3 a
be
d d
a .a
s|
g a
Fg
sji
Het zoutende zout
Uit het Zeeuwsch Verleden
q:
li
D
I
sg il?3
:'iH lil2
0 s a
s.
11
I ij
1 - a 3 2
8 S 9
d
a 11
I 3
^£8
0
3 ss
0
3
g 8 J
a B
■g-s
19)
Uit de historie van Haamstede,
n.
O
c
O
K
W
ÉH
N
"Ï5"
TIT-3—T7
rt
n +-* :^7
2 B>«
-Ö go»
a32
a.®
nJ
I 'CO g-,
O O 05
Q,-±d
O
>-"
O
CÖ O
cd a
JS -2,
a -3
*1 aj
0)
CD
'O
<D
I
&a
a
2^
c
-»->
39
O
ft
s-<
O 1
^3
"O"
■J. -
.9
p
p-« -a
S3
t-i
o
h
CD
CQ
T-R'd CD
1-» ■*"i -t-» C/J
ÏD*J
60^
f"
c* O
- a-O-S
3" 9
o 3
9 N M
SR
tcO
ff O
fl
"«rS 3
oN
rt-ti
3^9
<j d s
03 J3
CD
T3
CD
O
fn
Xi
cd O
01 d
-t-j
cd
cd
0.9
d cd
'SS
GD
ÉS-S
-4—
CD CD
Xi
d
O
GQ
3 6ö £-3 a
S Sg 3
-«-» <->©© «41
*M
95 Sc
■o a
c a a
ïSo1:
T3 J®
xi
0 v -
-
s
d Old 94
o xi
CQ
M
'Xt
Td
a H
H
cd
a2
y a u u
8 .9 -S
CQ CQ
2 2
3 3
0} -s» A
1 d cd
w uj„J
d t-*
- 8
*m°
- CQ d
bC"
H
3 0 2
9
z> ÏH
ho
Ct^<!
®S c n fe
M 3
H-gN <D .2
S g g^i
C 2 2J WH
-ï3go
S" §j 60
:^7 S cd d
d o cöd
rrr^r
O 00
»2
3
£"3
u ca
"C N
2
Sg
ITS=5"^
o g) o e S
■c o ca o
c!^
2 ca -r
a O
-
.Is
a 9 <-•
o x; M
O 7T5
g g i
ffi 60 -J
§S
o a
O
n d
CD
•o O
N fe
■n -O
d
o s
•d
XJ
S
a a
a
a N
•2 a
tog
a;"0
o
T3
-d
d -2
n
■3
cd
übou^
fe .9
"9 bci
fe
I a a
d a>
2
60^
S 8
a c
11S3
3 a 6c®
CO
rd >-9
d
a>
>'H
a
.d» N .d
N a
t3 a '3
•S3 a
"2 2 g
g-^-a
as g
g g 0>
60-^ -r
a 5 a
9 "H
I 8
s®*
■5 73 -
o a o
a3 3
d r—
.£2 S.
:ft O
S© -d
S-i CO
■a
43 v
o
-§ 5
cd
-i 14 «3
ad -*—• •■~3
Sefi
n
age
a
'S
g
-
cd TJ
O
be
d d
'-+-J 2
."d o
N
g
33 -9 g
CQ X3 N
•2®o2
s a
ei Si
a
a
•a :a- o>
in "3 S
1S
^83
STT
a
m m
3 ai
•-H
3-a
S I
sla
s-
be
d
bo
0J UJ t_
-d 5
Td O
a
O 2
«4-1
a ^.2
cs
£w S
60
m
3-2-a-S
a 3 a
a3 -a -o
■o a a*
a 3
H 2
■o a w
8 "S
60 2
"2^ g
315^.2
Td
S|
d
bo
c
d
3 00
?B
Si 09
X
ffi
60 0 t3 a g -jj cq
r- n< CQ
d
cd
i-s>2
T3 0)
S c,aH
o
60 g g
5
d 60
tfl fl xj
Si X3
c U
X3 x; cdtd Sh
3-q,«k
ri 'd T3
S 3 u
Iaïl«'
3
•c^
■e m
T3
d
g
be x3
'«I-s
►"5 rQ
^'3
- d
>rl«
o m 0
2; t, -a -o
Si Si
p73 8 8
O
2 22
O "t? tX
Ttrm-ö-
I'S"0
a
^5 5*
H w 0)
8»|
1-4 o
•-9
U U h X 'O CO CO Pi
cd
T3 h
S a"
a
werd meer dan eens gesteld: is er dan geen
zon, geen vreugde in het leven der christe
nen, die reeds van jongs af tot de goede
keuze gekomen zijn en den rechten weg be
wandelen?
Steeds is het grootste aantal schrijvers
trouw gebleven aan het oude wachtwoord,
slechts een enkeling heeft zich gewaagd op
een ander terrein dan dat der bekeerings-
geschiedenissen, een waag die goed be
schouwd toch niets minder was dan een
algeheele vooruitgang!
Juist aan de lectuur waarmede wij zoo
schaarsch bedeeld zijn, heeft de mensch
van onzen tijd groote behoefte. Misschien in
Sterker mate dan ooit te voren heeft de
christelijke roman van onzen tijd een in
vloed uit te oefenen met het bewijs, dat het
leven van de menschen die geteekend wor
den, niet ten eenenmale en zonder uitzon
dering door schaduwen duister is. Integen
deel: er is stof te over om te doen zien, dat
op christelijken bodem van een zonnig en
blij leven kan gesproken worden, dat
juist het geloof in deze tijden de zekerheid
biedt, welke men overal elders tevergeefs
zoekt. Die levensblijheid moet den boven
toon voeren; nu velen aan ellende en ram
pen zich een rijk deel zien toegemeten, moet
sterker dan ooit de zonzijde van ons leven
getoond worden. Opdat anderen zich sterken
aan een zonnig geloofs-optimisme, en velen
leeren zien wat zij voorheen niet bestaan
baar achtten: dat er niet alleen of in de
eerste plaats schaduw is in het leven der
christenen, maar ook zon warm, en
veel.
Dit door Diet Kramer naar het Engelsch
van Anne Kamer bewerkte verhaal draagt
in zijn titel een belofte. „Zonneschijn in 't
dorp", heet het, daarmede reeds aanstonds
de gedachte aan droeve dingen verbannen
de, en belovende wat velen onzer ontbreekt
maar bovenmate aanlokkelijk lijkt.
Een beetje zonneschijn dat hebben de
menschen nóódig. De hoofdpersoon in het
verhaal zegt dan ook terecht: „Als je ge
leerd hebt om wat beter om je heen te kij
ken, dan sta je versteld hoeveel menschen er
zijn, die behoefte hebben aan een beetje zon
neschijn." En ze vervolgt:
„Ik voel me meestal intens-gelukkig. Veel
menschen vinden het raar als je dat zegt
Ze zeggen: het komt omdat je nog zoo jong
bent, omdat je nog weinig verdriet hebt ge
had. Je kent het leven nog niet, kind, zeg
gen ze tegen je. Maar ik heb toch ook al veel
verlorenen in een ziekenhuis zie je in
één week meer ellende van het leven, dan de
meeste menschen in een jaar. Maar telkens
zie ik dan toch weer het anderehet
heerlijke, het mooie dat overal achter
staat."
Door Johanna de jonge, levenslustige
Jon komt de zonneschijn in 'tdorp. Dat
dorp met zijn mooie omgeving heeft veler
lei eigenschpapen die volop afkeurenswaar
dig zijn; toestanden, die de menschen veel
genoegens onthouden, maar toch door die
zelfde bevolking in het leven geroepen en
gehouden worden. De vroolijke, openhartige
Jon vecht tegen den bekrompen geest die
er heerscht: een kleinzielige, overal op de
loer liggende achterdocht; wantrouwig
kwaadspreken van menschen die in hun le
ven te weinig- werkelijke romantiek gehad
hadden
En welk een taak vindt zaj in de verzorging
van de oude tante, die door de bekrompen
ideeën en zelfzuchtige handelwijze van haar
zuster geheel in het donker gedreven was!
Zonneschijn en levensvreugde in dat leven
te brengen is wel de mooiste taak die zij zien
droomen kon!
Neen, het leven van den Christen is niet
alleen schaduw en ellende, maar óók zon en
vreugde. Het opgewekte karakter van Jon
weet veel zorg en duisternis in zon en blijd
schap om te zetten, veel verkeerde gewoon
ten langs betere wegen te leiden. Wie dit
mag bereiken, boekt mooie resultaten!
Of er dan geen enkele aanmerking is op
dit boek? 0 zeker, maar bezwaren wil
len wij nu niet breed uitmeten. Meer dan
eens stuit ons een groote toevalligheid tegen
de borst, en ook zijn overdreven voorstellin
gen niet geheel vermeden. Het loopt alles
wel ongestoord in de richting die de schrijf
ster volgen wil, zonder ongedachte wendin
gen en bizondere voorvallen die de spanning
opvoeren.
Letterkundig zonder eenige pretentie en
uit' dat oogpunt bezien ook niets biedende,
is dit eenvoudige verhaal nochtans als proe
ve van een pogen in de goede richting de
aandacht onzer lezers ten volle waard. Een
boek dat niet een evenement is, maar welks
verschijnen toch tot vreugde is!
A. L. VAN 0TEN.
door
H. KINGMANS.
Albert zag het duidelijk in. Hij had het
trouwens al lang zien aankomen, dat zijn
naamsverwisseling op den een of anderen
dag spaak zou loopen. Maar nóg aar
zelde hij.
,Jk zou het liever willen laten, als het is,
mijnheer."
„Neem nu nog geen beslissing, jongen.
Denk er nog eens rustig over na Let op
de gevolgen, die kunnen komen, neen, die
zullen komen. Ik wil wel eerlijk zeggen,
dat ik aan je oprechtheid heb getwijfeld
daareven. Een ander doet dat natuurlijk
ook. En dan kom je vast in moeilijkheden."
„Ik kan den naam Meijenheek Leeuwen
huis niet dragen!" kreet Albert. ,Jk vervloek
dien naam."
„Kalm, mijn vriend, 'tls de naam van je
vader. Ik moet uit je woorden dus opma
ken, dat je je vader vloekt. En, jongen, dat
is iets ernstigs, weet je dat wel?"
„Weet u...?"
„Ik weet niets. Ik behoef het ook niet te
weten. Ik zeg je alleen, dat je je vader niet
vloeken mag, in geen enkel geval. Als er
vloeken of te oordeelen valt, dan heb jij
dat niet uit te maken. Dat zal God in
den hemel wel doen, jongen, Die alleen recht
vaardig is. Ik weet niet, hoe jij daartegen
over staat, maar dat doet voor mijn stelling
minder ter zake. Want die stelling blijft ten
allen tijde waar. Wees voorzichtig met je
oordeel. Meijenheekik noem je niet
Leermans, want zoo héét je nietluister
nu eens naar een man van levenservaring."
„Weet u, wie mijn vader was?" vroeg Al-
bert, den directeur aanstarend, als wilde hij
het antwoord van diens lippen lezen.
„Neen, dat weet ik niet. Dat behoef ik ook
niet te weten. Ik
„U moet het nu weten, mijnheer. Dan
eerst zult u mij, hoop ik, begrijpen; inzien,
dat het niet een gril van mij is en ook
verstaan, dat er niets is, waarvoor ik mij
persoonlijk schamen moet."
„Welnu dan, als je het dan meent te moe
ten zeggen, spreek dan ronduit, vertel alles.
Het blijft binnen deze vier muren."
„Er is niet veel te vertellen, mijnheer.
Hebt u dan nooit den naam Meijenheek
Leeuwenhuis ontmoet? Verleden jaar stan
den er groote stukken over mijn vader in de
bladen."
De directeur haalde de schouders op.
„Ook in de bladen hier in het Noorden?"
„Dat weet ik niet. Maar natuurlijk wel
iets. Die berichten worden wel overgenomen
of zij worden, meen ik, verspreid door een
persbureau."
„Het is best mogelijk, maar ik weet er
niets van, hoewel ik toch een trouw courant
lezer ben. En ik ben er van overtuigd, dat
de zeer groote massa er niets meer van
weet, a 1 s er in de bladen hier in het Noor
den berichten over je vader hebben gestaan.
Daaruit zie je nu reeds, dat je beter had ge
daan, onder je eigen naam hier te verschij
nen, afgedacht nog van het zeer verkeerde
in je opvatting."
Het verbaasde Albert, dat de directeur
inderdaad van het gebeurde niets wist. Hij
had in de stellige overtuiging verkeerd, dat
de bladen in het Noorden ook uitvoerige me-
dedeelingen hadden gehad over de débacle
van den bankier Meijenheek Leeuwenhuis,
evenals die in het Zuiden van het land. Ze
ker was toch, dat de landelijke bladen haar
lezers vrij uitvoerig op de hoogte hadden
gehouden.
„Mijn vader was de bankier Meijenheek
Leeuwenhuis in Zuiddam", bekende Albert,
schier onhoorbaar sprekend.
De heer Wehrmeijer gaf echter geen enkel
bewijs dat hij zich iets herinnerde, wat dan
ook inderdaad het geval was. Wel ging hij
nu begrijpen, nu hij over een bankier hoorde
spreken, dat er iets niet in orde was, maar
hij kon zich het geval niet meer herinneren,
stel, dat hij er over gelezen had.
„Ik weet heusch van het heele geval niets,
mijn jongen."
Er lag medelijden in de stem van d8n di
recteur, die opmerkte, hoe zijn employé zicht
baar onder de herinnering leed.
„Je behoeft het mij ook niet te vertellen,"
vervolgde hij. „Ik zio wel, dat het je pijn
doet."
„Neen, u moet het weten. Dan zult u
begrijpen
Albert haalde even adem. En toen, als
nam hij een plotseling besluit, vertelde hij,
haastig, hakkelend daarbij soms, in korte,
sobere woorden.
Flauw, heel flauw ging de heer Wehr-
mever zich iets herinneren, maar geen en
kele Inzonderheid kon hij in zijn geheugen
terugroepen, 't Was ook geschied aan het
andera eind van het land.
„Het is mij niet mogelijk, dien naam ver
der te dragen, mijnheer. Dat zult u nu be
grijpen. Die naam is vervloekt."
„Vindt je moeder het goed, dat je haar
naam hebt aangenomen?"
Albert aarzelde even.
„Bepaald goed, neen, mijnheer. Maar moe
der heeft er in berust, toen ik niet anders
wilde. Haar brieven zijn Leermans geadres
seerd."
„En wat doet je zuster?"
„Verpleegster in een ziekenhuis te Leiden,
mijnheer."
„Dat bedoel ik niet," glimlachte de heer
Wehnneyer. „Ik bedoel: wat heeft zij met
haar naam gedaan? Noemt zij zich ook
Leermans?"
„Neen. mijnheer, Meyenheek Leeuwen
huis.."
„0, dat is heel verstandig. Ben je met
dien kennis, dien goeden klant van ons, die
je hier heeft geïntroduceerd, overeengeko
men, dat hij je zou voorstellen als Leer
mans?"
„Ja, mijnheer.".
„Heeft boj dan geen enkel bezwaar ge
maakt?"
„Eerlijk gezegd, hij deed het op mijn aan
dringen, maar vond het overbodig en bo
vendien niet vol te houden."
„Hij had nooit moeten toegeven, Meyen
heek. Het is inderdaad niet vol te houden.
Dat zie je nu zelf wel. Je kunt in alle mo
gelijke moeilijkheden komen, afgedacht nog
van het beginsel, waarvan je uitgaat en dat
tenslotte voor mij den doorslag geeft".
Albert wist genoeg: ook na zijn uiteenzet
ting gaf de directeur hem geen gelijk en be
treurde hij de naamsverwisseling.
En hij zelf? Hij had ondeelbare oogenblik-
ken, dat hij er spijt van had, het gedaan te
hebben. Maar als hij dan weer aan het ont
zettend gebeuren dachtdan klemde hij
de tanden op elkaar: neen, hij wilde dien
naam niet dragen
door
A. M. WESSELS.
Dat de predikant zich vergeefs vleide aller
toegenegenheid gewonnen te hebben, bleek
uit de geweldadige ontmoeting, die in den
laten avond van Zaterdag op Zondag (27
28 Oct) plaats had en welke hem zoodanig
afmatte, dat hij buiten staat was, om des
Zondagsnamiddags te Noordwelle te gaan
preeken. Het rijtuig kwam wel voor, maar
hij moest de gemeente aldaar teleurstellen.
Te Haamstede echter moest hij des mor
gens optreden. Men dwong hem er toe.
Wat was er echter gebeurd, dat Ds Pieter
man zoo geschokt was? Men verhaalt, dat men
des Zaterdagsavonds de dienstbode Ds
Pieterman was ongehuwd onder een of
ander voorwendsel uit de pastorie wegge
lokt had. Nauwelijks had deze de pastorie
verlaten of een drietal gemaskerde personen
drongen de pastorie binnen. De predikant
zat in zijn studeerkamer rustig een preek
te maken. Zij overweldigden hem en onder
toevoegingen van „Oranje-boven" bonden zij
hem een oranjedoek voor de oogen, terwijl
zij zijn handen en voeten met oranjelinten
vastsnoerden. Had men het nu nog bij deze
overrompeling gelaten, het ware wel ge
weest en men had van overdreven Oranje
liefde kunnen spreken. Maar de onverlaten
hadden een karwats meegebracht en rosten
den Patriottisch gezinden predikant hard
handig af.
Zoo oefende men in het verborgen wraak
en onteerde de gezegende omkeering, die
had plaats gehad. Buiten op straat was te
Haamstede alles verlicht, maar binnenshuis
deed men een echt werk der duisternis.
Het kerkgebouw te Haamstede was in de
Roomsche tijden gewijd aan Johannes den
Dooper. Het is een z.g. kruiskerk, die, na in
1500 door het onweder getroffen en grooten-
deels afgebrand te zijn, veel mooier werd
opgebouwd. Zij heeft geen fundeering, maar
staat met haar contreforten of pilasters, zon
der verbreeding zelfs van den muur, op haar
hechten grondslag. Van binnen viel ze ons
echter niet mee, ze is zeer verwaarloosd.
Deze kerk wordt ook door bouwkundigen
als een schoon gebouw geroemd. Het dak
rust op tien pilaren. Uit het midden daarvan
verheft zich de kleine torenspits omhoog.
In 1839 was de kerk zoo zichtbaar vervallen,
dat zij dringend om herstel riep. De am-
bachtsvrouwe (Wed. Iman Mogge) bood aan
een derde in de herstelkosten te zullen bij
dragen. Dit aanbod werd gaarne aanvaard
In het jaar 1540 had Haamstede de eer
een bezoek te ontvangen van den machtigen
wereldheerscher, Keizer Karei V. Deze was
te Zierikzee gelogeerd bij den burgemeester
dezer stad, Lieven Jacob de Huybert, opper-
dijkgraaf van Schouwen, die het huis „De
Mossel" bewoonde. Het doel van Keizer
Karel's bezoek was, zich eens op de hoogte
te stellen van het bekrammen der dijken.
Ook Koning Lodewijk deed Haamstede op
zijn reis door Zeeland in 1809 die eer aan.
Te Haamstede aangekomen werd hij door
den predikant Ds la Sage ten Broek harte
lijk toegesproken. De vorst onderhield zich
een oogenblik met den predikant, en gaf
zijn verwondering te kennen, dat zulk een
aanzienlijk kerkgebouw met geen voegzamen
toren prijkte en wilde daaraan wel iets
doen.
Ds ten Broek greep deze gelegenheid aan
om andere, meer dringende behoeften van
dit gebouw den Vorst onder de aandacht
te brengen. Dit werd welwillend opgenomen
en had tengevolge, dat bij decreet, dat de
Koning den 6 Juli 1809 op het Loo nam, en
behelzende onderscheidene verordeningen,
zoowel tot verbetering der burgerlijke finan
ciën als tot andere nuttige doeleinden, aan
Haamstede f600 per jaar werd toegekend.
Dit besluit werd genomen voor den inval
der Engelschen in Zeeland.
Kerk en kerkhof waren vroeger omgeven
door een ringmuur, die door den moedwil
der Fransche soldaten, toen aldaar in gar
nizoen liggende, derwijze werd vernield, dat
de toenmalige regeering van het dorp het
noodzakelijk vond, de vereischte verbeterin
gen aan te brengen.
Onder de predikanten, die Haamstede met
eere gediend hebben, behoort ook de be
roemde Willem Teelinck. Veel verdriet heeft
deze in Haamstede beleefd. Zijn gemeente
leden waren te dier tijde (14 Oct. 1606 deed
hij intrede) zeer ruw. Het kaartspelen en
de ontheiliging van den Sabbat was meer dan
erg. Meermalen zocht hij zijn gemeenteleden
door liefde te winnen, maar zij verkozen
hun eigen weg te gaan. Op de classis Schou
wen (1608) verzocht hij de hulp der classis,
om door ernstig op te treden (censuur, af
snijding enz.) de gemeente van Haamstede
te zuiveren.
Een tweede beroemde predikant, die te
Haamstede arbeidde, was Ds Jona Willem
te Water, de beroemde Zeeuw, die 15 Nov.
1784 benoemd werd tot Professor in de God
geleerdheid en Kerkgeschiedenis aan de Uni
versiteit te Leiden.
Voorts kunnen wij nog meedeelen, dat in
dit met natuurschoon rijk bedeelde dorp, ook
geboren is Adriaan Cornelia van Haamstede
(Adrianus Haamstedius) schrijver van het
eerste martelaarsboek. Hij was een der eer
ste predikanten van Antwerpen in 1557, stich
ter van de eerste Duitsche kerk te Aken
in 1558.
Overigens is er niet veel meer te vertellen
van dit aardige dorp.
Het zou waarschijnlijk het bezoek aan deze
plaats niet weinig bevorderen, wanneer het
Slot te Haamstede publiekelijk open werd
gesteld, op vaste uren, tegen een matige en
tree.
Beste Nichtjes en Neefjesl
Doordat jullie zoo flink gezorgd hebt op
tijd te zijn met de oplossingen, kan ik nu
meteen de prijsjes al bekend maken. Ik laat
ze hier volgen:
De kleine Molenaar: „Om een puntenslij
per"; Karekiet: „Het dankoffer"; Frimula.
„Risk's Teleurstelling"; Meibloem: „Har
tje"; Kerklaantje: „Overwonnen"; Vaders
knecht; „Het dankoffer"; Zeemeeuw: „Dap
pere Hans"; Wilde Wingerd: „Om een pun
tenslijper"; Rakkertje: „Jet Reinhart";
Kwispelstaartje: „Wout de Scheepsjongen";
Breistertje: „De kist op zolder"; Juffertje
„Het Klaverblad", Moeders Oudste: „Joke's
nieuwe broertje"; Maurits: „Hans in 't
bosch"; Loolaantje: „Maa's halskettinkje";
Zonnebloempje: „Zwervers".
Als er zijn die het hun toegekende boekje
al hebben, dan direct even schrijven anders
kan het niet meer geruild worden,
En nu nog iets anders.
Meerdere nichtjes en neefjes hebben ge
vraagd of er van 'tjaar weer iets gemaakt
mocht worden voor St. Nicolaas.
Nu, ik vind het best, dus zullen we met
een maar een afspraakje maken.
Ieder bedenkt een aardigheidje, iets waar
van je weet dat een ander nichtje of neefje
er wat aan heeft. Het mogen geen dure din
gen zijn. Een meisje bijv. kan van wat over
geschoten lapjes en restjes wol al gauw iets
moois fabriceeren en de jongens weten al
licht ook wel iets te knutselen.
Alles wordt naar mij toegestuurd, het
adres is welbekend, en laten we afspreken
dcit het uiterlijk de 25ste in mijn bezit is, dan
zal ik alles verdeelen en zorgen dat ieder
op St. Nicolaas een verrassing van een
nichtje of neefje ontvangt.
Als er soms zijn die niet mee mogen of
kunnen doen, dan is dat natuurlijk heele-
maal geen bezwaar.
En nu de briefjes.
Serooskerke. „Indiaantje". Het lijkt
me heel gezellig bij jullie op school. Gaan er
veel kinderen op. Jij hebt het anders maar
druk tegenwoordig. Wat zal Chris er lief
uitzien als het truitje klaar is. „Winterko-
ninginnetje". Jammer dat je dat eene woord
niet kon vinden, want verder had je het,
goed. Je hebt nu zeker al gezien wat het zijn
moet? Niets gezellig hé, dat het telkens zulk
slecht weer is. „Ooievaar". Ja, het zou vas*
een flinke ijsbaan worden als het nu ging
vriezen. Maar ik denk dat als 't zoover is, het
water wel voor een groot deel verdwenen zai
zijn. Zet je in 't vervolg ook je schuilnaam
onder je briefje? „De Ruiter". Ik vind he!
niets aardig dat de jongens het raadsel ver
klikken, je moet ze maar zeggen dat ze dat
niet mogen doen. Iets anders is, als je ze sa
men oplost. „Maurits". Gelukkig maar, dat je
het briefje toch nog kon vinden. Je zult er
nu wel minder moeite mee gehad hebben
't Lijkt me 's avonds in het donker maar ge
vaarlijk, nu het water gelijk met den weg is.
„Vaders Oudste". Van de vorige week heb
ik wel een briefje van je, maar niet een van
deze week met de oplossing van het prijs
raadsel. Hoe komt dat. Kon je het niet vin
den? Of ben je soms ziek geworden?
G r o e d e. „Balroosje" en „De kleine Mo
lenaar". Op een woordje na was het kruis-
raadsel goed, of bedoelden jullie dat voor de
kleineren? 't Is goed dat B. het gezegd heeft
van het prijsje, want nu zal ik er rekening
mee houden.
St. Laurens. „Kerklaantje". Prettig
dat je het verhaal zoo mooi vindt, nu je bent
de eenigste niet. Ik weet het ook nog van
verleden jaar. Je zuster is dus ook weer ge
weest. Nu, zoo'n paar dagen zijn maar gauw
om hé. „Kernoffel". 'tls nu echt herfst, we
hebben tenminste weer flink wat regen en
wind gehad de laatste weken. Ja, ik heb het
ook gelezen, verschrikkelijk was dat hé.
„Meibloem". Je hebt K. een mooi cadeautje
gegeven. De nieuwe kiek van jou verjaardag
mocht zeker op de eerste bladzij. Ja hoor,
ik lust dat ook wel graag. „Klaproos". Nog
hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag. Ik
neem het je heelemaal niet kwalijk hoor, van
dat raadsel. Het is in ieder geval goed, dat
het geen prijsraadsel was. „Vadersknecht".
Je bent een flinke jongen, om zoo goed voor
het paard te zorgen. Ik kan begrijpen, dat
het blij is als jij 's avonds komt. Het zal we!
weer een feest zijn als Grootvader en Groot
moeder komen.
Goes. „Duinroosje". Ik begrijp het, dat
het wat moeilijk voor je wordt, om nog mee
te doen. Jullie hebt ook altijd zooveel huis
werk. Jij hebt de herfstvacantie goed be
steed. „Karekiet". Je kunt het in ieder geval
gaan probeeren om met de grooteren mee te
doen. Het zal trouwens wel meevallen
ook. „Barberis". Kom jij het ledental in
Goes wat aansterken, nu dat is wel noodig,
want er zijn er niet zoo erg veel tegenwoor
dig. Heeft er vroeger ook al eens een zusje
van je meegedaan?
Breskens. „Zonnestraaltje". Ik dacht
al dat er deze keer een brief van jou uit Goes
zou komen, maar je bent al weer terug
merk ik. Ben je er blij om, of was je liever
nog een poosje hier gebleven?
Hilversum. „Primula". Fijn dat je
weer beter bent. Je trof het anders dat het
meteen vacantie was. Ik ben echt benieuwd
wat voor prijsje het zijn zal. Wordt het een
groot feest, of blijft dat ook een verrassing?
Borssele. „Smid". Wat maakt die Zus
al een vorderingen. Echt leuk dat haar naam
er ook onder staat. Als ze mee gaat doen
zullen wij haar ook maar Zus noemen. Je
hebt mooie cijfers op je rapport. Nee, daar
ben ik nooit geweest. Jij wel?
Lewedorp. „Zeemeeuw". Het schrijven
viel toch nog mee, al was de pen dan niet
zoo goed. 't Lijkt me echt weer eens wat an
ders, om naar de schooluitzending te luis
teren. Maar als er muziek komt zet de Mees
ter haar zeker weer gauw af?
Biggekerke. „Moeders Oudste", 'tValt
niet mee hé, als je altijd maar door dat nare
weer moet. Fijn dat de kachel op school zoo
lekker brand. Kun je al goed jo-jo-en? Leuke
boekjes zijn dat hé.
Wemelddnge. „Sijsje". Het js niet
zoo prettig voor je dat er heelemaal geen
vriendinneetjes in de buurt wonen. Ga je nu
altijd alleen naar school. Voor je zelf lijkt
het me niet zoo leuk om het zoo te doen met
de raadsels.
Zoutelande. „Kwispelstaartje". Zoo-
als je ziet heb ik je raadsel meteen maar ge
bruikt. Zoo kom ik er weer gemakkelijk af
van de week. Jammer dat je het kruisraad-
sel niet kon vinden. Een volgende keer maar
weer beter.
Koudekerk e. „Theeroos". Helj kan
heel goed, dat jij ook mee gaat doen, je bent
hartelijk welkom. In dacht al dat je een
vriendinnetje van de andere nichtjes was.
Als je de raadsels van de grooteren ook
kunt vinden, stuur je ze er maar bij.
„Herfstaster". Je moet maar flink je best
blijven doen, dan kun je later ook de raad
sels van de grooteren oplossen. Lezen jul
lie ook al mooie boekjes op school?
„Paaschlelie". Een lastig werkje is dat
hé. Heb je nog niet een boekje te ver inge-
knipt. Is dat je geregelde Woensdagmiddag-
werk? „Sneeuwklokje." Wat (hebben jul
lie een mooie boeken op school zeg. Lezen
jullie die met de heele klas of mag je ze
mee naar huis nemen? Prettig dat je zulke
mooie cijfers hebt voor het schrijven.
Kleverskerke. „Bakkertje." Ik wil
gelooven dat je onder de modder zat toen
je thuis kwam, maar je was er zeker wel
op gekleed. Gelukkig maar dat de laatste
dagen het weer wat beter is.
Bergen op Zoom. „Loolaantje." En
was het rapport goed? Wat zullen ze thuis