si
g
II
31-
25 s& s
E
E
5?
2 S g
ft w
TO ,FS
5- f 2
0) bO
fe
M
ffl
«fe
sjlldI
£^S
•o a
a 2 k
a
IS
Het zoutende zout
Uit het Zeeuwsch Verleden
De avonturen van
Ds Jan van Immerzeel
Voor de jeugd.
CO
a
t
o
Tryr
a - *-
X
5? 3
2 g
to rn
u
ts 2
2 S
D W
<S>
P
er
--
A
o
CL.
T5
T3
O
O
•«-»
c
63
A
S?
O
O
X
u
p
•#-»
O
u
as
a»
I-
01
LÜ
Ui
cd
is .5?*10
»- 2 - c
2 S-Ss.
O fel
■a o
03 t£
c
1x1 O 01 "S
5 o
TJ
.2
S 73
•- a
g
a
§2
«.2
a
2,
0C 73
O 5s
s
O 73
a 2
o 1
o
„•O
ft t,
03a
<0 3 S
H ti o
1
:p-
I N
WW
c .2
73 fc.
aS
aS
•h 3 c
xs
w
u
a
5"
1
I
73 -M
a
S fc
2
W N
»Q
5§i
w
-*?
j tx O
I* ~2 o
a VH o
2 a n
O
O
-*■> u
o
2
.a I
xi
«a
I
,SP"5
•H2
o t:
2
a o
p
£P 0
J?
>3fi
to I, c
o
fl
|S
ga
O
c|
r
•0
U *0
as
2_
te
.2
G 8
o
bC
8,-S
o
O to O
w a o
■o r
o -a
C fc,
o to oj
3 a s
S-o
«51
w 1
a
a -13
a
o
o
St
aj
a 10
a -o
9
a
S? A
-7* rr-< 'A 5 ftfiT?
Zt w
s °2
a g 3
g|-3
a
a> a
■a
3»
t>
o u
a
a >-
o tl
g
a
C M
O
a
a S
Tel
Ss S
g 43 a
.2«
of®
O
-2 TJ
H
*-. 73
fl®-0
s
a o
o. I
oa$
u a
a
T®H3
3 0 c
a a -a 60
a 09 t, *-> a
■g. a P* S
a
a 0» b
a? a
.«•do»
a
- a .2 a
-o XI
r-« "7?
X!
3
a 03
.Sf.3
a* -
I 9
fe"S
o a
g
1
-v-> Q
5®
x; 23
bo N
•S
g s
§s
5 S O
73 is
10
-^-> *-+j
Y*TT$
2
03 C t£
-o 03 a
-a C
Sat®
2 -S
5®Ta 2 S-
E o
2 0
9 t.2
2 "o
IS a
0 aa?a
a n a
a
2 rt
o
•a S "a
a
•rt
2
O
N 73
|l
S
•2 S)-§
"■■af
u
»-*
a s
go
i
-
■o
"S*"S
g"0
a "a
2 c
a
-
ga
a
be
a a
Sag)
B a
o t
S §1
a s I
bo a
a a
•O-- a
a 0
S
2 "3
.a
SC
-♦-»
b0
a "3-a
SO'N
fl 73
C
bo
II
a
Si
SP tie
a 03
'EH
a <5
P 73
s a
A O
-« fe
§3
2
1 a
2 8
2 fl
•a 03
a ri bo
°:£'a
«t»
T1§
i
a fe
o
4!
aft-os
O O
3'
2 6
a
SP
.a
'3
3 Q
=7
N
w bOid
.a g g
d|-.§3
«•.as-eg
h303<°
a n o t v.
00
X3 X3 x:
R 3 CÖ73
42 N 73 -
S - fl
C iQ «h J
O
5
c 73
fl '«rf
C R M
73
73
G S
2 fl
c
S> fe
2
-*-> *o
a c
s
O
O
A
c o
.2 w
a o N
O 3
•H S-( 0
v bCN
73
2 -o
^.a12
m a 2
g .aB
a g a 03 g
2 o
'I a 10 x: S
-fesö3
bo -a xi
I a" 2
a "So .2
2
Ti
bO
P
O
u
^'S
G
2-a:
"E^
a
N v- .3
°2 S
oQ id
X3 o
■3 I a"
•§0
8 2 -p
Eg
g|
XI
a
2
•o
a
os,ó
■S
2 "O 2
03
g-d
fe :^"S
g®-3
a
|2
1 a
U -J 1 -
"Sad
rfa 2
be
bo
©^3-S
XJ 73 y
X5 a
L, fcd
r*
r< -S
a T3 jo E
a 2
■a 2 r3
M r* XJ
N 73
f is
LE
r
- -^
S 8 b
t 13
-jy *g
a n ia a t
a 0
2 ®.s
■o a -o
S ft
x;
x"&
g M
iK3X
o
FSSfii
i£ -a 4
s 2
o v a h
die uitsteekt boven de massa, juist ook voor
die duizenden waard is.
Lincoln is van deze beiden ongetwijfeld
degene, die het dichtst stond bij het hart
van het Amerikaansche volk, maar de plaats
die Washington inneemt, is stellig niet min
der groot. Was hem niet den eere-titel ge
geven „Vader des Vaderlands" en werd niet
van hem getuigd „first in peace, first in war,
first in the hearts of his countrymen"? (de
eerste in vrede, de eerste in oorlogstijd, de
eerste in het hart van zijn volk). En een an
der drukte de genegenheid die voor hem be
stond bij geheel het volk, uit in deze woor
den: „De Voorzienigheid liet hem kinderloos,
ppdat zijn land hem „vader" mocht noemen".
Wat hij voor zajn land beteekende, kan
tnoeilijk overschat worden. Een gansch leven
van toewijding en offer heeft hij het ge
schonken! Hij was het die een jonge natie
naar de vrijheid leidde, en dat heeft men
nooit vergeten
V
In dit geschrift geeft de bekende auteur
0- A. de Ridder een schets van Washing
ton's leven. Aan de naamsvermelding voegt
hij de nadere aanwijzing toe: De stichter van
een wereldrijk.
Blijkbaar heeft de schrijver zijn held al
leen in de eerste periode van zijn loopbaan
als „stichter van een wereldrijk" gezien;
want dat Washington nadien tot tweemalen
toe president van de jonge republiek is ge
weest wordt slechts zeer in 'tkort mede
gedeeld. Wijl ook dit tijdperk zeer belangrijk
was en Washington's arbeid in die jaren
werd een voortzetten van hetgeen in het
verleden bereikt was, mogen we dezen ar
beid niet volkomen los maken van dien als
bevelhebber.
Wel was het niet naar zijn voornemen,
het ambt van president der republiek te
aanvaarden; doch zijn volk wilde het De
schrijver zegt dan ook terecht: Washington
aanvaardde het ambt, maar niet met vreug
de. Hij had zoo gaarne zijn levensavond door
gebracht ver van de politieke zorgen. Hij had
een gevoel, of hij zijn kracht verteerd had
In den onafhankelijkheidskrijg en aan een
vriend schreef hij dan ook, dat hij zijn
nieuwe ambt tegemoet ging met het gevoel
van een ter-dood-veroordeelde als hij naar
de plaats der terechtstelling gaat Maar toen
hij eenmaal het hooge ambt aanvaard had,
verrichtte hij zijn werk stipt.
Wij kunnen geen scheiding zien tusschen
den veldheer, die zijn volk naar de vrijheid
leidde, èn den president, die de jonge natie
dienen wilde in het hoogste ambt, dat men
hem geven kon. Zijn werk was immers niet
afgeloopen toen hij zijn afscheidswoord tot
het leger richtte, maar zette zich ook in
de daarop volgende jaren voort.
Uit dat oogpunt bezien, betreuren wij, dat
de schrijver deze gedachte niet genoegzaam
heeft gevolgd. Nu wordt aan het eerste deel
van Washington's loopbaan alle aandacht
besteed, terwijl het daarop volgende nauwe
lijks wordt genoemd. De stichting van het
tijdvak, dat onmiddellijk daarop volgde
bracht nog genoeg werk met zich, dat aan
het voorafgaande zeer nauw verwant was.
Nog één enkele opmerking moeten wij ma
ken. In het algemeen heeft men van Was
hington's godsdienstige overtuiging een min
of meer geïdealiseerde voorstelling. En al
willen wij allerminst ontkennen, dat bijvoor
beeld in zijn Farewell Address evenals in
andere uitingen duidelijk getuigd wordt van
zijn vertrouwen in de Voorzienigheid Gods,
het nageslacht heeft zijn beeltenis in dit
opzicht sterker gekleurd dan in overeen
stemming met de feiten moet geweest zijn.
Echter sluit een en ander niet uit, dat
dfc schrijver Washington's geloof en vertrou
wen wel iets nadrukkelijker op den voor
grond had kunnen brengen; immers vele
politieke stukken hadden hier het bewijs
materiaal kunnen vormen, waaruit de auteur
zijn keuze kon doen om het meest karakte
ristieke te vermelden en de hoofdfiguur uit
zijn boek meer ten voeten-uit te teekenen.
Overigens mag dit geschrift dat in de
eerste plaats voor jongens van 12 tot 16 be
stemd is met klem worden aanbevolen.
Het zal hen leeren, dat deze man voor
zijn land en volk een beteekenis heeft gehad,
die ver uitsteekt boven het middelmatige.
Hij zal beseffen, dat in een strijd, die goed
is en rechtvaardig, de overwinning schooner
is dan elke andere.
Dit voorbeeld zal het oog openen voor
die figuren uit de geschiedenis der mensch-
heid, wier leven een lichtend spoor heeft
getrokken, waarvan ook het nageslacht de
heldere glansen voor oogen gesteld worden.
A. L. VAN 0YEN.
door
H. KINGMANS.
33.) —o—
En tóch gevoelde zij, dat moeder er wel
eens over spreken wilde. Maar dan met een
gelijkdenkende, gelijkvoelende. Niet met haar
die immers van niets wist.
Het was mede daarom, dat zij Gretha had
verzocht, dien Zaterdagavond haar moeder
op te zoeken. Dan waren die beiden alleen en
dan konden zij eens van hart tot hart spre
ken. Ongetwijfeld zou moeder Gretha beter
kunnen begrijpen en volgen dan zij.
Gretha had grif aan het verzoek voldaan.
Allereerst al, omdat zij mevrouw Meyenbeek
Leeuwenhuis gaarne lijden mocht. Die was
haar zeer meegevallen. Onwillekeurig had zij
zich een beeld van haar gevormd. Zij had
iemand verwacht, die min of meer klaagde
over het harde lot, dat haar getroffen had,
hoewel Marianne haar had medegedeeld, dat
haar moeder dat lot geduldig droeg. Maar
het zou toch menschelijk geweest zijn, dat er
klachten over haar lippen kwamen. Het
verschil met haar vroegere levenswijze was
toch enorm. Het kón schier niet grooter zijn.
Ook had Gretha overwogen, dat, wat Ma
rianne berusting noemde, wel eens trots kon
zijn.
Maar deze en andere overwegingen vielen
alle weg, reeds de eerste maal, dat Gretha
Marianne vergezelde.
Marianne had het goede woord gezegd:
hier was inderdaad sprake van stille berus
ting. Slechts éénmaal had mevrouw Meyen
beek Leeuwenhuis van haar vroegere levens
omstandigheden gerept en öan niet eens in
klagenden zin. En het eerste woord van
verwijt jegens haar man, die de oorzaak van
haar leed was, moest, althans in het bijzijn
van Gretha, nog over haar lippen komen.
Gretha was respect voor haar gaan koeste
ren. Zij mocht gaarne in de door en door
eenvoudige woning, waar niets aan de ver
dwenen glorie herinnerde, vertoeven. Het
was dan ook geen offer, dat zij bracht, door
aan het verzoek van Marianne te voldoen
Als het verzoek niet gekomen was, zou zij
eigener beweging gegaan zijn.
Ook zij gevoelde, dat het mevrouw Meyen
beek Leeuwenhuis niet dan aangenaam zou
zijn, als zij eens alleen kwam. Ongetwijfeld
had de beproefde vrouw eens behoefte, haar
hart uit te storten tegenover iemand, van
wie zij door Marianne wist, dat deze het ge
heim van het leven kende, hoe jong zij ove
rigens ook nog was.
Met opgewektheid was Gretha dan ook op
weg gegaan door de haar zoo bekende straten
naar de buitenwijk, die zij pas goed had lee
ren kennen door haar bezoeken aan Marian
ne's moeder.
Haar vermoeden, dat een stille hoop ge
worden was, dat Mevrouw Meyenbeek Leeu
wenhuis nu eens van hart tot hart met haar
spreken zou, werd echter niet bewaarheid.
Wel werd zij met groate hartelijkheid
boven aan de trap ontvangen, maar al spoe
dig vernam zij op haar opmerking, dat zij
de eenzaamheid der bewoonster wat wilde
veraangenamen, het antwoord: „Ik ben van
avond eens niet alleen. Tot Maandag heb ik
bezoek."
Gretha had er in de verste verte geen
vermoeden van, wie er gekomen was, hoe
wel zij, gelet op het stralende gezicht van
mevrouw Meyenbeek Leeuwenhuis, het geval
wel had kunnen bevroeden.
Zij werd niet lang in het onzekere gela
ten. Want toen zij het vertrek betrad, stond
onmiddellijk een jongmensch op, die haar
min of meer vragend aanstaarde. Gretha
was in civiel, anders had Albert wel be
grepen, wie hij vóór zich had. Gretha be
greep het wel: dat kon niemand anders dan
de zoon zijn.
„De Noorderling?" vroeg zij glimlachend,
„De Noorderling," antwoordde hij opge
wekt, haar de hand toestekend. „Eerst wist
ik het niet, maar nu ik goed zie, behoef ik
het niet te vragen. U lijkt sprekend op uw
vader."
„Dat wordt meer gezegd. Hoe is het
thuis?"
„Allen in uitstekenden gezondheidstoe-)
stand. Gisteravond tien uur was ik er nog.
Van allen natuurlijk de hartelijke groeten en,
het spijt mij, dat ik het zeggen moet, maar
Annie heeft het mij pertinent opgedragen,
een zacht verwijt, dat u nog niet hebt ge
schreven, wanneer u komt."
,,'t Zal weer wel a la Annie gegaan zijn,"
zeide Gretha vroolijk, plaats nemend in den
armstoel, die mevrouw haar wees. „Overi
gens was het mijn bedoeling, het morgen te
schrijven, want sinds een paar dagen weet
ik het met zekerheid."
„Dat zei uw vader ook al, maar u weet,
Annie is heetgebakerd."
,,'t Zal er weer wel van langs gegaan zijn,"
dacht Gretha.
„Zij meent het niet kwaad," verdedigde hij
Annie, op hetzelfde moment een kleur krij
gend en even in verwarring den blik van
Gretha's doordringende oogen afwendend.
„Welneeen", lachte zij. „Wij kibbelden altijd
en wij meenden er niets van." En tot me
vrouw: „Wait leuk en gezellig, dat uw zoon
opeens zoo kwam binnenvallen! Of wist u er
iets van?"
„Neen, niets. Ik schrok, toen ik Albert
zag."
„Moeder dacht, dat ik op straat was gezet
en nu hier den boel kwam opeten," lachte
Albert.
„Nu ja," verontschuldigde zijn moeder
zich. „alles is mogelijk. Wie had nu kunnen
denken, dat je zoo onverwachts zoudt ko
men!"
,,'t Was voor mij ook onverwachts, moeder.
U moet weten," hij wendde zich tot Gretha,
„dat ik, tot mijn eigen verbazing, eenige pro
motie gemaakt heb en mijnheer Wehrmeyer,
u kent immers onzen directeur? vond, dat ik
eens enkele dagen naar mijn moeder moest
gaan. 'k Had het nog wel kunnen schrijven,
maar vond het leuker, onverwachts te komen
opdagen."
„Ik feliciteer u met uw promotie. Bevalt
het werk u al beter? Dat moet ik uit uw
bevordering wel opmaken."
Albert begreep wel, dat Gretha op de
hoogte was.
„Met hart en ziel ben ik er nog niet bij,
maar mijn tegenzin, dat moet ik eerlijk be
kennen, is verdwenen. Bij u thuis leert men
wel vrede met het leven te hebben, al valt
dat niet altijd mee."
„Waarom zouden wij geen vrede met ons
leven hebben? Wij maken het zelf niet," zei
Gretha.
„U doet het voorkomen, alsof het heel een
voudig is, vrede met ons leven te hebben
maar zoo eenvoudig is dat niet", meende Al-
bert. „Bij u thuis leert men het."
Het deed Gretha goed, hem dus te hooren
spreken. Uit zijn warme woorden vernam zij,
hoe gaarne hij in haar ouderlijke woning
kwam. En zij maakte er uit op, dat thuis
met meer dan gewone belangstelling van Al-
bert werk werd gemaakt. Natuurlijk: vader
en moeder kenden hun roeping. Een zoutend
zout zijn. Niet allereerst door veel woorden
te bezigen, maar door een goed voorbeeld te
geven van een opgewekt Christelijk leven,
dat beel zijn bestaan in de hand Gods legt.
En wat thuis gebeurde, wilde zij met Marian
ne doen, hoe moeilijk het ook viel.
„U komt vaak bij ons thuis, hé?"
„Zóó vaak, dat ik vrees, er te veel te ko
men", antwoordde hij.
„Daar is geen sprake van. U komt er niet
te veel. Dat weet ik wel beter."
„Ik ben dankbaar, dat Albert in Noord-
stad een goede familie heeft, waar hij gere
geld komen mag," mengde mevrouw Meyen
beek Leeuwenhuis zich in het gesprek, ,,'t
Was anders geen leven voor hem."
„Zwijg er van, moeder. De eerste maanden
waren eenvoudig verschrikkelijk. Ik werkte
's avonds wel hard, maar eenige ontspan
ning moet er toch zijn."
„Ging u dan nooit uit? Dat was niet ver
standig".
„De verpleegster komt boven," lachte Al-
bert, die wondervlug met Gretha eigen was.
„Maar stel u gerust. Eiken avond liep ik
een half uur, drie kwartier door de stad te
dwalen. Het was vreeselijk saai, zoo alleen.
Maar 'kmoet toegeven, dat ik het ook niet
anders wilde."
Gretha begreep, waarom niet en vroeg er
niet verder naar.
„En toen kon Arie natuurlijk niet verdra
gen, dat u zoo eenzaam was," opperde zij.
„Precies geraden. Wij werken samen in
een afdeeling, tenminste tot gister. Mijn pro
motie brengt mij in een andere afdeeling.
En tijdens de lichtweek inviteerde uw broer
mij. Wij gingen samen op stap, dronken thee
bij u thuis. En sindsdien kom ik er gere
geld. Simpel zal men zeggen, maar 't is toch
niet eenvoudig. Ik kan me nog niet begrijpen,
dat ik toen toestemde, mee te gaan."
„Hebt u er spijt van?"
„Geen moment. Integendeel, ik ben het
oogenblik dankbaar, dat ik „ja" zeide. Sinds
dien heb ik verschillende dingen heel anders
leeren zien. 't Is bij u thuis één en al gezellig
heid en mééleven," zeide hij warm.
„Het doet mij genoegen, dat van een
vreemde te vernemen. Wij zijn het zoo ge
woon. 'kHeb het nooit anders gekend. Het
kostte mij; moeite van huis te gaan, maar,
u zult het wel weten, tante hier in Leiden
had mij noodig en zoo ben ik later in de
verpleging gekomen. En nu kan ik wel naar
Noordstad gaan, om dichter bij huis te zijn,
'kheb er ook wel eens aan gedacht, maar
och, het ziekenhuis hier bevalt me en daar
om blijf ik."
„U hebt mooi werk. Ik kan mij haast geen
mooier werk voorstellen, dan de lijdende
menschheid behulpzaam te zijn."
MevroLw jMeyenbeek iLeeuwenhuis zag
haar zoon opmerkzaam aan: hij dacht er na
tuurlijk aan, hoe gaarne hij dokter was ge
worden
„Zou het Marianne in het ziekenhuis be
vallen?" vroeg bij plotseling. „Ik kan mij
haast niet voorstellen, dat zij voor dat werk
geknipt is. Zeg u het eens eerlijk."
Gretha lachte hartelijk.
„'k Moet u een illusie ontnemen. Er zijn er
veel slechter dan Marianne, hoor. In het
begin viel het niet mee en ik heb inderdaad
de vrees gehad, dat het niets met haar wor
den zou. Maar zij leert geducht aan en heeft,
wat de voornaamste factor is, hart voor haar
werk gekregen."
(Wordt vervolgd.)
door
A. M. WESSELS.
(Slot.)
Toen Ds van Immerzeel weer helder van
geest was, herinnerde hij zich de hoofdza
ken van wat er gebeurd was met het gevolg
dat de wrok tegen den herbergier Wirtz zich
vastzette in zijn hart.
De behandeling door dien patriot kon hij
maar niet verkroppen en hij zou er een gun
stige gelegenheid voor afwachten, om den
's Heerenhoekschen waard mores te leeren.
En weldra brak de gelegenheid daarvoor aan.
Het was Dinsdag 15 Dec. des avonds 8
uur. Dominee richt zijn schreden naar de
herberg, doch werd daar niet toegelaten.
De herbergier zeide dat hij' belet had.
Een kwartier later ongeveer kwam van
Immerzeel terug. Hiji vond de herberg ge
sloten. Nu klopte hiji op de deur en riep:
„Geef mij een flesch wijn". Hij' kreeg ech
ter geen antwoord. De deminee maakte zich
hierover boos en riep luide: „Hoe zit dat?
Doe je nog open? Vlug, leelijke Patriot, an
ders gaan al je glazen er aan".
Doch ook die bedreiging was tevergeefs.
De predikant ging weg, doch kwam onmid
dellijk terug met twee zijner kennissen. Ze
klopten op de ramen, tierden en scholden.
Dominé was de aanvoerder. Zeker van zijn
zaak, riep hij zoo hard mogelijk, slaande op
zijn borst: „Hier groeit de Oranjebloem.
Oranje boven
Als een bezetene sloeg hij thans alle ruiten
der herberg in, en riep bij het weggaan: „Zeg
Witz, hebt gij niet een Oranjebloempje voor
me?" Aan een bekende, die hem vroeger een
dienst bewezen had in zulk soart zaken, be
loofde hij een rijksdaalder als hij meeging,
om i n de herberg ook nog eens een en an
der na te zien.
Deze echter adviseerde den opgewonden
leeraar, stilletjes naar huis te gaan en der
gelijke straatschenderijen na te laten. Hij
wilde zijn vingers niet branden. Ds van Im
merzeel, was zeer vertoornd over het afwij
zen van hulp, schold den onwillige uit voor
Paapsch beest en gaf bem tot loon een slag
om de ooren, waarna hij aftrok.
Natuurlijk werd een en ander een zaakje
voor de Justitie. Deze verscheen dan ook te
'sHeerenhoek en de dominee werd ingere
kend. Op 's Gravensteen, de vroegere gevan
genis op den Burg te Middelburg, werd 22
Februari 1796 's mans vonnis geveld.
De rechtbank oordeelde niet gestrengelijk.
Het was een oordeel der barmhartigheid,
naar de meening der heeren. Ze zouden in
aanmerking nemen, dat Ds van Immerzeel
„destijds min of meer beschonken was ge
weest.
Doch zij voegden er als in eenen adem bij.
„Ofschoon gedetineerde's ambt van openba
ren Christenleeraar hem daarvan had moe
ten afhouden en op bem de notaire verplich
ting rustte om met onbesproken handel en
wandel zijn gemeente tot rust, eendracht en
stilte aan te sporen, op te wekken en voor
te gaan."
Ze veroordeelden hem daarop kort en goed
tot bannissemeiit.
Voor vijf achtereenvolgende jaren moest de
veroordeelde predikant Zeeland ,uit. Doch
vooraf kreeg hij naar der tijden zeden
gelegenheid om in stilte over zijn gedrag en
de gevolgen daarvan na te denken. Vier maal
24 uur in een afgezonderd vertrek op 's Gra
vensteen en nog wel op water en brood. On
getwijfeld zal Ds van Immerzeel zijn overdre
ven Oranjeliefde betreurd hebben.
Zijn ontslag als predikant van 'sHeeren
hoek volgde zijn vonnis op den voet. Later
werd hij; tót aan zijn dood kostschoolhouder
in de Fransche taal te Vucht in Noord-Bra
bant. Zijn vrouw bleef waarschijnlijk in
Zeeland achter, overgegeven aan de particu
liere weldadigheid. Zijn dochter huwde met
Abraham Dagevos van Kattendijke, de zoon
van den predikant.
Hiermede eindigt het relaas der avontu
ren van Ds Jan van Immerzeel, te 's Heeren-
hoek in 1796 ontslagen.
Maar niet alleen met Ds van Immerzeel
gebeurden wonderlijke dingen; maar met een
anderen predikant, Ds Jacobus de Gliever,
beleefde men nog iets veel droevigere. Bij v.
Immerzeel was het wel erg, maar het was
verblinde Oranjeliefde. Ds de Cliever maakte
het nog erger.
Jaloerech, dat zijn collega Ds Nic. v. d.
Velde te Driewegen meer volk had, dan hij,
trok hij. op een Zondagavond 'sHeerenhoek
uit naar Driewegen.
Met een geladen geweer sloop hij den tuin
der pastorie binnen en schoot Ds. v. d. Velde,
die juist zijn avondgebed deed, dood. Onge
zien naar hij dacht sloopq hij naar
zijn pastorie te 's Heerenhoek terug.
Door een samenloop van omstandigheden
lekte echter iets uit.. In 't kort gezegd, Ds
de Cliever nam vergift in, en wist den aard-
schen rechter te ontkomen. Op deze ge
ruchtmakende gebeurtenis komen wij D.V.
later terug.
Beste neefjes en nichtjes,
Tot mijn vreugde kreeg ik weer een flink
aantal briefjes, waaruit duidelijk blijkt hoe
zeer de babbelhoekers van 'het ijs genoten
hebben.
Ik ga ze, om ruimte te sparen, maar dade
lijk beantwoorden.
St.- Laurens. „Gouden regen". Eigenlijk
wel jammer, dat het zoo kort duurde dan had
je er ook nog wat van kunnen genieten.
Want 't begin is meestal niet zoo erg pret
tig. Ja, we hebben ze hier ook. „Meibloem".
Van die voorstelling heb ik een en ander
gelezen. Het moet wel mooi geweest zijn.
Als 't weer winter wordt, dan gaan de
schaatsen zeker wel onder. „Nastertje". Wat
leuk, dat je je broertje dan mag dragen.
Pas maar op, dat hij niet valt! Je had het
ijs zeker nog wel een poosje willen houden.
JKerklaantje". Ik vind het altijd jammer
als er neefjes of nichtjes weg gaan. Gelukkig
dat je broertje dan misschien mee gaat doen.
.JCernoffel". Nee, ik kon niet dit jaar;
wel jammer nu het ijs zoo mooi was. Heb
je nog niet geprobeerd om het te leeren?
„Klaproos". Nee, 'twas niet noodig geweest,
want met de pret was 'ttoch gedaan. Ja
bijna alle neefjes en nichtjes schrijven er
over. „Vaders knecht". Mijn hartelijke geluk-
wenschen hoor. Ik hoop, dat van jou mag
gelden wat ik in een oud versje las: Vaders
hulp en Moeders troost
Serooskerke. „De Ruyter". Dat was
zeker nog prettiger dan met de slede te
rijden. Leuk, dat je zoo mee mag de boeren
langs. Mag je dan ook wel eens sturen? „In
diaantje". Je had daar dus wel de ruimte
om te rijden, t Spijt je zeker wel, dat het
ijs nu weer weg is. Maar Jekker is een vin
ger lang", zegt het spreekwoord. „Ooievaari*.
Dus dat vorige briefje is verongelukt Ja, er
zijn er wel meer, die het ijs nog graag wat
hadden willen houden. Nee, ik kon niet
meedoen dit maal. „Maurits". Al doende leert
men, moet je maar denken. Grootvader heeft
je wel goed bedacht hoor! Gelukkig dat ja
broertje nu weer heelemaal beter is. „Vaders
Oudste". Ik behoef niet te vragen of je ook
van het ijs genoten hebt Was het een mooie
baan, daar op dien vijver? Wel prettig als
je 'tzoo dicht bij huis hebt „Winterkonin-
ginnetje". Geen wonder, dat je alle dagen
op het ijs was. Als je ook winterkoninginne-
tje heet! Ik denk, dat de schaatsen nu wei
weer naar den zolder kunnen.
Koudekerke. „Klimroos". Nee ik mocht
niet meedoen dit keer. De dokter heeft me
al dien tijd in huis gehouden. tWas nu
anders een mooie gelegenheid. „Zonne
bloem". De vreugde heeft inderdaad niet *00
lang geduurd. Maar 'tis een prettige ge
dachte, dat 'tnu weer naar de Lente gaat
„Roodkapje". Zonder schaatsen viel er ook
nog wel wat te genieten. Ik vond 't vroeger
ook leuk als we zoo een vrijen middag kre
gen. Maar dat gebeurde niet zoo gauw.
„Krullebol". Nee, dat is heelemaal niet erg.
Als je het doen wilt is het goed, maar je
behoeft het niet te doen. 'tValt meestal ook
nog niet mee. „Theeroos". Een verstandig
poesje is dat Maar ik geloof, dat het niet
alleen van de poesjes geld, is't wel? „Sneeuw
klokje". In Groningen worden die boonen
heel veel gebrand. Molleboonen noemen ze
die geloof ik. Ze worden daar veel gekocht
„Paaschlelie". Zoo, dat is dus een latertje
geworden. Kon je 'tnog wel voor elkaar
krijgen met die trui? 'tWas zeker een heel
werk.
Borssele. „Smid". Dat vond je Moeder
zeker wel prettig, dat ze jullie zoo kon zien.
Hebben de jonge duifjes nu geen hinder van.
de koude gehad?
Middelburg. „Klimop". Ja, dat is aar
dig met die duikelhoentjes. Is je broertje
nu al weer wat beter of moet hij nog in
huis blijven? Doe maar een beetje kalm aan
met dat voetballen.
Groede. ,J3e kleine molenaar" en Bal
roosje". Was M. ver door het ijs gezakt?
Je bent zeker wel erg geschrokken, 't Beste
is, dat je maar goed je best doet Wou je
dit jaar al examen doen?
Goes. „Karekiet". M'n hartelijke geluk-
wenschen met je broers verjaardag. De ij*-
pret duurt meestal niet zoo lang en dat ia
misschien maar goed ook, want het leeren
raakt dan wel eens in de knel.
Hilversum. „Primula". Is 'tmet je keel
nu weer geheel in orde? Dat wordt zeker wel
een mooie uitvoering. Ik ben benieuwd of
je nog veel kaarten zult verkoopen.
Biggekerke. „Moeders Oudste". Wat
jammer, dat je nu weer het bed moet hou
den. Ik hoop, dat je weer gauw heelemaal
beter moogt worden. Je leest nu zeker wel
veel, is 'tniet?
Zoutelande. „Kwispelstaart] e". We
zullen maar hopen, dat het nu wat zacht
en zonnig weer wordt. Daar verlang je zeker
wel naar. Ja ik kan het wel, maar voor
mij was ook in huis blijven de boodschap.