DEZEEÜW TWEEDE BLAD. lARS, Iben en JOAN CARISBR0KE jS-INSPAN, 1AMBOD Staten-Generaal 61). Zoeklichtjes. Uit de Provincie model 1929 480 model 1926 f 95— EN Jr. BENDIJKE VE is voor- IBER 1932, de hofstede Veerschen pg, bewoond 5IJN, >pen: terriepaard, le Melkkoei- le rekening, |oren, Water- Turk, Kort- let Stangen, it, Mestkrui- i, Schoppen, denpikker, jl, Fornuis, sn en Blok- iers, Juk, 2 Kaasvaten, tchel, Spek- [t, Stallan- [erplaatsbaar lok, Steenen [lzeeeft, enz. ;plaats voor I uitsluitend tGS wordt Imen kleine Ins 5 regels |betallng. t 0.85 t, tE. 's avonds der Kolen- rlokaal. BESTUUR. Zure Haring Inmaak- ct Segeerstraat, lechth. Ten- M'burg, St.- 2—5 en v. lo—8 u. Ver deden. [.ING loolmuseum I), Geopend: r2; Zaterd. 10 fije toegang. en Stroo- op wagen. eg, Tel. 216, I ZEN, Ir uit vier. bOMINICUS, PAARD, /AN NIEU- en Sint- |t dipl. melk- andb.boekh., |g. p. w. be- Adres: |OUX M'burg fen prijs, paat 4, Goes. )DE. fENHUIJZE, IRTIKELEN. an 50 voor Itis pijp per pabak in de 50—65 ct. J. [osp. M'burg lundvl. 2 p. 80 ct., 2 p. I Doorr. Lap- ƒ1, C. VER- ptr., M'burg. koop: kapperszaak, in Zeeland. C., Bureau |eert op het Jieuwe Zon Jaar) ont- Januari a.s. IIJCK, Goea. VAN VRIJDAG 11 NOV. 1932, Nr 36. TWEEDE KAMER. Het debat over de Rijksbegrooting. Dr Colijn over het regeeringsbeleid. Het debat over de Rijksbegrooting werd gisteren voortgezet met een rede van D r H. G o 1 ij n, die zeide niet in twijfel te verkeeren over de vraag of dit Kabinet levend dan wel dood is. Van bet oogenblik, dat het kabinet zich bereid heeft verklaard een discussie te aanvaarden over het algemeen staatsbe leid, moet men aannemen, dat het even eens bereid is voorstellen te doen, die de instemming der Kamer kunnen verkrij gen. We hebben hier niet te doen met een kabinet, dat in normalen zin parlemen tair genoemd kan worden. We hebben to doen met een extra-parlementair kabinet en dus redeneert dit: „Vergeet niet, dat we hier eigenlijk maar zitten als nood hulp". Daarom moet de Kamer zien ma tigen in haar critiek en dat geldt terneer in omstandigheden, zoo moeilijk, dat we ver in de geschiedenis terug moeten gaan om een gelijkwaardigen toestand te vin den. Spr. zal zich dus onthouden van cri tiek, al beteekent dit niet algeheele in stemming; er is voor de A. R. ook wel reden voor critiek. Doch het goede over- heerscht datgene, waarover we critiek zouden hebben te oefenen. Spr. wijst dan op den moeilijken finan- cieelen toestand van ons laud. Er zijn eenige dingen, waarvan de millioenen- nota in bet geheel niet gewaagt. In de eerste plaats den achterstand van 229 millioen bij de afschrijvingen der Spoor wegen. Voorts een gat van 230 millioen in het Pensioenfonds van het spoorweg personeel. Ook is er een achterstand in de afschrijving van den woningbouw. Een verlaging der huren eerst met tien pet. en daarna nog eens met tien pot. be teekent 3.2 plus 6.4 millioen, waarbij dan nog komt twee millioen ongedekt exploi tatietekort van het rapport-Vliegen, sa men meer dan tien millioen, waarvan 75 pet. voor rijksrekening komt. Spr. meent dus, dat de millioe- nennota een te gunstig beeld geeft. Men moet zijn verwachtin gen over een spoedig herstel van den eco- nomischen toestand niet te hoog spannen. We moeten ons instellen op een lager le venspeil; dit geldt voor geheel West- Europa, temeer daar na den oorlog de industrieele capaciteit in Amerika zich belangrijk uitbreidde. Onze voornaamste afnemers, Engeland, Duitschland, Frankrijk en België en althans de eerste twee zijn zelf slacht offers van de structureele veranderingen in de samenleving. Onze export moet geacht worden blij vend te zijn verminderd. Moeten we nu maar afwachten? Spr. beantwoordt deze vraag ontkennend. De voornaamste taak op economisch gebied voor dit en het komende kabinet zal gericht moeten zijn op wegneming der handelsbelemmeringen, ook al zullen in de toekomst de afzetmogelijkheden, gerin ger worden. De verhouding tusschen Nederlandsche en Indische belangen besprekend, zegt de heer Colijn, dat nog te weinig beseft wordt, dat welvaart in Indië beteekent voorspoed in Nederland. Wat de hulpverleening door den staat betreft, in breede kringen heerscht mis vatting omtrent het vermogen van den staat daartoe. De staat zelf heeft niets en moet zijn middelen, die. nog veel be perkter zijn dan bijv. de heer Albarda het voorstelt, elders zien te krijgen. En dan moeten ook nog zooveel mogelijk on gelijkheden worden voorkomen. Spr. wijst in dit verband op den toe- FEUILLETON. door EMMA JANE WORBOLSE. „Zal ik haar van u overnemen, vader?" vroeg Joan zacht. „U zult zoo moe wor den in uw armen." „Neen, neenl ze mocht eens wakker worden. Mijn arme, kleine Ruby, het is waarlijk niet veel, wat haar zelfzuchtige vader voor haar kan doen. Wat groeit ze all" „En is het geen schat? Kijk eens, wat een guitig snoetje, en zulke prachtige wimpers. Mijn heerlijk kindje, Vader, ze wordt nog de schoonheid van de familie zal u zien. U zult tenminste één doch ter hebben, waarmee u later eer mee kunt inleggen. „Ik vrees, dat vader dat niet meer zal beleven, lieve kind. Mijn arme kleine by zal een wees zijn, lang voor ze vol wassen is. En jij zal vader en moeder te gelijk voor haar moeten zijn." „Als dat Gods wil zal zijn, dan zal ik alles voor haar zijn, wat ik kan. Met Gods huip zal haar noch de steun van een va- stand der binnenschippers. De steun mag het bedrijfsleven niet aantasten en niet den eenen vorm van dit leven bevoordee- len boven een anderen. Spr. denkt b.v. aan de coöperatie en het vrije bedrijf. Er moet komen een beter wederzijdsch begrijpen, ook tusschen werkgever en werknemer. Men denke niet, dat iemand in Nederland er door komt zonder iets van de crisis te voelen. In hoofdzaak komen in omstandighe den als deze de minder goede eigenschap pen van een volk naar voren, als b.v. de zucht om maar te leunen op de middelen van den staat. Er is een moreele verslapping van bet weerstandsvermogen van ons volk. Dit ligt niet uitsluitend aan de crisis; er zijn ook geestelijke oorzaken, ondanks de zoo hooge kosten voor onderwijs in Neder land. Intellectueele krachten kunnen .voor uitgang beteekenen, doch de geschiedenis leert, dat dit niets baat zonder geestelijke diepte. Er gaat een golf van geestelijke anarchie over de wereld. Zij beeft meer moeilijke tijden gekend, maar is er altijd doorgekomen, als er fundamenten van eerlijkheid, en trouw en geestelijke diepte voldoende aanwezig waren. ..Is ons volk zijn lot weet te stellen in handen van den Vader, die in de hemelen is, zal het ook nu weer er boven op ko men. Zonder dat valt het gemakkelijk aan hartstocht- en inhoudslooze leuzen ten prooi. Spr. ontkent bijv. niet, dat er misstan den bestaan ten aanzien van cumula tie van inkomsten. Doch op dit terrein liggen heel wart. voetangels en klemmen. De rijkswetgever kan hier be zwaarlijk vrijheden van lagere en lokale organen aan banden leggen. De teleurgestelde kiezers hebben het recht om van hun teleurstelling te doen blijken, doch als dit gaat op de wijze zooals dit eenigen tijd geleden gebeurd is, moet spr. er toch tegen opkumen. Er zijn altijd ontbindende krachten in de maatschappij werkzaam, ook bijv. op het gebied der literatuur. Dan verschijnt een boek als van het echtpaar Wibaut, dat de bijl legt aan den wortel van het gezinsle ven. Doch dit is niet oorspronkelijk en werd reeds door de Fransche revolutie in beginsel gebracht, door het plaatsen van het individu in het centrum van het le ven en door de propaganda voor onge loof. Spr. richt geen verwijten tot een en kele groep; op dit punt is geen enkele groep geheel zonder fout. Bedacht moet worden, dat omwentelin gen nooit afgekocht kunnen worden; het gezag moet steunen op Hem, wiens sou- vereiniteit boven alles staat.. De overheid, die haar gezag weet te handhaven, kan veel doen om de moreele volkskracht te versterken. Zij heeft zich dan te onthouden van de ontwikkeling der godsdienstige stroomingen. Zij heeft te handhaven en zooveel mogelijk te be schermen de vrijheid dier stroomingen. Wat de werkloosheid betreft, als spr. er hen bij rekent, die van werkloo- zen afhankelijk zijn, dan omvat zij een achtste van ons volk. Het is erg, dat zoo velen met een be staansminimum moeten volstaan; maar erger is de moreele dege neratie die er 't gevolg van is. De na- terieele gevolgen zijn met steun alleen niet op te lossen, niemand kan verzekeren, dat Nederland in staat zal blijven voor dit doel jaarlijks 150 millioen uit te geven, ook de heer Albarda niet. Werkverschaffing moet zooveel moge lijk worden bevorderd. Men bedenke, dat ook bij normale toe standen het bedrijfsleven niet alle werk- loozen tot zich zal kunnen nemen; de ge wijzigde structuur zal een belangrijk re sidu doen blijven bestaan. Er moet dus getracht worden nieuwe werken te vin den, doch wij zullen ons al zeer mogen verheugen als onze exportindustrieën op de normale basis zouden terugkeeren. Maar als dat ook niet gebeurt? Wat dan? Moeten wij ons er maar mede verzoe nen, dat er voor goed jaarlijks bijv. 75 millioen wordt uitgegeven voor steun der, noch de liefde van een moeder vreemd zijn. Ik zdl trachten, te doen wat de Schrift zegt: „haar op te voeden in de leering en de vermaning des Heer en." Ik beloof u, vader „Stil kind, beloof niets. Ik ben er van overtuigd, dat je zoowel een wijs moeder als een liefhebbend zuster zal zijn voor dit schepseltje, wiens komst de aankondiging schijnt te zijn geweest van al onze moei lijkheden." „Vader, zeg dat toch niet! Voor mij is ze juist een teeken, dat betere dagen zul len aanbreken, dan we gekend hebben. De zorgen die op ons zijn gevallen, waren onafwendbaar ze moesten komen, daaraan kon de kleine Ruby niets verhel pen. Voor mij is ze de grootste schat, hei kostbaarste, wat me kon worden toever trouwd." „Joan, hoe oud ben je eigenlijk?" „In Juni word ik vijftien, vader." „'t Lijkt wel, of je al veel ouder bent. Je hebt je het laatste jaar buitengewoon snel ontwikkeld." „Dat weet ik. Ik heb vaak een gevoel of ik al volwassen ben. Zonder het te weten ben ik zoo langzamerhand geheel en al de kinderschoenen ontgroeid. De zorg voor Ruby heeft daar geloof ik heel wat toe bijgedragen en de moeilijk heden." aan werkloozen? Spr. ziet een middel in de goede rich ting door vergrooting van het bodemoppervlak. Met hert oog op de toekomst ziet spr. nut in de dadelijke voortzetting van inpolderingen ondanks de daaraan verbonden kosten. Wanneer die klaar zijn, dan behouden zij werkge legenheid voor nieuwe groepen in te genstelling piet andere werkgelegenhe den. Spr. dringt erop aan alsnog een post van b.v. twee millioen uit te trekken op de begrooting van het Zuiderzeefonds voor verdere inpoldering. Na de verkiezingen dus aangeno men, dat er voor de verkiezingen geen ongelukken gebeuren, hoopt spr. dat deze regeering de financieele saneering kan voltooien, waartoe bij ernstigen wil het vertrouwen kan worden geschonken zou spr. herstel van den normalen parle mentairen toestand wenschen. Vooral in dezen tijd is een extra-parle mentair kabinet een gewaagd experi ment. Juli 1933 is nog ver. Hoe de toestand dan zal zijn, kan alleen dan beoordeeld worden. Een toestand zooals nu een kabinet, dat in zijn samenstelling nauw aansluit bij de groepen der Kamer zonder dat die vooraf gekend zijn in bet werk program is niet gewenscht. Wij moeten terug naar een ge zonde democratie, die niet bang is voor de dingen, die moeten gebeuren. En dan bedenke men dart volgens sprekers vaste overtuigingwat ons nu overkomt niet meer is dan het begin der smarten welke ons te wachten staan. De beer A a 1 b e r s e (R.K.) merkt op, dat de moeilijkheden voor dit kabinet on der de tegenwoordige omstandigheden nog grooter zijn, omdat het geen parle mentair kabinet is, en omdat het als ex tra-parlementair kabinet niet op een breede basis is gebouwd. Al staan wij tegenover dit kabinet an ders en vrijer dan tegenover een parle mentair kabinet, wij zullen het zoo lang mogelijk steunen. De werkloosheid in ons land neemt nog bij voortduring toe. De tariefmuren wor den nog steeds hooger. Van verschillen de kanten geschiedt dumping. Het En- gelsche Pond is nog gedaald. Rusland en China blijven uitgeschakeld. Het vorige jaar heeft spr. gewaar schuwd tegen de koopkrachttheorie, die zich tegen loonsverlaging verzet. De heer Albarda blijkt nog een aanhanger van dezetheorie. Alleen een loonsverhooging, die het gevolg is van verhoogde produc tie, schept meer koopkracht. Anders komt hooger loon neer op inflatie. Anderzijds beschouwt spr. het vraag stuk der loonsverlaging in zooverre als zij leidt tot de vermindering van het pres tatievermogen van den arbeider. Met dat al moet een tekort van 150 millioen op korten termijn worden ge dekt. Men spele daartegenover geen blin demannetje. Moeilijk en onaangenaam demannetje. Moeilijk en onaangenaam is de weg der bezuiniging voor de regee ring, maar nog meer voor het parle ment. Is nog wel eenige volksvertegenwoordi ging, uit het algemeen kiesrecht voort gekomen, in staat om deze zware taak te verrichten? Mogen de komende dagen '1 bewijs leveren, dat althans het Neder landsche parlement nog den moed heeft zijn plicht te doen. Dan zal tevens bewe zen zijn, dat het parlementaire stelsel althans in ons land nog gezond is en sterk. Men zegt, dat inkrimping van het amb- tenarental beter is dan salarisverlaging. Spr. heeft zulk een inkrimping van nabij meegemaakt. Het behoort tot het ellen digste, dat hij in zijn leven heeft be leefd. Beter is een gezamenlijk dragen door salarisvermindering, vooral als er zooveel werkloosheid is. Spr. bracht hulde aan minister Ver schuur, die met zijn ambtgenoot van Fi nanciën staat voor een bijna bovenmen- schelijke taak, die hij, de vele critiek ten spijt, met ongekende werkkracht vervult. Hij vertrouwt, dat de minister zijn aan dacht aan land- en tuinbouw zal blijven wijden en tijdig zal trachten te voorzien wat het komende jaar zal brengen. Ook „Ja, mijn arm meisje, zorgen en moei lijkheden doen de mensch snel veroude ren en daarvan heb jij in den laatsten tijd meer dan je deel gehad. Maar ik hoop, Joan, dat er nog een gelukkig leven voor je mag liggen, ondanks het leed, dat je nu moet doormaken. Jij krijgt het juk in je jeugd te dragen, zoo is het mij niet gegaan het is veel en veel zwaarder en moeilijker te dragen, als het je op mid delbaren leeftijd op de schouders wordt gelegd. Als ik denk aan het verleden, dat ik zoo geheel en. al verkeerd gebruikt heb dan zinkt mij het hart in de schoenen. God gaf me vele goede dingen. Hij vulde mijn levensbeker tot aan den rand, ge luk en eer stelde hij binnen mijn bereik en als de verloren zoon verkwistte ik mijn bezittingen. Niet dat ik zoo wild geleefd heb, maar ik had te veel voor me zelf noodig, ik heb de gaven, die me waren geschonken, niet gebruikt. Mijn zooge naamde kunstzin is niets dan toegeven aan mijn genotzucht. En nu heb ik mijn tijd gehad, en mijn werk is nog onge daan. Ik ben een oud man, onteerd en met schande overladen en mijn kinderen moeten me wel verachten". „Neen, vader, neen, dat weet u wel beter! Zooiets mag u niet denken. Het verleden is verkeerd geweest, ongetwij feld; we schenen den rechten, weg niet te hier neemt de werkloosheid hand over hand toe. Onze toenemende bevolking zal zonder toeneming der industrie niet kunnen blij ven bestaan. De regeering streve naar meer werk gelegenheid. Spr. merkt op, dat de loonen hier en daar nog kunstmatig hoog worden gehou den, Daarbij is speciaal in land- en tuin bouw de loonsverlaging dikwijls gekomen beneden een toelaatbaar peil. Overwogen zou kunnen worden bij verdere steunver- leening het voorschrift van een mini mum-loon. Spr. bepleit voorts pogingen tot het op peil houden der werkloozenkassen. Dat de regeering de normen der werkloos heids-ui tkeeringen niet zal verlagen, heb ben spr. en zijn politieke vrienden met instemming vernomen. Beter is echter werkverschaffing, om de menschen niet te wennen aan het verkrijgen van inkom sten zonder er iets voor te presteeren, men leere den menschen niet het lijn trekken; dergelijke arbeiders worden dik wijls voor later werk onbruikbaar. De regeering stelle zich dus werkverruiming voor oogen. Spr.'s motie inzake het invoerrechten- ontwerp is wel genoemd uitstel van exe cutie. Spr. komt daar tegen op; ware het anders, spr. zou hebben gezegd: sla toe en maak het kort. Hij had de verwach ting dat de Kamer wel zal medegaan met verschillende andere methoden om de noodige middelen te verkrijgen en om de bezwaren tegen het ontwerp weg te ne men. Spr. bepleit samenwerking tusschen de partijen ter rechterzijde. Dit beteekent niet dat er anderzijds niet tot veel goeds voor ons volk is medegewerkt. Het zijn echter de groote beginselen welke ons den weg wijzen als lantarens in den nacht. De heer L a n g m a n, G.H., betoogde, dat de organisatie van de kerk niet in de eer ste plaats een zaak van de overheid is. Wat zou ze in deze ten opzichte van een reorganisatie moeten doen? Spr. be strijdt dienaangaande den heer Peere boom. Verder werd nog het woord gevoerd door den heer F1 e s k e n s, R.K., die in hoofdzaak financieele beschouwingen hield. TIJDELIJKE HEFFING VAN OPCENTEN OP DE INVOERRECHTEN. Nota van wijzigingen ingediend. De Minister van Financiën heeft een Nota van Wijzigingen gezonden betref fende het wetsontwerp tot Tijdelijke hef fing van opcenten op alle invoerrechten en op den accijns op bier, alsmede her ziening van het tarief. Blijkens de toelichting wordt door deze Nota van Wijziging tegemoet gekomen aan het bezwaar, dat tegen het ontwerp rees in verband met het verdrag vanOuchy. Met het oog op dit Verdrag was aanvankelijk in het ontwerp opgeno men artikel 2 bepalende, dat na de in werkingtreding van het verdrag de op centen voor de contracteerende en als nog toetredende staten zouden vervallen. Hiertegen werd bedenking geopperd, om dat de niet-toetredende staten, met wie wij een meestbegunstigingstractaat heb ben, zich misschien wel zouden neerleg gen bij den kleinen voorsprong, die door het Verdrag aan de contracteerende Sta ten gegeven werd, maar niet bij den veel grooteren voorsprong, welken het weg vallen der opcenten opleverde. De regeering verklaarde zich bereid aan deze bedenking tegemoet te komen door na de inwerkingtreding de opcenten voor alle landen te doen vervallen. Alsnu rees het bezwaar, dat dan de inwerkingtreding zou kunnen worden be lemmerd niet van buitenlandsche maar van binnenlandsche zijde, hetzij uit han delspolitiek-, hetzij uit fiscaal motief. De Regeering heeft zich daarom beraden een stap Verder te gaan en de opcenten uitsluitend toepasselijk te verklaren op goederen, welke hierte lande nietworden voort gebracht. Verhooging van rechten voor zoodanige goederen is in het proto col op de artikelen 1 en 2 van het Ver drag van Ouchy vóór en na de inwerking treding van dit .Verdrag onbeperkt toe gelaten. zien, onze plichten niet te onderkennen, totdat God ons Meliora zond; en die heeft ons de richting gewezen die wij uit moeten, en die wij uit zullen gaan. Wees getroost vader, en heb vertrouwen in de toekomst". „Voor mij brengt de toekomst niets meer, Joan. Mijn leven is geleefd. Moge lijk dat enkele maanden, jaren misschien mij nog resten, zooals dokter Ingledew beweert; maar ik zal een stumper blijven, een blok aan het been van haar, die het mijn plicht was te verzorgen. Als ik om mij heen zie, en ik zie, in welken toestand mijn gezin is geraakt, door mijn toedoen, dan zou ik bijna wenschen, dat ik uit de ijlkoortsen, die mijn lichaam teisterden, niet meer ontwaakt ware". „Vader, vader! Dat moogt u niet zeg gen. God heeft u in het leven gelaten, stellig tot een goed doeleinde, voor uw eigen geluk, en ongetwijfeld tot het onze-, daar ben ik vast van overtuigd. En wij hebben nimmer zoo van ons vadertje ge houden als nu". „Je bent mijn beste Joan. Als het me echter maar gegeven ware, om iets te kunnen doen, al zou ik ook maar een klein steentje kunnen bijdragen, om in ons onderhoud te voorzien. Doch wat kan men doen, als men geen béenen tot zijn dienst heeft ala men een wrak ia ge» Het Soc.Dem. „Volksblad" bevat een aandoenlijk verhaal van een werklooze partijgenoot, die, omdat hij zonder belas tingplaatje en zonder wegenkaart fietste en geen geld had om de boete te betalen, vier dagen gevangenisstraf moest onder gaan. Het is wel heel erg, concludeert het blad. En dat is 't ook. Het zou toch voor een partij die over millioenen te beschikken heeft en die een betooging kan organiseeren die veel meer dan een kwart millioen gulden kost, een kleinigheid zijn geweest, de paar guldens boete te betalen en den werkloozen arbei der uit het gevang te houden. Maar inplaats dat men wat doet, schrijft men een lang artikel en laat in- tusschen den werkloozen partijgenoot stilletjes „brommen". Het „Volksblad" heeft gelijk. 't Is toch wel heel erg. OPMERKER. De invoerrechten op deze goederen zijn economisch niet anders dan accijnzen en staan dan ook op één lijn met b,v. den wijnaccijns. Daar de opcenten op den bieraccijns in art. 1 b gehandhaafd wor den is in art. la naast de goederon, die hier te lande niet geproduceerd wor den mede gehandhaafd geworden het bier. De opbrengst van het nieuwe arti kel la, voor zoover voor den gewonen dienst bestemd, wordt geraamd op onge veer f 10.5 millioen. Daarnaast komt dan de opbrengst van de opcenten op Zuid vruchten, welke ten bate van het Lee- ningfonds strekt en op 5 ton wordt ge raamd. Teneinde de aanvankelijk geraamde opbrengst van het wetsontwerp te bena deren, wordt tegelijkertijd een wijziging voorgesteld van artikel lb. Naast 30 op centen op den bieraccijns zullen geheven worden 20 opcenten op den sui ker a c c ij ns. De opbrengst hiervan wordt eveneens geschat op f 10.5 millioen. De gezamenlijke opbrengst voor den ge wonen dienst zal derhalve zijn f21 mil lioen. De 20 opcenten op den suikeraccijns waren, zooals bekend is, reeds- opgeno men in de Leeningwet 1914 en werden geheven van dat jaar af tot 1 Februari 1930 ten bate van het Leeningfonds, d.w.z. ter financiering van de rente en aflos sing van de crisisleeningen. Zij zullen nu gedurende één jaar hersteld worden ten bate van den gewonen dienst. Daarnaast worden sinds 1 April 1932 tieij opcenten geheven ter gedeeltelijke dekking van den aan de bietenbouwers verleenden steun. Deze tien opcenten komen ten goede van het Leeningfonds, waaruit die steun betaald wordt. De heffing van opcenten op den suiker accijns brengt mede, dat het tarief van invoerrechten voor suikerhoudende goederen op het voetspoor van arti kel 2 der wet van 19 Maart 1932 tijdelijk dienovereenkomstig wordt verhoogd. Tevens dient aan deze opcentenheffing overeenkomstig het systeem neergelegd in de artikelen 3 tot 8 en 19 van de wet van 19 Maart 1932 een navordering ver bonden te worden van opcenten voor de hier te lande bij den ingang dezer heffing in het vrije verkeer aanwezige suiker- voorraden, waar deze voorraden zoowel van binnenlandschen als van buitenland- schen oorsprong kunnen zijn, kan deze navordering niet op den voet van art. 6 van het wetsontwerp geschieden. Al deze bepalingen zijn dus overgeno men uit de bestaande wetgeving en door de ervaring doeltreffend gebleken. Nu de behandeling van het wetsontwerp vertra ging heeft ond'ervonden, is het gewenscht den datum van inwerkingtreding op 1 Januari a.s. te stellen. De Zuid-Bevelandsche Dorcas be deelde heden 12 rokken, 40 vrouwenhem den, 6 manshemden, 43 lakens, 7 schor ten, 19 dekens, 50 sloopen en diverse wollen onderkleeding. Het bestuur zegt den leden hartelijk worden!" „Wacht maar vader, tot we eenmaal in Hampstead Heath wonen. Meliora zegt, als uw gestel nog maar beter wordt, dat u zich met literairen arbeid nog heel nuttig zult kunnen maken en zoo denk ik er ook over. Eigenlijk kwam ik op de gedachte en sprak er over. U, die zoo knap is, kunt zich toch zeker die kennis wel ten nutte maken!" „Ik zal er eens over denken. Mogelijk, dat ik eerlang in dien geest wat zou kun nen doen. En het zou tevens de lange uren verdrijven; wat een genot zou het zijn, als mocht blijken, dat mijn bestaan toch niet geheel overbodig geworden was Welk een zegen van God, als Hij me zoo lang spaarde, tot ik geheel zonder ver plichtingen aan derden deze wereld kon verlaten!" „Wie, weet, vader", sprak de kleine troostster; „wij allen zullen u helpen. En mocht het Gods wil zijn, u eerder van ons weg te nemen, dan beloof ik u plechtig, dat ik niet zal rusten, voor de laatste pen ning van uw schuld is afbetaald. Nie mand ter wereld zal later kunnen zeg gen, dat Francis Carisbroke hem nog geld schuldig was. Tenminste, als ik leef en God mij kracht en gezondheid schenkt". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1932 | | pagina 5