weer door mijn been. PIETERNEL Dat was Je eigen schuld, het „spit" heeft Je te pakken, Met *n enkel Akkertje, zou dat onmiddellijk zakken. Doch Jij bent eigenwijs, zooals haast elke man, Een Jaar geleden, och, toen wist ik nergens van, Bestonden ze nog niet, toen zei men: heb je pijnen, Wacht dan maar geduldig af tot ze vanzelf verdwijnen. Maar wat zegt men vandaag? Nu ze, precies een Jaar In omloop zijn gebracht? „De Akkertjes staan klaar, Zij maken radicaal en spoedig korte metten Met elke pijn die plotseling wreedaardig op komt zetten". THOMASVAÊR Ik geloof dat zoo maar niet, dat in zóó"n korten tijd Dat kind volwassen werd, bekend werd wijd en zijd. PIETERNEL Ach, beste Thomasvaêr, Jij "hoort ook tot de groenen Akkertjes genieten bekendheid bij mlllioenen, Als Jij dat in één jaar géén overwinning vindt? Dat ze pijn verdrijven weet zelfs baast ieder kind! THOMASVAÊR JU raakt al van den kook, lk noem het maar met name, Door advertenties en die mooie krant-reclame, Met teekeningetjes en 'n suggestieven tekst, f# Die hebben Jou, denk ik, voor de Akkertjes behekst! PIETERNEL Dat heb Je goed gezien, maar 'k ben geen domme tante, Ik ken de waarde van reclame in de kranten. Die heeft alleen succes, als lk mij niet vergis, Wanneer daarin dan ook geen woord gelogen ls. THOMASVAÊR Wat ls een Akkertje? JU gelooft dus dat de pUnen Als men er eentje neemt, maar dadelUk verdwijnen? Dat zou een wonder zUnl PIETERNEL "k Zie aan Je zuur gezicht, Dat Je bent opgestaan met scheuten van de Jicht. Probeert er dan eens een en ik wil met je wedden, Dat jij je goed humeur met 'n Akkertje kunt redden. Je ziet, het zijn cachets, daar gaat het nu juist om. THOMASVAÊR NU, Pieternel, Jou schuld, als "k op de koffie komt MUn overgrootmoeder had ouwels, in een trommel, Maar dat was in je mond een kleverige rommel Hoewel 't uitstekend hielp, gaf het toch weer niet veel. Want je kreeg die dingen gewoon niet door Je keell Maar deze glijdt vanzelf, dat moet ik eerlijk zeggen, PIETERNEL Het ls de heele kunst in t oud Iets nieuws te leggen, Die oude middeltjes waren ook lang niet kwaad. Met nieuwe wetenschap geven zU dubbel baat. THOMASVAÊR Je hebt zoowaar gelUk, de pUnen gaan al wijken Laat mij die Akkertjes nauwkeurig eens beldjken, Je proeft er óók niets van, nu niet en bU 't begin, PIETERNEL Je neemt ze met gemak en heel plezierig in. THOMASVAÊR Geen enkele nasmaak ook, die Akkertjes mag "k lijden, En hoe gemakkelijk ze door het keelgat ghjdenl PIETERNEL En wat in dezen tUd mij zeer ter harte gaat, Je stilt Je helsche pijn metNêerlandsch fabrikaat! THOMASVAÊR "k Ben heel wat opgeknapt, eerst wou "k er niet van hoaren, Er zUn veel middeltjes die slechts Je maag verstoren. PIETERNEL Dit is onschadelijk! Dat "k Akkertjes zoo ken, Dat ls omdat 'k ze neem, als "k soms niet lekker ben. 't Gaat met ons vrouwen ook niet steeds zooals we 't willen. Toen las ik in de krant dat ze de pUnen stillen, Sedert ben lk tevrêe, zooals ook iedereen Die Akkertjes gebruikt. THOMASVAÊR Ik ben weer kwiek ter been. Als lk het volgend Jaar, op het tooneel, de menschen Weer allerhande goeds voor 't Nieuwe Jaar moet wenschen. Dan weet ik wat ik doe, ik zeg: geacht publiek, Voelt zich een onder u dit jaar een beetje ziek, Of werd het op een feest somtijds een ietsje later, Staat gU met hoofdpUn op en met een reuzen kater, GU weet wel wat dat is, dat pUnlijke gesuis, Dan ls mUn beste wensch: veel Akkertjes in huls! PIETERNEL Eén Jaar geleden pas werd Akkertje geboren, Het ls een groeizaam kind, Je zult er meer van hooren. Ik hoop nu Thomasvaêr, JU, die verstandig bent, De snelle werking van de Akkertjes nu kent. Dat het nu voortaan uit ls met zeuren en met dreinen. Omdat je wordt gekweld door plotselinge pünea. THOMASVAÊR Ik zweer Je, Pieternel, nóóit hoor Je meer een klacht, *k Neem nog een Akkertje en wensch je goeden n^ti van State en de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft niet slechts niets te wenschen overgelaten, maar is boven mijn lof verheven. Afgezien van enkelen is er een alge meen besef, dat deze tijd roept om een zeer bijzondere opofferingsgezindheid. Zelfs de S. D. A. P., die niet in het Kabi net vertegenwoordigd is, heeft bij menige gelegenheid blijk gegeven de noodzake lijkheid van medewerking in te zien, bij onderwerpen, waarbij voorheen die me dewerking nimmer werd verleend. Een zwak punt is hier en daar nog de onvol doende bereidwilligheid van Gemeente- raden om te doen wat de nood van den tijd eischt. Maar ook hierbij valt verbe tering waar te nemen. Amsterdam b.v. gaf een loffelijk voorbeeld. En voor het overige heeft de Regeering zich gewapend met volmachten, die haar in staat stellen in te grijpen, waar dit noodig is. Wanneer de toestanden zich blijven ont wikkelen zooals zulks in de laatste maan den het geval is geweest, zal er naar mijn meening geen enkel gevaar bestaan voor een groeiende volksbeweging, die onze beproefde staatsinstellingen onder den voet zou loopen. Men moet bovendien niet vergeten,dat, waar zulks wel geschied is, dit plaats vond in landen, waar ds volken nog maar zeer kort hadden ge leerd deel te nemen aan de behartiging van hun eigen belangen. In Nederland is dat anders. Van den Bourgondischen tijd af, is het Nederlandsche volk gewoon ge weest in één of anderen vorm zelf deel te nemen aan de verzorging van eigen be hoeften. Hoe oordeelt Uwe Excellentie over de saamhoorigheid met Indië, de eenheid van ons Rijk? i De Regeering staat op het stand punt, dat de eenheid van het Rijk een pri mair belang is voor ieder van de deelen op zichzelf en haar beleid wordt daar door bepaald. Ook hier hebben we met historische banden te doen. Het is meer dan drie eeuwen geleden, sinds we ons in den Indischen Archipel vestigden en Cu rasao zal het volgend jaar herdenken, dat het 300 jaar deel uitmaakt van Groo- ter Nederland. Die kostbare erfenis wil len we ongerept aan het nageslacht over dragen, ook al zijn de moeilijkheden fi nancieel en economisch in Nederlandsch- Indië heel groot. Maar wie op prestaties let als nog dezer dagen door de beman ning van de „Pelikaan" verricht werd, die geeft het geloof in Nederlandsche volkskracht, volharding an toewijding niet Prijs- Ten slotte: Hoe ziet u Nederland ten opzichte van andere mogendheden? Hoe beoordeelt u de „internationale samen werking"? Is er kans op terugkeer tot een vrijer handelsverkeer? De plaats van Nederland temidden der andere mogendheden behoort naar mijn oordeel te blijven, wat zij altijd ge weest is, d. i. handhaving van ongerepte zelfstandigheid en dus alzijdig houden van elke verbintenis met anderen, die aan onze terecht geroemde zelfstandigheids- politiek afbreuk zou doen. En dat geldt niet alleen in den engeren politieken zin, maar ook op het terrein van de handels politiek. Wij zijn een volk, dat door han del en scheepvaart groot geworden is. En beide vorderen, dat onze vlag in alle ha vens en onze goederen in alle landen hun plaats weten te veroveren. Dit brengt mee, dat Nederland! voor aan behoort te staan bij de bevordering van pogingen tot nauwere internationale samenwerking. Ook in dit opzicht hebben we een verleden, waarop we met voldoe ning kunnen terugzien. En we stellen er een eer in, in dit opzicht niet achter te blijven bij ben, die ons voorgingen. Stellig zijn de vooruitzichten op het oogenblik, vooral op handelspolitiek gebied niet gun stig:, maar het is niet aan te nemen, dat Binnenland. De Pelikaan Zaterdagavond op Schiphol geland. De Postjager te Batavia aangekomen. Bezuiniging op defensie. Een onderhoud met Minister Colijn. Buitenland. Vreeselijke vliegramp in België. Tien dooden. Gespannen toestand in Roemenië. De verhouding tusschen Japan en Rus land. Koude in Amerika. een Richard Cobden slechts één maal ge boren zou worden. Er komt een tijd, dat de autarkische strevingen tot een zooda nige inschrompeling van welvaart en cul tuurleven zullen leiden, dat men eenmaal weer de boeien, die nu geslagen zijn, zal verbreken. En het moet Nederland's eer zijn, al tijd door daartoe te blijven opwekken. Ingezonden Mededeeling. VLIEGRAMP IN BELG IE, Tien dooden. Het Engelsche vliegtuig „AVRO 10 GABLU" van den dienst Keulen-Brussel- Londen, dat Zaterdagmiddag rond half één het vliegveld Haren op weg naar Croydon verlaten had en door den zwa- len mist van zijn gewone route moet af geweken zijn, is een half uur later te pletter gevlogen tegen een meer dan twee honderd meter hoogen mast van het ra diozendstation van Ruysselede tusschen Gent en Brugge. De mast werd letterlijk in tweeën ge broken door het vliegtuig, dat zeer laag vloog en dadelijk daarop in vlammen neerstortte. Alle inzittenden, de piloot, de radio- telegrafist en acht passagiers werden op slag gedood. Het personeel van het radiostation, dat onmiddellijk ter hulp snelde, kon aanvan kelijk wegens de hoog oplaaiende vlam men niet dicht genoeg naderen en toen de brand in hevigheid afnam, kon men slechts constateeren dat de verongelukte machine alleen nog maar totaal verkool de lijken bevatte. De slachtoffers van dit vreeselijke on geluk zijn behalve de bemanning, drie Engelschen, die in Keulen waren inge stapt. nog drie Engelschen die in Brus sel gekomen waren, evenals een Pool en een Duitscher. De bestuurder van het vliegtuig, de 27- jarige Engelsche piloot John Dittens, die sedert 1927 in geregelden dienst was, werd als een zeer kundig vlieger be schouwd. Dit vreeselijk ongeluk heeft begrijpelij kerwijze groote opschudding verwekt. Volgens latere berichten waren (niet ale passagiers gedood, toen het vliegtuig neerstortte, want ooggetuigen hebben nog bewegingen zien maken achter de ven sters. Zij hebben zelfs nog een passagier bij den arm genomen, om hem uit het wrak te trekken dat op de toegangsdeur was gevallen. Eerst toen zij het wrak van het vliegtuig wilden omwentelen, om de deur te kunnen openen, vloog de machine in brand. Dit geschiedde zoo plotseling, dat de redders moesten vluchten en de passagiers aan hun lot overlaten. De meeste inzittenden zijn dus levend verbrand. Omtrent het ernstige vliegongeval bij Ruysselede, tusschen Brugge en Ostende, kan nog worden gemeld, dat oorspronke lijk werd medegedeeld, dat een der om gekomen passagiers was de heer Berge uit Engeland. Vast is komen te staan, dat de heer Berge niet in dit toestel heeft ge zeten, doch dat een Nederlander slacht offer is geworden, n.l. de heer Gerard Mes uit Amsterdam, oud 33 jaar, gebo ren 30 Dec. 1900. Het slachtoffer is dus juist op zijn geboortedag gedood. Een der passagiers, de heer Grein, was een Hollander, die reeds vele jaren in Engeland verblijf hield, doch zich niet had naturaliseeren. Een ooggetuige, A. Dellameilleure, die vlak bij de onheilsplek een café houdt, vertelde: i Wij hebben eerst een slag gehoord

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1934 | | pagina 1