si g II 31- 25 s& s E E 5? 2 S g ft w TO ,FS 5- f 2 0) bO fe M ffl «fe sjlldI £^S •o a a 2 k a IS Het zoutende zout Uit het Zeeuwsch Verleden De avonturen van Ds Jan van Immerzeel Voor de jeugd. CO a t o Tryr a - *- X 5? 3 2 g to rn u ts 2 2 S D W <S> P er -- A o CL. T5 T3 O O •«-» c 63 A S? O O X u p •#-» O u as a» I- 01 LÜ Ui cd is .5?*10 »- 2 - c 2 S-Ss. O fel ■a o 03 t£ c 1x1 O 01 "S 5 o TJ .2 S 73 •- a g a §2 «.2 a 2, 0C 73 O 5s s O 73 a 2 o 1 o „•O ft t, 03a <0 3 S H ti o 1 :p- I N WW c .2 73 fc. aS aS •h 3 c xs w u a 5" 1 I 73 -M a S fc 2 W N »Q 5§i w -*? j tx O I* ~2 o a VH o 2 a n O O -*■> u o 2 .a I xi «a I ,SP"5 •H2 o t: 2 a o p £P 0 J? >3fi to I, c o fl |S ga O c| r •0 U *0 as 2_ te .2 G 8 o bC 8,-S o O to O w a o ■o r o -a C fc, o to oj 3 a s S-o «51 w 1 a a -13 a o o St aj a 10 a -o 9 a S? A -7* rr-< 'A 5 ftfiT? Zt w s °2 a g 3 g|-3 a a> a ■a 3» t> o u a a >- o tl g a C M O a a S Tel Ss S g 43 a .2« of® O -2 TJ H *-. 73 fl®-0 s a o o. I oa$ u a a T®H3 3 0 c a a -a 60 a 09 t, *-> a ■g. a P* S a a 0» b a? a .«•do» a - a .2 a -o XI r-« "7? X! 3 a 03 .Sf.3 a* - I 9 fe"S o a g 1 -v-> Q 5® x; 23 bo N •S g s §s 5 S O 73 is 10 -^-> *-+j Y*TT$ 2 03 C t£ -o 03 a -a C Sat® 2 -S 5®Ta 2 S- E o 2 0 9 t.2 2 "o IS a 0 aa?a a n a a 2 rt o •a S "a a •rt 2 O N 73 |l S •2 S)-§ "■■af u »-* a s go i - ■o "S*"S g"0 a "a 2 c a - ga a be a a Sag) B a o t S §1 a s I bo a a a •O-- a a 0 S 2 "3 .a SC -♦-» b0 a "3-a SO'N fl 73 C bo II a Si SP tie a 03 'EH a <5 P 73 s a A O -« fe §3 2 1 a 2 8 2 fl •a 03 a ri bo °:£'a «t» T1§ i a fe o 4! aft-os O O 3' 2 6 a SP .a '3 3 Q =7 N w bOid .a g g d|-.§3 «•.as-eg h303<° a n o t v. 00 X3 X3 x: R 3 CÖ73 42 N 73 - S - fl C iQ «h J O 5 c 73 fl '«rf C R M 73 73 G S 2 fl c S> fe 2 -*-> *o a c s O O A c o .2 w a o N O 3 •H S-( 0 v bCN 73 2 -o ^.a12 m a 2 g .aB a g a 03 g 2 o 'I a 10 x: S -fesö3 bo -a xi I a" 2 a "So .2 2 Ti bO P O u ^'S G 2-a: "E^ a N v- .3 °2 S oQ id X3 o ■3 I a" •§0 8 2 -p Eg g| XI a 2 •o a os,ó ■S 2 "O 2 03 g-d fe :^"S g®-3 a |2 1 a U -J 1 - "Sad rfa 2 be bo ©^3-S XJ 73 y X5 a L, fcd r* r< -S a T3 jo E a 2 ■a 2 r3 M r* XJ N 73 f is LE r - -^ S 8 b t 13 -jy *g a n ia a t a 0 2 ®.s ■o a -o S ft x; x"& g M iK3X o FSSfii i£ -a 4 s 2 o v a h die uitsteekt boven de massa, juist ook voor die duizenden waard is. Lincoln is van deze beiden ongetwijfeld degene, die het dichtst stond bij het hart van het Amerikaansche volk, maar de plaats die Washington inneemt, is stellig niet min der groot. Was hem niet den eere-titel ge geven „Vader des Vaderlands" en werd niet van hem getuigd „first in peace, first in war, first in the hearts of his countrymen"? (de eerste in vrede, de eerste in oorlogstijd, de eerste in het hart van zijn volk). En een an der drukte de genegenheid die voor hem be stond bij geheel het volk, uit in deze woor den: „De Voorzienigheid liet hem kinderloos, ppdat zijn land hem „vader" mocht noemen". Wat hij voor zajn land beteekende, kan tnoeilijk overschat worden. Een gansch leven van toewijding en offer heeft hij het ge schonken! Hij was het die een jonge natie naar de vrijheid leidde, en dat heeft men nooit vergeten V In dit geschrift geeft de bekende auteur 0- A. de Ridder een schets van Washing ton's leven. Aan de naamsvermelding voegt hij de nadere aanwijzing toe: De stichter van een wereldrijk. Blijkbaar heeft de schrijver zijn held al leen in de eerste periode van zijn loopbaan als „stichter van een wereldrijk" gezien; want dat Washington nadien tot tweemalen toe president van de jonge republiek is ge weest wordt slechts zeer in 'tkort mede gedeeld. Wijl ook dit tijdperk zeer belangrijk was en Washington's arbeid in die jaren werd een voortzetten van hetgeen in het verleden bereikt was, mogen we dezen ar beid niet volkomen los maken van dien als bevelhebber. Wel was het niet naar zijn voornemen, het ambt van president der republiek te aanvaarden; doch zijn volk wilde het De schrijver zegt dan ook terecht: Washington aanvaardde het ambt, maar niet met vreug de. Hij had zoo gaarne zijn levensavond door gebracht ver van de politieke zorgen. Hij had een gevoel, of hij zijn kracht verteerd had In den onafhankelijkheidskrijg en aan een vriend schreef hij dan ook, dat hij zijn nieuwe ambt tegemoet ging met het gevoel van een ter-dood-veroordeelde als hij naar de plaats der terechtstelling gaat Maar toen hij eenmaal het hooge ambt aanvaard had, verrichtte hij zijn werk stipt. Wij kunnen geen scheiding zien tusschen den veldheer, die zijn volk naar de vrijheid leidde, èn den president, die de jonge natie dienen wilde in het hoogste ambt, dat men hem geven kon. Zijn werk was immers niet afgeloopen toen hij zijn afscheidswoord tot het leger richtte, maar zette zich ook in de daarop volgende jaren voort. Uit dat oogpunt bezien, betreuren wij, dat de schrijver deze gedachte niet genoegzaam heeft gevolgd. Nu wordt aan het eerste deel van Washington's loopbaan alle aandacht besteed, terwijl het daarop volgende nauwe lijks wordt genoemd. De stichting van het tijdvak, dat onmiddellijk daarop volgde bracht nog genoeg werk met zich, dat aan het voorafgaande zeer nauw verwant was. Nog één enkele opmerking moeten wij ma ken. In het algemeen heeft men van Was hington's godsdienstige overtuiging een min of meer geïdealiseerde voorstelling. En al willen wij allerminst ontkennen, dat bijvoor beeld in zijn Farewell Address evenals in andere uitingen duidelijk getuigd wordt van zijn vertrouwen in de Voorzienigheid Gods, het nageslacht heeft zijn beeltenis in dit opzicht sterker gekleurd dan in overeen stemming met de feiten moet geweest zijn. Echter sluit een en ander niet uit, dat dfc schrijver Washington's geloof en vertrou wen wel iets nadrukkelijker op den voor grond had kunnen brengen; immers vele politieke stukken hadden hier het bewijs materiaal kunnen vormen, waaruit de auteur zijn keuze kon doen om het meest karakte ristieke te vermelden en de hoofdfiguur uit zijn boek meer ten voeten-uit te teekenen. Overigens mag dit geschrift dat in de eerste plaats voor jongens van 12 tot 16 be stemd is met klem worden aanbevolen. Het zal hen leeren, dat deze man voor zijn land en volk een beteekenis heeft gehad, die ver uitsteekt boven het middelmatige. Hij zal beseffen, dat in een strijd, die goed is en rechtvaardig, de overwinning schooner is dan elke andere. Dit voorbeeld zal het oog openen voor die figuren uit de geschiedenis der mensch- heid, wier leven een lichtend spoor heeft getrokken, waarvan ook het nageslacht de heldere glansen voor oogen gesteld worden. A. L. VAN 0YEN. door H. KINGMANS. 33.) —o— En tóch gevoelde zij, dat moeder er wel eens over spreken wilde. Maar dan met een gelijkdenkende, gelijkvoelende. Niet met haar die immers van niets wist. Het was mede daarom, dat zij Gretha had verzocht, dien Zaterdagavond haar moeder op te zoeken. Dan waren die beiden alleen en dan konden zij eens van hart tot hart spre ken. Ongetwijfeld zou moeder Gretha beter kunnen begrijpen en volgen dan zij. Gretha had grif aan het verzoek voldaan. Allereerst al, omdat zij mevrouw Meyenbeek Leeuwenhuis gaarne lijden mocht. Die was haar zeer meegevallen. Onwillekeurig had zij zich een beeld van haar gevormd. Zij had iemand verwacht, die min of meer klaagde over het harde lot, dat haar getroffen had, hoewel Marianne haar had medegedeeld, dat haar moeder dat lot geduldig droeg. Maar het zou toch menschelijk geweest zijn, dat er klachten over haar lippen kwamen. Het verschil met haar vroegere levenswijze was toch enorm. Het kón schier niet grooter zijn. Ook had Gretha overwogen, dat, wat Ma rianne berusting noemde, wel eens trots kon zijn. Maar deze en andere overwegingen vielen alle weg, reeds de eerste maal, dat Gretha Marianne vergezelde. Marianne had het goede woord gezegd: hier was inderdaad sprake van stille berus ting. Slechts éénmaal had mevrouw Meyen beek Leeuwenhuis van haar vroegere levens omstandigheden gerept en öan niet eens in klagenden zin. En het eerste woord van verwijt jegens haar man, die de oorzaak van haar leed was, moest, althans in het bijzijn van Gretha, nog over haar lippen komen. Gretha was respect voor haar gaan koeste ren. Zij mocht gaarne in de door en door eenvoudige woning, waar niets aan de ver dwenen glorie herinnerde, vertoeven. Het was dan ook geen offer, dat zij bracht, door aan het verzoek van Marianne te voldoen Als het verzoek niet gekomen was, zou zij eigener beweging gegaan zijn. Ook zij gevoelde, dat het mevrouw Meyen beek Leeuwenhuis niet dan aangenaam zou zijn, als zij eens alleen kwam. Ongetwijfeld had de beproefde vrouw eens behoefte, haar hart uit te storten tegenover iemand, van wie zij door Marianne wist, dat deze het ge heim van het leven kende, hoe jong zij ove rigens ook nog was. Met opgewektheid was Gretha dan ook op weg gegaan door de haar zoo bekende straten naar de buitenwijk, die zij pas goed had lee ren kennen door haar bezoeken aan Marian ne's moeder. Haar vermoeden, dat een stille hoop ge worden was, dat Mevrouw Meyenbeek Leeu wenhuis nu eens van hart tot hart met haar spreken zou, werd echter niet bewaarheid. Wel werd zij met groate hartelijkheid boven aan de trap ontvangen, maar al spoe dig vernam zij op haar opmerking, dat zij de eenzaamheid der bewoonster wat wilde veraangenamen, het antwoord: „Ik ben van avond eens niet alleen. Tot Maandag heb ik bezoek." Gretha had er in de verste verte geen vermoeden van, wie er gekomen was, hoe wel zij, gelet op het stralende gezicht van mevrouw Meyenbeek Leeuwenhuis, het geval wel had kunnen bevroeden. Zij werd niet lang in het onzekere gela ten. Want toen zij het vertrek betrad, stond onmiddellijk een jongmensch op, die haar min of meer vragend aanstaarde. Gretha was in civiel, anders had Albert wel be grepen, wie hij vóór zich had. Gretha be greep het wel: dat kon niemand anders dan de zoon zijn. „De Noorderling?" vroeg zij glimlachend, „De Noorderling," antwoordde hij opge wekt, haar de hand toestekend. „Eerst wist ik het niet, maar nu ik goed zie, behoef ik het niet te vragen. U lijkt sprekend op uw vader." „Dat wordt meer gezegd. Hoe is het thuis?" „Allen in uitstekenden gezondheidstoe-) stand. Gisteravond tien uur was ik er nog. Van allen natuurlijk de hartelijke groeten en, het spijt mij, dat ik het zeggen moet, maar Annie heeft het mij pertinent opgedragen, een zacht verwijt, dat u nog niet hebt ge schreven, wanneer u komt." ,,'t Zal weer wel a la Annie gegaan zijn," zeide Gretha vroolijk, plaats nemend in den armstoel, die mevrouw haar wees. „Overi gens was het mijn bedoeling, het morgen te schrijven, want sinds een paar dagen weet ik het met zekerheid." „Dat zei uw vader ook al, maar u weet, Annie is heetgebakerd." ,,'t Zal er weer wel van langs gegaan zijn," dacht Gretha. „Zij meent het niet kwaad," verdedigde hij Annie, op hetzelfde moment een kleur krij gend en even in verwarring den blik van Gretha's doordringende oogen afwendend. „Welneeen", lachte zij. „Wij kibbelden altijd en wij meenden er niets van." En tot me vrouw: „Wait leuk en gezellig, dat uw zoon opeens zoo kwam binnenvallen! Of wist u er iets van?" „Neen, niets. Ik schrok, toen ik Albert zag." „Moeder dacht, dat ik op straat was gezet en nu hier den boel kwam opeten," lachte Albert. „Nu ja," verontschuldigde zijn moeder zich. „alles is mogelijk. Wie had nu kunnen denken, dat je zoo onverwachts zoudt ko men!" ,,'t Was voor mij ook onverwachts, moeder. U moet weten," hij wendde zich tot Gretha, „dat ik, tot mijn eigen verbazing, eenige pro motie gemaakt heb en mijnheer Wehrmeyer, u kent immers onzen directeur? vond, dat ik eens enkele dagen naar mijn moeder moest gaan. 'k Had het nog wel kunnen schrijven, maar vond het leuker, onverwachts te komen opdagen." „Ik feliciteer u met uw promotie. Bevalt het werk u al beter? Dat moet ik uit uw bevordering wel opmaken." Albert begreep wel, dat Gretha op de hoogte was. „Met hart en ziel ben ik er nog niet bij, maar mijn tegenzin, dat moet ik eerlijk be kennen, is verdwenen. Bij u thuis leert men wel vrede met het leven te hebben, al valt dat niet altijd mee." „Waarom zouden wij geen vrede met ons leven hebben? Wij maken het zelf niet," zei Gretha. „U doet het voorkomen, alsof het heel een voudig is, vrede met ons leven te hebben maar zoo eenvoudig is dat niet", meende Al- bert. „Bij u thuis leert men het." Het deed Gretha goed, hem dus te hooren spreken. Uit zijn warme woorden vernam zij, hoe gaarne hij in haar ouderlijke woning kwam. En zij maakte er uit op, dat thuis met meer dan gewone belangstelling van Al- bert werk werd gemaakt. Natuurlijk: vader en moeder kenden hun roeping. Een zoutend zout zijn. Niet allereerst door veel woorden te bezigen, maar door een goed voorbeeld te geven van een opgewekt Christelijk leven, dat beel zijn bestaan in de hand Gods legt. En wat thuis gebeurde, wilde zij met Marian ne doen, hoe moeilijk het ook viel. „U komt vaak bij ons thuis, hé?" „Zóó vaak, dat ik vrees, er te veel te ko men", antwoordde hij. „Daar is geen sprake van. U komt er niet te veel. Dat weet ik wel beter." „Ik ben dankbaar, dat Albert in Noord- stad een goede familie heeft, waar hij gere geld komen mag," mengde mevrouw Meyen beek Leeuwenhuis zich in het gesprek, ,,'t Was anders geen leven voor hem." „Zwijg er van, moeder. De eerste maanden waren eenvoudig verschrikkelijk. Ik werkte 's avonds wel hard, maar eenige ontspan ning moet er toch zijn." „Ging u dan nooit uit? Dat was niet ver standig". „De verpleegster komt boven," lachte Al- bert, die wondervlug met Gretha eigen was. „Maar stel u gerust. Eiken avond liep ik een half uur, drie kwartier door de stad te dwalen. Het was vreeselijk saai, zoo alleen. Maar 'kmoet toegeven, dat ik het ook niet anders wilde." Gretha begreep, waarom niet en vroeg er niet verder naar. „En toen kon Arie natuurlijk niet verdra gen, dat u zoo eenzaam was," opperde zij. „Precies geraden. Wij werken samen in een afdeeling, tenminste tot gister. Mijn pro motie brengt mij in een andere afdeeling. En tijdens de lichtweek inviteerde uw broer mij. Wij gingen samen op stap, dronken thee bij u thuis. En sindsdien kom ik er gere geld. Simpel zal men zeggen, maar 't is toch niet eenvoudig. Ik kan me nog niet begrijpen, dat ik toen toestemde, mee te gaan." „Hebt u er spijt van?" „Geen moment. Integendeel, ik ben het oogenblik dankbaar, dat ik „ja" zeide. Sinds dien heb ik verschillende dingen heel anders leeren zien. 't Is bij u thuis één en al gezellig heid en mééleven," zeide hij warm. „Het doet mij genoegen, dat van een vreemde te vernemen. Wij zijn het zoo ge woon. 'kHeb het nooit anders gekend. Het kostte mij; moeite van huis te gaan, maar, u zult het wel weten, tante hier in Leiden had mij noodig en zoo ben ik later in de verpleging gekomen. En nu kan ik wel naar Noordstad gaan, om dichter bij huis te zijn, 'kheb er ook wel eens aan gedacht, maar och, het ziekenhuis hier bevalt me en daar om blijf ik." „U hebt mooi werk. Ik kan mij haast geen mooier werk voorstellen, dan de lijdende menschheid behulpzaam te zijn." MevroLw jMeyenbeek iLeeuwenhuis zag haar zoon opmerkzaam aan: hij dacht er na tuurlijk aan, hoe gaarne hij dokter was ge worden „Zou het Marianne in het ziekenhuis be vallen?" vroeg bij plotseling. „Ik kan mij haast niet voorstellen, dat zij voor dat werk geknipt is. Zeg u het eens eerlijk." Gretha lachte hartelijk. „'k Moet u een illusie ontnemen. Er zijn er veel slechter dan Marianne, hoor. In het begin viel het niet mee en ik heb inderdaad de vrees gehad, dat het niets met haar wor den zou. Maar zij leert geducht aan en heeft, wat de voornaamste factor is, hart voor haar werk gekregen." (Wordt vervolgd.) door A. M. WESSELS. (Slot.) Toen Ds van Immerzeel weer helder van geest was, herinnerde hij zich de hoofdza ken van wat er gebeurd was met het gevolg dat de wrok tegen den herbergier Wirtz zich vastzette in zijn hart. De behandeling door dien patriot kon hij maar niet verkroppen en hij zou er een gun stige gelegenheid voor afwachten, om den 's Heerenhoekschen waard mores te leeren. En weldra brak de gelegenheid daarvoor aan. Het was Dinsdag 15 Dec. des avonds 8 uur. Dominee richt zijn schreden naar de herberg, doch werd daar niet toegelaten. De herbergier zeide dat hij' belet had. Een kwartier later ongeveer kwam van Immerzeel terug. Hiji vond de herberg ge sloten. Nu klopte hiji op de deur en riep: „Geef mij een flesch wijn". Hij' kreeg ech ter geen antwoord. De deminee maakte zich hierover boos en riep luide: „Hoe zit dat? Doe je nog open? Vlug, leelijke Patriot, an ders gaan al je glazen er aan". Doch ook die bedreiging was tevergeefs. De predikant ging weg, doch kwam onmid dellijk terug met twee zijner kennissen. Ze klopten op de ramen, tierden en scholden. Dominé was de aanvoerder. Zeker van zijn zaak, riep hij zoo hard mogelijk, slaande op zijn borst: „Hier groeit de Oranjebloem. Oranje boven Als een bezetene sloeg hij thans alle ruiten der herberg in, en riep bij het weggaan: „Zeg Witz, hebt gij niet een Oranjebloempje voor me?" Aan een bekende, die hem vroeger een dienst bewezen had in zulk soart zaken, be loofde hij een rijksdaalder als hij meeging, om i n de herberg ook nog eens een en an der na te zien. Deze echter adviseerde den opgewonden leeraar, stilletjes naar huis te gaan en der gelijke straatschenderijen na te laten. Hij wilde zijn vingers niet branden. Ds van Im merzeel, was zeer vertoornd over het afwij zen van hulp, schold den onwillige uit voor Paapsch beest en gaf bem tot loon een slag om de ooren, waarna hij aftrok. Natuurlijk werd een en ander een zaakje voor de Justitie. Deze verscheen dan ook te 'sHeerenhoek en de dominee werd ingere kend. Op 's Gravensteen, de vroegere gevan genis op den Burg te Middelburg, werd 22 Februari 1796 's mans vonnis geveld. De rechtbank oordeelde niet gestrengelijk. Het was een oordeel der barmhartigheid, naar de meening der heeren. Ze zouden in aanmerking nemen, dat Ds van Immerzeel „destijds min of meer beschonken was ge weest. Doch zij voegden er als in eenen adem bij. „Ofschoon gedetineerde's ambt van openba ren Christenleeraar hem daarvan had moe ten afhouden en op bem de notaire verplich ting rustte om met onbesproken handel en wandel zijn gemeente tot rust, eendracht en stilte aan te sporen, op te wekken en voor te gaan." Ze veroordeelden hem daarop kort en goed tot bannissemeiit. Voor vijf achtereenvolgende jaren moest de veroordeelde predikant Zeeland ,uit. Doch vooraf kreeg hij naar der tijden zeden gelegenheid om in stilte over zijn gedrag en de gevolgen daarvan na te denken. Vier maal 24 uur in een afgezonderd vertrek op 's Gra vensteen en nog wel op water en brood. On getwijfeld zal Ds van Immerzeel zijn overdre ven Oranjeliefde betreurd hebben. Zijn ontslag als predikant van 'sHeeren hoek volgde zijn vonnis op den voet. Later werd hij; tót aan zijn dood kostschoolhouder in de Fransche taal te Vucht in Noord-Bra bant. Zijn vrouw bleef waarschijnlijk in Zeeland achter, overgegeven aan de particu liere weldadigheid. Zijn dochter huwde met Abraham Dagevos van Kattendijke, de zoon van den predikant. Hiermede eindigt het relaas der avontu ren van Ds Jan van Immerzeel, te 's Heeren- hoek in 1796 ontslagen. Maar niet alleen met Ds van Immerzeel gebeurden wonderlijke dingen; maar met een anderen predikant, Ds Jacobus de Gliever, beleefde men nog iets veel droevigere. Bij v. Immerzeel was het wel erg, maar het was verblinde Oranjeliefde. Ds de Cliever maakte het nog erger. Jaloerech, dat zijn collega Ds Nic. v. d. Velde te Driewegen meer volk had, dan hij, trok hij. op een Zondagavond 'sHeerenhoek uit naar Driewegen. Met een geladen geweer sloop hij den tuin der pastorie binnen en schoot Ds. v. d. Velde, die juist zijn avondgebed deed, dood. Onge zien naar hij dacht sloopq hij naar zijn pastorie te 's Heerenhoek terug. Door een samenloop van omstandigheden lekte echter iets uit.. In 't kort gezegd, Ds de Cliever nam vergift in, en wist den aard- schen rechter te ontkomen. Op deze ge ruchtmakende gebeurtenis komen wij D.V. later terug. Beste neefjes en nichtjes, Tot mijn vreugde kreeg ik weer een flink aantal briefjes, waaruit duidelijk blijkt hoe zeer de babbelhoekers van 'het ijs genoten hebben. Ik ga ze, om ruimte te sparen, maar dade lijk beantwoorden. St.- Laurens. „Gouden regen". Eigenlijk wel jammer, dat het zoo kort duurde dan had je er ook nog wat van kunnen genieten. Want 't begin is meestal niet zoo erg pret tig. Ja, we hebben ze hier ook. „Meibloem". Van die voorstelling heb ik een en ander gelezen. Het moet wel mooi geweest zijn. Als 't weer winter wordt, dan gaan de schaatsen zeker wel onder. „Nastertje". Wat leuk, dat je je broertje dan mag dragen. Pas maar op, dat hij niet valt! Je had het ijs zeker nog wel een poosje willen houden. JKerklaantje". Ik vind het altijd jammer als er neefjes of nichtjes weg gaan. Gelukkig dat je broertje dan misschien mee gaat doen. .JCernoffel". Nee, ik kon niet dit jaar; wel jammer nu het ijs zoo mooi was. Heb je nog niet geprobeerd om het te leeren? „Klaproos". Nee, 'twas niet noodig geweest, want met de pret was 'ttoch gedaan. Ja bijna alle neefjes en nichtjes schrijven er over. „Vaders knecht". Mijn hartelijke geluk- wenschen hoor. Ik hoop, dat van jou mag gelden wat ik in een oud versje las: Vaders hulp en Moeders troost Serooskerke. „De Ruyter". Dat was zeker nog prettiger dan met de slede te rijden. Leuk, dat je zoo mee mag de boeren langs. Mag je dan ook wel eens sturen? „In diaantje". Je had daar dus wel de ruimte om te rijden, t Spijt je zeker wel, dat het ijs nu weer weg is. Maar Jekker is een vin ger lang", zegt het spreekwoord. „Ooievaari*. Dus dat vorige briefje is verongelukt Ja, er zijn er wel meer, die het ijs nog graag wat hadden willen houden. Nee, ik kon niet meedoen dit maal. „Maurits". Al doende leert men, moet je maar denken. Grootvader heeft je wel goed bedacht hoor! Gelukkig dat ja broertje nu weer heelemaal beter is. „Vaders Oudste". Ik behoef niet te vragen of je ook van het ijs genoten hebt Was het een mooie baan, daar op dien vijver? Wel prettig als je 'tzoo dicht bij huis hebt „Winterkonin- ginnetje". Geen wonder, dat je alle dagen op het ijs was. Als je ook winterkoninginne- tje heet! Ik denk, dat de schaatsen nu wei weer naar den zolder kunnen. Koudekerke. „Klimroos". Nee ik mocht niet meedoen dit keer. De dokter heeft me al dien tijd in huis gehouden. tWas nu anders een mooie gelegenheid. „Zonne bloem". De vreugde heeft inderdaad niet *00 lang geduurd. Maar 'tis een prettige ge dachte, dat 'tnu weer naar de Lente gaat „Roodkapje". Zonder schaatsen viel er ook nog wel wat te genieten. Ik vond 't vroeger ook leuk als we zoo een vrijen middag kre gen. Maar dat gebeurde niet zoo gauw. „Krullebol". Nee, dat is heelemaal niet erg. Als je het doen wilt is het goed, maar je behoeft het niet te doen. 'tValt meestal ook nog niet mee. „Theeroos". Een verstandig poesje is dat Maar ik geloof, dat het niet alleen van de poesjes geld, is't wel? „Sneeuw klokje". In Groningen worden die boonen heel veel gebrand. Molleboonen noemen ze die geloof ik. Ze worden daar veel gekocht „Paaschlelie". Zoo, dat is dus een latertje geworden. Kon je 'tnog wel voor elkaar krijgen met die trui? 'tWas zeker een heel werk. Borssele. „Smid". Dat vond je Moeder zeker wel prettig, dat ze jullie zoo kon zien. Hebben de jonge duifjes nu geen hinder van. de koude gehad? Middelburg. „Klimop". Ja, dat is aar dig met die duikelhoentjes. Is je broertje nu al weer wat beter of moet hij nog in huis blijven? Doe maar een beetje kalm aan met dat voetballen. Groede. ,J3e kleine molenaar" en Bal roosje". Was M. ver door het ijs gezakt? Je bent zeker wel erg geschrokken, 't Beste is, dat je maar goed je best doet Wou je dit jaar al examen doen? Goes. „Karekiet". M'n hartelijke geluk- wenschen met je broers verjaardag. De ij*- pret duurt meestal niet zoo lang en dat ia misschien maar goed ook, want het leeren raakt dan wel eens in de knel. Hilversum. „Primula". Is 'tmet je keel nu weer geheel in orde? Dat wordt zeker wel een mooie uitvoering. Ik ben benieuwd of je nog veel kaarten zult verkoopen. Biggekerke. „Moeders Oudste". Wat jammer, dat je nu weer het bed moet hou den. Ik hoop, dat je weer gauw heelemaal beter moogt worden. Je leest nu zeker wel veel, is 'tniet? Zoutelande. „Kwispelstaart] e". We zullen maar hopen, dat het nu wat zacht en zonnig weer wordt. Daar verlang je zeker wel naar. Ja ik kan het wel, maar voor mij was ook in huis blijven de boodschap.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1933 | | pagina 8