a S E2 IS Mg I9' li I Met den Prins in het veld. Zaterdag 11 November 1933 47e Jaar gang No. 248 Voor den Zondag Het licht der wereld. Ja, ik volg U! Letterkundige Kroniek Een zoon van het oude volk op nieuwe wegen. o P> e a g ö"a 5 - CD O, s? 3 a CD GO k_i 03 33 cd CD P 3 2 cl£ 3 D- {-• CD NIP ►1 COB 3- X i. P- c Eg. u tr W Ot TgTff 5L Q3 CD t(C g-ra g N CM 2-o "S'< ST H> *°8 Mg g. -S.fi ®'i 1—1. i-U B 0" e&£ tu rs S" g p - Hg2^ 8 v Ch O g g <P Q S P- fc J" LL w\ - P aM 8 W v Q1 P' O ^I§^qFT^:> S»S,8"6&g"p.5Pg> CD b> »_x M !T TSVBE ^(L? SLEi S'W 8 S P P p w«h| H pj L a o 2 Pop P I GO tu cop-™ p f p) p;® CO tt 5^ ET M fe S H 03 I—1 M« tj T F P i lu °°B 1 fi* g 1 p >S® t S l°Po groote trui te worden. Ik zou' hem best eens willen zien als hij af is. Ja, hoor, ik heb ook liever mooi weer dan regen. „Kernof- fel." Hartelijk gefeliciteerd met vaders ver jaardag. Dat was weer een feestdag hé? Ik denk niet dat we het van 't jaar weer doen. Als het raadsel klaar is, stuur het dan maar, ik vind het altijd prettig. „Ford." Krijgen alle kinderen een boekje met Kerstmis, of alleen maar die goed hun best gedaan hebben? "Wat moet jij toch vaak naar een verjaardag. „Mag je zelf ook „jongens" houden? „Meibloem" Het dot van je brief was wel het beste. Maar goed dat je het nog eens geprobeerd hebt. Ja, als je jong bent. mag je niet overal naar toe. Ze hebben je toch wel het een en ander er van verteld? Vader's knecht". Ik kan begrijpen, dat je je oom en tante erg mist, vooral nu je tante weer zoo'n poos bij jullie geweest is. Dat nichtje vond het zeker wel prettig dat ze mee mocht. De storm is weer heelemaal geluwd hé? „Klaverblad". Ik weet nog best wie er 31 Oct. jarig was. Wil je K. van mij ook nog feliciteeren. Het is toch nog een lange brief geworden. Hfeb je hem zelf geschreven? Goes. „Karekiet". Fijn zeg, dat je al zoo opschiet met je orgelles. Dat boek ken ik wel. Vind je niet dat er mooie stukjes in staan? Leuk, dat je misschien weer twee kleine konijntjes krijgt. „Barberis". Heb je je verlanglijstje al ingestuurd en maak je zelf ook weer verrassingen? Maar goed je best doen op Zondagsschool, want zoo'n Cantate moet mooi gezongen. „Luistervink je." En daar hebben we de nieuwe neef uit Goes. Prettig hoor dat je ook mee gaat doen. Het raadsel had je goed en vertel je me de volgende keer ook hoe oud je bent. Lewedorp. „Zeemeeuw". Je vond het zeker wel leuk, dat je Donderdag alleen mocht. Het is een heel gemak voor jullie, dat er in L. nu ook een school is. Zijn er veel leerlingen? Ik kan begrijpen, dat je weer zin hebt om te schaatsen. „Albatros". Nog hartelijk gefeliciteerd met de beide jaardagen. Ja, ik ken je zusje nog wel. Zijn er ook teekeningen van jou op de tentoon stelling in Middelburg en ben je er zelf ook geweest? Veere. „Meidoom." Jij zult dus wel blij zijn dat het nu wat beter weer is. Je briefje was mooi op tijd. De volgende week hoef je er nu niet een te sturen. Biggekerke. „Blauwoogje." Je moet maar flink meehelpen nu er telkens zieken zijn. Zijn de zusjes en broertjes nogal zoet? Prettig dat jullie om de beurt naar groot moeder mochten. „Sneeuwwitje." Het is maar gemakkelijk dat je grootouders zoo dichtbij wonen. Fijn, dat jij ook op de fiets mocht; dat was een meevallertje, hé? Het beste met Moeder. „Moeders Oudste." Echt naar dat je duim nu nog niet beter is. Het is nu al een heele tijd zoo hé? Wat zullen er bij jullie op school een mooie opstellen ge maakt worden, want met zoo'n gezellig schrift doet natuurlijk ieder extra z'n best. Seropskerke. „De Ruyter". Ja, 't lijkt mij ook echt komiek als zoo'n beest gaat praten. Wie zijn de „Wilden"? Heb je het lampje zelf ontworpen? 't Lijkt me nogal een heel werk zooiets. „Klaver vier". Je hebt nü een betere schuilnaam uitgezocht, want deze ia er nog niet. Hoe oud is je zusje geworden? Leuk dat je die andere nichtjes ook kent. „Maurits". Nu je zelf geen konijnen hebt, is het prettig dat je je vriendje mag helpen voor de zijne te zorgen. Bevalt het wagentje goed in 't gebruik? „Geranium". Jij zult op zoo'n manier wel goed leeren brieven schrijven. Jullie hebt el kaar zeker wel veel te vertellen? Schrijven die andere meisjes ook geregeld aan jou? „Begonia". Jij hebt heel wat zusjes zeg; ge zellig dat jullie altijd met elkaar naar school gaan. Deze week heb ik geen oplossingen ontvangen. Waren de raadsels te moeilijk? Grloiede. „Balroosje." Doe maar flink je best voor de samenspraak. Zit het er al een beetje in? Nu je ook naar de catechi satie gaat, i3 dit zeker je laatste jaar op de Zondagsschool geweest. „Korenbloempje." Is Grootvader Woensdag jarig geweest. Jij schreef October, maar dat zal wel een ver gissing geweest zijn. Wil je mij ook nog eens je voornaam en leeftijd schrijven? Ierseke. En nu nog „Jomico", de laat komer, al was je niet t e laat. Wat ben jij toch een ijverig zager. Ik denk dat er geen hout meer veilig bij je is. Oplossingen van de prijsraadsels: 23 September: 1. Alle kinderen die dit ra den zijn welkom in ons clubje. Onderdeelen: strand, wedstrijd, kinderen, bal, leien, Juli ana, cello, zomer, knie. 2. Wemeldinge. On derdeelen: west, eeuw, mast, erwt, land, drop, inkt, nest, gans, eind. 7 October. 1. Maakt de spin in 't web een scheur, dan klopt de stormwind aan de deur. Onderdeelen: onkruid, speculaas, wet ten, kleuter, marter, wanden, daden, arbei den, hinde, klompen. 2. Mist geeft vorst in de kist. Onderdeelen: mist, kist, kreeft, deeg, vorstin. 21 October. 1. De spinnekop grijpt met de handen en is in de paleizen der koningen. Onderdeelen: Meden en Perzen, eerstelingen, Gideon, Dina, Eli, pijpers, Kronieken, Pat mos, Dothan. 2. Zingt den Heere een lied. Onderdeelen: leeren, ring, lied, heet, zin, deel. 4 November. 1. Soms moet men kleine schade lijden, om grooter nadeel te vermij den. Onderdeelen: Schelde, Hoek, Sittard, Lemmer, Oeral, Ommen, IJsselmonde, Strik en, veen. 2. Geen overwinning zonder strijd. Onderdeelen: woord, nergens, gieter, vin nen, zijde. Hier volgen de raadsels. 1. Voor de grooteren. Mijn geheel bestaat uit 46 letters. Van veel 21. 13. 30. 44. 33. 11. 16. 23 werd een 32. 7. 40. 21. 25. 17. 4. 46. 12 naar Middelburg gestuurd. De 3. 42. 28. 36. 31. 1. 15. 46 werden uit- ^62/Ocht Wie wil 3. 25. 6. 22. 44. 13. 26. 39. 16. 37 moet goed werk leveren. 41. 28. 10. 18 is aan een potlood. 21. 8. 19. 43. 11. 14. 2. 34 en 38. 10. 3 heb je bij het teekenen noodig. Op een 9. 29. 11. 5 teekenen is moeilijk. Een 35. 45. 27. 24. 20. 11 wordt meestal geschreven. 2. Voor de kleineren. Mijtn geheel bestaat uit 20 letters. Een 18. 8. 2. 10. is een welkom geschenk. Het is 1. 11. 12 als je het raadsel niet kunt vinden. De 18. 20. 7. 4. 19 kent ieder nichtje en neefje. Een 1. 9. 3. 14. 17 is een lengtemaat. Een 7. 13. 16. 3 is een Zeeuwsch land bouwproduct. Erge rommel noemt men ook wel een 7. 5. 6. 15. 9. Hartelijke groeten van TANTE DOLLIE. 22.) TTh'j vreesde, dat de koning van Spanje en de aartshertogin hem een lam zouden noe men, een onnoozel schaap geen veldheer, in staat een inval in een vreemd land tot een goed einde te brengen. En hij hoorde hoe de bode op doffen toon sprak: „Wesel is ingenomen door troepen van den Prins van Oranje. Al onze krijgsvoor raad, onze mondbehoeften, al de bagage en het persoonlijk eigendom, dat officieren en manschappen daar hadden achtergelaten, is nu in de handen der Geuzen. In den vroe gen morgen van den negentienden Augustus is Wesel bestormd en ingenomen. Onze sol daten zijn krijgsgevangenen en de Oranje vlag waait er van den toren!" Een looden stilte hing in de zaal. Het was of de lichten op de koperen kronen werden verduisterd of ieders ademhaling beklemd werd. Aller oog hing aan de beide bevelheb bers van het Spaansche leger. Wat zouden zij zeggen? Wat zouden zij bevelen? Maar Hendrik van den Berg liet zijn hoofd in de handen zinken, en zij, die het dichtst bij hem stonden, hoorden hem mom pelen: „Alles is verloren. Wij kunnen geen nieu we troepen in het veld brengen om Wesel te heroveren. De schatkist van de Infante te Brussel is ledig en de geheele Republiek staat tegen ons in de wapens, vaat besloten om te sterven voor haar vrijheid, liever dan zich over te geven aan het Spaansche gezag." Had Montecuculi die woorden van zijn schranderen bondgenoot verstaan? Er was niets van zijn vroeger zelfver trouwen in zijn stem toen hij de hand op heffend, uitriep: „Het is met dezen veldtocht ten einde. Wij kunnen hier in dit uitgeplunderde, vijandelijke land niets meer doen. De troe pen, die in onzen dienst zouden treden, dienen den vijand, dit geheele land staat tegenover ons. Toevoer van levensmidde len en kogels en kruit is onmogelijk, na het verlies van Wesel. De teerling is ge worpen, wij hebben het zwarte lot getrok ken. Verloren heeft Spanje, gewonnen Oranje. Het is met 's konings macht in dit land voorbij. Nooit zal een Spaansch vorst meer heer- schen in de Republiek der Nederlanden!" In diepe verslagenheid vingen alle aan wezigen zijn woorden op. Maar ieder wist ook, dat de bekwame veldheer van den kei zer van Oostenrijk, die troepen had gezonden om zijn bloedverwanten de aartshertogen te steunen, gelijk had. Dof herhaalden allen: „Spanje heeft verloren. Het is met ons gedaan." HOOFDSTUK XVHI. En terwijl de Spanjaarden, in groote haast, het land ontruimden, dat zij opnieuw van zijn, met zooveel kostbare heldenlevens gekochte vrijheid wilden berooven, was in de Republiek de blijdschap, de dankbare blijd schap algemeen en onuitsprekelijk 'groot. „Dat is geen werk van menschen! Hier heeft God gericht!" was zoowel de jubel kreet der lippen als de stille danktoon der harten. De kerken stroomden vol op den plechtigen dankdag voor de redding van het zoo lang en zwaar geteisterde vaderland. En menigeen die het „Loof den Heere" aan hief kon het ditmaal niet ten einde bren gen. De stemmen, de ontroerde stemmen der vele honderden, die de kerken vulden, ein digden in snikken Zoo waren dan de zware offers der laat ste, bange maanden niet tevergeefs gebracht; het land was verwoest en steden en dorpen uitgeplunderd en verbrand maar het was toch een vrij land gebleven. Wat vernield was zou weer opgebouwd, de velden met nieuwen moed worden bezaaid door het be vrijde, geredde volk. De vele offers van het volk in goed en bloed en goud en rust, waren beloond. Maar de Prins zelf? Frederik Hendrik belegerde nog altijd Den Bosch; daar werd gevochten bij dag en bij nacht, op leven en dood. En waar het gevaar het grootst was, daar bleef ook de Prins. Wanneer zou voor hem de ontspan ning komen, na zooveel maanden van af- mattenden strijd? Zou Den Bosch, „de onneembare", zooals de stad werd genoemd, onneembaar blijven? Het was de alsemdruppel in den vreugde- beker, die gedachte aan 's Hertogenbosch, die zorg van zoovelen voor het leven, voor de veiligheid van den Prins. „De Prins heeft zelf het bericht van de inneming van Wesel aan de Staten gezon den." „Maar in Den Bosch? Zouden zij het daar ook weten?" „Neen, daar zeker niet. Anders had de stad zich zeker nu wel overgegeven aan de onzen." De heugelijke tijding, dat Wesel was over rompeld, had reeds den twintigsten Augus tus de legerplaats bereikt. Het was toen een der gloeiendste dagen van den warmen zomer. De zon stond aan de strakke lucht als een vurige bol en goot vlammenstraJen over de aarde. De strijders om en in de stad vielen bijna neer, gedrukt door hun zware wapens, machteloos door de hitte, afgemat door het langdurig ge vecht. Toen kwam de tijding. ÖiÖSBLAD EUW; Gij zijt het licht der wereld. Matth. 514a. „Gij zijt het licht der wereld!" Zoo sprak de Heiland in het begin van Zijn Bergrede tot Zijn discipelen, tot Zijn Kerk. In de wereld zelf is het dus donker, on danks alle kunstlicht, dat daar ontstoken wordt. Het schijnt er zoo licht te zijn! Daar straalt immers het licht van de wetenschap en van de kunst en van de tech niek. Daar zijn immers de hei-verlichte café'e en dancings, altijd vol met vroolijke, dartele stamgasten, die geen zorgen schijnen te ken nen. Ja, het is licht genoeg in de wereld. Maar het is kunstlicht. Het werpt zijn stralen naar buiten, maar niet naar binnen. Het ontdekt den mensch niet aan zichzelf. Het maakt hem niet met zichzelf bekend en ook niet met God en met den Heere Jezus. En dat licht moet de mensch hebben, om waarachtig gelukkig te zijn en te worden. Het is donker in de wereld, ondanks alle kunstlicht. Donker in maatschappelijk opzicht. De prijzen der noodzakelijke levensmidde len worden duurder en de inkomsten wor den minder. Menigeen gaat een bange winter tegemoet. Het is donker. Ook, ja vooral in geestelijk opzicht. Aan de stoffelijke inzinking paart zich een geestelijke. De levenstoon wordt al losser. De band aan het Woord en aan de Kerk wordt bij velen hoe langer hoe slapper. Het getal van hen, die „nergens meer aan doen", neemt met het jaar toe. En wat zegt Jezus nu? Gij discipelen, gij Kerk, zijt nu het licht dat de wereld verlicht. In uw licht kan de wereld zien, als ze tenminste zien wil, haar ellende, haar ge mis, haar leegheid en holheid. In dat licht kan ze ook, als zo wil, uw rijkdom zien. Uw geloof, uw hoop, uw liefde. Uw vreugde en vredeook al is het leven zelf nóg zoo triest. Ja, allee, wat Jezus voor u verworven heeft. Alles, wat uit den Heere u toevloeit. En zoo kan dat licht, dat van u uitstraalt den man en de vrouw der wereld jaloersch en heilbegeerig maken. Het kan de vraag in de ziel doen opkomen: Heere, maak mij als die menschen! Maak mij ook zoo gelukkig en tevreden! Voer mij ook op hunne hoogten! Amen, Heiland, 'kwil U volgen, volgen waar Gij mij ook leidt; moeilijk moge 'tpad vaak wezen, 't straalt toch van Uw heerlijkheid! Wat mij lokt is niet belooning, wat mij lokt is liefde, Heer! 't Is het drinken uit de bronwel Uwer liefde, telkens weer; 'tis het eten van de spijze die Gij me in Uzelf bereidt; 't is het weten van de zoetheid Uwer tegenwoordigheid. Gij-zelf zijt het Dien 'kbegeere, Gij, mijn Doelwit, Einde, All Gij slechts zijt het, lieve Heere, in Wien 'kben en wezen zal! NELLIE. Het houdt dus heel wat in, lid van de Kerk van Christus te zijn. De verantwoordelijkheid voor wat er van de wereld wordt, rust dan mede op onze schouders. Gaat er uit die wereld iemand verloren, die het licht niet wilde zien, dan gaat hij verloren geheel om eigen schuld. Maar als er iemand uit die wereld verlo ren gaat, omdat wij ons licht niet voldoende hebben laten schijnen, omdat we hem niet gewaarschuwd hebben of omdat er zoo niets van den Christus en van zijn schatten aan ons te zien was in ons dagelijksche leven, dan zijn wij mede verantwoordelijk voor zijn ondergang. Gij zijt het licht der wereld. Dat zijn we niet in onszelf. Het licht straalt ons toe uit de Lichtbron Christus, die het groote Licht de wereld is. Zooals de maan geen licht heeft in zich zelf, maar haar licht van de zon ontvangt, zoo krijgen de geloovigen hun licht van Christus. Hoe dichter wij dus bij Christus leven, hoe dichter we ons bij die Lichtbron hou den, hoe beter lichtdrager en lichtgever we kunnen zijn. Dan gaat er licht van ons uit. De donkere wereld in. Tot redding van die zich door dat licht laten bekend maken met zichzelf en met God. Geef u geen moeite voor de schaduw van een gTooten naam, en sta niet naar den vertrouwelijken omgang met velen, of ook naar de bizondere genegenheid van menschen. Want dit alles baart verstrooiing en groote duisternis in het hart. THOMAS k KEMPIS. L Lange jaren kunnen voorbijgaan, eer in een menschenleven de periode aanbreekt van welke wij eenmaal zullen zeggen: dat was zonder twijfel de meest belangrijke. Langen tijd kan alles zich langs volkomen normale lijnen ontwikkelen, zóó, dat het nauwelijks onze aandacht trekt. Totdat plot seling, uit een ongeweten oorsprong, de wending komt naar een dadenrijk bestaan, en wij getuigen moeten: daar, bij het keer punt, volgt de groote beteekenis van dit leven. Dan dragen enkele jaren, luttele weken somtijds, den vollen bloei, den rijken was dom van zulk een menschenleven. Het is deze periode, welke haar invloed zal heb ben in breeden kring. Neen, wij weten niet wat, misschien ja ren achtereen, in stilte groeide; eerst als wij de vruchten zien en den wasdom ontdekken, erkennen wij ook de beteekenis en de waards van die periode. Somtijds moet het leven een oefenschool van jaren en jaren door, eer de steiging naar de hoogte volgt. En in het licht van wat volgen mag, zien wij eerst duidelijk wat het voorafgaande beteekent. Maar juist tegen zulk een achtergrond, die weinig fel-sprekende tinten vertoont, tee kenen opbloei en wasdom zich te sterker af, en vaak zien we, dat, hoe korter het tijdsbestek is waarin opbloei en wasdom val len, des te schooner de vrucht is, des te ro ker en breeder de invloeden die gewekt wor den. Veel daarvan zien we ook bevestigd in het leven van den gestorven dichter A van Cd- lem, dezen zoon van het oude volk, die nieu we wegen ging. Bijna zestig jaren oud, publiceerde hij z0U eerste verzen. Maar dit leven was, schoon een tijdvak van tientallen jaren was afgeslo ten, nog niet ten einde! Het ging een nieuwe rijke ontplooiing tegemoet, een wondere ver rijking. De tijd die voorbijging was niet waardeloos; maar hetgeen volgen zoz, bracht dit leven in een periode van en kele jaren den vollen opbloei en een rijken wasdom! Het keerpunt eenmaal voorbij, be wees alles dat de komende jaren de kostbare schat van het dichterleven tot de mensch- heid zou brengen op zulk een wijze, dat alles nog leven zou lange jaren na den dood van den schrijver. V In het communisme heeft Van Collem ge zien de mogelijkheid van een gelukkiger menschheid. Haat en liefde waren de twea polen, waartusschen zijn werk zich bewo gen ging: liefde tot den verdrukten, vertrap ten broeder, haat tegen degenen die nasw

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1933 | | pagina 7