DEZEEÜW
TWEEDE BLAD.
lARS,
Iben en
JOAN CARISBR0KE
jS-INSPAN,
1AMBOD
Staten-Generaal
61).
Zoeklichtjes.
Uit de Provincie
model 1929
480
model 1926
f 95—
EN Jr.
BENDIJKE
VE is voor-
IBER 1932,
de hofstede
Veerschen
pg, bewoond
5IJN,
>pen:
terriepaard,
le Melkkoei-
le rekening,
|oren, Water-
Turk, Kort-
let Stangen,
it, Mestkrui-
i, Schoppen,
denpikker,
jl, Fornuis,
sn en Blok-
iers, Juk, 2
Kaasvaten,
tchel, Spek-
[t, Stallan-
[erplaatsbaar
lok, Steenen
[lzeeeft, enz.
;plaats voor
I uitsluitend
tGS wordt
Imen kleine
Ins 5 regels
|betallng.
t 0.85
t,
tE.
's avonds
der Kolen-
rlokaal.
BESTUUR.
Zure Haring
Inmaak-
ct
Segeerstraat,
lechth. Ten-
M'burg, St.-
2—5 en v.
lo—8 u. Ver
deden.
[.ING
loolmuseum
I), Geopend:
r2; Zaterd. 10
fije toegang.
en Stroo-
op wagen.
eg, Tel. 216,
I ZEN,
Ir uit vier.
bOMINICUS,
PAARD,
/AN NIEU-
en Sint-
|t dipl. melk-
andb.boekh.,
|g. p. w. be-
Adres:
|OUX M'burg
fen prijs,
paat 4, Goes.
)DE.
fENHUIJZE,
IRTIKELEN.
an 50 voor
Itis pijp per
pabak in de
50—65 ct. J.
[osp. M'burg
lundvl. 2 p.
80 ct., 2 p.
I Doorr. Lap-
ƒ1, C. VER-
ptr., M'burg.
koop:
kapperszaak,
in Zeeland.
C., Bureau
|eert op het
Jieuwe Zon
Jaar) ont-
Januari a.s.
IIJCK, Goea.
VAN
VRIJDAG 11 NOV. 1932, Nr 36.
TWEEDE KAMER.
Het debat over de Rijksbegrooting.
Dr Colijn over het regeeringsbeleid.
Het debat over de Rijksbegrooting werd
gisteren voortgezet met een rede van D r
H. G o 1 ij n, die zeide niet in twijfel te
verkeeren over de vraag of dit Kabinet
levend dan wel dood is.
Van bet oogenblik, dat het kabinet zich
bereid heeft verklaard een discussie te
aanvaarden over het algemeen staatsbe
leid, moet men aannemen, dat het even
eens bereid is voorstellen te doen, die de
instemming der Kamer kunnen verkrij
gen.
We hebben hier niet te doen met een
kabinet, dat in normalen zin parlemen
tair genoemd kan worden. We hebben to
doen met een extra-parlementair kabinet
en dus redeneert dit: „Vergeet niet, dat
we hier eigenlijk maar zitten als nood
hulp". Daarom moet de Kamer zien ma
tigen in haar critiek en dat geldt terneer
in omstandigheden, zoo moeilijk, dat we
ver in de geschiedenis terug moeten gaan
om een gelijkwaardigen toestand te vin
den.
Spr. zal zich dus onthouden van cri
tiek, al beteekent dit niet algeheele in
stemming; er is voor de A. R. ook wel
reden voor critiek. Doch het goede over-
heerscht datgene, waarover we critiek
zouden hebben te oefenen.
Spr. wijst dan op den moeilijken finan-
cieelen toestand van ons laud. Er zijn
eenige dingen, waarvan de millioenen-
nota in bet geheel niet gewaagt. In de
eerste plaats den achterstand van 229
millioen bij de afschrijvingen der Spoor
wegen. Voorts een gat van 230 millioen
in het Pensioenfonds van het spoorweg
personeel. Ook is er een achterstand in
de afschrijving van den woningbouw.
Een verlaging der huren eerst met tien
pet. en daarna nog eens met tien pot. be
teekent 3.2 plus 6.4 millioen, waarbij dan
nog komt twee millioen ongedekt exploi
tatietekort van het rapport-Vliegen, sa
men meer dan tien millioen, waarvan 75
pet. voor rijksrekening komt.
Spr. meent dus, dat de millioe-
nennota een te gunstig
beeld geeft. Men moet zijn verwachtin
gen over een spoedig herstel van den eco-
nomischen toestand niet te hoog spannen.
We moeten ons instellen op een lager le
venspeil; dit geldt voor geheel West-
Europa, temeer daar na den oorlog de
industrieele capaciteit in Amerika zich
belangrijk uitbreidde.
Onze voornaamste afnemers, Engeland,
Duitschland, Frankrijk en België en
althans de eerste twee zijn zelf slacht
offers van de structureele veranderingen
in de samenleving.
Onze export moet geacht worden blij
vend te zijn verminderd. Moeten we nu
maar afwachten? Spr. beantwoordt deze
vraag ontkennend.
De voornaamste taak op economisch
gebied voor dit en het komende kabinet
zal gericht moeten zijn op wegneming der
handelsbelemmeringen, ook al zullen in
de toekomst de afzetmogelijkheden, gerin
ger worden.
De verhouding tusschen Nederlandsche
en Indische belangen besprekend, zegt de
heer Colijn, dat nog te weinig beseft
wordt, dat welvaart in Indië beteekent
voorspoed in Nederland.
Wat de hulpverleening door den staat
betreft, in breede kringen heerscht mis
vatting omtrent het vermogen van den
staat daartoe. De staat zelf heeft niets
en moet zijn middelen, die. nog veel be
perkter zijn dan bijv. de heer Albarda
het voorstelt, elders zien te krijgen. En
dan moeten ook nog zooveel mogelijk on
gelijkheden worden voorkomen.
Spr. wijst in dit verband op den toe-
FEUILLETON.
door
EMMA JANE WORBOLSE.
„Zal ik haar van u overnemen, vader?"
vroeg Joan zacht. „U zult zoo moe wor
den in uw armen."
„Neen, neenl ze mocht eens wakker
worden. Mijn arme, kleine Ruby, het is
waarlijk niet veel, wat haar zelfzuchtige
vader voor haar kan doen. Wat groeit
ze all"
„En is het geen schat? Kijk eens, wat
een guitig snoetje, en zulke prachtige
wimpers. Mijn heerlijk kindje, Vader, ze
wordt nog de schoonheid van de familie
zal u zien. U zult tenminste één doch
ter hebben, waarmee u later eer mee kunt
inleggen.
„Ik vrees, dat vader dat niet meer zal
beleven, lieve kind. Mijn arme kleine
by zal een wees zijn, lang voor ze vol
wassen is. En jij zal vader en moeder te
gelijk voor haar moeten zijn."
„Als dat Gods wil zal zijn, dan zal ik
alles voor haar zijn, wat ik kan. Met Gods
huip zal haar noch de steun van een va-
stand der binnenschippers. De steun mag
het bedrijfsleven niet aantasten en niet
den eenen vorm van dit leven bevoordee-
len boven een anderen. Spr. denkt b.v.
aan de coöperatie en het vrije bedrijf.
Er moet komen een beter wederzijdsch
begrijpen, ook tusschen werkgever en
werknemer. Men denke niet, dat iemand
in Nederland er door komt zonder iets
van de crisis te voelen.
In hoofdzaak komen in omstandighe
den als deze de minder goede eigenschap
pen van een volk naar voren, als b.v. de
zucht om maar te leunen op de middelen
van den staat.
Er is een moreele verslapping van bet
weerstandsvermogen van ons volk. Dit
ligt niet uitsluitend aan de crisis; er zijn
ook geestelijke oorzaken, ondanks de zoo
hooge kosten voor onderwijs in Neder
land.
Intellectueele krachten kunnen .voor
uitgang beteekenen, doch de geschiedenis
leert, dat dit niets baat zonder geestelijke
diepte. Er gaat een golf van geestelijke
anarchie over de wereld. Zij beeft meer
moeilijke tijden gekend, maar is er altijd
doorgekomen, als er fundamenten van
eerlijkheid, en trouw en geestelijke diepte
voldoende aanwezig waren.
..Is ons volk zijn lot weet te stellen in
handen van den Vader, die in de hemelen
is, zal het ook nu weer er boven op ko
men. Zonder dat valt het gemakkelijk aan
hartstocht- en inhoudslooze leuzen ten
prooi.
Spr. ontkent bijv. niet, dat er misstan
den bestaan ten aanzien van cumula
tie van inkomsten. Doch op
dit terrein liggen heel wart. voetangels en
klemmen. De rijkswetgever kan hier be
zwaarlijk vrijheden van lagere en lokale
organen aan banden leggen.
De teleurgestelde kiezers hebben het
recht om van hun teleurstelling te doen
blijken, doch als dit gaat op de wijze
zooals dit eenigen tijd geleden gebeurd is,
moet spr. er toch tegen opkumen.
Er zijn altijd ontbindende krachten in
de maatschappij werkzaam, ook bijv. op
het gebied der literatuur. Dan verschijnt
een boek als van het echtpaar Wibaut,
dat de bijl legt aan den
wortel van het gezinsle
ven. Doch dit is niet oorspronkelijk en
werd reeds door de Fransche revolutie in
beginsel gebracht, door het plaatsen van
het individu in het centrum van het le
ven en door de propaganda voor onge
loof. Spr. richt geen verwijten tot een en
kele groep; op dit punt is geen enkele
groep geheel zonder fout.
Bedacht moet worden, dat omwentelin
gen nooit afgekocht kunnen worden; het
gezag moet steunen op Hem, wiens sou-
vereiniteit boven alles staat..
De overheid, die haar gezag weet te
handhaven, kan veel doen om de moreele
volkskracht te versterken. Zij heeft zich
dan te onthouden van de ontwikkeling
der godsdienstige stroomingen. Zij heeft
te handhaven en zooveel mogelijk te be
schermen de vrijheid dier stroomingen.
Wat de werkloosheid betreft, als
spr. er hen bij rekent, die van werkloo-
zen afhankelijk zijn, dan omvat zij een
achtste van ons volk.
Het is erg, dat zoo velen met een be
staansminimum moeten volstaan; maar
erger is de moreele dege
neratie die er 't gevolg van is. De na-
terieele gevolgen zijn met steun alleen niet
op te lossen, niemand kan verzekeren, dat
Nederland in staat zal blijven voor dit
doel jaarlijks 150 millioen uit te geven,
ook de heer Albarda niet.
Werkverschaffing moet zooveel moge
lijk worden bevorderd.
Men bedenke, dat ook bij normale toe
standen het bedrijfsleven niet alle werk-
loozen tot zich zal kunnen nemen; de ge
wijzigde structuur zal een belangrijk re
sidu doen blijven bestaan. Er moet dus
getracht worden nieuwe werken te vin
den, doch wij zullen ons al zeer mogen
verheugen als onze exportindustrieën op
de normale basis zouden terugkeeren.
Maar als dat ook niet gebeurt? Wat dan?
Moeten wij ons er maar mede verzoe
nen, dat er voor goed jaarlijks bijv. 75
millioen wordt uitgegeven voor steun
der, noch de liefde van een moeder
vreemd zijn. Ik zdl trachten, te doen wat
de Schrift zegt: „haar op te voeden in de
leering en de vermaning des Heer en." Ik
beloof u, vader
„Stil kind, beloof niets. Ik ben er van
overtuigd, dat je zoowel een wijs moeder
als een liefhebbend zuster zal zijn voor dit
schepseltje, wiens komst de aankondiging
schijnt te zijn geweest van al onze moei
lijkheden."
„Vader, zeg dat toch niet! Voor mij is
ze juist een teeken, dat betere dagen zul
len aanbreken, dan we gekend hebben. De
zorgen die op ons zijn gevallen, waren
onafwendbaar ze moesten komen,
daaraan kon de kleine Ruby niets verhel
pen. Voor mij is ze de grootste schat, hei
kostbaarste, wat me kon worden toever
trouwd."
„Joan, hoe oud ben je eigenlijk?"
„In Juni word ik vijftien, vader."
„'t Lijkt wel, of je al veel ouder bent. Je
hebt je het laatste jaar buitengewoon snel
ontwikkeld."
„Dat weet ik. Ik heb vaak een gevoel of
ik al volwassen ben. Zonder het te weten
ben ik zoo langzamerhand geheel en al
de kinderschoenen ontgroeid. De zorg
voor Ruby heeft daar geloof ik heel wat
toe bijgedragen en de moeilijk
heden."
aan werkloozen?
Spr. ziet een middel in de goede rich
ting door vergrooting van het
bodemoppervlak. Met hert oog op
de toekomst ziet spr. nut in de dadelijke
voortzetting van inpolderingen ondanks
de daaraan verbonden kosten. Wanneer
die klaar zijn, dan behouden zij werkge
legenheid voor nieuwe groepen in te
genstelling piet andere werkgelegenhe
den.
Spr. dringt erop aan alsnog een post
van b.v. twee millioen uit te trekken op
de begrooting van het Zuiderzeefonds
voor verdere inpoldering.
Na de verkiezingen dus aangeno
men, dat er voor de verkiezingen geen
ongelukken gebeuren, hoopt spr. dat deze
regeering de financieele saneering kan
voltooien, waartoe bij ernstigen wil het
vertrouwen kan worden geschonken
zou spr. herstel van den normalen parle
mentairen toestand wenschen.
Vooral in dezen tijd is een extra-parle
mentair kabinet een gewaagd experi
ment.
Juli 1933 is nog ver. Hoe de toestand
dan zal zijn, kan alleen dan beoordeeld
worden. Een toestand zooals nu een
kabinet, dat in zijn samenstelling nauw
aansluit bij de groepen der Kamer zonder
dat die vooraf gekend zijn in bet werk
program is niet gewenscht.
Wij moeten terug naar een ge
zonde democratie, die niet bang is
voor de dingen, die moeten gebeuren.
En dan bedenke men dart volgens
sprekers vaste overtuigingwat ons nu
overkomt niet meer is dan het begin der
smarten welke ons te wachten staan.
De beer A a 1 b e r s e (R.K.) merkt op,
dat de moeilijkheden voor dit kabinet on
der de tegenwoordige omstandigheden
nog grooter zijn, omdat het geen parle
mentair kabinet is, en omdat het als ex
tra-parlementair kabinet niet op een
breede basis is gebouwd.
Al staan wij tegenover dit kabinet an
ders en vrijer dan tegenover een parle
mentair kabinet, wij zullen het zoo lang
mogelijk steunen.
De werkloosheid in ons land neemt nog
bij voortduring toe. De tariefmuren wor
den nog steeds hooger. Van verschillen
de kanten geschiedt dumping. Het En-
gelsche Pond is nog gedaald. Rusland en
China blijven uitgeschakeld.
Het vorige jaar heeft spr. gewaar
schuwd tegen de koopkrachttheorie, die
zich tegen loonsverlaging verzet. De heer
Albarda blijkt nog een aanhanger van
dezetheorie. Alleen een loonsverhooging,
die het gevolg is van verhoogde produc
tie, schept meer koopkracht. Anders komt
hooger loon neer op inflatie.
Anderzijds beschouwt spr. het vraag
stuk der loonsverlaging in zooverre als
zij leidt tot de vermindering van het pres
tatievermogen van den arbeider.
Met dat al moet een tekort van 150
millioen op korten termijn worden ge
dekt. Men spele daartegenover geen blin
demannetje. Moeilijk en onaangenaam
demannetje. Moeilijk en onaangenaam
is de weg der bezuiniging voor de regee
ring, maar nog meer voor het parle
ment.
Is nog wel eenige volksvertegenwoordi
ging, uit het algemeen kiesrecht voort
gekomen, in staat om deze zware taak te
verrichten? Mogen de komende dagen '1
bewijs leveren, dat althans het Neder
landsche parlement nog den moed heeft
zijn plicht te doen. Dan zal tevens bewe
zen zijn, dat het parlementaire stelsel
althans in ons land nog gezond is en
sterk.
Men zegt, dat inkrimping van het amb-
tenarental beter is dan salarisverlaging.
Spr. heeft zulk een inkrimping van nabij
meegemaakt. Het behoort tot het ellen
digste, dat hij in zijn leven heeft be
leefd. Beter is een gezamenlijk dragen
door salarisvermindering, vooral als er
zooveel werkloosheid is.
Spr. bracht hulde aan minister Ver
schuur, die met zijn ambtgenoot van Fi
nanciën staat voor een bijna bovenmen-
schelijke taak, die hij, de vele critiek ten
spijt, met ongekende werkkracht vervult.
Hij vertrouwt, dat de minister zijn aan
dacht aan land- en tuinbouw zal blijven
wijden en tijdig zal trachten te voorzien
wat het komende jaar zal brengen. Ook
„Ja, mijn arm meisje, zorgen en moei
lijkheden doen de mensch snel veroude
ren en daarvan heb jij in den laatsten
tijd meer dan je deel gehad. Maar ik
hoop, Joan, dat er nog een gelukkig leven
voor je mag liggen, ondanks het leed, dat
je nu moet doormaken. Jij krijgt het juk
in je jeugd te dragen, zoo is het mij niet
gegaan het is veel en veel zwaarder en
moeilijker te dragen, als het je op mid
delbaren leeftijd op de schouders wordt
gelegd. Als ik denk aan het verleden, dat
ik zoo geheel en. al verkeerd gebruikt heb
dan zinkt mij het hart in de schoenen.
God gaf me vele goede dingen. Hij vulde
mijn levensbeker tot aan den rand, ge
luk en eer stelde hij binnen mijn bereik
en als de verloren zoon verkwistte ik mijn
bezittingen. Niet dat ik zoo wild geleefd
heb, maar ik had te veel voor me zelf
noodig, ik heb de gaven, die me waren
geschonken, niet gebruikt. Mijn zooge
naamde kunstzin is niets dan toegeven
aan mijn genotzucht. En nu heb ik mijn
tijd gehad, en mijn werk is nog onge
daan. Ik ben een oud man, onteerd en
met schande overladen en mijn kinderen
moeten me wel verachten".
„Neen, vader, neen, dat weet u wel
beter! Zooiets mag u niet denken. Het
verleden is verkeerd geweest, ongetwij
feld; we schenen den rechten, weg niet te
hier neemt de werkloosheid hand over
hand toe.
Onze toenemende bevolking zal zonder
toeneming der industrie niet kunnen blij
ven bestaan.
De regeering streve naar meer werk
gelegenheid.
Spr. merkt op, dat de loonen hier en
daar nog kunstmatig hoog worden gehou
den, Daarbij is speciaal in land- en tuin
bouw de loonsverlaging dikwijls gekomen
beneden een toelaatbaar peil. Overwogen
zou kunnen worden bij verdere steunver-
leening het voorschrift van een mini
mum-loon.
Spr. bepleit voorts pogingen tot het op
peil houden der werkloozenkassen. Dat
de regeering de normen der werkloos
heids-ui tkeeringen niet zal verlagen, heb
ben spr. en zijn politieke vrienden met
instemming vernomen. Beter is echter
werkverschaffing, om de menschen niet
te wennen aan het verkrijgen van inkom
sten zonder er iets voor te presteeren,
men leere den menschen niet het lijn
trekken; dergelijke arbeiders worden dik
wijls voor later werk onbruikbaar. De
regeering stelle zich dus werkverruiming
voor oogen.
Spr.'s motie inzake het invoerrechten-
ontwerp is wel genoemd uitstel van exe
cutie. Spr. komt daar tegen op; ware het
anders, spr. zou hebben gezegd: sla toe
en maak het kort. Hij had de verwach
ting dat de Kamer wel zal medegaan
met verschillende andere methoden om de
noodige middelen te verkrijgen en om de
bezwaren tegen het ontwerp weg te ne
men.
Spr. bepleit samenwerking tusschen de
partijen ter rechterzijde. Dit beteekent
niet dat er anderzijds niet tot veel goeds
voor ons volk is medegewerkt. Het zijn
echter de groote beginselen welke ons
den weg wijzen als lantarens in den
nacht.
De heer L a n g m a n, G.H., betoogde, dat
de organisatie van de kerk niet in de eer
ste plaats een zaak van de overheid is.
Wat zou ze in deze ten opzichte van een
reorganisatie moeten doen? Spr. be
strijdt dienaangaande den heer Peere
boom.
Verder werd nog het woord gevoerd
door den heer F1 e s k e n s, R.K., die in
hoofdzaak financieele beschouwingen
hield.
TIJDELIJKE HEFFING VAN
OPCENTEN OP DE INVOERRECHTEN.
Nota van wijzigingen ingediend.
De Minister van Financiën heeft een
Nota van Wijzigingen gezonden betref
fende het wetsontwerp tot Tijdelijke hef
fing van opcenten op alle invoerrechten
en op den accijns op bier, alsmede her
ziening van het tarief.
Blijkens de toelichting wordt door deze
Nota van Wijziging tegemoet gekomen
aan het bezwaar, dat tegen het ontwerp
rees in verband met het verdrag
vanOuchy. Met het oog op dit Verdrag
was aanvankelijk in het ontwerp opgeno
men artikel 2 bepalende, dat na de in
werkingtreding van het verdrag de op
centen voor de contracteerende en als
nog toetredende staten zouden vervallen.
Hiertegen werd bedenking geopperd, om
dat de niet-toetredende staten, met wie
wij een meestbegunstigingstractaat heb
ben, zich misschien wel zouden neerleg
gen bij den kleinen voorsprong, die door
het Verdrag aan de contracteerende Sta
ten gegeven werd, maar niet bij den veel
grooteren voorsprong, welken het weg
vallen der opcenten opleverde.
De regeering verklaarde zich bereid aan
deze bedenking tegemoet te komen door
na de inwerkingtreding de opcenten voor
alle landen te doen vervallen.
Alsnu rees het bezwaar, dat dan de
inwerkingtreding zou kunnen worden be
lemmerd niet van buitenlandsche maar
van binnenlandsche zijde, hetzij uit han
delspolitiek-, hetzij uit fiscaal motief. De
Regeering heeft zich daarom beraden een
stap Verder te gaan en de opcenten
uitsluitend toepasselijk te
verklaren op goederen, welke
hierte lande nietworden voort
gebracht. Verhooging van rechten
voor zoodanige goederen is in het proto
col op de artikelen 1 en 2 van het Ver
drag van Ouchy vóór en na de inwerking
treding van dit .Verdrag onbeperkt toe
gelaten.
zien, onze plichten niet te onderkennen,
totdat God ons Meliora zond; en die
heeft ons de richting gewezen die wij uit
moeten, en die wij uit zullen gaan. Wees
getroost vader, en heb vertrouwen in de
toekomst".
„Voor mij brengt de toekomst niets
meer, Joan. Mijn leven is geleefd. Moge
lijk dat enkele maanden, jaren misschien
mij nog resten, zooals dokter Ingledew
beweert; maar ik zal een stumper blijven,
een blok aan het been van haar, die het
mijn plicht was te verzorgen. Als ik om
mij heen zie, en ik zie, in welken toestand
mijn gezin is geraakt, door mijn toedoen,
dan zou ik bijna wenschen, dat ik uit de
ijlkoortsen, die mijn lichaam teisterden,
niet meer ontwaakt ware".
„Vader, vader! Dat moogt u niet zeg
gen. God heeft u in het leven gelaten,
stellig tot een goed doeleinde, voor uw
eigen geluk, en ongetwijfeld tot het onze-,
daar ben ik vast van overtuigd. En wij
hebben nimmer zoo van ons vadertje ge
houden als nu".
„Je bent mijn beste Joan. Als het me
echter maar gegeven ware, om iets te
kunnen doen, al zou ik ook maar een
klein steentje kunnen bijdragen, om in
ons onderhoud te voorzien. Doch wat kan
men doen, als men geen béenen tot zijn
dienst heeft ala men een wrak ia ge»
Het Soc.Dem. „Volksblad" bevat een
aandoenlijk verhaal van een werklooze
partijgenoot, die, omdat hij zonder belas
tingplaatje en zonder wegenkaart fietste
en geen geld had om de boete te betalen,
vier dagen gevangenisstraf moest onder
gaan.
Het is wel heel erg, concludeert het
blad.
En dat is 't ook.
Het zou toch voor een partij die over
millioenen te beschikken heeft en die een
betooging kan organiseeren die veel meer
dan een kwart millioen gulden kost, een
kleinigheid zijn geweest, de paar guldens
boete te betalen en den werkloozen arbei
der uit het gevang te houden.
Maar inplaats dat men wat doet,
schrijft men een lang artikel en laat in-
tusschen den werkloozen partijgenoot
stilletjes „brommen".
Het „Volksblad" heeft gelijk.
't Is toch wel heel erg.
OPMERKER.
De invoerrechten op deze goederen zijn
economisch niet anders dan accijnzen en
staan dan ook op één lijn met b,v. den
wijnaccijns. Daar de opcenten op den
bieraccijns in art. 1 b gehandhaafd wor
den is in art. la naast de goederon,
die hier te lande niet geproduceerd wor
den mede gehandhaafd geworden het
bier.
De opbrengst van het nieuwe arti
kel la, voor zoover voor den gewonen
dienst bestemd, wordt geraamd op onge
veer f 10.5 millioen. Daarnaast komt dan
de opbrengst van de opcenten op Zuid
vruchten, welke ten bate van het Lee-
ningfonds strekt en op 5 ton wordt ge
raamd.
Teneinde de aanvankelijk geraamde
opbrengst van het wetsontwerp te bena
deren, wordt tegelijkertijd een wijziging
voorgesteld van artikel lb. Naast 30 op
centen op den bieraccijns zullen geheven
worden 20 opcenten op den sui
ker a c c ij ns. De opbrengst hiervan
wordt eveneens geschat op f 10.5 millioen.
De gezamenlijke opbrengst voor den ge
wonen dienst zal derhalve zijn f21 mil
lioen.
De 20 opcenten op den suikeraccijns
waren, zooals bekend is, reeds- opgeno
men in de Leeningwet 1914 en werden
geheven van dat jaar af tot 1 Februari
1930 ten bate van het Leeningfonds, d.w.z.
ter financiering van de rente en aflos
sing van de crisisleeningen. Zij zullen nu
gedurende één jaar hersteld worden ten
bate van den gewonen dienst. Daarnaast
worden sinds 1 April 1932 tieij opcenten
geheven ter gedeeltelijke dekking van den
aan de bietenbouwers verleenden steun.
Deze tien opcenten komen ten goede
van het Leeningfonds, waaruit die steun
betaald wordt.
De heffing van opcenten op den suiker
accijns brengt mede, dat het tarief van
invoerrechten voor suikerhoudende
goederen op het voetspoor van arti
kel 2 der wet van 19 Maart 1932 tijdelijk
dienovereenkomstig wordt verhoogd.
Tevens dient aan deze opcentenheffing
overeenkomstig het systeem neergelegd
in de artikelen 3 tot 8 en 19 van de wet
van 19 Maart 1932 een navordering ver
bonden te worden van opcenten voor de
hier te lande bij den ingang dezer heffing
in het vrije verkeer aanwezige suiker-
voorraden, waar deze voorraden zoowel
van binnenlandschen als van buitenland-
schen oorsprong kunnen zijn, kan deze
navordering niet op den voet van art. 6
van het wetsontwerp geschieden.
Al deze bepalingen zijn dus overgeno
men uit de bestaande wetgeving en door
de ervaring doeltreffend gebleken. Nu de
behandeling van het wetsontwerp vertra
ging heeft ond'ervonden, is het gewenscht
den datum van inwerkingtreding op 1
Januari a.s. te stellen.
De Zuid-Bevelandsche Dorcas be
deelde heden 12 rokken, 40 vrouwenhem
den, 6 manshemden, 43 lakens, 7 schor
ten, 19 dekens, 50 sloopen en diverse
wollen onderkleeding.
Het bestuur zegt den leden hartelijk
worden!"
„Wacht maar vader, tot we eenmaal in
Hampstead Heath wonen. Meliora zegt,
als uw gestel nog maar beter wordt, dat
u zich met literairen arbeid nog heel
nuttig zult kunnen maken en zoo denk
ik er ook over. Eigenlijk kwam ik op de
gedachte en sprak er over. U, die zoo
knap is, kunt zich toch zeker die kennis
wel ten nutte maken!"
„Ik zal er eens over denken. Mogelijk,
dat ik eerlang in dien geest wat zou kun
nen doen. En het zou tevens de lange
uren verdrijven; wat een genot zou het
zijn, als mocht blijken, dat mijn bestaan
toch niet geheel overbodig geworden was
Welk een zegen van God, als Hij me zoo
lang spaarde, tot ik geheel zonder ver
plichtingen aan derden deze wereld kon
verlaten!"
„Wie, weet, vader", sprak de kleine
troostster; „wij allen zullen u helpen. En
mocht het Gods wil zijn, u eerder van ons
weg te nemen, dan beloof ik u plechtig,
dat ik niet zal rusten, voor de laatste pen
ning van uw schuld is afbetaald. Nie
mand ter wereld zal later kunnen zeg
gen, dat Francis Carisbroke hem nog geld
schuldig was. Tenminste, als ik leef en
God mij kracht en gezondheid schenkt".
(Wordt vervolgd.)