IVORQL
DE ZEEUW
ONDER VALSCHE VERDENKING
Zoeklieliijes,
TWEEDE BLAD.
HET ADRES
A. WILKING
Wat er deze week voorviel
Qe1fledet(ancisch& Jandfiasta
Brleven uit Middelburg.
Gemeenteraad van Goes.
(Wordt vervolgd.)
derheid der Fin. Comm. afstaat. Da raad
heen wei degelijk in zijn macht de tekor
ten op een bepaalde hoogte te houden.
Dit middels de begrooting, waar het gast-
huisbestuur zich aan moet houden. Spr.
acht dus het verschil tusschen den hui-
digen toestand en een officieels gemeente
lijke instelling financieel niet beduidend.
Maar wel zou het verschil voor de inrich
ting zelf beduidend zijn. Als zuiver ge
meentelijk ziekenhuis zou het niet zulk
een levenskracht hebben.
De voorzitter leest het advies van
Ged. Staten voor, waaruit ook blijkt, dat
de raad, gelijk de heer Van Poelgeest
bedoelt, volledige 2eggenschap heeft,
ook over de opheffing, en voor het. ge-
heele beheer verantwoordelijk is. Spr.
gelooft voorts, dat een zuiver gemeente
lijke instelling nog meer zou kosten. Hij
wil daar niet gaarne toe overgaan.
De heer Vermaire laakt de houding
van Ged. Staten. Eerst wilden zij een
geldleening niet goedkeuren voor de raad
een definitieve beslissing had genomen,
en toen adviseerden zij den minister uit
te maken, dat de gemeente verplicht is
te betalen. Voorts „adviseerde" de minis
ter, doch „besliste" niet. Spr. wil eerst
een definitieve uitspraak.
"Weth. Van Melle acht dat er ver
schil is tusschen een instelling van liefda
digheid en het Gasthuis zooals het thans
ingericht is.
De heer Eckhardt wil een uit
spraak van den Raad van State af
wachten.
Weth. Goedbloed meent, dat men
nog niet „weet" gelijk de heer Van Poel
geest zeide, of men verplicht is de tekor
ten te dekken. Er zijn slechts twee „mee
ningen", die van Ged. Staten en den mi
nister. Wij wenschep, aldus spr., een be
slissing van de Kroon.
De heer D e R o o heeft geen voldoende
juridisch inzicht kunnen krijgen of de ge
meente tot betaling verplicht is. Een uit
spraak van de Kroon acht spreker de
beste oplossing. Het rapport van de Ver.
voor Ned. Gemeenten sprak weer van niet
verplicht betalen.
De heer Van Poelgeest merkt op,
dat de Vereen. Ned. Gem. in haar rapport
slechts opmerkte, dat, in bepaalde geval
len, de gemeente niet tot betalen verplicht
kon zijn.
Maar nog niemand heeft eigenlijk ge
zegd, waarom de raad dan „niet" ver
plicht zou zijn tot betaling. Pas de heer
Van Melle beluisterde zoo juist, of het
geheel een instelling van weldadigheid
zou zijn.
De voorzitter begrijpt niet, dat het
Gasthuisbestuur, zelfs zonder uitspraak
in laatste instantie, opmerkt bevredigd te
zijn.
De heer Simons wijst er op, dat B.
en W. reeds jaren streven, de post lief
dadigheid zoo laag mogelijk te houden.
Wat B. en W. thans voorstellen zal de ge
meente de eerste jaren f24000 per jaar
kosten. En dan zal Goes niet alleen voor
de eigen gemeentenaren doch ook voor de
patiënten van buiten betalen. Moet de ge
meente betalen, wat voor Spr. nog niet
vast staat, dan zal het mogelijk het meest
gewenscht zijn, wat de heer Visscher wil
de, er een zuiver gemeentelijke instelling
van te maken. Spr. gaat verder de stuk
ken na, en zegt dat het feit, dat de katho
lieke armlastigen in het katholieke zie
kenhuis verpleegd worden, financieel van
geen beteekenis is. Spr. wil de uitspraak
van de Kroon afwachten, en voorts mee
gaan met de commissie ad hoe.
De heer Visscher zegt nog geen
doorslaande bezwaren tegen een zuiver
gemeentelijk ziekenhuis gehoord te heb
ben.
De heer D e R o o wil ten volle mede
werken, om de mogelijkheid te onderzoe
ken, van het gasthuis een zuiver gemeen
telijk ziekenhuis te maken.
Weth. Goedbloed kan zich bij' deze
woorden aansluiten. Hij wil medewerken
tot een onderzoek, doch gelooft ook dat de
levenskracht van een gemeente-ziekenhuis
geringer zou zijn.
De heer Visscher: er ligt dus mi een
stempel op?
Weth. Goedbloed weerspreekt dit.
Hij is niet zoo dogmatisch dat hij hier zijfa
beslissing van af zou laten hangen.
De voorz. wijst er op, dat men nog
steeds aan het eerste punt is. Er is wel
wat naast gesproken. Intusschen zou Spr.
■■■■■■■nMWMMHnMi tm ,n M. na m» nwwvw—mw
Wat is het Nederlandscha volk toch rijk
gezegendl
Het is toch een niet te waardeeren
voorrecht, dat wé een Vorstin hebben, die
steeds weer toont, een edele en verhevene
opvatting te hebben van de plichten, die
op haar rusten.
In een proclamatie nu 5 jaar geleden
tot haar volk gericht, verklaarde de Ko
ningin, dat het naar levensdoel was, te
regeeren, zooals van een Vorstin uit het
Huis van Oranje wordt verwacht.
Dat woord is geen ijdele klank geble
ken.
En het stemt tot dankbaarheid, dat dit
ook door de groote meerderheid van ons
volk wordt beseft en gewaardeerd.
Wij zijn rijk bevoorrecht.
Ook daarin, dat de Koningin getoond
heeft, dat het Haar ernst is met den in
1898 afgelegden eed, dat zij de algemeene
en bijzondere vrijheid en de rechten van
al Haar onderdanen zou beschermen en
dat omgekeerd ons volk als volk gaarne
erkent het ge'zag van onze geliefde Vors
tin, H. M. Koningin Wilhelmina, bij de
gratie Gods Koningin der Nederlanden.
OPMERKER.
het bestaande karakter van het Gasthuis
niet willen missen.
Dhr Eckhardt wil er een N.V. van
maken voor Noord- en Zuid-Beveland,
Zooiets als de Waterleiding.
De voorzitter merkt op, dat hier
geweldig veel moeilijkheden aan vast zit
ten. 1
Dhr Van Poelgeest begrijpt vol
komen, dat het Gasthuisbestuur bevredigd
is. Het heeft nu de uitspraak van Ged,
Staten en den minister.
De heer v. d. W a r t merkt op, dat hot
Gasthuisbestuur met deze uitspraken zijn
eigen meening volkomen bevestigd zag en,
dus bevredigd is.
Het eerste punt in stemming gebracht,
wordt met de stemmen der heeren v. d.
Wart en van Poelgeest tegen, aangenot-
men. De heeren Crucq en De Visser ont
houden zich van stemmen.
De heer v. d. Wart stelt nu voor de
verdere behandeling uit te stellen. Dhr
van Poelgeest ondersteunt dit. Spr. ver
klaart, dat het Gasthuisbestuur de uiter
ste zuinigheid toch steeds betrachten zal.
De heer van Poelgeest merkt op;,
dat nu een geheel andere toestand gescha
pen is. Spreekt b.v. de Kroon uit, dat de
gemeente niet verplicht is te betalen, dan
kam 'het tekort ook wel betaald worden,
doch op geheel andere wijze, zooals bij een
subsidie opgelegd kunnen worden.
Weth. Goedbloed wijst er op, dat
men het allen gewenscht acht, dat de voor
stellen van de commissie ad hoe zoo spoe
dig mogelijk uitgevoerd worden. Daarom
dient in deze zoo spoedig mogelijk ook
een beslissing genomen te worden.
De heer De Roo wilde punt drie al
leen teruggenomen zien.
De heer v. d. Wart zegt, tegen de
voorstellen, uitgezonderd het door het
Gasthuisbestuur opgemerkte geen bezwaar
te hebben. Hij stelt dan alleen voor punt
drie aan te houden.
De heer Visscher ziet geen bezwaar
de voorstellen verder te behandelen. Hij
heeft zich bij de eerste stemming onthou
den, omdat hij zich niet bevoegd acht over
de al of niet verplichting te kunnen oor-
deelen.
De heer v. Poelgeest wijst nu, wat
punt 2 betreft, op het rapport der Fin.
Commissie, dat er moet komen één be
drijfsleider.
De voorzitter merkt op, dat het
eigenlijk ook vervat is in het voorstel van
B. en W. Men kan zulk een persoon des-
gewenscht „bedrijfsleider" noemen.
Weth. Goedbloed zegt, dat B. en
W. de voorstellen geheel overnemen.
De heer D e R o o wil nog voorstellen de
huidige begrooting 1934 van het Gasthuis
terug sturen, opdat hierin reeds de voor-
1 DOOS 20 CT-TUBE 35 EN 60 CT. 1
VAN
ZATERDAG 2 SEPT. 1933, Nr 284.
Als met groote woorden te gebruiken
en veel rumoer te maken de crisis kan
bestreden worden en de welvaart be
vorderd, dan is men in Duitschland op
den goeden weg.
Deze week is weer met veel vertoon
de slag bij Tannenberg herdacht, terwijl
het congres van de Nat. Socialisten even
eens een geweldige manifestatie werd
van de kracht van de huidige leiding in
Duitschland.
Deze dingen zullen niet nalaten indruk
te maken op het van ouds op paradever-
toon beluste Duitsche volk, maar van
veel meer belang is toch de vraag of het
nu ook werkelijk gelukken zal den al-
gemeenen toestand te verbeteren. Is dat
niet het geval en er is nog niet veel
wat daarop wijst dan is het niet on
mogelijk, dat er betrekkelijk spoedig een
reactie intreedt en dat de politieke strijd
maar dan in veel heviger vorm dan de
laatste jaren het geval was, opnieuw
ontbrandt. Hitler is er in geslaagd den
mond van allen, die het niet met hem
eens zijn, te snoeren, maar om op den
duur bevrediging te geven, is er toch nog
wat anders noodig dan wat tot nu toe
bereikt werd.
Eenigen tijd geleden werd van ver
schillende kanten gemeld, dat er zich aan
den economischen hemel enkele licht
punten begonnen te vertoonen. Den laat-
sten tijd hoort men daarvan echter niet
meer; wel is er sprake van toenemende
spanning, zich o.m. uitend in een alge
meene versterking van de bewapening.
Volgens de laatste berichten is in ons
land een kleine vermindering van de
werkloosheid te constateeren. Het is ech
ter de vraag of dit wel van beteekenis
is. Niet onmogelijk, dat het een gevolg
is van het schitterende oogstweer, waar
door tijdelijk de werkgelegenheid ver
meerdert, maar tevens ook het werk
wordt bespoedigd, zoodat wel spoedig
een reactie zal intreden.
Naar buiten merkt men van de crisis
niet zooveel in ons land. Iemand, die pas
uit Indië terugkeerde, verklaarde, dat hij
verwacht had, dat de toestand veel ern
stiger zou zijn. Het is hier, zoo zeide hij,
alle dagen feest, 'tls op de wegen druk
ker dan ooit, de pensions in de badplaatsen
zijn overvol, en als men zoo het gewone
leven gadeslaat, dan krijgt men veeleer
een indruk van groote welvaart dan van
nijpende crisiszorgen.
Dit is ook inderdaad waar. Intusschen
is het ook waar, dat de toestand voor
velen, met name in de tuinbouwstreken,
zeer critiek is, dat de werkloosheid nog
altijd buitengewoon groot is en dat er
door velen meer geleden wordt, dan men
oppervlakkig bezien zou vermoeden.
Vooral ook doordat aan den eenen kant
de inkomens verminderen, terwijl de pu
blieke lasten over heel de linie zwaar
der worden.
Bij het memoreeren van al deze neer
drukkende verschijnselen mogen we ech
ter niet verzuimen ook te letten op de
voorrechten, die we genieten, ook daarin
uitkomend, dat in de afgeloopen week
door het overgroote deel van ons volk,
met opgewektheid de verjaardag van
H. M. onze Koningin werd gevierd.
voor Manufacturen.
Dames- en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES HULST
FEUILLETON
Vrij naar het Engelsch.
130) _o—
HOOFDSTUK XLVI.
Een geheimzinnige bri'ef.
HJet liep tegen den avond, en Roland
Yorke had zijn best gedaan, er doorheen
te komen, zonder dat de veelheid arbeid
die hem drukte, zijn leven ontijdig zou
doen eindigen. De heer Galloway was ver
trokken met een aantal brieven, die naar
de post moesten.
„Juist!" mopperde Roland. „Hij zorgt
wel, dat hij geen stijve beenen krijgt, maar
voor mij komt het er niet op aan! Waar
om kon hij mij niet naar de post sturen?
Dat is mijn werk, niet het zijne.
„Hallo, ben jij het?"
De laatste woorden golden den brieven
besteller, die de namiddagpost bracht. Er
waren er twee. Hij gaf ze aan Roland en
vertrok weder.
Natuurlijk begon deze ze onmiddellijk
nauwkeurig te bestudeeren; ze om en om
draaiend; gissingen makend, wie de af-
CLXXVI.
Amice,
Het was nu juist niet een aangename
en hartverheffende middag, dien de Mid-
delburgsche Raad op 16 Augustus 1.1.
doorbracht. De wetgever van 9 Juli 1931
had bepaald, dat de bouwverordeningen
der gemeenten moesten worden herzien
binnen een termijn van twee jaren, in
gaande met de inwerkingtreding der ge
noemde wetswijziging, zijnde 19 Aug.
1931. En alzoo geschiedde het, dat enkele
dagen vóór dien termijn Middelburg's
vroedschap in het zweet zijns aanschijns
bezig was met dit voortreffelijk werk.
Een viertal leden ontbrak, wat zelden ge
schiedt. Was het de vacantie, óf de warm
te, óf het feit, dat men zich niet voldoen
de op de hoogte achtte van het onder
werp? Ook de pers ontbrak voor twee
derden en het overblijvende een derde
deel mankte het zich niet al te druk. Van
de twee andere persmannen, die schitter
den door afwezigheid, volstond de een
met het afschieten van een pijl, rugge
lings op zijn paard gezeten, gelijk de Par
then deden in de dagen van olim. Die pijl
was, evenals vele vorige, in een zeker on
aangenaam vocht gedoopt. Daarom is het
maar 'het beste, dat de Raad er maar niet
al te veel waarde aan hecht, en notitie
van neemt. Het is toch zeker niet zijn
plicht de zaken op zulk een nonchalante
wij'ze te behandelen, dat de taaik der pers,
zelfs in den zomer, er al te zeer door
wordt vergemakkelijkt. En daarom bastal
Het doel eener bouwverordening moet
zijn a. regelend op te treden, ter voor
koming van bouwen in strijd met de ge
zondheid, welstand en veiligheid; b. daar
bij niet zoover te gaan door rigoureuse
bepalingen, dat het particulier initiatief
wordt gefnuikt of zelfs gehinderd; c. ge
dachtig aan den regel„Eenvormigheid
is de vloek van het moderne leven!" voor
al in een gemeente als Middelburg, met
haar differentiatie in den 'huizenbouw, de
uniformiteit, zooveel mogelijk, te weren.
Nu is de vraagWat levert de erva-
ring ten deze? Heeft de vorige verorde
ning ten aanzien dier drie punten feil
loos gewerkt?
Wat daarvan van de zijde van het
bouwtoezicht aan het licht is gekomen, is
niet al te bemoedigend. Wel is waar heb
ben B. en W. er meestal een stokje voor
gestoken, doch, had het Bouwtoezicht on
gehinderd zijn gang kunnen gaan, de lief
hebbers van nieuwbouw of 'herbouw zou
den er door zijn gedupeerd. Willekeur of
al te strenge toepassing der bouwbepalin-
gen, eischen van welstand op plaatsen,
waar die onredelijk of belachelijk zijn, zoo
als b.v. een klein 'halfuur buiten de ge
meentekern op de grens eener plattelands
gemeente; fantastische plannen in een
drukke winkelstraat, zijn alleen geschikt
om het particulier initiatief te dooden of
te stremmen.
Wat gevorderd wordt bij den bouw moet
werkelijk geboden zijn door eischen van
algemeen of privé-belang. Nu was er ter
tafel een ontwerp-bouwverordening, dat
van officieele zijde naar voren was ge
schoven. Inderdaad bevatte het goede
wenken, over 't algemeen. Het was, wat
men noemt „de beknopte(I) bouwverorde
ning voor kleine gemeenten" van Mr Lie-
taert Peerbolte en Ir H. v. d. Kaa, in de
wandeling het „plattelandsmodel" ge
noemd. Vrage: Waarom heeft Middelburg
zich niet, evenals bijv. Goes, van het
groote model voorzien?
Doch het z.g. plattelandsmodel geeft nog
te veel eenvormigheid in zijn bepalingen.
Wat goed is b.v. voor St. Laurens deugt
nog niet voor Middelburg en omgekeerd.
Men kaai hierover drukte maken, zooals
men wil, doch iemand, die van ouder tot
ouder op het Walchersche platteland is
geboren en getogen, kan gemakkelijker in
een „koets" of bedstede slapen, dan de
Middelburgsohe A. J. C.er, die Sinds ja
ren gewend is aan het zonder overtollige
kleederen loopen en slapen in de frissche
lucht. En omgekeerd kan in een groote
stad gemakkelijker een bovenhuis ge
bouwd worden dan op 't platteland, waar
de vierkante Meter bouwgrond zooveel
goedkooper is dan in de stad. Onder het
motto: Gezondheid met lepels! moet men
den particulier en bouwer het niet zoo
moeilijk maken, dat hem hooren en zien
vergaat en hij maar liever weer in zijn
zenders wel mochten zijn, wat de inhoud
mocht behelzen en er „kruis of munt"
om spelend, kortom, alles beproevend, om
maar weer een stukje vdn den tijd te doo
den. Eindelijk kwam de huisknecht van
den heer Galloway hem in zijn vermaak
storen. „Is mijn meester er niet, Roland?"
„Hoor hem," klonk het smalend. „Neen,
die zal wel ergens loopen slampamperen,
terwijl ik me blauw zit te werken."
„Wilt u hem dan dezen brief overhan
digen", verzacht de man, die op Rolands
onparlementaire opmerking niet inging
„de post heeft hem juist aan huis be
zorgd, en daarom kwam ik er hier mee."
„Waar is dat voor noodig?"
„Omdat hij me dit heeft opgedragen.
Hij zeide, dat hij een brief verwachtte, en
dat hem dien dadelijk bezorgd moest wor
den. Goeden middag, meneer!"
Roland pakte den brief en hetzelfde
spel van zooeven ving weer aan. Het
adres was van een eigenaardig hand
schrift, als men het zoo mocht noemen.
Het had den vorm van drukletters. Toen
zijn nieuwsgierigheid voldoende bevredigd
was, stond Roland op, en bracht het epis
tel naar het privé-kantoor.
Na een korte poos trad de eigenaar
binnen. „Is er post?" was zijn eerste
vraag.
„Twee brieven, meneer," antwoordde
Roland. „En John heeft er een meege-
oude woning blijft. Dit is s let geschikt
voor werkverruiming.
De Raad van Middelburg heeft dit ook
ingezien. Artikel 18, luidende„De bouw
van meergezinsbuizen, waaronder moeten
worden verstaan al dan niet vrijstaande
gebouwen, waarin twee of meer woningen
naast of boven elkaar zijn gelegen, is ver
boden" is met kleine meerderheid ge
schrapt. Merkwaardig is, dat, terwijl het
vrijz, dem. raadslid mevr. Weyl, overi
gens een consequente voorstandster van
de hygiëne, van het begin ai dit artikel,
als ondoelmatig, bestreed, het vijftal so
ciaal-democraten, ten aanzien der geheele
verordening, koningsgezinder was dan de
koning zelf. Blijkbare fouten wilde men
zelfs handhaven, althans zoo maar niet
loslaten.
En zoo 'heeft de Raad, op zijn gemak,
de geheele verordening doorloopen, on
danks alle critiek van personen, die er
blijkbaar de voorkeur aan gaven, dat de
Raad eene uit Den Haag naar voren ge
schoven concept maar met huid en haar
slikte, en de Raad, om twee uur aange
vangen, maar om half drie een eind aan
de discussies maakt. Hitleriaansch, in den
zin van „aan de dictatuur onderworpen"
is de Middelburgsohe vroedschap voor-
loopig nog niet.
Vriendschappelijk groetend,
tt.
METELLUS.
HET VLAGGEN VAN HET ROODE
ZAANDAM.
De „Telegraaf" schrijft:
„De vlaggen uit.
Ook te Zaandam. Ook de gemeentelijke
vlaggen. Als overal elders zijn de kleu
rige dundoeken er uit het vlaggenarchief
te voorschijn gehaald om den feestelijken
dag luister bij te zetten.
De feestelijke dag. Want Woensdag
werd in de reeds van kermisvreugde-dxon-
ken Zaandam de jaarlijksche harddrave
rij gehouden en vanzelfsprekend moesten
daar de stedelijke driekleurige vanen aan
te pas komen. Wel bleven torens en ge
meentelijke gebouwen van vlaggentooi
verstoken, maar het gemeentelijk vlaggen-
materiaal deed toch dienst.
En gisteren? Nu het Staatshoofd, om
het zoo neutraal mogelijk uit te drukken,
zijn verjaardag viert? Nu men allerwege
in ons vaderland de idee van nationale
saamhoorigheid opnieuw beseft en men
overal als eerbiedige hulde aan de Lands
vrouwe het rood-wit-blauw doet wappe
ren
Nu ziet men op geen gemeentelijk gebouw
te Zaandam de driekleur, nu liggen de
vlaggen weer in de kisten, nu is het geen
feestdag, een dag als andere dagen.
Schrijnende tegenstelling.
Droevige vlaggenpolitiek."
De bespreking van het gasthuisvraag-
stuk wordt voortgezet.
De heer Crucq betwijfelt, of alles
dezen middag in het reine zal komen.
Er zit teveel aan vast. De burgerij vraagt
zich af: moeten wij dat alles betalen?
Spr. constateert, dat B. en W. tegenover
het Gasthuisbestuur te lankmoedig,
waren. Dit deed als was het zijn
instelling. In de eerste plaats moet er nu
een gemeentelijke instelling van gemaakt
worden. Dit kan geleidelijk. De bezittin
gen moeten aan de gemeente komen. Er
moeten twee raadsleden en één wethou
der in het bestuur zitten. Voorts moet
er een verantwoordelijk hoofd zijn.
Dhr Visscher zegt, dat, waar de
raad geen definitieve uitspraak heeft, de
raad nu zelf zich in deze uit moet spre
ken. Er is verschil tusschen een gemeen
telijke instelling als de Gasfabriek en het
Gasthuis. Het Gasthuis moet een zuivere
gemeentelijke instelling worden. Ook het
Gasthuisbestuur heeft blijkbaar het bedrijf
als een zelfstandige inrichting beschouwd
Als we de nog te komen tekorten willen
dekken, dan moeten we ook zeggenschap
over het geheel hebben. Het zal moeite
kosten, om de bezittingen aan de gemeen
te brengen. Doch spr. acht dit mogelijk en
dringt tenslotte aan om van het Gasthuis
een officiëel gemeentelijke instelling te
maken en niet met subsidies te beginnen.
Dhr v. Poelgeest meent, dat de
heer Visscher niet zoo ver van de meer-
bracht, die aan u persoonlijk geadres
seerd was. Hij zeide, dat u hem ver
wachtte."
De heer Galloway ging in zijn privé-
kantoor. Hij wierp een blik op de op
schriften en riep daarna Roland. „Waar
is de brief dien John bracht," vroeg hij'.
Roland wees er met den vinger naar.
„Dat is 'm, meneer."
„Die!" De heer Galloway keek wat
scherper naar het adres en blijkbaar werd
hij slechts ten deele door het onderzoek
bevredigd. „Was dit het eenige, wat hij
bracht?" voegde hij; er aan toe, waaruit
Roland opmaakte, dat het niet de brief
was, dien hij verwachtte.
„Ja, meneer."
Roland keerde naar zijn appartementen
terug en zijn patroon zette zich voor zijn
bureau om de brieven te lezen.
Het laatste maakte hij1 de enveloppe open
die John gebracht had. Wat bevatte ze?
Allereerst een bankbiljet van twee hon
derd gulden. Maar verder? De heer Gal
loway staarde er verdwaasd op; hij nam
zijn bril op en zette haar weer af; vervol
gens keek hij' naar de banknoot en las en
herlas het briefje, dat er bij was. Want
de inhoud gooide geheel de theorie omver
die hij tot dusver voor de juiste had ge
houden, en klopte ook niet met de ver
moedens, die hem enkele uren geleden
nog bestormd hadden.
De vinder van het verloren bankbiljet
zendt het terug aan den heer Galloway.
Hij is daartoe gekomen om een onschul
dige buiten verdenking te brengen. Hij,
die openlijk voor de vermissing aanspra
kelijk is gesteld is onschuldig, evenals
ieder, op wien mogelijk verdenking of
schoon er geen werk van werd gemaakt
is gevallen. De schrijver van dezen
brief alleen is aansprakelijk en zendt nu
het vermiste aan den eigenaar terug."
Kort en zonder onderteekening was de
brief. Toen de heer Galloway genoegzaam
van zijn verbazing was bekomen, om weer
normaal te kunnen denken, trof het hem
plotseling, dat deze zending juist moest
komen op den dag, dat de oude zaak weer
was opgerakeld. Sedert het nieuwtje er,
af was en andere gebeurtenissen de aan
dacht vroegen, herinnerde de heer Gal
loway zich niet, er met iemand over ge
sproken te hebben, uitgenomen juist dien
morgen met Roland Yorke.
Hij nam het bankbiljet weer op, onge
twijfeld niet hetzelfde, dat hij eens in de
enveloppe deed. Wie had er gebruik van
gemaakt. Wie stuurde deze plaatsvervan
ger terug? Gelukkig werd zijn neef er vrij
zeker mede vrijgepleit. Want had die zich
aan den diefstal schuldig gemaakt, onge
twijfeld zou hij nimmer in de gelegenheid
kunnen zijn, zijn misstap goed te maken.
In de eerste opwelling scheen het Ar
thur Ghanning van alle schuld vrij te
pleiten. Doch de heer Galloway was niet
voor niets een schrander rechtsgeleerde,
om zich maar dadelijk door een uiterlijken
schijn te laten verblinden. En van den be
ginne overwoog hij, dat het wel een heel
handige zet van den jongen Ghanning
kon zijn, om zich op deze wijze van de
schuld vrij te pleiten.
Doch waar zou de jongen het geld van
daan moeten halen? De heer Galloway
was bijna zeker, dat hij het tiende deel
nog niet bezat, en dat hij ergens kon aan
kloppen, scheen hem ook twijfelachtig.
Hij riep Roland Yorke binnen, om hem,
zooals we allen doen, als iets ons in ver
warring heeft gebracht, een aantal noode-
looze vragen te doen.
„Doch dit is niet de brief, dien ik ver
wachtte", merkte Galloway op, met zijn
briefopener op de enveloppe tikkend,
waarbij hij zoo verward keek, dat Roland
hem met groote oogen aanzag.
„Ja, dat is onze schuld niet", ant
woordde de jongeman. „Zal ik even naar
uw huis loopen en vragen, of John hier
komt?"
„Neen", antwoordde de heer Galloway,
met een lichte sneer. „Doe nu maar niet
zoo je best, om eruit te komen. Deze
brief.stil, daar komt iemand het kan
toor binnen".