een gruwelijke verbreking is in de meer
of minder labiele evenwichtstoestand, die
in z.g. normale tijden in onze maatschap
pij heerscht. Zonder eenigen twijfel is
deze verbreking van evenwicht reeds be
gonnen vanaf de dagen toen men het in
ternationaal verkeer van goederen niet
meer vrij toeliet. Voor den oorlog nam
deze belemmering in verschillende landen
langzaam reeds grooteren omvang aan,
maar de zeer toegenomen koopkracht, de
tot dien tijd ongekende ontwikkeling van
de techniek maakten dat men de nadee-
lige gevolgen niet zoo ondervond, al had
den ook toen zeer ernstige beroeringen
plaats gehad, die soms zeer verschillende
oorzaken hadden en ook als alle crises een
evenwichtsverbreking waren, maar toch
vermoedelijk van ander karakter dan
deze. Wij denken aan de groote land
bouwcrisis der tachtiger jaren.
Zonder eenigen twijfel heeft de oorlog
en hebben de nadien genomen maatrege
len den bodem rijp gemaakt voor een ver
der ingrijpen in het internationaal goede
renverkeer. Zeker heeft het Amerikaan-
sche standpunt om wel te willen terug
betalen in geld en niet in goederen,
de toestand verergerd. Zoo zouden vele
feiten zijn te noemen, die, zonder oor
zaak van de crisis te zijn, deze verergerd
hebben en zoo kan uiteindelijk en dat is
voor ons op dit moment van meer betee-
kenis dan de werkelijke oorzaak of oor
zaken van de crisis, de oplossing, die de
verschillende landen zoeken om uit de
moeilijkheden te komen als het belang
rijkste verschijnsel voor ons worden gere
kend. Dat zijn de pogingen om de eigen
landbouw en de eigen industrie te be
schermen, die in zeer korten tijd van een
tarief-bescherming de meest scherpe vor
men heeft aangenomen van invoerverbo
den, contingenteering, dwaze controle op
zichzelve, een contingenteering in ande
ren vorm, enz. Met dat verschijnsel, dat
in zijn gevolgen moet leiden tot zelfvoor
ziening, tot autarkie, hebben wij nu te
maken en het is voor ons op het oogenblik
de vraag, welken invloed zal dat ver
schijnsel op onzen landbouw hebben,
maar voor we die vraag kunnen beant
woorden moet eerst de vraag gesteld wor
den, is hei. verschijnsel tijdelijk of blij
vend.
De begrippen tijdelijk en blijvend zijn
zeer betrekkelijk.
De eene zal 10 jaar blijvend, de ander
tijdelijk noemen. Waar niets bestendig is
hier, is natuurlijk in den meest volstrek
ten zin alles tijdelijk. Er is geen sprake
van dat nu eens en vooral het economisch
leven onveranderlijk wordt vastgesteld,
maar voor ons staat de langdurige tijde
lijkheid gelijk met blijvend en als wij
moesten vaststellen, dat de eerste decen
nia de opvattingen en omstandigheden
blijden als nu, dan hebben wij' het recht te
spreken van een blijvende wijziging.
Er is geen enkele aanwijzing, dat er
landen zouden zijn, die bezig zijn op den
eens ingeslagen weg terug te keeren. Of
zij daartoe spoedig zullen besluiten, daar
over kan men verschillend denken, maar
als we zeer nuchter de zaken onder oogen
zien, dan moeten we wel tot de conclusie
komen, dat er verschillende oorzaken zijn
aan te wijzen, die het vermoeden doen rij
zen, dat we hier met een naar onze op
vatting blijvende verandering hebben te
maken. Ik zou in dit verband als een van
de grondleggende oorzaken reeds willen
wijzen op een totale verandering in den
opbouw van de bevolking en haar uitbrei
ding, op een veranderde wijze waarop wij
tegenover de tropen staan. West-Europa
moge voor een goed deel het intellectueele
centrum van de wereld blijven, econo
misch alles beheerschend, zooals het in de
19e eeuw is geweest blijft het zeker niet.
In hoeverre dit en die wijziging van onze
houding tegenover de tropen mede de
grondleggende oorzaken zijn, van de cri
sis, laat ik hier in het midden. Het feit,
dat ze bestaan maken zeer zeker dat we
niet gemakkelijk terug zullen keeren van
den weg, die nu is gekozen. Daarom meen
ik ook de vrees te moeten uitspreken, dat
de hoop, die wij allen gekoesterd hebben
dat deze crisis en de maatregelen, die de
zelve moeten bestrijden, niet anders zijn
dan het overbruggen van een weliswaar
zeer diepe maar beperkte inzinking, ver
moedelijk niet in vervulling zal gaan.
Zonder al te veel te baseeren op het blij
vende, meen ik toch, dat het gewenscht
is, dat we in onze beschouwingen er reke
ning mede houden dat een herstel vaD
mildere verhoudingen niet gemakkelijk
mogelijk zal blijken.
Het begint er op te lijken alsof het tijd
perk van het vrije internationale verkeer
door particulieren bedreven, zooals wij
dat kennen en vooral hebben gekend in de
jaren vóór 1914, tot het verleden behoort.
Wij kunnen dat betreuren of niet, het feit
veranderen wij daarmede niet.
Door dit ingrijpen in het internationale
verkeer wordt natuurlijk de landbouw
van een land, dat zich zoo bij uitstek op
den export had toegelegd als Nederland,
zeer ernstig getroffen. Na de vorige cri
sis tot 1932 met onderbreking van de oor
logsjaren, is onze export bijna voortdu
rend gestegen. Op allerlei gebied was Ne
derland een der belangrijkste leveranciers
geworden in veredelde en speciaal ge
kweekte land- en tuinbouwproducten.
Daarentegen was onze behoefte aan ruwe
agrarische producten tot in het onge
looflijke gestegen. Onze invoer van grond
stoffen voor menschelijke en dierlijke voe
ding en granen en zaden voor industriëele
doeleinden, zal zich niet ver van de 4 mil-
lioen ton ai hebben bewogen. Dat is een
oogst van ongeveer 2.000.000 H.A. Met
andere woorden, Nederland voerde bijna
net zooveel voedingsproducten in als het
op zijln eigen grond kon verbouwen. An
dere berekeningen geven aan 65 pet. eigen
verbouw, 85 pet. invoer. Ik geloof, dat in
de jaren van hoogconjunctuur de verhou
ding nog ongunstiger was. Nu gaat
met die export niet meer zoo door» .j
zullen dus onze export-oultures noc
dwongen hebben in te krimpen en. -
doet zich de vraag voor, tot hoever.
De wereldmarkt is voor zoover niet g0
heel verdreven, toch reeds veel enger ge
worden en dit geeft aanleiding tot lage
prijzen, die op zichzelve weer leiden tot
verliezen op den export. Sommigen zeg
gen, wij moeten de export, die verliesge
vend is, maar geheel laten varen en ons
geheel toeleggen op binnenlandsche pro
ductie. Dit is mijn meening niet. Neder
land zal het evenmin zonder export als
zonder import kunnen doen en als we
willen blijven importeeren, zullen we
moeten exporteeren, zelfs al gaat het tij1-
delijk met verlies, zoodanig dat het voor
den particulieren ondernemer niet loo
nend is. Dit wil nog niet zeggen, dat deze
export een nationaal verlies is, maar
voorts wil het ook niet zeggen, dat het
verlies blijvend is. Zelfs kan men zeggen,
dat tijdelijk verliesgevende export de in
koopsom is voor een daarna komende
voordeelige export, gezien het streven der
landen om de prijzen voortdurend meer
door contingenteering op te drijven. Ik
ben dan ook van meening, dat wij zoo
veel mogelijk onze exportmarkten moeten
trachten te behouden, zelfs al verliezen
we daarop tijdelijk. Waar wij van den
particulieren exporteur niet kunnen ver
langen, dat hij dat verlies voor zijn reke-
nng neemt, is het noodzakelijk, dat daar
voor een organisatie worde geschapen.
Maar zelfs al trachten wij den export zoo
groot mogelijk te houden, dan zal toch
onze productie te groot zijn. Wij, moeten
dus inkrimpen en nu doet zich de zeer be
langrijke vraag voor, moet deze inkrim
ping gedaan langs den vrijwilligen weg of
moet dit van overheidswege georganiseerd
worden. Velen zijn voor den vrijwilligen
weg. Ik geloof, dat zij in het algemeen on
juist redeneeren. Er zijn artikelen waar
het niet anders kan, maar bij die artike
len, waar men langs georganiseerden weg
de productie kan inperken, moet men dat
m.i. doen, want men vergete niet, dat bij
ongeorganiseerde inperking deze komt
langs den weg van lage prijzen. Deze komt
daardoor langzaam en treft vooral de
minst draagkrachtigen.
De gevaren van een ongeregelde pro
ductie van verschillende artikelen zijln bui
tengewoon groot geworden nu wij niet
meer in staat zijn het teveel op de wereld
markt af te zetten en ook deze rest op de
eigen markt een plaats zal moeten vinden.
Deze bezwaren worden veel te weinig on
der het oog gezien. Men heeft te veel uit
het oog verloren dat onze markt van ka
rakter totaal veranderd is. Daarom is het
gewenscht, dat de inperking van de pro
ductie en dat wil zeggen de regeling van
de productie geschiede met het welwillend
toezicht van de overheid. Deze kan in
grijpen als de particulieren niet tot over
eenstemming kunnen komen. Het is ge
wenscht de overheidsbemoeiingen zoo ge
ring mogelijk te houden, maar wij mogen
niet met het oog op vaak verouderde en
vaak verkeerd begrepen ideeën deze over
heidshulp van de hand wijzen. Late men
toch niet vergeten, dat we hier te doen
hebben met een gebied van materieele be
langen, waar niet de principes maar het
resultaat den doorslag geeft en laten we
vooral niet vergeten, dat eenige leiding in
de landbouwproductie geheel iets anders
is dan het opgeven van de vrijheid. De
vrijheid van den boer wordt door eenige
leiding bij de productie niet beïnvloed,
maar de vrijheid van den boer is zoek,
zoodra hij in het materieele bestaan van
zichzelve en van de van hem afhankelij-
ken niet meer kan voorzien. De vrijheid
van den boer is voor ons nationale leven
een der grootste goederen. Wij moeten
dus niet bevreesd zijn om desnoods den
schijn op ons te laden, deze vrijheid, die
op economisch gebied zoo dikwijls ban
deloosheid is, te beperken om de ware
vrijheid te behouden. De omstandigheden
dwingen ons dus tot een leiding van over
heidswege op het gebied der productie.
Inkrimping van die takken van onze
bodemcultuur die op export zijn aange
wezen, zal dus moeilijk afwijsbaar zijn,
maar bet is een nationaal belang, dat op
bet platteland niet minder menschen hun
brood vinden, dat niet nog hot platteland
de werkloosheid in den lande doet ver
meerderen. Daarom moet de intensiviteit
van het bedrijf niet teruggaan en moet
voor de verloren arbeidsgelegenheid nieu
we worden gezocht. Het is volmaakt dui
delijk, dat wij daardoor ook gedrongen
worden in de richting van meerdere zelf
voorziening. Het buitenland dwingt ons,
waar het onze exportgoederen niet meer
wil, zelve te verbouwen, datgene, wat we
anders importeerden. Wij zullen dus
meer zelf moeten verbouwen en dan is het
duidelijk, dat er maar één groep van ge
wassen is, waarvan we de verbouw kun
nen uitbreiden, d.i. de plantaardige voor
menschelijke en dierlijke voeding. Onze
politiek zal dus in de richting moeten
gaan dat de verbouw hiervan loonend
wordt. Want verbouw, die niet loonend
is, heeft natuurlijk geen zin. Dit probleem
ia uiterst moeilijk, daar we eenerzijds te
maken hebben met de belangen van land
bouwers, die veevoeder als grondstof in
gebruik hebben, anderzijds, die het als
eindproduct verkoopen. Een steun zal
daarmede rekening dienen te honden.
Als we dus in het kort overzien, dan
zien we in de eerste plaats dat de buiten-
landsche maatregelen ons dwingen onze
productie der exportartikelen in te per
ken, dat de techniek der buitenlandsche
maatregelen ons drijft in de richting van
een organisatie van onzen uitvoer zelve,
dat we daarvoor in de plaats moeten ma
ken gelegenheid voor den verbouw van
datgene, wat we zelve moeten importee
ren en dat we dat zoo moeten doen zonder
dat daarbij de andere groepen te veel
worden benadeeld. Wij moeten daarom
dit alles doen niet in een tijd van voor
spoed, in den tijd, dat menschen een
stootje kunnen velen, wij moeten dat doen
in een tijdperk van diepe ellende. Wij
moeten daarbij ook rekening houden met
degenen die staan buiten bet landbouw
bedrijf. Het ware natuurlijk gemakkelij
ker, indien we alleen naar den landbouw
hadden te kijken, maar niemand onder de
landbouwers zal dat willen. W ij z u 11 e n
er niet komen, zonder diepin-
grijpende maatregelen. Zonder
opgeven van een gedeelte, dat we tot nu
toe gewend waren, de vrijheid van het
bedrijf te noemen, zonder een organisatie
van onzen export, komen wij er niet. Wij
zullen er niet komen zonder duurder ma
ken onzer producten, zonder den consu
menten op te leggen de last, dat zij voor
de producten den kostprijs zullen moeten
geven.
De consumenten in Neder
land zullen tenminste zooveel
hebben tebetalen,dat deland-
bouw kan bestaan. Dat mogen wij
gerust verlangen. Als wij de arbeidsbeloo-
ning in landbouw en andere groepen ver
gelijken, dan zien we een verschrikkelijk
verschil. Ik wil niet ingaan op cijfers,
maar ik geloof toch, dat allen overtuigd
zijn dat de verhouding, zooals we die de
laatste vier jaren gekend hebben, niet kan
bestendigd blijven.
Het gaat niet aan, dat de landbouwer
en de landarbeider blijvend veroordeeld
de paria's van de maatschappij te
zijn. Daarom moeten en mogen we te
recht van de rest van het volk vragen
offers voor den boerenstand te brengen.
Voor alle landbouwers zal deze nieuwe
tijd, deze strijd om het bestaan niet indivi
dueel maar door ons als natie en binnen
het normale verband als groep gevoerd,
moeilijkheden medebrengen. Men zal niet
altijd het noodzakelijke der bepalingen
begrijpen. Er zullen bij de uitvoering wel
fouten worden gemaakt.
Laten wij dan in dezen tijd goed allen
onze verantwoordelijkheid inzien, zoowel
zij die de maatregelen uitvoeren, van hoog
tot laag als wel degenen voor wie 'het ge
beurt.
De jaarrede van den Voorzitter.
Hierna hield de voorzitter zijn ge
bruikelijke jaarrede. Spr. wees er op, dat
men bijeen is in een land met een rijk
historisch verleden. Spr. schetste dan het
land van Cadzand als een der oudste dee-
len en Vlaanderen, waar men wel den
oorsprong van het markiezaat, later
graafschap Vlaanderen, moet zoeken. Het
land van Cadzand, bolwerk tegen vreem
de legerscharen, toevluchtsoord voor zoo-
velen, aan wie geen vrijheid van geloof
en geweten in het eigen vaderland was ge
schonken, bakermat van vele geleerden en
denkers. Land van Cadzand, stil, rustig
oord van ontspanning, bevolkt door be
scheiden, nederige, oerdegelijke, harte
lijke, rondborstige mannen en vrouwen.
Spr. schetste dan hoe het oorspronkelijke
land van Cadzand, waartoe alleen be
hoorde Cadzand, Zuidzande en Retran-
chement, zich geregeld uitbreidde tot ge
heel Zeeuwsch-Vlaanderen-West, en gaf
dan op zijn bekende deskundige wijze een
historische tip van al de in dit deel van
Zeeland liggende gemeenten, om er dan
aan te berinneren dat de Z. L. M. thans
90 jaar bestaat, na oprichting op ini
tiatief van de Zeeuwsche commissie,
voorzitter het lid van Ged. Staten C. Vis,
en eerste secretaris J. H. Liebert, drager
van een in den kring der Z. L. M. beken
den naam en daarna mr W. Ph. Vis.
Spr. las een manifest of circulaire voor
over de oprichting in 1843, waaruit bleek,
dat Zeeland een voorbeeld gaf voor geheel
Nederland om in navolging vein andere
landen te komen tot een maatschappij
van landbouwers. Op 19 Juli 1844 is de
Maatschappij! te Middelburg feestelijk in
gewijd en Ged. Staten noemden dit des
tijds de bevestiging van deze zeer nuttige
en voor de verspreiding van meerdere
welvaart zoo belangrijke instelling. Later
luidt het in een verslag, dat de maat
schappij een goeden uitslag belooft, wan
neer een algemeene belangstelling baar
bestaan zal verzekeren, en wordt uiteen
gezet, welke bijzondere belangen zij zou
kunnen bevorderen. Het was toen ook een
tijd van werkloosheid en van groote ar
moede onder de landarbeiders en daar
aan moest de jonge maatschappij alle
aandacht schenken.
Voor alles was veel meer kennis voor
de landbouwers noodig. De werkzaamheid
der Maatschappij was dus wel aange
wezen.
In het eerste jaarverslag wordt met
voldoening geconstateerd dat de maat
schappij al ongeveer 700 leden telde. Dat
was voor dien tijd, wars van vereenigin-
gen, en waar een groote intellectueele ma
laise bij. de boeren bestond, zeer veel.
Spr. wees verder op wat reeds direct
voor verbetering van rundvee en paarden
is gedaan, hoe een betere bemesting werd
bevorderd, ook toen reeds met kunstguano.
Ook middelen van vruchtwisseling en
veeteelt werden in de voorstellen der com
missie verwerkt.
In 1845 had de Z.L.M. al 800 leden en
kon er geschreven worden door de Com
missie voor den Landbouw, dat de jaar-
lijksche, zoo talrijk bezochte algemeene
vergadering, getuigde van de plattelands
deelneming in de Z. L. M. en wat van
groote beteekenis is bij de moeilijke en
langdurige reizen van toen, dat men uit
alle oorden der provincie samenkwam
Spr. noemt dit zeer beschamend vorr de
vele onverschilligen va» thans, die de
Z. L. M. den rug toekeeren of de moeite
er niet voor over hebben om met hun
vakgenooten eens een dag samen te zijn.
De aandrang naar bebouwing met an
dere gewassen nam toe en ernstig werd
ook de aandacht bepaald bij de suatie.
Maar intusschen nam de armoede steeds
toe, verergerd door de groote aardappel
ziekte van 1845 en de slechte roggeoog-
sten van 1846. Het was in den tijd, toen
men schreef, dat als het niet veranderde
door het spoorwegverkeer, van Zeeland
en de Zeeuwen niet dan de naam zou
overblijven, daar de oorspronkelijke be
volking tengevolge van onkunde en lui
heid en dientengevolge armoede zou over-
heerscht worden door anderen. Men deed
dan ook alles om de landbouwers te bewe
gen meer werk op het land te laten ver
richten, en in de vergadering op 6 Juni
1848 te Hulst werd aan de orde gesteld
het beramen van middelen tot verbetering
van den toestand der arbeidende klasse
in de landbouwende gewesten in Zeeland,
die op alle gebied tot moedeloosheid waa
vervallen.
Van 1815 tot 1848 was de plattelands
bevolking toegenomen met 34.560 zielen
dat der bedeelden gestegen van 2725 tot
11.702, terwijl de gemeentesubsidies voor
armenzorg waren vermeerderd met
f 68.845. In Zeeuwsch-Vlaanderen had
2/3 van de arbeidersbevolking in den
winter geen middel van bestaan. Den
landbouwers zelf ging het intusschen niet
zoo slecht.
Spr. kwam dan tot een uitvoerige be
schouwing over de kwestie al of niet vrij
en graanhandel.
Bescherming van ons eigen product is
eisch, volgens de meening van toen. En
dat niet om duurder brood te krijgen en
voordeelen voor de grondeigenaars, maar
als bescherming tegen den ondergang der
graanverbouwers. Maatregelen, die toen
eisch waren, zijn het ook nu.
Na de misère van toen, kwam inder-
daad een periode van 30 jaren met stij
gende prijzen en als gevolg groote ma
terieele welvaart op het platteland, maar
dit was ook oorzaak, dat de boeren nog
meer verslapten en nog minder grepen
naar nieuwe middelen om bet bedrijf tot
ontwikkeling te brengen. Met zekere min
achting keek men neer op de wetenschap.
Men kwam er immers toch wel. De mate
rieele vooruitgang gaf intellectueele de
pressie. terwijl de regeering zich terug
trok op agrarisch gebied en slechts de
handel genoot van groote protectie.
Vreemd is bet, dat nu er een materieele
achteruitgang is zonder wederga, velen
zoo verslapt blijken, en zoo kortzichtig,
dat zij bun kinderen nog afhouden van de
cursussen, zoodat de al te schriele regee
ring op dit punt maar al te vaak het wei
nige, wat zij beschikbaar zou willen stel
len voor vakonderwijs nog niet kwijt kan.
De vorige groote crisis duurde van on
geveer 1875 tot het laatst der eeuw en
was voor ons land des te grooter en hevi
ger, omdat onze boerenstand inderdaad
achterlijk was.
Maar toen zijn de banden ineen geslagen
de publieke opinie moest worden wakker
geschud. Ook thans is dit het geval.
Ook toen kostte bet moeite wat te be
reiken evenals nu, Nederland is hard-
leersch. Toch, de groote crisis van 1875
1895 is doorstaan.
Bloei en welvaart keerden terug. De oor
log had zijn grooten invloed. De eerste
na-oorlogsche jaren kent men in hun up
and downs De tegenwoordige crisis voelt
men aan den lijve. Er is veel over gepraat,
maar gelukkig ook gehandeld. De Regee
ring is waakzaam. Dit moet men dank
baar erkennen in de wetenschap, dat de
Maatschappij een zeer samengesteld ra
derwerk is en een, dat samenhangt met
even samengestelde maatschappijen. Noo
dig is in deze tijden eenheid en vertrouwen.
Dat is geen politiek spel. Moge men ook
rekenini' houden met de oude provinciale
landhouwmaatschappijen, zoodat ook bij
het doen van benoemingen voor het uit
voeren van crisismaatregelen niet wordt
gevraagd naar iemands kerkelijke gemeen
schap, of politieke partij, maar uitsluitend
naar bekwaamheid, naar tact, naar eer
lijkheid en onpartijdigheid.
Spr. vraagt, of men nog niet één groen
front ka» vormen, of de nood nu nog niet
allen samen ketent, en dan wijst hij op een
paar jaar geleden toen alle boeren op
trokken naar Goes, vastberaden om te be
schermen bun haard en hun hof, hun land
en hun volk Eensgezind en naar vast
plan, met vast programma moet men strij
den, wat nog meer is dan demonstreeren.
Een der middelen om zich thans te wa
penen is het vakonderwijs, ook dat voor
meisjes. Gelijk men zich in het ministerie
vereenigt ondanks verschil in godsdienst
of politieke partij, moet men zich ook ver
eenigen ter 'behartiging van de landbouw
belangen.
Men moet ook in Zeeland een een
heidsfront vormen, waarbij Spr.
Duitschland als voorbeeld stelt. De land
bouw moet stevig en krachtig georgani
seerd staan om te verkrijgen wat het voor
zijn bestaan behoeft. Verdeeldheid heeft
al zoo dikwijls verzwakt. Bij de bevorde
ring van bet algemeen welzijn gaat het er
alleen om, of men agrariër is en of men
erkent, dat de landbouw de grondslag is
onzer welvaart. Spr. meent, dat alles heen-
wijst naar ganseh andere groepeeringen
dan thans op politiek gebied, wat ook op
de maatschappelijke organisatie invloed
zal uitoefenen. Daarbij wil spr. niet, dat
confessioneele vereenigingen verdwijnen,
maar dat zij toetreden tot de algemeene
organisaties en samen werken in het alge
meen belang.
Men kan ook hun mannen va» werke
lijke beteekenis als een Van den Heuvel,
een Prof. Diepenhorst, en voor Zeeland
menschen ale Vogelaar en Dominions boo
goed voor den landbouw ln het algemeen
gebruiken. Waarom kan er toch geen fusie
komen; waarom altijd tegenover elkaar en
het werk willen doen, wat de Z. L. M.
doet? Wat een krachtsverspilling. Men
zal ook financieel sterker komen te staan.
Dit geldt dan ook voor het K. N. L. C.,
dat zooveel reeds doet. Hoe meer leden,
hoe minder ook de contributie voor ieder
lid kan zijn. Bij de verdeeldheid in het
landbouw'kamp luistert men, ook al heeft
de Z. L. M. nog ongeveer 5000 leden, nog
wel eens niet naar haar, zich verschuilend
achter de andere organisaties, wat ook hun
belangen in wezen schaadt.
Na een uitvoerige beschouwing over wat
omgaat bij onze Oosterburen, en de daar
uit te trekken conclusies, zegt Spr., dat
men rekening heeft te houden met het
naar beneden moeten van de onkosten van
het bedrijf, waardoor dan ook ontstaan.
Spr. stelt ook de vraag, of niet een deel
van het loon in goederen zou kunnen ge
geven worden of wel eenig landsgebruik.
Wanneer de stormen van thans den boer
niet doen ondergaan, dan zal hij sterk
staan als een rots en voor de maatschappij
is het noodig, dat hij dat wordt. Er moe
ten maatregelen genomen worden, maar
het is niet altijd mogelijk den kostenden
prijs voor ieder product vast te stellen;
wellicht zal het moeten gaan in de rich
ting van productiebeperking of planmatige
bebouwing. Maar eigen energie en meer
dere kennis ook maatschappelijke en
boekhoudkundige kunnen zooveel doen,
evenals goede en degelijke samenwerking.
Er wordt in menig gezin veel gestreden en
geleden, maar Gode zij dank, ook gebeden.
Een gebed in het hart, maar de hand aan
den ploeg. Vertrouwend voorwaarts. Na
den zwarten nacht de zonnige morgen.
Achter de donkerste wolk zit de zon. Zoo
gaat de Z. L. M. de laatste 10 jaar van
haar eerste eeuw in, va» de eeuw, waar
uit men zeker moet leeren, dat men kan
vertrouwen, doch wat men zelf kan doen,
zijn kennis hebben te vermeerderen en te
verdiepen, zijn energie te spannen, zijn
werkzaamheid te verhoogen.
Om des tijds wille werd het jaarverslag
van Mr Dieleman niet voorgelezen. Wij la
ten het hier volgen.
Jaarverslag Mr Dieleman.
In het nu volgende jaarverslag
worden de resultaten van ieder gewas in
1932 afzonderlijk besproken. Vooral de
tarweteelt en de verbouw va» aardappe
len en erwten zijn sterk uitgebreid ten
koste van de overige gewassen. De lage
prijs verhoogde het gebruik van stikstof
meststoffen; het gebruik van machines
nam alom weer toe.
De totale veilingomzetten van tuin-
bouwartikelen liepen in Zeeland met on
geveer 5 pet. terug.
De veeprijzen waren gedurende het ge-
heele jaar slecht, de zuivelprijzen even
eens tot het in werking treden van de
crisiszuivelwet. Met de varkensfokkerij
zoowel als mesterij was het slecht; de
schapenfokkerij was zeer slecht; de gei
tenstapel begint zich weer iets uit te brei
den. De algemeene gezondheidstoestand
van het vee kan in Zeeland gunstig ge
noemd worden.
Het geheele jaar bestond zeer weinig
vraag naar paarden, waartegenover een
groot aanbod met als gevolg zeer onbevre
digende prijzen.
Het jaar 1932 stond ook voor de pluim
veehouderij in bet algemeen teeken van
malaise.
De pachtprijzen der landerijen zijn
sinds 1931 nog verder gedaald en de
koopprijzen bewogen zich eveneens in da
lende richting.
Van de crisismaatregelen noemt het
verslag de Tarwe wet wel de meest doel
treffende.
Er zijn gegeven 14 algemeene land-
bouwcursussen, 4 idem tuinbouwcursus-
sen; 4 landbouwcursussen voor volwasse
nen e» één idem van tuinbouw; éen in
hoefbeslag, doch geen in paarden- en
rundveekennis, omdat het Rijk om bezui
nigingsredenen geen subsidie verleende.
Behalve de bloeiende landbouwhuis-
houdschool te Zierikzee waren er 12 cur
sussen in landbouwhuisboudkunde.
Hierna behandelt het verslag de ver
schillende bijzondere instellingen als
rechtskundig bureau, centraal Zeeuwsch
pachtbureau, Boekhoudbureau, en gewas
sen keuring en komt dan tot den toestand
der Maatschappij.
Deze is gezond te noemen. Wel is het
ledental iets teruggeloopen, maar het
overgroote deel der leden ziet in de Z.
L. M. de organisatie die op krachtige en
eerlijke wijze voor hen op de bres springt
daar waar dit noodig blijkt en is wars
van drijverij, die toch tot nadeel van den
boerenstand moet zijn.
Na een herinnering aan de gehouden
vergadering meldt bet verslag, dat de re
kening over 1932 sluit met een nadeelig
saldo van f2924.5214.
Na herinnerd te hebben aan de be
stuurswisselingen, met name aan het ver
vangen van den secretaris, den heer Ir
J. Siebenga door den heer Ir J. D. Dorst,
volgen tal van mededeelingen over de ver
richtingen der maatschappij.
O.a. blijkt, dat een kleine 40 lezingen
door den secretaris en Ir J. Versteeg zijn
gehouden.
De werkzaamheden op het Landbouw-
huis breidden zich in het afgeloopen jaar
nog steeds uit. Een gezonde groei ver
toont het Boekhoudbureau door een ge
stadige vermeerdering van het aantal
deelnemers. Ook de Coöperatieve Zeeuw
sche Aankoop-Vereeniging, uit de Z.L.M.
voortgekomen, breidde haar werkzaam
heden belangrijk uit. Door deze vereeni-
ging is dit jaar een zaakvoerder aange
steld, n.l. de heer A. M. Huijssen te We-
meldiage.