DE ZEEUW
v>
ONDER VALSCHE VERDENKING
'IEGEL.
TWEEDE BLAD.
Goes.
ooper.
p. st.
:ht
Sta ten-Generaal.
7
ster
Uit de Provincie
Zoeklichtjes.
A 228.
BUIJS.
M'burg.
ering:
en 2
rand
Grijps-
a
T
V
a.
it
ei
fir
t9
Je
ev
-b
T9
9?'.
ca:
SO
ÜCC
Mi
-le
ns
eb
Joi
i 9
is.(
Q9,
j9P
m
-fi'
fliS
'J j
im
no
-8fl
'IO(
.be
VAN
VRIJDAG 20 OCTOBER 1938, Ni-17.
TWEEDE KAMER.
Interpellatie-Kupers over de Steun
verlaging.
In de zitting van gisteren heeft de heer
K u p e r s (S.D.) den minister van So
ciale Zaken geïnterpelleerd over de verla
ging van den steun aan werklooze arbei
ders.
Hierbij werden de volgende vragen ge
steld:
1. Is de minister bereid, de verande
ringen in de bestaande steunregelingen
voor de vier groote gemeenten, welke
met 1 November zullen worden inge
voerd, niet te doen plaats vinden?
2. Is de minister bereid, het voor
schrift ongedaan te maken, dat voor de
berekening van het steunbedrag niet lan
ger wordt vrijgelaten een gedeelte van
de verdiensten van de vrouw van een
ondersteunde met kinderen?
3. Indien de' minister tot het boven
staande bereid is, is hij dan tevens be
reid om, wanneer hij van mee
ning is, dat veranderingen in de
steunregelingen voor werklooze arbeiders
moeten worden gebracht, vooraf hier
over overleg met de contactcommissie uit
de vakcentrales en met die uit de vereeni-
ging van Nederlandsche gemeenten te
plegen?
4. Is de minister bereid om, in verband
met het dalen van de loonen, de sterke
stijging van de prijzen der noodzakelijke
levensbehoeften, mede ten gevolge van
verschillende regeeringsmaatregelen, en
den langen duur der werkloosheid, de in
artikel 8 van de rijkssteunregeling van
15 Januari 1932 genoemde percentages te
verhoogen, zoodat het totale uitkeerings-
bedrag een redelijk levensonderhoud mo
gelijk maakt?
Antwoord van den minister van sociale
zaken.
Minister Slotemakerde
B r u n e antwoordt ontkennend op de
eerste en op de tweede vraag. Wat be
treft de derde vraag, het is spr.'s gewoon
te overleg met genoemde commissies te
plegen, maar spr. meende te kunnen vol
staan met een bespreking met de verte
genwoordigers der vier groote gemeen
ten, omdat de veranderingen alleen de re
gelingen in die gemeenten betreffen. Op
de vierde vraag antwoordt spr., dat een
algemeene verhooging te veel zou kosten,
maar dat hij bereid is tot verhooging van
de percentages tot 80 a 85 pet. in be
paalde gevallen, gelijk thans reeds
geschiedt voor landarbeiders.
Gezien de brieven, die spr. ontvangt is
het hem onmogelijk, de zaak harteloos en
bureaucratisch te behandelen. Hij zegt
volstrekt niet, dat de steun te royaal is.
Maar als staat en gemeenten insolvabel
worden, ontstaat een toestand, die voor
de werkloozen nog erger is. Dit te verge
ten, ware harteloos. Wordt niet bijtijds
gevraagd, wat wij kunnen volhouden, dan
zijn de gevolgen moreel, hygiënisch en so
ciaal uiterst bedenkelijk voor allen. De
interpellant heeft wel gesproken over
het groote aantal werkloozen, maar niet
over het groote bedrag, dat ervoor noodig
is. Hij zei, dat de gemeenten onder den
groeienden last niet mogen bezwijken.
Het Rijk ook niet. Rijk en gemeenten heb
ben uitgegeven aan steun, werkverschaf
fing en werkloozenkassen in 1932 ruim
120 millioen, in 1933 ruim 140 millioen.
Niet meegerekend hierbij zijn de gewone
uitgaven krachtens de armenwet en ook
niet 1 millioen voor het Nationaal-Crisis-
Comité.
Overal, op alle gebieden, moet bezui
nigd en versoberd worden en ge
meenteraadsleden e.d. moeten zich hier
van doordringen. Spr. heeft de verslagen
der protestvergaderingen gelezen. Daar
in is meer over vele andere zaken gespro-
FEUILLETON.
I
Veere.
Veere.
Vrij naar het Engelsch.
165) _o_
Niemand wist, welken kant hij het ge
laat moest wenden. Enkelen staarden la-
dy Augusta aan, anderen het schoolhoofd.
Weer anderen zochten een rustpunt voor
hun blik in de hooge gestalte van Wil
liam Yorke, die zijn tante gevolgd was en
thans met bleek gelaat en 'hooghartigen
blik bij de lokaaldeur stond. Tom had
niet het uiterlijk, of de mededeeling iets
nieuws voor hem was. Hij scheen er alles
reeds van te weten; hij was de eenige,
op wiens gelaat de trek van pijnlijke
verrassing zich niet afteekende. Doch de
meeste aanwezigen begrepen niet half,
wat lady Augusta hun verteld had. En
niemand was er, die geheel op de hoogte
was.
„Neemt u me niet kwalijk," aarzelde
het schoolhoofd. „Ik heb niet wel ver
staan, wat u ons mededeelde."
„Niet wel verstaan?" herhaalde lady
Augusta. „Ik spreek toch duidelijk ge
noeg? Mijn ongelukkige zoon Roland
heeft bekend, dat hij degeen was, die op
ken dan over spr.'s maatregelen. Blijk
baar gaven die niet zooveel stof tot cri-
tiek, dat er een heele avond door gevuld
werd. (Vroolijkheid.)
Spr. maakt vervolgens eenige opmer
kingen over de bijzonderheden der rege
ling voor gezinnen met werkende kinde
ren, betoogende, dat de heer Kupers die
te donker heeft gezien. Hij komt er tegen
op, dat de heer Kupers van het loon der
vrouw aftrekt, wat wegens haar arbeid
van den steun afgetrokken wordt, en dan
zegt, dat die vrouw voor zoo weinig
werkt. Men moet de zaak moreel be
schouwen en zeggen: „Die vrouw heeft
b.v. f5 verdiend en daarom kon er van
den steun wat afgetrokken worden; zij
verdient nu een deel van haar levenson
derhoud zelve." Spr. hoort hier zeggen,
dat dit theorie is, maar als dit zoo is,
gaat ons volk moreel naar den kelder,
want het is voor een mensch van groote
waarde, dat hij er naar streeft, zooveel
mogelijk zelf in zijn levensonderhoud te
voorzien.
Spr. wil wel overleggen met de contact
commissie uit de vakcentrales, maar sa
men spreken, niet samen beslissen. Spr.
beslist, want hij draagt de verantwoorde
lijkheid.
De brandstoffenregeling van verleden
jaar zal spr. ook dit jaar laten gelden.
De maatregelen, die spr. heeft geno
men, heeft hij niet kalm en rustig geno
men. Het heeft hem veel gekost. Maar
men is onbillijk, als men geen woord van
dank spreekt, dat de maatregelen niet
verder zijn gegaan. Spr. heeft zijn harden
plicht gedaan. Hard, maar plicht.
De heer Kupers (s.-d.) repliceert.
Hij erkent, dat het gezamenlijke steunbe
drag respectabel is, maar men neme in
aanmerking, dat honderdduizenden ar
beiders daardoor hun kracht behouden.
Dat is het geld waard. Echter zijn thans
allerlei levensbehoeften door de regee
ringsmaatregelen in prijs gestegen. En
als het instituut der dubbel uitgetrokke-
nen wordt ingevoerd in de groote ge
meenten, daalt de uitkeering aan het ge
zinshoofd en ook de kinderbijslag.
's Ministers rede heeft spr. onbevre
digd gelaten, weshalve hij een motie in
dient, waarin de Kamer uitspreekt, dat
de door den minister van sociale zaken
voorgeschreven veranderingen in de
steunregeling niet behooren te worden in
gevoerd.
De heer Kuiper (r.k.) vindt geen ge
gronde reden voor een bevoorrechting
van de vier groote steden. Hij is het eens
met den maatregel inzake de dubbel-uit-
getrokkenen. Maar wat de inkomsten der
vrouw betreft, gelooft spreker, dat men
geen besparing van kosten krijgt, als men
den aftrek toepast, zooals nu in de bedoe
ling ligt. Menschen zijn mensch en en
men moet het uiterste doen om de men
schen tot arbeid te prikkelen.
Vervolgens betoogt spr., dat kleine ge
meenten op het platteland de steun
regeling soms toepassen op een manier,
dat het is, alsof er geen steunregeling
bestaat. Hiertegen moeten maatregelen
worden genomen.
De heer Bakker (c.h.) zegt, dat de
omstandigheden dwingen tot maatrege
len, die tegen ons gevoel ingaan. Spr. kan
zich volkomen vereenigen met de maat
regelen, die de minister nu met betrek
king tot de vier groote steden heeft ge
nomen. Maar ten opzichte van den aftrek
van de verdiensten van de vrouw ver
schilt spr. eenigszins van meening met
den bewindsman. Er bestaat nu een prik
kel tot arbeid en de regeeringsmaatregel
neemt dezen prikkel wel eenigszins weg.
De aftrek wegens verdiensten van de
vrouw zou in elk geval tot 1/3 moeten
worden beperkt. Dit zal de kosten voor
het rijk niet vergrooten, want de prikkel
tot arbeid zal toenemen.
Spr.'s fractie is tegen de motie-Kupers.
Dhr Drees, S.D., betoogt, dat de re
geering t.a.v. de bezuiniging de werkloos-
heidszorg niet moet gelijkstellen met al
lerlei andere punten, zij moet niet des
betreffende uitgaven plotseling op den
gewonen dienst gaan brengen. Vele ge
zinnen. worden door haar maatregelen
zwaar getroffen en de Kamer moet aan
de regeering duidelijk maken, dat zij op
den ingeslagen weg moet terugkeeren.
Dhr Sneevliet, R.S.P., keurt het op
treden van den minister af.
het kantoor van Galloway dien banknoot
had weggenomen, waarvan men Arthur
Channing beticht had en waar zooveel ka
baal over is gemaakt. „Jullie twee mo
gen nu een gezicht zetten, of het in Keu
len dondert", voegde ze haar zoons toe,
„maar dat verandert er niets aan, dat je
groote broer een dief is; Arthur Channing
is onschuldig. Ik ben er zeker van, dat ik
in geen weken of maanden een Channing
meer in de oogen durf zien! Vertel hem
nu verder alles, wat we ervan weten,
William Yorke."
De heer Yorke, aldus uitgenoodigd, be
vestigde thans het schoolhoofd in enkele
welgekozen woorden, hetgeen zijn tante
verklaard had. Hij sprak met gedempt
stemgeluid, doch de jongens begrepen er
nu wel zooveel van, dat Arthur onschuldig
was en dat de arme Tom voor niets het
kind van de rekening was geworden. De
heer Pye wenkte Tom om voorwaarts te
treden.
„Wist je hiervan, Channing?"
„Ja meneer. Sedert den brief, dien mijn
broer Arthur gisteren ontving."
In een opwelling vloog Lady Augusta op
Tom toe en schudde hem warm de hand.
Later was hij er zelfs niet zeker van of
ze hem niet gekust had. „Je zal opgroeien
tot eer van je ouders en tot zegen op hun
ouden dag, Tom," zeide ze. „Terwijl mijn
jongens hun moeder het hartreken door
Dhr Vervoorn, Plattel., zegt, dat de
steunregeling zou behooren te gelden voor
alle hulpbehoevenden en niet alleen voor
de arbeiders, van wie een groot deel in
de gelegenheid is geweest, in de goede
jaren te sparen. De vakvereenigingen zou
den een flinke bijdrage voor de steunver
lening kunnen gevep.
Voorts is er inderdaad alle reden om
verschil te maken tusschen uitgetrokke-
nen en dubbel-uitgetrokkenen. Het kan
wel voorkomen, dat een steunbedrag voor
een werklooze en zijn gezin onvoldoende
is. Spr. dankt den minister voor zijn
maatregelen, met name die ten aanzien
van de werklooze landarbeiders.
Dhr J o e k e s, V.D., acht het een ver
dienste van den interpellant, dat deze het
onderwerp zakelijk heeft besproken. Maar
er was een leemte, omdat hij het onder
werp niet heeft geplaatst in het kader
van ons geheele staatkundige en econo
mische bestaan. De minister heeft op spr.
grooten indruk gemaakt met zijn rede.
Spr. stemt niet in met den genomen
maatregel nopens den aftrek van inkom
sten der vrouw. Hij is het ten deze eens
met den heer Bakker. De minister bezie
dit punt nader en behandele het met de
contactcommissie.
Spr. is tegen de motie-Kupers.
Dhr H i e m s t r a, S.D., deelt mede, dat
in een suikerfabriek te Roosendaal hon
derd boerenzoons werken, waardoor de
arbeiders werkloos blijven. Zoo bevorde
ren de boeren de werkloosheid.
Ook deze spr. dringt aan op verbete
ring van den steun op het platteland.
Dhr W ij n k o o p, C.P., zegt, dat 's hee-
ren Kupers' rede geen klank van strijd
was en betoogt voorts, dat de S.D.A.P.
en het N.V.V. het kapitalisme steunen.
Dhr Schouten, A.-R., zegt, dat er
voor zijn fractie geen aanleiding is, uit
voerig aan de debatten deel te nemen,
omdat het onderwerp, dat aan de orde
is, slechts beperkt van omvang is. Wel
is dit onderwerp belangrijk, maar wij
kunnen ons, in het algemeen gesproken,
vereenigen met 's ministers antwoord op
de vragen van den interpellant. De vraag
is niet, of men den nood van de werk
loozen inziet, maar of men met de be
schikbare middelen meer voor de werk
loozen kan doen. De kwestie in het al
gemeen komt later aan de orde, bij het
debat over de staatsbegrooting. Dan zul
len wij er meer over zeggen.
Dhr Vos, Lib., gevoelt er behoefte aan
een woord van steun en waardeering te
spreken voor den minister, die een im
posante rede heeft gehouden. Het is ge
lukkig, dat ook aan dit departement
thans een krachtig bewindsman is.
Amsterdam geeft per week ongeveer
vier ton uit voor steun en armenzorg.
Vijf jaar geleden gaf Amsterdam 5% mil
lioen uit voor deze zaken, nu 26 millioen.
Men begrijpt wel, dat het voor de ge
meenten niet zoo door kan gaan.
Spr. wenscht een indirecten arbeids
plicht voor kinderen van gezinnen van
ondersteunden. Het komt voor, dat een
fabriek op het platteland geen meisjes
krijgen kan, daar dezen zich niet aan
melden. Spr. gewaagt in dit verband
van een conservenfabriek van Hartogh
te Oss, die een groot aantal meisjes op
riep en er maar een klein deel van kon
krijgen. Als kinderen uit een gesteund
gezin kunnen werken en niet willen,
moet njen door middel van den steun
een maatregel nemen om hen te nopen
aan het werk te gaan.
Dhr Loerakker, R.-K., zegt, dat de
minister het mogelijk moet maken, dat
aan groote gezinnen op het platteland een
hoogere uitkeering dan 85 pet. wordt
gedaan. Daar komt het voor, dat een
schandelijk onrecht heerscht, doordat men
de uitkeering laag houdt ten einde het
loon te kunnen drukken.
Dhr Arts, R.K.V., stemt gaarne voor
de motie-Kupers.
Dhr Westerman, N.H., zegt, dat het
debat belangwekkend is vooral uit psy
chologisch oogpunt. De heftigheid, waar
mee men debatteert, is omgekeerd even
redig aan de verantwoordelijkheid, die
men voelt voor een goeden gang van
zaken.
Het gebeurde met de steunregeling
heeft duidelijk gemaakt, welke schaduw
zijden de gemeentelijke autonomie op dit
gebied heeft. Wil de minister een systeem
van steunverleening ontwerpen, desnoods
met klassikale indeeling?
hun eigenzinnigheid en slechte streken."
Toms gelaat bloosde van genoegen;
niet zoozeer om de woorden, dan wel om
de berouwvolle, verlangende blikken, die
hem van alle zijden werden toegeworpen.
De jongens waren maar al te bereid, om
het verkeerde goed te maken! Tom Chan
ning al dien tijd onschuldig! Hoe moes
ten ze het weer bijleggen Hij keerde naar
zgn bank terug, doch Huntlev gleed van
het gestoelte der eere_, dat hem als oud-
ste senior toekwam en wilde Tom zijn
plaats doen innemen. Er ontstond eenige
beweging en de meester keek door zijn
bril.
„Stilte daar! Huntley, wat voer je uit?
Blijf op je plaats zittenl"
„Neen, meneer", zeide de aangespro
kene, naar voren tredend. „Vergeef me,
meneer, doch die plaats komt me niet
toe. Als zoodanig heb ik het ook nim
mer beschouwd en met uw goedvinden
zou ik haar gaarne aan den rechtheb
bende afstaan. Ik heb haar slechts voor
hem opengehouden."
Rustig schoof hij daarop Tom op zijn
bank en de schooljongens, die plotseling
hun tong hadden weergevonden en die
de tegenwoordigheid van den meesteren
Lady Augusta geheel schenen vergeten,
sprongen als één man van hun plaats
en drongen op Tom aan, hem gelukwen-
schend en verzoekend, een goeie kerel te
Dhr De Visser, C.P., merkt jegens
den heer Westerman op, dat spr.'s partij
toen het nog tijd was, een vermogens
heffing heeft bepleit. Voorts is zij opge
komen voor afschaffing van de afschu
welijke cumulatie. Ook heeft zij gestreden
voor steun aan de boeren, niet aan de
rijke, die hun steun in een auto komen
halen, maar aan de arme boeren.
Spr. draagt den heer Westerman uit tot
een openbaar debat. Dan zal hij hem over
de knie nemen. (Gelach).
Minister Slotemaker de Bruine
betwist dhr Drees, dat de vertegenwoor
digers der vier groote gemeenten voor
een uitgemaakte zaak zouden hebben
gestaan, toen zij ter conferentie naar spr.
gingen. Dhr Drees zal voorts meer ar
gumenten moeten hebben voor de be
voorrechting der groote gemeenten dan
zijn opmerking dat zij historisch is ge
groeid.
Wat betreft de limiet van f22.50, spr.
verklaart, ze niet te hebben verlaagd.
RADELOOS KLAAGDE HIJ ZIJN NOOD
AAN EEN VRIENDI
„Vele jaren aan de borst te sukkelen en
's nachts hoestbuien die wel een half uur
duurden, dat was mijn leven. Slapen deed
ik weinig en eten, ho maar! Radeloos
klaagde ik mijn nood aan een vriend.
Deze raadde mij Akker's Abdijsiroop aan.
Ik bad er weinig vertrouwen in, maar
toch kocht ik den volgenden morgen Ab
dijsiroop. Na gebruik van 3 lepels voelde
ik al verlichting en na 5 flesschen was ik
heelemaal van dien ellendigen hoest ge
nezen, zoodat ik mij nu weer prettig voel,
goed slaap, kortom een gelukkig mensch
ben." Zoo schrijft ons de heer L. K. te
's H., wiens origineele brief voor iedereen
ter inzage ligt.
Als ge aan de borst sukkelt, neem dan
ook Abdijsiroop, evenals de Heer L. K
Abdijsiroop bevrijdt de ademhalings
organen van slijm en andere ziektever
wekkende stoffen. Abdijsiroop verruimt
de ademhaling, verdrijft benauwdheden,
heelt de aangedane en ontstoken plekken.
Onovertroffen bij Hoest, Bronchitis, In
fluenza, Asthma. Alom verkrijgbaar.
Thans per flesch 1.—. 1.50 en 2.75.
Vraagt voor gebruik buitenshuis Abdij
siroop-Bonbons („gestolde" Abdijsiroop),
even geneeskrachtigl Doos: 35 en 60 cent.
(Adv.)
Spr. is bereid, de kwestie van aftrek
van verdiensten der vrouw nog eens te
overwegen, gelijk hij bereid is allerlei
kwesties steeds opnieuw te overwegen.
Maar op het oogenblik moet de zaak blij
ven, zooals zij is. Spr. zal de zaak der
groote gezinnen nog eens overwegen,
maar kan geen toezegging doen. Aan drie
gemeenten heeft hij onlangs nog gezegd,
dat zij de steunuitkeeringen moeten ver
hoogen. Men zegge dus niet, dat spr. al
leen maar op verlaging uit is.
Spr. kan niet voor de dubbel-uitgetrok
kenen met het oog op de groote gezin
nen den kinderbijslag op fl.50 in plaats
van op 11.35 stellen, maar het behoeft
bovendien ook niet, omdat het hier niet
gaat om het verschil tusschen fl.50 en
f 1.35, maar om het verschil b.v. tusschen
3 X fl.50 of 4 X f 1.35.
De Kamer verwerpt tenslotte met 56
tegen 28 stemmen de motie. Voor stem
men de sociaal-democraten, de communis
ten, mr Arts, R.H.V.P. en de de heer
Sneevliet, R.S.
De vergadering wordt om tien minuten
voor zes uur verdaagd tot hedenmiddag
één uur.
De smokkelarij van rogge aan de
Zeeuwsch-Vlaamsche grens.
In den laatsten tijd hebben verschillen
de berichten de ronde gedaan, in verband
met den smokkelhandel in producten,
waarvoor van Regeeringswege steun
wordt verleend.
Naar aanleiding van deze geruchten
heeft het Ned. Gorresp. Bureau in ver
schillende kringen, welke ter zake op de
hoogte zijn, geïnformeerd naar hun er
varingen. Hoewel men in het algemeen
den grooten omvang van den smokkel
handel in rogge niet ontkende, werd er
toch dadelijk de nadruk op gelegd, dat
zijn, en hen te vergeven. „Lang leve Tom
Channing, de senior van Helstonleigh-
college", brulde Bywater plotseling, ris-
keerend, een draai om zijn ooren te krij
gen, want hij stond binnen armafstand
van den meester. En de jongens namen
dien kreet over en juichten tot de wan
den ervan daverden. „Lang leve Tom
Channing, de senior van Helstonleigh-
college!"
Voor het rumoer was bedaard, was lady
Augusta stil heengegaan, en een ander
had haar plaats ingenomen. Het was de
heer Huntley. „O", zeide deze, „met een
enkelen blik den staat van zaken over
ziend, „ik zie, dat alles in orde is. We
tend dat Harry wel eens wat gedachte
loos is, vreesde ik, dat hij vergeten zou,
een daad van rechtvaardigheid te vol
voeren. Ofschoon ik overtuigd was, dat
hij de eerste zou zijn, als hij er aan
herinnerd werd."
„Alsof ik dat kan vergeten, vader!"
riep Harry. „Wel, ik zou het niet langer
uitgehouden hebben, met Tom onder mij,
dan dat ik iemand anders boven mij zou
kunnen velen. En het spijt me niet,"
vervolgde hij zacht voor zich heen. „Het
seniorschap mag een heele eer zijn, men
heeft er ook de zorg van. Hier Tom,
hier zijn de sleutels."
Hij wierp de sleutels los op Tom's les
senaar» enkele cahiers en nog andere
Er wordt woer gcregeerdin Neder
land.
Dat blijkt o.a. uit het verbod aan do
V.A.R.A. om haar radio-uitzendingen met
de Internationale te besluiten.
ReedB meermalen is er op gewezen hoe
met name in het buitenland de indruk
wordt gewekt, dat de revolutionaire In
ternationale tot de Nederlandeche volks
liederen behoort.
Kort en goed is nu, uit overweging dat
dit lied een revolutionaire strekking heeft
en dat uitzending gevaar kan opleveren
voor de openbare orde en de veiligheid
van den staat, de uitzending in welken
vorm of onder welke omstandigheden ook,
verboden.
De roode pers briescht. En natuurlijk
zijn onmiddellijk protestmeetings uitge
schreven om te protesteeren tegen de on
derdrukking van het lied „dat aan de
schoonste idealen der Soc.-Dem. klank
geeft".
Intusschen constateer ik met genoegen
dat er weer geregeerd wordt in Ne
derland.
OPMERKER.
van een illusoir worden der Regeerings
maatregelen geen sprake is.
Uit verdere mededeelingen bleek, dat
de clandestiene handel in rogge de laat
ste 14 dagen een aanzienlijken omvang
heeft aangenomen, vooral in het Oostelijk
gedeelte van Zeeuwsch-Vlaanderen. Daar
is het een ware sport geworden: per auto
of op andere wijze werd de rogge uit
Antwerpen over de grens gebracht. Was
dat eenmaal gelukt, dan stonden onze
autoriteiten vrijwel machteloos, aange
zien vervoervergunning voor rogge niet
noodig is. Aanvankelijk werd getracht
met verscherping der grenscontrole het
kwaad te keeren. Maar de smokkelarij
nam sterk in omvang toe en toen besloot
men in de bureaux der Tarwe- en Meel
centrale om met rigoureuse maatregelen
dezen smokkelhandel tegen te gaan.
Rogge is een monopolieproduct en op
grond van de geldende bepalingen is het
in voorraad hebben van rogge, welke niet
door de monopoliehoudster is ingevoerd,
verboden.
Om de handhaving van deze bepalin
gen kracht bij te zetten, zijn thans het
administratief hoofd van het Regeerings-
bureau voor de Uivoering der Tarwewet,
de heer Ebbink en de directeur van de
Meelcentrale, de heer Abraham, naar Z.
Vlaanderen gegaan en hebben in Terneu-
zen, Walsoorden en Kruisland 5 schepen,
welke met rogge geladen waren, in be
slag genomen. Hierdoor werd de hand
gelegd op een hoeveelheid van ongeveer
170 ton kennelijk Poolsche rogge. Ook in
Rotterdam zijn enkele partijen in beslag
genomen, terwijl in Roermond 80 ton
clandestiene rogge werd aangetroffen.
Men schatte de clandestien ingevoerde
hoeveelheid rogge op circa 1000 ton,
waarvan een groot gedeelte weer „opge
spoord" is. Nu men eenmaal met kracht
is opgetreden, zullen de autoriteiten dit
ongetwijfeld blijven doen. Waar, wanneer
en hoe rogge mocht worden aangetroffen,
welke niet door de monopoliehoudster is
ingevoerd en waar dus geen monopolie
winst voor is betaald, zal de partij' oogen-
blikkelijk vastgelegd worden.
In Zeeuwsch-Vlaanderen is het kwaad
nu, naar wij vernemen, vrijwel onder
drukt. (De vraag is gewettigd of dit niet
een wat al te optimistische zienswijze is.
Red. Z.) Naar men vertrouwt, zal de
kortstondige bloei van den rogge-smok-
kelhandel thans dus weer tot het verle
den behooren.
De maatregelen die de Nederlandsche
regeering heeft genomen, hebben blijkens
de berichten, die de Brusselsche „Stan
daard" van zijn correspondenten aan de
grens heeft ontvangen, al dadelijk effect
gesorteerd.
Dinsdag zijn overal op Nederlandsch
grondgebied een groot aantal tolbeamb
ten begonnen dienst te doen, in gezel
schap van een peloton gendarmes. Te
hunner beschikking is een autodienst in
gericht, die de grens op en af rijdt. He
den liggen alle boerenschuren, hangars
en andere bergplaatsen op en langs de
Belgische grens nog vol graan. Ook langs
desiderata van het seniorschap zouden
volgen, toen de heer Pye er een stokje
voor stak.
„Stop eens even, Huntley! Ik weet nog
zoo net niet, of we hier wel een ruil
handeltje kunnen gaan drijven in plaat
sen en functies."
„O meneer, dat weet u wel", antwoord
de Huntley koeltjes, gesterkt door de
aanwezigheid van zijn vader. „Als ik een
onwaardige daad beging, zou ik gedegra
deerd worden en een ander zou tot se
nior werden verkozen. Waarom zou het
zelfde nu niet kunnen plaats vinden,
zonder die onwaardige daad?"
Het moet erkend, dat hier wel erg
liberaal met de privilegies van het
schoolhoofd werd omgesprongen, doch
gelukkig koos de heer Pye de verstan
digste partij en glimlachte. In waarheid
had hij, sedert lady Augusta's bekente
nis aan niets anders gedacht. Tom
uitgenomen een enkele uitbarsting, dat
hij zichzelf in drift vergat, had zich in
zijn beproevingsstrijd uitstekend gedra
gen. Dat kon niet ontkend worden en
ook dat sprak tot den heer Pye, die niet
onrechtvaardig was.
„Zul je je plicht doen, als senior,
Tom?" vroeg hij, tamelijk overbodig.
„Ik zal mijn best doen, meneerl"
„Neem dan je plaats in."
(Wordt vervolgd.)