DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Berlijnsche Brieven JOAN CARISBROKE (Jit de Provincie VAN MAANDAG 12 DEC. 1932, Nr 62. HET PHILHARMONISCHE KOOR BESTAAT 50 JAAR. Van het elftal zanglustigen, die den 5 December 1882 in de Neue Friedrich- strasse te Berlijn in een particuliere wo ning bijeenkwamen om een beetje met elkaar te zingen, zal stellig niemand ver moed hebben, dat uit een goed bezet dub- bel-kwartet eenmaal een beroemd koor zou ontstaan. Een 24-jarige student, Sieg fried Ochs, nam de leiding op zich, er werd flink geoefend en de kleine schaar groeide weldra tot een groote vereeniging, den „Ochs'scher Gesangverein". Den 1 Februari 1883 dus reeds enkele maanden na zijn ontstaan nam het koor deel aan een openbaar concert en een jaar later gaf het zijn eerste zelfstandig concert Wie iets kan, die wordt in den regel benijd. Men vond het een sterk stuk, dat zoo'n groene vereeniging zich aan de werken van beroemde meesters waagde en tus- schendoor zelfs oer-opvoeringen aankon- digdel De kritiek droeg vaak een persoon lijk en hatelijk karakter. Tweemaal is het voorgekomen, dat kort voor den aan vang van een concert de partituur Was gestolenl Een ander maal bleek iemand de partituur van een nieuw werk stuk gesneden te hebben, zoodat Siegfried Ochs uit het hoofd moest dirigeerenl Maar al deze tegenstand wakkerde slechts de energie van het koor en zijn voortreffe- lijken dirigent aan. Een gemakkelijke diri gent kon Ochs niet bepaald genoemd worden. Hij verlangde veel en hield van ijzeren discipline. Een zanger kwam eens te laat op de repetitie. „Meneer, uw hor loge gaat achter!" De slagvaardige zanger antwoordde: „Neen professor, maar mijn zaak gaat voor!" Hiermede was de situa tie gered, want Ochs had zin voor humor. Op zekeren dag werd het eerste koor uit de „Schöpfung" ingestudeerd. Pasch- ke, de portier, een origineel type, moet op verzoek van een dame de vensters sluiten. Hij maakt hierbij zooveel lawaai, dat Ochs aftikt: „Paschke, het oratorium schijnt u niet te bevallen?" Mopperend verlaat Paschke de zaal en het koor glun dert van de pret Ochs kon in zijn schertsen vaak bijtend van sarcasme zijn en vooral de dames hadden hieronder te lijden, in zijn liefde voor het koor was hij echter door en door oprecht en dat verzoende met alles. „Een koor moet weliswaar steeds eerlijk en openhartig, maar tevens grof behandeld worden", had professor Adolf Schulze, de leider van het a-capella-koor der Konink lijke muziekschool hem als raad voor zijn verderen levensweg meegegeven. Aan dit advies heeft Ochs zich strikt gehouden. „De maat kan iedereen slaan, maar dis cipline houden lang niet ieder." Zoo streng redeneerde Ochs. Binnen een jaar tijds ontvingen 19 leden van het koor een briefje van ongeveer den volgenden in houd: „Wij hebben tot ons leedwezen moeten vaststellen, dat uw tijd niet toe laat, dat door u op voldoende wijze aan de repetities wordt deelgenomen. Wij ver zoeken u derhalve, uw lidmaatschap op te zeggen". De prestaties van het koor werden door dit regime bevorderd en zijn roem ging door muzikale wereld. Beroemde dirigenten als Hans von Bil low, Arthur Nikisch, Hans Richter, Ri chard Strauss hielden het Philharmoni- sche Koor dezen naam draagt het sedert 1888 voor waardevol genoeg, om er mee te musiceeren. Het telde inmid dels 185 leden. Componisten als Bruck ner, Humperdinck, d'Albert, Hugo Wolf waren bij de opvoering hunner werken tegenwoordig. Zijn eigenlijken roem heeft het Philharmonische koor aan... de mis lukking van Bach's „Hohe Messe" toe te schrijven. Deze H-Moll-Messe werd 1895 FEUILLETON. door EMMA JANE WORBOLSE. v Vrij naar het Engelsch. 81) o „Met zoo'n priester zou je toch te doen krijgen, wat zegt u, juffrouw Carisbroke? Zijn werk zal hem ook wel tegen zijn gaan staan. Die zielen moeten dan ook wel heel onboetvaardig zijn, dat ze, volgens 'de laagste schatting, na twee duizend jaren missen lezen, nog niet zalig zijn!" De oude man wendde zich verontwaar digd af en Arthur haalde zich, in het Fransch, een berisping van Joan op den hals, dat hij de gevoelens van den grijs aard niet spaarde. Hij beleed ootmoedig schuld en zeide: „Zijt gij wel eens ooit ter misse gegaan, vader Roger?" Deze schudde het hoofd en antwoordde •beftig: „Natuurlijk niet! Die zijn er niet meer. Die zijn, God lof, afgeschaft met uen geheelen ouden godsdienst, toen Ma ria, de Bloedige, in Londen onthoofd is jegens haar geweldenarijen jegens an dersdenkenden". Jan noch Arthur vonden het noodig, hoger op zijn tekortkomingen in histo rische kennis, te wijzen Joan zeid° slechts: „Ja, dat waren donkere dagen, voor de eerste maal ten gehoor» gebracht In feestelijke stemming begaven de mu ziekliefhebbers van Berlijn zich den 22 April naar de Garnisonkirche. Ochs en zijn zangers waren vol vertrou wen, want twee jaar achtereen had men op dit hooge eischen stellend werk ge oefend. Tien minuten voor het begin liep het bericht binnen, dat de eerste trom petter plotseling ernstig ziek geworden was en dus niet kon verschijnen. Zonder haar eerste trompet verloor de H-Moll- Messe sterk aan effect. Men begon met het concert, alles liep goed en reeds was men de trompet vergeten. In het tweede ge deelte geraakte de alt uit de maat en de sopraan volgde haar onzalig voorbeeld. Het duet was zoodoende een jammerlijke mislukking en het orkest speelde alleen verder. Maar het ergste kwam nog: het koor was bij het Sanctus gekomen, den heerlijken lofzang in den aanvang van het derde deel. Ochs tikte en het orgel zette in Het orgel, dat door een absoluut betrouw baren organist bespeeld werd, zette valsch in en ondanks een waarschuwenden wenk van Ochs bleef hij valsch spelen, zoodat Ochs moes.t aftikken om opnieuw te be ginnen. Hiermede was het lot van deze eerste opvoering der H-Moll-Messe be zegeld; een hevig conflict was het gevolg, veertig leden werden ontslagen, de kri tiek was onbarmhartig; het hagelde inge zonden stukken. Dat verdubbelde Ochs' energie: na zorgvuldige voorbereiding waagde hij een tweede uitvoering en dit maal behaalde hij een welverdiend succes. Toen in 1907 het vijfentwintig-jarig ju bileum gevierd werd, was de roem van het Philharmonische koor onaantastbaar. Het aantal vaste leden was gegroeid tot 370. Helaas richtte ook hier de oorlog een groote schade aan, want de meeste mannelijke leden moesten onder dienst. De ergste crisis bracht de inflatie; reeds begon men aan het voortbestaan van het koor te twijfelen. Ochs ging in dien tijd over naar de Hoogeschool voor Muziek en nam het koor in verkleinden omvang mede. Enkele jaren later, toen hij deze functie opgaf, volgde zijn koor hem met trouwe aanhankelijkheid. In 1928 diri geerde Ochs voor de laatste (dertigste) maal de H-Moll-Messe van Bach. Een jaar later overleed deze onvermoeibare arbeider, die nooit een penning vergoe ding verlangde voor zijn voortreffelijk en vruchtdragend werk. Onder Klemperer werd Siegfried Ochs den 21en Februari 1929 in de Philharmonie plechtig her dacht. Sedert den dood van Ochs heeft Klem perer de leiding in handen. Een heel an der temperament, een heel ander muziek- type, maar ook een dirigent die de kunst verstaat, het koor voor zijn directie te winnen. Ochs zelf heeft den muzikalen arbeid van Klemperer steeds hoogelijk ge waardeerd, ook dan, wanneer zijn op vatting van Klemperer afweek. Het koor telt thans 270 zangers en zangeressen, wordt tot de beste koren der wereld gere kend en er is geen werk van beteekenis, klassiek of modern, dat niet door het Phil harmonische koor ten gehoore gebracht wordt. Met een hart vol herinneringen begaf ik mij naar de Bendler Strasse, waar in de Philharmonie het vijftigjarig bestaan van het Philharmonische koor herdacht zou worden. Het getuigt van groote fijnge voeligheid, dat nu ook de „Hohe Messe" onder Klemperer's geniale leiding werd opgevoerd. Wij luisterden met diepe ont roering naar het lievelingswerk van Ochs, naar het aangrijpende pianissimo bij de graflegging van Christus. Jammer, dat de nu eenmaal mode geworden pauze ons uit deze religieuze sfeer losrukte. In de vestibule had men een p rtret van Siegfried Ochs neergezet en wij verheug den ons in het feit, dat zijn opvolger het door hem begonnen werk voortzet op een wijze, welke voor de naaste toekomst veel goeds belooft. VERHOOGING OPCENTEN OP IN VOERRECHTEN EN ACCIJNZEN. Voorloop ig Verslag Eersto Kamer. Blijkens het Voorioopig Verslag der Eer ste Kamer over Tiet ontwerp van wet tot tijdelijke heffing van opcenten op som mige invoerrechten en op de accijnzen op bier en suiker, alsmede herziening toen de „oude gedsdienst" nog in Enge land hoogtij vierde. En we moeten God danken dat er betere dagen zijn aange broken; ieder mag nu een bijbel hebben, die hij lezen kan, en we mogen God die nen naar onze eigen overtuiging. Leest gij in den Bijbel, vader?" „Ik heb er wel een, een heel oude, van mijn vrouw zaliger, maar ik kan hem niet lezen. Lezen heb ik nooit geleerd. In mijn jonge jaren vond men het heelemaal niet gewenscht, dat menschen, van ons slag daarmee hun tijd verbeuzelden." „Maar ge kunt het toch in de kerk hooren?" „Neen, daar ga ik maar eens per jaar heen, met Paschen. Als ik dan niet ging, zou het heelemaal verkeerd met me gaan Maar naar den predikant luister ik niet, want de man deugt niet en behoorde geen predikant te zijn." „Dat is jammer." „Zoo is het; want zoo graag zou ik nog eens den weg gewezen worden, om Hem te vinden, want ik verlang zoo naar rust. Mijn pelgrimstocht is lang genoeg ge weest." „Bid tot Hem, en Hij zal u hooren, en Hij zal u de rust schenken, waarnaar gij haakt." Vader Roger zuchtte en mompelde voor zich heen: „Ik zal u rust geven. Als de Heer dat zelf zegt, dan zal Hij het doen ook, veronderstel ik. Maar talm dan niet van het tarief, betreurden vele leden, dat het wetsontwerp bij de behandeling in de Tweede Kamer is gewijzigd. Het bezwaar, dat het oorspronkelijk ontwerp in strijd zoude zijn met den geest van het verdrag van Ouchy, kondenzij niet onderschrijven. En het was toch daarom, dat de beperking van de tarief- verhooging tot artikelen, welke hier te lande niet worden voortgebracht, heeft plaats gehad bij de wijziging. Zij zouden gaarne vernemen of hetgeen door den heer Kortenhorst op 26 October j.l. in de Tweede Kamer is gezegd, t.a.v. de opcentén in België, inderdaad juist is en of de door België bereids in het leven geroepen en nog tot stand te bren gen verhooging, wat de invoerrechten be- treft, ook alleen betrekking heeft en zal hebben op de tariefposten, rakende arti- i kelen, welke in België niet worden voort gebracht. Ook vroegen deze leden, of bedoelde door België in het leven geroepen ver booging van rechten zal vervallen, al thans voor de contracteerende partijen, op het oogenblik van de inwerkingtreding van het verdrag van Ouchy, gelijk het oor spronkelijk artikel 2 van het wetsontwerp met betrekking tot Nederland beoogde. Naar aanleiding van het hier te berde gebrachte betoogden andere leden, dat België zich blijkbaar van den geest van Ouchy weinig aantrok en zjj achtten dit een reden te meer voor de opvatting, dat de wijziging van het wetsontwerp on- noodig is geweest. Vooral betreurden deze leden de wijziging, omdat daardoor de in het oorspronkelijk ontwerp gelegen remmende kracht tegen de benadeeling onzer industrie door de omringende sta ten teloor is gegaan. Ook moesten zij erkennen, dat tegen het leggen van opcenten op de invoer rechten op thee, suiker en benzine te recht zeer ernstige en gegronde tegenkan ting bestaat. Waren deze bezwaren voor vele leden zoo gewichtig, dat zij zich moesten be raden, of zij hun stem wel aan dit wets ontwerp zouden kunnen geven, ander- zijda ontveinsden zij zich niet, dat van een verwerping zeer ernstige gevolgen zouden zijn te duchten, en zulks te meer, omdat tot dusver niet is aangegeven, op welke andere wijze het benoodigde bedrag zoude zijn te vinden, om het ontstane tekort aan te vullen en de begrooting sluitend te maken. Verscheidene andere leden, die in de wijziging van het wetsontwerp wèl een verbetering zagen, omdat zij aan het aan vankelijk ontwerp een beslist bescher mend karakter toeschreven, hadden niet temin overwegende en niet te overbrug gen bezwaren, omdat zij een oplossing van de financiëele moeilijkheden langs an deren weg wèl mogelijk achtten, terwijl de verhooging van prijzen der eerste le vensbehoeften, vooral van suiker, welke het onmiddellijk gevolg zal zijn van het in werking treden der voorgestelde ta- riefverhoogingen, hun tegen de horst stuit. Enkele andere leden' hadden geenerlei bezwaar het onderhavige wetsontwerp te aanvaarden. Zij betoogden, dat de 20 millioen terstond moet worden gevonden en dat een technische herziening van het tarief eerst na een jaar baten zou kunnen opleveren. Kruiningen. Vrijdagavond vierde de G. J. V. „Ora et Labora" haar 14e jaar feest in het Zondagsschoolgebouw. De vergadering werd bij afwezigheid van den voorzitter geleid door Ds ter Haar Ro- meny. Opgevoerd werd „Visschersleed" in 3 bedrijven, terwijl na de pauze „Boer Evert wil vliegen" in 2 bedrijven werd weergegeven. "Was het eerste stuk vol ernst en leed door drankmisbruik, het tweede was vol humor. Beide werden goed weergegeven. De secretaris gaf een overzicht over het vereenigingsleven 1932 wat getuigde van veel werk en toewijding. Koudekerks. Donderdagavond verga derde de A.R. Kiesvereeniging „Neder land en Oranje" alhier onder leiding van dhr J. Maas. Na een openingswoord van den voor zitter werd verslag uitgebracht van de vergadering van het Prov. Comité. Dit langer, o Heer, want Uw dienstknecht is vermoeid. Negentig jaar negentig jaar, en een eind er over; en de dood waart rond en jong en oud wordt weg gemaaid, doch ik blijf alleen achter. Neem mij dan tot u, o Heer." Joan noch Arthur wisten hierop te antwoorden; Arthur stopte een halve kroon in de bevende hand, om de aard- sche zorgen althans te verlichten, en de wandelaars togen verder, den terugweg op. Toen zij weder bij het gezelschap aan landden, was er juist thee gezet, die door allen onder groote opgewektheid werd genoten. Joan vernam tot haar verba zing, dat Arthur Warrendale nog jonger dan zij was ze had hem minstens vijf- en-twintig geschat naar zijn spreken. Om de stijve beenen weder een beetje op gang te brengen vóór den terugtocht werd aan vaard, ging het gezelschap nog een korte wandeling maken in den omtrek van het meer, welks gladde oppervlakte een wol- keloozen avondhemel weerspiegelde. Me- liora slaakte een uitroep van verrukking toen ze de ontelbare waterlelies zag, haar geliefkoosde bloemen. Zou het niet moge- li.k zijn er eenige te plukken om mee naar huis te nemen. Er waren nog zoo veel knoppen! „Geen sprake van!" beslisten de War- j rendales; de grond rond het meertje was zoo verraderlijk en glad, dat het levens gevaarlijk zon zijn, zich daar te wagen. verslag gaf den voorzitter aanleiding een historisch en duidelijk overzicht te geven van de vroegere en thans bestaande or ganisatie in onze partij, landelijk en pro vinciaal, en naar hij hoopte straks ook bij de Staten-Centrales. Als bestuursleden voor de Staten-Cen trales werden voor deze kiesvereeniging gekozen J. Maas en J. de Kroo Czn. De heer de Kroo gaf een duidelijke toe lichting op het verkiezingsmanifest en de a.s. candidaatstelling. Deze geanimeerde vergadering werd door 23 leden bijgewoond en door dhr de Rijke met dankzegging gesloten. Biggekerke. Vrijdagmiddag vergaderde de gemeenteraad, hoofdzakelijk ter be spreking van de werkverschaffing. Naar aanleiding van gelezen notulen vroeg dhr P. Janse of bij het uitvoeren van het werk op het dorp, vanwege den raad aan de vrachtrijders gelegenheid zal worden gegeven iets te vervoeren. Door den voor zitter werd deze vraag breedvoerig be antwoord. Alles is anders geloopen dan aanvankelijk was gedacht. Ie door de concurrentie van elders en 2e doordat van wege den polder "Walcheren geen zand mag worden gehaald bij Valkenisse; hel zand komt nu met de tram mede en zal dan vermoedelijk door de vrachtrijders kunnen vervoerd worden, waar dan nog bij komt vervoer van grond en brik. De technischen ambtenaar zal alles nader re gelen. Van het B. A. was ingekomen een schrij ven dat het wederom gelden beschikbaar wil stellen voor werkverschaffing en dat door haar als leden van de commissie voor werkverschaffing zijn aangewezen de heeren J. Poppe, G. Schout en J. Moens. Vanwege de afd. Ned. Landarbei- dersbond en Ned. Chr. Bouwarbeiders- bond was bericht ingekomen, dat door hen als lid van genoemde commissie wa ren aangewezen reap, de heeren P. Wou „Dit is al het uiterste punt, waartoe we gaan kunnen", merkte Arthur op, „want daar begint het moeras al." Ruhy keek verlangend naar de water- lelier doch zeide niets. Van lieverlede echter slipte ze weg, naar de richting van het zwijgende meer. Ze had opge merkt, dat ook daar, verderop, de zoozeer begeerde bloemen groeiden, en ze was er zeker van, dat ze er bij kon. Ook Arthur, gehoor gevend aan een opwelling, die hij niet nader te defineeren wist, richtte zijn schreden dien kant uit, terwijl de ande ren in de omgeving bleven vertoeven, met belangstelling luisterend naar Joan's verhaal, omtrent haar ontmoeting met vader Roger. Wat was het een heerlijke avond, de muggen dansten in het licht van de ondergaande zon, die het land schap verfde met haar kleurenpracht. De kikkers begonnen te kwaken en een geur van frisch gras en bloemen verspreidde zich op het avondkoeltje. Alles ademde vrede en rust. Heel in de verte klonk het gelach en gebabbel van de dienstboden, die de leege picnicmanden aan het pak ken waren een enkel maal deed de nachtuil zijn klagend oehoe hooren. Plotseling weerklonken luide kreten, hulpgeroep en de stem was klaarblij kelijk die van Arthur. Allen snelden in de richting, vanwaar het geluid kwam, Joan die de langste en jongste beenen bezat, kwam het eerst ter plaatse. Tot aan zijn ters en J. van Rooijen. Van den polder Walcheren was ingekomen een schrijven dat zij toestemt in den verkoop van 86 c.A. zijkantweg tegen f 0.10 per c.A. voor de rioleering en van den heer L. Zacha- riasse dat hij toestemming geeft tot dem ping van een aan hem toebehoorende sloot, eveneens voor de rioleering. Ter inleiding van de bespreking werk verschaffing werden een tweetal verzoe ken voorgelezen, een van den Chr. Bestu renbond te Koudekerke en een van de aid. van den Ned. Chr. Bouwarbeiders bond alhier tot invoering van een steunrege ling voor uitgetrokken werkloozen. Daar zich wederom verschillende personen als werkloos hadden laten inschrijven, stelden B. en W. voor heden (Maandag) met de werkverschaffing, voor zoover dit moge lijk is, te beginnen. Kunnen bij het werk in de kom eventueel den eersten dag of dagen niet het verwachte aantal men schen geplaatst worden, dan achten zij het gewenscht, dat aan uitgetrokkenen en on georganiseerden in elk geval werk wordt gegeven, doch dat de tijdelijk niet geplaat sten een dag of wat uit de kas trekken tot meer zicht komt hoe de werkzaam heden zich voor werkgelegenheid leenen. Zoodra blijkt dat niet allen kunnen ge plaatst worden, zouden deze in gemeen te dienst kunnen worden genomen. Dhr J. Poppe pleitte voor gelijkstelling van de ongeorganiseerden met de geor- ganiseerden. De heer P. Janse was juist een tegen overgestelde meening toegedaan en wilde voorstellen de georganiseerden een dag meer te laten werken. Dit werd evenals het voorstel van B. en W. zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Bij de bespreking van de door beide corporaties gevraagde steunregeling, wees de voorzitter er op, dat de raad in het vorig seizoen besloot geen steunregeling in te voeren, doch enkel te doen aan werk- knieën in den vreemdsoortigen, leemach- tigen bodem weggezakt, die blijkbaar hier het karakter van drijfzand had, stond Ar thur, druipend van het water, met de kleine Ruby in zijn armen, terwijl hij angstig om zich heen keek, daar hij geen kans meer zag zich uit het verraderlijke slijk los te werken. Ruby, die alleen aan haar bloemen dacht, had niets bemerkt van den verraderlijken aard van den bo dem, waarop ze zich gewaagd had, tot dat zij plotseling voelde, dat er water in haar schoentjes kwam en ze tot haar schrik zag, dat ze wegzakte. Ze deed een poging om weer op vasten grond te ko men, maar ongelukkigerwijze gleed zij uit en eenige oogenblikken later bevond ze zich in het kille water van het Peil- looze Meer. Gelukkig kwam toen juist Arthur op de bewuste plek, onmiddellijt overzag hij den toestand met een for- schen_ sprong wist hij het drijfzand te vermijden en kon nog juist Ruby's rokje grijpen voor ze in de diepte zou verdwij nen. Joan, die haar tegenwoordigheid van geest niet verloor, wist den redder van haar zusje een langen stok toe te steken, die het hem mogelijk maakte, zich voor zichtig in de richting van den oever te bewegen, totdat de inmiddels naderbijge- komen heer Warrendale Ruby van hem kon overnemen. (Wordt vervolgd). Ingezonden Mededeellng.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1932 | | pagina 5