IVORQL DE ZEEUW ONDER VALSCHE VERDENKING Zoeklieliijes, TWEEDE BLAD. HET ADRES A. WILKING Wat er deze week voorviel Qe1fledet(ancisch& Jandfiasta Brleven uit Middelburg. Gemeenteraad van Goes. (Wordt vervolgd.) derheid der Fin. Comm. afstaat. Da raad heen wei degelijk in zijn macht de tekor ten op een bepaalde hoogte te houden. Dit middels de begrooting, waar het gast- huisbestuur zich aan moet houden. Spr. acht dus het verschil tusschen den hui- digen toestand en een officieels gemeente lijke instelling financieel niet beduidend. Maar wel zou het verschil voor de inrich ting zelf beduidend zijn. Als zuiver ge meentelijk ziekenhuis zou het niet zulk een levenskracht hebben. De voorzitter leest het advies van Ged. Staten voor, waaruit ook blijkt, dat de raad, gelijk de heer Van Poelgeest bedoelt, volledige 2eggenschap heeft, ook over de opheffing, en voor het. ge- heele beheer verantwoordelijk is. Spr. gelooft voorts, dat een zuiver gemeente lijke instelling nog meer zou kosten. Hij wil daar niet gaarne toe overgaan. De heer Vermaire laakt de houding van Ged. Staten. Eerst wilden zij een geldleening niet goedkeuren voor de raad een definitieve beslissing had genomen, en toen adviseerden zij den minister uit te maken, dat de gemeente verplicht is te betalen. Voorts „adviseerde" de minis ter, doch „besliste" niet. Spr. wil eerst een definitieve uitspraak. "Weth. Van Melle acht dat er ver schil is tusschen een instelling van liefda digheid en het Gasthuis zooals het thans ingericht is. De heer Eckhardt wil een uit spraak van den Raad van State af wachten. Weth. Goedbloed meent, dat men nog niet „weet" gelijk de heer Van Poel geest zeide, of men verplicht is de tekor ten te dekken. Er zijn slechts twee „mee ningen", die van Ged. Staten en den mi nister. Wij wenschep, aldus spr., een be slissing van de Kroon. De heer D e R o o heeft geen voldoende juridisch inzicht kunnen krijgen of de ge meente tot betaling verplicht is. Een uit spraak van de Kroon acht spreker de beste oplossing. Het rapport van de Ver. voor Ned. Gemeenten sprak weer van niet verplicht betalen. De heer Van Poelgeest merkt op, dat de Vereen. Ned. Gem. in haar rapport slechts opmerkte, dat, in bepaalde geval len, de gemeente niet tot betalen verplicht kon zijn. Maar nog niemand heeft eigenlijk ge zegd, waarom de raad dan „niet" ver plicht zou zijn tot betaling. Pas de heer Van Melle beluisterde zoo juist, of het geheel een instelling van weldadigheid zou zijn. De voorzitter begrijpt niet, dat het Gasthuisbestuur, zelfs zonder uitspraak in laatste instantie, opmerkt bevredigd te zijn. De heer Simons wijst er op, dat B. en W. reeds jaren streven, de post lief dadigheid zoo laag mogelijk te houden. Wat B. en W. thans voorstellen zal de ge meente de eerste jaren f24000 per jaar kosten. En dan zal Goes niet alleen voor de eigen gemeentenaren doch ook voor de patiënten van buiten betalen. Moet de ge meente betalen, wat voor Spr. nog niet vast staat, dan zal het mogelijk het meest gewenscht zijn, wat de heer Visscher wil de, er een zuiver gemeentelijke instelling van te maken. Spr. gaat verder de stuk ken na, en zegt dat het feit, dat de katho lieke armlastigen in het katholieke zie kenhuis verpleegd worden, financieel van geen beteekenis is. Spr. wil de uitspraak van de Kroon afwachten, en voorts mee gaan met de commissie ad hoe. De heer Visscher zegt nog geen doorslaande bezwaren tegen een zuiver gemeentelijk ziekenhuis gehoord te heb ben. De heer D e R o o wil ten volle mede werken, om de mogelijkheid te onderzoe ken, van het gasthuis een zuiver gemeen telijk ziekenhuis te maken. Weth. Goedbloed kan zich bij' deze woorden aansluiten. Hij wil medewerken tot een onderzoek, doch gelooft ook dat de levenskracht van een gemeente-ziekenhuis geringer zou zijn. De heer Visscher: er ligt dus mi een stempel op? Weth. Goedbloed weerspreekt dit. Hij is niet zoo dogmatisch dat hij hier zijfa beslissing van af zou laten hangen. De voorz. wijst er op, dat men nog steeds aan het eerste punt is. Er is wel wat naast gesproken. Intusschen zou Spr. ■■■■■■■nMWMMHnMi tm ,n M. na m» nwwvw—mw Wat is het Nederlandscha volk toch rijk gezegendl Het is toch een niet te waardeeren voorrecht, dat wé een Vorstin hebben, die steeds weer toont, een edele en verhevene opvatting te hebben van de plichten, die op haar rusten. In een proclamatie nu 5 jaar geleden tot haar volk gericht, verklaarde de Ko ningin, dat het naar levensdoel was, te regeeren, zooals van een Vorstin uit het Huis van Oranje wordt verwacht. Dat woord is geen ijdele klank geble ken. En het stemt tot dankbaarheid, dat dit ook door de groote meerderheid van ons volk wordt beseft en gewaardeerd. Wij zijn rijk bevoorrecht. Ook daarin, dat de Koningin getoond heeft, dat het Haar ernst is met den in 1898 afgelegden eed, dat zij de algemeene en bijzondere vrijheid en de rechten van al Haar onderdanen zou beschermen en dat omgekeerd ons volk als volk gaarne erkent het ge'zag van onze geliefde Vors tin, H. M. Koningin Wilhelmina, bij de gratie Gods Koningin der Nederlanden. OPMERKER. het bestaande karakter van het Gasthuis niet willen missen. Dhr Eckhardt wil er een N.V. van maken voor Noord- en Zuid-Beveland, Zooiets als de Waterleiding. De voorzitter merkt op, dat hier geweldig veel moeilijkheden aan vast zit ten. 1 Dhr Van Poelgeest begrijpt vol komen, dat het Gasthuisbestuur bevredigd is. Het heeft nu de uitspraak van Ged, Staten en den minister. De heer v. d. W a r t merkt op, dat hot Gasthuisbestuur met deze uitspraken zijn eigen meening volkomen bevestigd zag en, dus bevredigd is. Het eerste punt in stemming gebracht, wordt met de stemmen der heeren v. d. Wart en van Poelgeest tegen, aangenot- men. De heeren Crucq en De Visser ont houden zich van stemmen. De heer v. d. Wart stelt nu voor de verdere behandeling uit te stellen. Dhr van Poelgeest ondersteunt dit. Spr. ver klaart, dat het Gasthuisbestuur de uiter ste zuinigheid toch steeds betrachten zal. De heer van Poelgeest merkt op;, dat nu een geheel andere toestand gescha pen is. Spreekt b.v. de Kroon uit, dat de gemeente niet verplicht is te betalen, dan kam 'het tekort ook wel betaald worden, doch op geheel andere wijze, zooals bij een subsidie opgelegd kunnen worden. Weth. Goedbloed wijst er op, dat men het allen gewenscht acht, dat de voor stellen van de commissie ad hoe zoo spoe dig mogelijk uitgevoerd worden. Daarom dient in deze zoo spoedig mogelijk ook een beslissing genomen te worden. De heer De Roo wilde punt drie al leen teruggenomen zien. De heer v. d. Wart zegt, tegen de voorstellen, uitgezonderd het door het Gasthuisbestuur opgemerkte geen bezwaar te hebben. Hij stelt dan alleen voor punt drie aan te houden. De heer Visscher ziet geen bezwaar de voorstellen verder te behandelen. Hij heeft zich bij de eerste stemming onthou den, omdat hij zich niet bevoegd acht over de al of niet verplichting te kunnen oor- deelen. De heer v. Poelgeest wijst nu, wat punt 2 betreft, op het rapport der Fin. Commissie, dat er moet komen één be drijfsleider. De voorzitter merkt op, dat het eigenlijk ook vervat is in het voorstel van B. en W. Men kan zulk een persoon des- gewenscht „bedrijfsleider" noemen. Weth. Goedbloed zegt, dat B. en W. de voorstellen geheel overnemen. De heer D e R o o wil nog voorstellen de huidige begrooting 1934 van het Gasthuis terug sturen, opdat hierin reeds de voor- 1 DOOS 20 CT-TUBE 35 EN 60 CT. 1 VAN ZATERDAG 2 SEPT. 1933, Nr 284. Als met groote woorden te gebruiken en veel rumoer te maken de crisis kan bestreden worden en de welvaart be vorderd, dan is men in Duitschland op den goeden weg. Deze week is weer met veel vertoon de slag bij Tannenberg herdacht, terwijl het congres van de Nat. Socialisten even eens een geweldige manifestatie werd van de kracht van de huidige leiding in Duitschland. Deze dingen zullen niet nalaten indruk te maken op het van ouds op paradever- toon beluste Duitsche volk, maar van veel meer belang is toch de vraag of het nu ook werkelijk gelukken zal den al- gemeenen toestand te verbeteren. Is dat niet het geval en er is nog niet veel wat daarop wijst dan is het niet on mogelijk, dat er betrekkelijk spoedig een reactie intreedt en dat de politieke strijd maar dan in veel heviger vorm dan de laatste jaren het geval was, opnieuw ontbrandt. Hitler is er in geslaagd den mond van allen, die het niet met hem eens zijn, te snoeren, maar om op den duur bevrediging te geven, is er toch nog wat anders noodig dan wat tot nu toe bereikt werd. Eenigen tijd geleden werd van ver schillende kanten gemeld, dat er zich aan den economischen hemel enkele licht punten begonnen te vertoonen. Den laat- sten tijd hoort men daarvan echter niet meer; wel is er sprake van toenemende spanning, zich o.m. uitend in een alge meene versterking van de bewapening. Volgens de laatste berichten is in ons land een kleine vermindering van de werkloosheid te constateeren. Het is ech ter de vraag of dit wel van beteekenis is. Niet onmogelijk, dat het een gevolg is van het schitterende oogstweer, waar door tijdelijk de werkgelegenheid ver meerdert, maar tevens ook het werk wordt bespoedigd, zoodat wel spoedig een reactie zal intreden. Naar buiten merkt men van de crisis niet zooveel in ons land. Iemand, die pas uit Indië terugkeerde, verklaarde, dat hij verwacht had, dat de toestand veel ern stiger zou zijn. Het is hier, zoo zeide hij, alle dagen feest, 'tls op de wegen druk ker dan ooit, de pensions in de badplaatsen zijn overvol, en als men zoo het gewone leven gadeslaat, dan krijgt men veeleer een indruk van groote welvaart dan van nijpende crisiszorgen. Dit is ook inderdaad waar. Intusschen is het ook waar, dat de toestand voor velen, met name in de tuinbouwstreken, zeer critiek is, dat de werkloosheid nog altijd buitengewoon groot is en dat er door velen meer geleden wordt, dan men oppervlakkig bezien zou vermoeden. Vooral ook doordat aan den eenen kant de inkomens verminderen, terwijl de pu blieke lasten over heel de linie zwaar der worden. Bij het memoreeren van al deze neer drukkende verschijnselen mogen we ech ter niet verzuimen ook te letten op de voorrechten, die we genieten, ook daarin uitkomend, dat in de afgeloopen week door het overgroote deel van ons volk, met opgewektheid de verjaardag van H. M. onze Koningin werd gevierd. voor Manufacturen. Dames- en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST FEUILLETON Vrij naar het Engelsch. 130) _o— HOOFDSTUK XLVI. Een geheimzinnige bri'ef. HJet liep tegen den avond, en Roland Yorke had zijn best gedaan, er doorheen te komen, zonder dat de veelheid arbeid die hem drukte, zijn leven ontijdig zou doen eindigen. De heer Galloway was ver trokken met een aantal brieven, die naar de post moesten. „Juist!" mopperde Roland. „Hij zorgt wel, dat hij geen stijve beenen krijgt, maar voor mij komt het er niet op aan! Waar om kon hij mij niet naar de post sturen? Dat is mijn werk, niet het zijne. „Hallo, ben jij het?" De laatste woorden golden den brieven besteller, die de namiddagpost bracht. Er waren er twee. Hij gaf ze aan Roland en vertrok weder. Natuurlijk begon deze ze onmiddellijk nauwkeurig te bestudeeren; ze om en om draaiend; gissingen makend, wie de af- CLXXVI. Amice, Het was nu juist niet een aangename en hartverheffende middag, dien de Mid- delburgsche Raad op 16 Augustus 1.1. doorbracht. De wetgever van 9 Juli 1931 had bepaald, dat de bouwverordeningen der gemeenten moesten worden herzien binnen een termijn van twee jaren, in gaande met de inwerkingtreding der ge noemde wetswijziging, zijnde 19 Aug. 1931. En alzoo geschiedde het, dat enkele dagen vóór dien termijn Middelburg's vroedschap in het zweet zijns aanschijns bezig was met dit voortreffelijk werk. Een viertal leden ontbrak, wat zelden ge schiedt. Was het de vacantie, óf de warm te, óf het feit, dat men zich niet voldoen de op de hoogte achtte van het onder werp? Ook de pers ontbrak voor twee derden en het overblijvende een derde deel mankte het zich niet al te druk. Van de twee andere persmannen, die schitter den door afwezigheid, volstond de een met het afschieten van een pijl, rugge lings op zijn paard gezeten, gelijk de Par then deden in de dagen van olim. Die pijl was, evenals vele vorige, in een zeker on aangenaam vocht gedoopt. Daarom is het maar 'het beste, dat de Raad er maar niet al te veel waarde aan hecht, en notitie van neemt. Het is toch zeker niet zijn plicht de zaken op zulk een nonchalante wij'ze te behandelen, dat de taaik der pers, zelfs in den zomer, er al te zeer door wordt vergemakkelijkt. En daarom bastal Het doel eener bouwverordening moet zijn a. regelend op te treden, ter voor koming van bouwen in strijd met de ge zondheid, welstand en veiligheid; b. daar bij niet zoover te gaan door rigoureuse bepalingen, dat het particulier initiatief wordt gefnuikt of zelfs gehinderd; c. ge dachtig aan den regel„Eenvormigheid is de vloek van het moderne leven!" voor al in een gemeente als Middelburg, met haar differentiatie in den 'huizenbouw, de uniformiteit, zooveel mogelijk, te weren. Nu is de vraagWat levert de erva- ring ten deze? Heeft de vorige verorde ning ten aanzien dier drie punten feil loos gewerkt? Wat daarvan van de zijde van het bouwtoezicht aan het licht is gekomen, is niet al te bemoedigend. Wel is waar heb ben B. en W. er meestal een stokje voor gestoken, doch, had het Bouwtoezicht on gehinderd zijn gang kunnen gaan, de lief hebbers van nieuwbouw of 'herbouw zou den er door zijn gedupeerd. Willekeur of al te strenge toepassing der bouwbepalin- gen, eischen van welstand op plaatsen, waar die onredelijk of belachelijk zijn, zoo als b.v. een klein 'halfuur buiten de ge meentekern op de grens eener plattelands gemeente; fantastische plannen in een drukke winkelstraat, zijn alleen geschikt om het particulier initiatief te dooden of te stremmen. Wat gevorderd wordt bij den bouw moet werkelijk geboden zijn door eischen van algemeen of privé-belang. Nu was er ter tafel een ontwerp-bouwverordening, dat van officieele zijde naar voren was ge schoven. Inderdaad bevatte het goede wenken, over 't algemeen. Het was, wat men noemt „de beknopte(I) bouwverorde ning voor kleine gemeenten" van Mr Lie- taert Peerbolte en Ir H. v. d. Kaa, in de wandeling het „plattelandsmodel" ge noemd. Vrage: Waarom heeft Middelburg zich niet, evenals bijv. Goes, van het groote model voorzien? Doch het z.g. plattelandsmodel geeft nog te veel eenvormigheid in zijn bepalingen. Wat goed is b.v. voor St. Laurens deugt nog niet voor Middelburg en omgekeerd. Men kaai hierover drukte maken, zooals men wil, doch iemand, die van ouder tot ouder op het Walchersche platteland is geboren en getogen, kan gemakkelijker in een „koets" of bedstede slapen, dan de Middelburgsohe A. J. C.er, die Sinds ja ren gewend is aan het zonder overtollige kleederen loopen en slapen in de frissche lucht. En omgekeerd kan in een groote stad gemakkelijker een bovenhuis ge bouwd worden dan op 't platteland, waar de vierkante Meter bouwgrond zooveel goedkooper is dan in de stad. Onder het motto: Gezondheid met lepels! moet men den particulier en bouwer het niet zoo moeilijk maken, dat hem hooren en zien vergaat en hij maar liever weer in zijn zenders wel mochten zijn, wat de inhoud mocht behelzen en er „kruis of munt" om spelend, kortom, alles beproevend, om maar weer een stukje vdn den tijd te doo den. Eindelijk kwam de huisknecht van den heer Galloway hem in zijn vermaak storen. „Is mijn meester er niet, Roland?" „Hoor hem," klonk het smalend. „Neen, die zal wel ergens loopen slampamperen, terwijl ik me blauw zit te werken." „Wilt u hem dan dezen brief overhan digen", verzacht de man, die op Rolands onparlementaire opmerking niet inging „de post heeft hem juist aan huis be zorgd, en daarom kwam ik er hier mee." „Waar is dat voor noodig?" „Omdat hij me dit heeft opgedragen. Hij zeide, dat hij een brief verwachtte, en dat hem dien dadelijk bezorgd moest wor den. Goeden middag, meneer!" Roland pakte den brief en hetzelfde spel van zooeven ving weer aan. Het adres was van een eigenaardig hand schrift, als men het zoo mocht noemen. Het had den vorm van drukletters. Toen zijn nieuwsgierigheid voldoende bevredigd was, stond Roland op, en bracht het epis tel naar het privé-kantoor. Na een korte poos trad de eigenaar binnen. „Is er post?" was zijn eerste vraag. „Twee brieven, meneer," antwoordde Roland. „En John heeft er een meege- oude woning blijft. Dit is s let geschikt voor werkverruiming. De Raad van Middelburg heeft dit ook ingezien. Artikel 18, luidende„De bouw van meergezinsbuizen, waaronder moeten worden verstaan al dan niet vrijstaande gebouwen, waarin twee of meer woningen naast of boven elkaar zijn gelegen, is ver boden" is met kleine meerderheid ge schrapt. Merkwaardig is, dat, terwijl het vrijz, dem. raadslid mevr. Weyl, overi gens een consequente voorstandster van de hygiëne, van het begin ai dit artikel, als ondoelmatig, bestreed, het vijftal so ciaal-democraten, ten aanzien der geheele verordening, koningsgezinder was dan de koning zelf. Blijkbare fouten wilde men zelfs handhaven, althans zoo maar niet loslaten. En zoo 'heeft de Raad, op zijn gemak, de geheele verordening doorloopen, on danks alle critiek van personen, die er blijkbaar de voorkeur aan gaven, dat de Raad eene uit Den Haag naar voren ge schoven concept maar met huid en haar slikte, en de Raad, om twee uur aange vangen, maar om half drie een eind aan de discussies maakt. Hitleriaansch, in den zin van „aan de dictatuur onderworpen" is de Middelburgsohe vroedschap voor- loopig nog niet. Vriendschappelijk groetend, tt. METELLUS. HET VLAGGEN VAN HET ROODE ZAANDAM. De „Telegraaf" schrijft: „De vlaggen uit. Ook te Zaandam. Ook de gemeentelijke vlaggen. Als overal elders zijn de kleu rige dundoeken er uit het vlaggenarchief te voorschijn gehaald om den feestelijken dag luister bij te zetten. De feestelijke dag. Want Woensdag werd in de reeds van kermisvreugde-dxon- ken Zaandam de jaarlijksche harddrave rij gehouden en vanzelfsprekend moesten daar de stedelijke driekleurige vanen aan te pas komen. Wel bleven torens en ge meentelijke gebouwen van vlaggentooi verstoken, maar het gemeentelijk vlaggen- materiaal deed toch dienst. En gisteren? Nu het Staatshoofd, om het zoo neutraal mogelijk uit te drukken, zijn verjaardag viert? Nu men allerwege in ons vaderland de idee van nationale saamhoorigheid opnieuw beseft en men overal als eerbiedige hulde aan de Lands vrouwe het rood-wit-blauw doet wappe ren Nu ziet men op geen gemeentelijk gebouw te Zaandam de driekleur, nu liggen de vlaggen weer in de kisten, nu is het geen feestdag, een dag als andere dagen. Schrijnende tegenstelling. Droevige vlaggenpolitiek." De bespreking van het gasthuisvraag- stuk wordt voortgezet. De heer Crucq betwijfelt, of alles dezen middag in het reine zal komen. Er zit teveel aan vast. De burgerij vraagt zich af: moeten wij dat alles betalen? Spr. constateert, dat B. en W. tegenover het Gasthuisbestuur te lankmoedig, waren. Dit deed als was het zijn instelling. In de eerste plaats moet er nu een gemeentelijke instelling van gemaakt worden. Dit kan geleidelijk. De bezittin gen moeten aan de gemeente komen. Er moeten twee raadsleden en één wethou der in het bestuur zitten. Voorts moet er een verantwoordelijk hoofd zijn. Dhr Visscher zegt, dat, waar de raad geen definitieve uitspraak heeft, de raad nu zelf zich in deze uit moet spre ken. Er is verschil tusschen een gemeen telijke instelling als de Gasfabriek en het Gasthuis. Het Gasthuis moet een zuivere gemeentelijke instelling worden. Ook het Gasthuisbestuur heeft blijkbaar het bedrijf als een zelfstandige inrichting beschouwd Als we de nog te komen tekorten willen dekken, dan moeten we ook zeggenschap over het geheel hebben. Het zal moeite kosten, om de bezittingen aan de gemeen te brengen. Doch spr. acht dit mogelijk en dringt tenslotte aan om van het Gasthuis een officiëel gemeentelijke instelling te maken en niet met subsidies te beginnen. Dhr v. Poelgeest meent, dat de heer Visscher niet zoo ver van de meer- bracht, die aan u persoonlijk geadres seerd was. Hij zeide, dat u hem ver wachtte." De heer Galloway ging in zijn privé- kantoor. Hij wierp een blik op de op schriften en riep daarna Roland. „Waar is de brief dien John bracht," vroeg hij'. Roland wees er met den vinger naar. „Dat is 'm, meneer." „Die!" De heer Galloway keek wat scherper naar het adres en blijkbaar werd hij slechts ten deele door het onderzoek bevredigd. „Was dit het eenige, wat hij bracht?" voegde hij; er aan toe, waaruit Roland opmaakte, dat het niet de brief was, dien hij verwachtte. „Ja, meneer." Roland keerde naar zijn appartementen terug en zijn patroon zette zich voor zijn bureau om de brieven te lezen. Het laatste maakte hij1 de enveloppe open die John gebracht had. Wat bevatte ze? Allereerst een bankbiljet van twee hon derd gulden. Maar verder? De heer Gal loway staarde er verdwaasd op; hij nam zijn bril op en zette haar weer af; vervol gens keek hij' naar de banknoot en las en herlas het briefje, dat er bij was. Want de inhoud gooide geheel de theorie omver die hij tot dusver voor de juiste had ge houden, en klopte ook niet met de ver moedens, die hem enkele uren geleden nog bestormd hadden. De vinder van het verloren bankbiljet zendt het terug aan den heer Galloway. Hij is daartoe gekomen om een onschul dige buiten verdenking te brengen. Hij, die openlijk voor de vermissing aanspra kelijk is gesteld is onschuldig, evenals ieder, op wien mogelijk verdenking of schoon er geen werk van werd gemaakt is gevallen. De schrijver van dezen brief alleen is aansprakelijk en zendt nu het vermiste aan den eigenaar terug." Kort en zonder onderteekening was de brief. Toen de heer Galloway genoegzaam van zijn verbazing was bekomen, om weer normaal te kunnen denken, trof het hem plotseling, dat deze zending juist moest komen op den dag, dat de oude zaak weer was opgerakeld. Sedert het nieuwtje er, af was en andere gebeurtenissen de aan dacht vroegen, herinnerde de heer Gal loway zich niet, er met iemand over ge sproken te hebben, uitgenomen juist dien morgen met Roland Yorke. Hij nam het bankbiljet weer op, onge twijfeld niet hetzelfde, dat hij eens in de enveloppe deed. Wie had er gebruik van gemaakt. Wie stuurde deze plaatsvervan ger terug? Gelukkig werd zijn neef er vrij zeker mede vrijgepleit. Want had die zich aan den diefstal schuldig gemaakt, onge twijfeld zou hij nimmer in de gelegenheid kunnen zijn, zijn misstap goed te maken. In de eerste opwelling scheen het Ar thur Ghanning van alle schuld vrij te pleiten. Doch de heer Galloway was niet voor niets een schrander rechtsgeleerde, om zich maar dadelijk door een uiterlijken schijn te laten verblinden. En van den be ginne overwoog hij, dat het wel een heel handige zet van den jongen Ghanning kon zijn, om zich op deze wijze van de schuld vrij te pleiten. Doch waar zou de jongen het geld van daan moeten halen? De heer Galloway was bijna zeker, dat hij het tiende deel nog niet bezat, en dat hij ergens kon aan kloppen, scheen hem ook twijfelachtig. Hij riep Roland Yorke binnen, om hem, zooals we allen doen, als iets ons in ver warring heeft gebracht, een aantal noode- looze vragen te doen. „Doch dit is niet de brief, dien ik ver wachtte", merkte Galloway op, met zijn briefopener op de enveloppe tikkend, waarbij hij zoo verward keek, dat Roland hem met groote oogen aanzag. „Ja, dat is onze schuld niet", ant woordde de jongeman. „Zal ik even naar uw huis loopen en vragen, of John hier komt?" „Neen", antwoordde de heer Galloway, met een lichte sneer. „Doe nu maar niet zoo je best, om eruit te komen. Deze brief.stil, daar komt iemand het kan toor binnen".

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1933 | | pagina 5