3 a be d d a .a s| g a Fg sji Het zoutende zout Uit het Zeeuwsch Verleden q: li D I sg il?3 :'iH lil2 0 s a s. 11 I ij 1 - a 3 2 8 S 9 d a 11 I 3 ^£8 0 3 ss 0 3 g 8 J a B ■g-s 19) Uit de historie van Haamstede, n. O c O K W ÉH N "Ï5" TIT-3—T7 rt n +-* :^7 2 B>« -Ö go» a32 a.® nJ I 'CO g-, O O 05 Q,-±d O >-" O CÖ O cd a JS -2, a -3 *1 aj 0) CD 'O <D I &a a 2^ c -»-> 39 O ft s-< O 1 ^3 "O" ■J. - .9 p p-« -a S3 t-i o h CD CQ T-R'd CD 1-» ■*"i -t-» C/J ÏD*J 60^ f" c* O - a-O-S 3" 9 o 3 9 N M SR tcO ff O fl "«rS 3 oN rt-ti 3^9 <j d s 03 J3 CD T3 CD O fn Xi cd O 01 d -t-j cd cd 0.9 d cd 'SS GD ÉS-S -4— CD CD Xi d O GQ 3 6ö £-3 a S Sg 3 -«-» <->©© «41 *M 95 Sc ■o a c a a ïSo1: T3 J® xi 0 v - - s d Old 94 o xi CQ M 'Xt Td a H H cd a2 y a u u 8 .9 -S CQ CQ 2 2 3 3 0} -s» A 1 d cd w uj„J d t-* - 8 *m° - CQ d bC" H 3 0 2 9 z> ÏH ho Ct^<! ®S c n fe M 3 H-gN <D .2 S g g^i C 2 2J WH -ï3go S" §j 60 :^7 S cd d d o cöd rrr^r O 00 »2 3 £"3 u ca "C N 2 Sg ITS=5"^ o g) o e S ■c o ca o c!^ 2 ca -r a O - .Is a 9 <-• o x; M O 7T5 g g i ffi 60 -J §S o a O n d CD •o O N fe ■n -O d o s •d XJ S a a a a N •2 a tog a;"0 o T3 -d d -2 n ■3 cd übou^ fe .9 "9 bci fe I a a d a> 2 60^ S 8 a c 11S3 3 a 6c® CO rd >-9 d a> >'H a .d» N .d N a t3 a '3 •S3 a "2 2 g g-^-a as g g g 0> 60-^ -r a 5 a 9 "H I 8 s®* ■5 73 - o a o a3 3 d r— .£2 S. :ft O S© -d S-i CO ■a 43 v o -§ 5 cd -i 14 «3 ad -*—• •■~3 Sefi n age a 'S g - cd TJ O be d d '-+-J 2 ."d o N g 33 -9 g CQ X3 N •2®o2 s a ei Si a a •a :a- o> in "3 S 1S ^83 STT a m m 3 ai •-H 3-a S I sla s- be d bo 0J UJ t_ -d 5 Td O a O 2 «4-1 a ^.2 cs £w S 60 m 3-2-a-S a 3 a a3 -a -o ■o a a* a 3 H 2 ■o a w 8 "S 60 2 "2^ g 315^.2 Td S| d bo c d 3 00 ?B Si 09 X ffi 60 0 t3 a g -jj cq r- n< CQ d cd i-s>2 T3 0) S c,aH o 60 g g 5 d 60 tfl fl xj Si X3 c U X3 x; cdtd Sh 3-q,«k ri 'd T3 S 3 u Iaïl«' 3 •c^ ■e m T3 d g be x3 '«I-s ►"5 rQ ^'3 - d >rl« o m 0 2; t, -a -o Si Si p73 8 8 O 2 22 O "t? tX Ttrm-ö- I'S"0 a ^5 5* H w 0) 8»| 1-4 o •-9 U U h X 'O CO CO Pi cd T3 h S a" a werd meer dan eens gesteld: is er dan geen zon, geen vreugde in het leven der christe nen, die reeds van jongs af tot de goede keuze gekomen zijn en den rechten weg be wandelen? Steeds is het grootste aantal schrijvers trouw gebleven aan het oude wachtwoord, slechts een enkeling heeft zich gewaagd op een ander terrein dan dat der bekeerings- geschiedenissen, een waag die goed be schouwd toch niets minder was dan een algeheele vooruitgang! Juist aan de lectuur waarmede wij zoo schaarsch bedeeld zijn, heeft de mensch van onzen tijd groote behoefte. Misschien in Sterker mate dan ooit te voren heeft de christelijke roman van onzen tijd een in vloed uit te oefenen met het bewijs, dat het leven van de menschen die geteekend wor den, niet ten eenenmale en zonder uitzon dering door schaduwen duister is. Integen deel: er is stof te over om te doen zien, dat op christelijken bodem van een zonnig en blij leven kan gesproken worden, dat juist het geloof in deze tijden de zekerheid biedt, welke men overal elders tevergeefs zoekt. Die levensblijheid moet den boven toon voeren; nu velen aan ellende en ram pen zich een rijk deel zien toegemeten, moet sterker dan ooit de zonzijde van ons leven getoond worden. Opdat anderen zich sterken aan een zonnig geloofs-optimisme, en velen leeren zien wat zij voorheen niet bestaan baar achtten: dat er niet alleen of in de eerste plaats schaduw is in het leven der christenen, maar ook zon warm, en veel. Dit door Diet Kramer naar het Engelsch van Anne Kamer bewerkte verhaal draagt in zijn titel een belofte. „Zonneschijn in 't dorp", heet het, daarmede reeds aanstonds de gedachte aan droeve dingen verbannen de, en belovende wat velen onzer ontbreekt maar bovenmate aanlokkelijk lijkt. Een beetje zonneschijn dat hebben de menschen nóódig. De hoofdpersoon in het verhaal zegt dan ook terecht: „Als je ge leerd hebt om wat beter om je heen te kij ken, dan sta je versteld hoeveel menschen er zijn, die behoefte hebben aan een beetje zon neschijn." En ze vervolgt: „Ik voel me meestal intens-gelukkig. Veel menschen vinden het raar als je dat zegt Ze zeggen: het komt omdat je nog zoo jong bent, omdat je nog weinig verdriet hebt ge had. Je kent het leven nog niet, kind, zeg gen ze tegen je. Maar ik heb toch ook al veel verlorenen in een ziekenhuis zie je in één week meer ellende van het leven, dan de meeste menschen in een jaar. Maar telkens zie ik dan toch weer het anderehet heerlijke, het mooie dat overal achter staat." Door Johanna de jonge, levenslustige Jon komt de zonneschijn in 'tdorp. Dat dorp met zijn mooie omgeving heeft veler lei eigenschpapen die volop afkeurenswaar dig zijn; toestanden, die de menschen veel genoegens onthouden, maar toch door die zelfde bevolking in het leven geroepen en gehouden worden. De vroolijke, openhartige Jon vecht tegen den bekrompen geest die er heerscht: een kleinzielige, overal op de loer liggende achterdocht; wantrouwig kwaadspreken van menschen die in hun le ven te weinig- werkelijke romantiek gehad hadden En welk een taak vindt zaj in de verzorging van de oude tante, die door de bekrompen ideeën en zelfzuchtige handelwijze van haar zuster geheel in het donker gedreven was! Zonneschijn en levensvreugde in dat leven te brengen is wel de mooiste taak die zij zien droomen kon! Neen, het leven van den Christen is niet alleen schaduw en ellende, maar óók zon en vreugde. Het opgewekte karakter van Jon weet veel zorg en duisternis in zon en blijd schap om te zetten, veel verkeerde gewoon ten langs betere wegen te leiden. Wie dit mag bereiken, boekt mooie resultaten! Of er dan geen enkele aanmerking is op dit boek? 0 zeker, maar bezwaren wil len wij nu niet breed uitmeten. Meer dan eens stuit ons een groote toevalligheid tegen de borst, en ook zijn overdreven voorstellin gen niet geheel vermeden. Het loopt alles wel ongestoord in de richting die de schrijf ster volgen wil, zonder ongedachte wendin gen en bizondere voorvallen die de spanning opvoeren. Letterkundig zonder eenige pretentie en uit' dat oogpunt bezien ook niets biedende, is dit eenvoudige verhaal nochtans als proe ve van een pogen in de goede richting de aandacht onzer lezers ten volle waard. Een boek dat niet een evenement is, maar welks verschijnen toch tot vreugde is! A. L. VAN 0TEN. door H. KINGMANS. Albert zag het duidelijk in. Hij had het trouwens al lang zien aankomen, dat zijn naamsverwisseling op den een of anderen dag spaak zou loopen. Maar nóg aar zelde hij. ,Jk zou het liever willen laten, als het is, mijnheer." „Neem nu nog geen beslissing, jongen. Denk er nog eens rustig over na Let op de gevolgen, die kunnen komen, neen, die zullen komen. Ik wil wel eerlijk zeggen, dat ik aan je oprechtheid heb getwijfeld daareven. Een ander doet dat natuurlijk ook. En dan kom je vast in moeilijkheden." „Ik kan den naam Meijenheek Leeuwen huis niet dragen!" kreet Albert. ,Jk vervloek dien naam." „Kalm, mijn vriend, 'tls de naam van je vader. Ik moet uit je woorden dus opma ken, dat je je vader vloekt. En, jongen, dat is iets ernstigs, weet je dat wel?" „Weet u...?" „Ik weet niets. Ik behoef het ook niet te weten. Ik zeg je alleen, dat je je vader niet vloeken mag, in geen enkel geval. Als er vloeken of te oordeelen valt, dan heb jij dat niet uit te maken. Dat zal God in den hemel wel doen, jongen, Die alleen recht vaardig is. Ik weet niet, hoe jij daartegen over staat, maar dat doet voor mijn stelling minder ter zake. Want die stelling blijft ten allen tijde waar. Wees voorzichtig met je oordeel. Meijenheekik noem je niet Leermans, want zoo héét je nietluister nu eens naar een man van levenservaring." „Weet u, wie mijn vader was?" vroeg Al- bert, den directeur aanstarend, als wilde hij het antwoord van diens lippen lezen. „Neen, dat weet ik niet. Dat behoef ik ook niet te weten. Ik „U moet het nu weten, mijnheer. Dan eerst zult u mij, hoop ik, begrijpen; inzien, dat het niet een gril van mij is en ook verstaan, dat er niets is, waarvoor ik mij persoonlijk schamen moet." „Welnu dan, als je het dan meent te moe ten zeggen, spreek dan ronduit, vertel alles. Het blijft binnen deze vier muren." „Er is niet veel te vertellen, mijnheer. Hebt u dan nooit den naam Meijenheek Leeuwenhuis ontmoet? Verleden jaar stan den er groote stukken over mijn vader in de bladen." De directeur haalde de schouders op. „Ook in de bladen hier in het Noorden?" „Dat weet ik niet. Maar natuurlijk wel iets. Die berichten worden wel overgenomen of zij worden, meen ik, verspreid door een persbureau." „Het is best mogelijk, maar ik weet er niets van, hoewel ik toch een trouw courant lezer ben. En ik ben er van overtuigd, dat de zeer groote massa er niets meer van weet, a 1 s er in de bladen hier in het Noor den berichten over je vader hebben gestaan. Daaruit zie je nu reeds, dat je beter had ge daan, onder je eigen naam hier te verschij nen, afgedacht nog van het zeer verkeerde in je opvatting." Het verbaasde Albert, dat de directeur inderdaad van het gebeurde niets wist. Hij had in de stellige overtuiging verkeerd, dat de bladen in het Noorden ook uitvoerige me- dedeelingen hadden gehad over de débacle van den bankier Meijenheek Leeuwenhuis, evenals die in het Zuiden van het land. Ze ker was toch, dat de landelijke bladen haar lezers vrij uitvoerig op de hoogte hadden gehouden. „Mijn vader was de bankier Meijenheek Leeuwenhuis in Zuiddam", bekende Albert, schier onhoorbaar sprekend. De heer Wehrmeijer gaf echter geen enkel bewijs dat hij zich iets herinnerde, wat dan ook inderdaad het geval was. Wel ging hij nu begrijpen, nu hij over een bankier hoorde spreken, dat er iets niet in orde was, maar hij kon zich het geval niet meer herinneren, stel, dat hij er over gelezen had. „Ik weet heusch van het heele geval niets, mijn jongen." Er lag medelijden in de stem van d8n di recteur, die opmerkte, hoe zijn employé zicht baar onder de herinnering leed. „Je behoeft het mij ook niet te vertellen," vervolgde hij. „Ik zio wel, dat het je pijn doet." „Neen, u moet het weten. Dan zult u begrijpen Albert haalde even adem. En toen, als nam hij een plotseling besluit, vertelde hij, haastig, hakkelend daarbij soms, in korte, sobere woorden. Flauw, heel flauw ging de heer Wehr- mever zich iets herinneren, maar geen en kele Inzonderheid kon hij in zijn geheugen terugroepen, 't Was ook geschied aan het andera eind van het land. „Het is mij niet mogelijk, dien naam ver der te dragen, mijnheer. Dat zult u nu be grijpen. Die naam is vervloekt." „Vindt je moeder het goed, dat je haar naam hebt aangenomen?" Albert aarzelde even. „Bepaald goed, neen, mijnheer. Maar moe der heeft er in berust, toen ik niet anders wilde. Haar brieven zijn Leermans geadres seerd." „En wat doet je zuster?" „Verpleegster in een ziekenhuis te Leiden, mijnheer." „Dat bedoel ik niet," glimlachte de heer Wehnneyer. „Ik bedoel: wat heeft zij met haar naam gedaan? Noemt zij zich ook Leermans?" „Neen. mijnheer, Meyenheek Leeuwen huis.." „0, dat is heel verstandig. Ben je met dien kennis, dien goeden klant van ons, die je hier heeft geïntroduceerd, overeengeko men, dat hij je zou voorstellen als Leer mans?" „Ja, mijnheer.". „Heeft boj dan geen enkel bezwaar ge maakt?" „Eerlijk gezegd, hij deed het op mijn aan dringen, maar vond het overbodig en bo vendien niet vol te houden." „Hij had nooit moeten toegeven, Meyen heek. Het is inderdaad niet vol te houden. Dat zie je nu zelf wel. Je kunt in alle mo gelijke moeilijkheden komen, afgedacht nog van het beginsel, waarvan je uitgaat en dat tenslotte voor mij den doorslag geeft". Albert wist genoeg: ook na zijn uiteenzet ting gaf de directeur hem geen gelijk en be treurde hij de naamsverwisseling. En hij zelf? Hij had ondeelbare oogenblik- ken, dat hij er spijt van had, het gedaan te hebben. Maar als hij dan weer aan het ont zettend gebeuren dachtdan klemde hij de tanden op elkaar: neen, hij wilde dien naam niet dragen door A. M. WESSELS. Dat de predikant zich vergeefs vleide aller toegenegenheid gewonnen te hebben, bleek uit de geweldadige ontmoeting, die in den laten avond van Zaterdag op Zondag (27 28 Oct) plaats had en welke hem zoodanig afmatte, dat hij buiten staat was, om des Zondagsnamiddags te Noordwelle te gaan preeken. Het rijtuig kwam wel voor, maar hij moest de gemeente aldaar teleurstellen. Te Haamstede echter moest hij des mor gens optreden. Men dwong hem er toe. Wat was er echter gebeurd, dat Ds Pieter man zoo geschokt was? Men verhaalt, dat men des Zaterdagsavonds de dienstbode Ds Pieterman was ongehuwd onder een of ander voorwendsel uit de pastorie wegge lokt had. Nauwelijks had deze de pastorie verlaten of een drietal gemaskerde personen drongen de pastorie binnen. De predikant zat in zijn studeerkamer rustig een preek te maken. Zij overweldigden hem en onder toevoegingen van „Oranje-boven" bonden zij hem een oranjedoek voor de oogen, terwijl zij zijn handen en voeten met oranjelinten vastsnoerden. Had men het nu nog bij deze overrompeling gelaten, het ware wel ge weest en men had van overdreven Oranje liefde kunnen spreken. Maar de onverlaten hadden een karwats meegebracht en rosten den Patriottisch gezinden predikant hard handig af. Zoo oefende men in het verborgen wraak en onteerde de gezegende omkeering, die had plaats gehad. Buiten op straat was te Haamstede alles verlicht, maar binnenshuis deed men een echt werk der duisternis. Het kerkgebouw te Haamstede was in de Roomsche tijden gewijd aan Johannes den Dooper. Het is een z.g. kruiskerk, die, na in 1500 door het onweder getroffen en grooten- deels afgebrand te zijn, veel mooier werd opgebouwd. Zij heeft geen fundeering, maar staat met haar contreforten of pilasters, zon der verbreeding zelfs van den muur, op haar hechten grondslag. Van binnen viel ze ons echter niet mee, ze is zeer verwaarloosd. Deze kerk wordt ook door bouwkundigen als een schoon gebouw geroemd. Het dak rust op tien pilaren. Uit het midden daarvan verheft zich de kleine torenspits omhoog. In 1839 was de kerk zoo zichtbaar vervallen, dat zij dringend om herstel riep. De am- bachtsvrouwe (Wed. Iman Mogge) bood aan een derde in de herstelkosten te zullen bij dragen. Dit aanbod werd gaarne aanvaard In het jaar 1540 had Haamstede de eer een bezoek te ontvangen van den machtigen wereldheerscher, Keizer Karei V. Deze was te Zierikzee gelogeerd bij den burgemeester dezer stad, Lieven Jacob de Huybert, opper- dijkgraaf van Schouwen, die het huis „De Mossel" bewoonde. Het doel van Keizer Karel's bezoek was, zich eens op de hoogte te stellen van het bekrammen der dijken. Ook Koning Lodewijk deed Haamstede op zijn reis door Zeeland in 1809 die eer aan. Te Haamstede aangekomen werd hij door den predikant Ds la Sage ten Broek harte lijk toegesproken. De vorst onderhield zich een oogenblik met den predikant, en gaf zijn verwondering te kennen, dat zulk een aanzienlijk kerkgebouw met geen voegzamen toren prijkte en wilde daaraan wel iets doen. Ds ten Broek greep deze gelegenheid aan om andere, meer dringende behoeften van dit gebouw den Vorst onder de aandacht te brengen. Dit werd welwillend opgenomen en had tengevolge, dat bij decreet, dat de Koning den 6 Juli 1809 op het Loo nam, en behelzende onderscheidene verordeningen, zoowel tot verbetering der burgerlijke finan ciën als tot andere nuttige doeleinden, aan Haamstede f600 per jaar werd toegekend. Dit besluit werd genomen voor den inval der Engelschen in Zeeland. Kerk en kerkhof waren vroeger omgeven door een ringmuur, die door den moedwil der Fransche soldaten, toen aldaar in gar nizoen liggende, derwijze werd vernield, dat de toenmalige regeering van het dorp het noodzakelijk vond, de vereischte verbeterin gen aan te brengen. Onder de predikanten, die Haamstede met eere gediend hebben, behoort ook de be roemde Willem Teelinck. Veel verdriet heeft deze in Haamstede beleefd. Zijn gemeente leden waren te dier tijde (14 Oct. 1606 deed hij intrede) zeer ruw. Het kaartspelen en de ontheiliging van den Sabbat was meer dan erg. Meermalen zocht hij zijn gemeenteleden door liefde te winnen, maar zij verkozen hun eigen weg te gaan. Op de classis Schou wen (1608) verzocht hij de hulp der classis, om door ernstig op te treden (censuur, af snijding enz.) de gemeente van Haamstede te zuiveren. Een tweede beroemde predikant, die te Haamstede arbeidde, was Ds Jona Willem te Water, de beroemde Zeeuw, die 15 Nov. 1784 benoemd werd tot Professor in de God geleerdheid en Kerkgeschiedenis aan de Uni versiteit te Leiden. Voorts kunnen wij nog meedeelen, dat in dit met natuurschoon rijk bedeelde dorp, ook geboren is Adriaan Cornelia van Haamstede (Adrianus Haamstedius) schrijver van het eerste martelaarsboek. Hij was een der eer ste predikanten van Antwerpen in 1557, stich ter van de eerste Duitsche kerk te Aken in 1558. Overigens is er niet veel meer te vertellen van dit aardige dorp. Het zou waarschijnlijk het bezoek aan deze plaats niet weinig bevorderen, wanneer het Slot te Haamstede publiekelijk open werd gesteld, op vaste uren, tegen een matige en tree. Beste Nichtjes en Neefjesl Doordat jullie zoo flink gezorgd hebt op tijd te zijn met de oplossingen, kan ik nu meteen de prijsjes al bekend maken. Ik laat ze hier volgen: De kleine Molenaar: „Om een puntenslij per"; Karekiet: „Het dankoffer"; Frimula. „Risk's Teleurstelling"; Meibloem: „Har tje"; Kerklaantje: „Overwonnen"; Vaders knecht; „Het dankoffer"; Zeemeeuw: „Dap pere Hans"; Wilde Wingerd: „Om een pun tenslijper"; Rakkertje: „Jet Reinhart"; Kwispelstaartje: „Wout de Scheepsjongen"; Breistertje: „De kist op zolder"; Juffertje „Het Klaverblad", Moeders Oudste: „Joke's nieuwe broertje"; Maurits: „Hans in 't bosch"; Loolaantje: „Maa's halskettinkje"; Zonnebloempje: „Zwervers". Als er zijn die het hun toegekende boekje al hebben, dan direct even schrijven anders kan het niet meer geruild worden, En nu nog iets anders. Meerdere nichtjes en neefjes hebben ge vraagd of er van 'tjaar weer iets gemaakt mocht worden voor St. Nicolaas. Nu, ik vind het best, dus zullen we met een maar een afspraakje maken. Ieder bedenkt een aardigheidje, iets waar van je weet dat een ander nichtje of neefje er wat aan heeft. Het mogen geen dure din gen zijn. Een meisje bijv. kan van wat over geschoten lapjes en restjes wol al gauw iets moois fabriceeren en de jongens weten al licht ook wel iets te knutselen. Alles wordt naar mij toegestuurd, het adres is welbekend, en laten we afspreken dcit het uiterlijk de 25ste in mijn bezit is, dan zal ik alles verdeelen en zorgen dat ieder op St. Nicolaas een verrassing van een nichtje of neefje ontvangt. Als er soms zijn die niet mee mogen of kunnen doen, dan is dat natuurlijk heele- maal geen bezwaar. En nu de briefjes. Serooskerke. „Indiaantje". Het lijkt me heel gezellig bij jullie op school. Gaan er veel kinderen op. Jij hebt het anders maar druk tegenwoordig. Wat zal Chris er lief uitzien als het truitje klaar is. „Winterko- ninginnetje". Jammer dat je dat eene woord niet kon vinden, want verder had je het, goed. Je hebt nu zeker al gezien wat het zijn moet? Niets gezellig hé, dat het telkens zulk slecht weer is. „Ooievaar". Ja, het zou vas* een flinke ijsbaan worden als het nu ging vriezen. Maar ik denk dat als 't zoover is, het water wel voor een groot deel verdwenen zai zijn. Zet je in 't vervolg ook je schuilnaam onder je briefje? „De Ruiter". Ik vind he! niets aardig dat de jongens het raadsel ver klikken, je moet ze maar zeggen dat ze dat niet mogen doen. Iets anders is, als je ze sa men oplost. „Maurits". Gelukkig maar, dat je het briefje toch nog kon vinden. Je zult er nu wel minder moeite mee gehad hebben 't Lijkt me 's avonds in het donker maar ge vaarlijk, nu het water gelijk met den weg is. „Vaders Oudste". Van de vorige week heb ik wel een briefje van je, maar niet een van deze week met de oplossing van het prijs raadsel. Hoe komt dat. Kon je het niet vin den? Of ben je soms ziek geworden? G r o e d e. „Balroosje" en „De kleine Mo lenaar". Op een woordje na was het kruis- raadsel goed, of bedoelden jullie dat voor de kleineren? 't Is goed dat B. het gezegd heeft van het prijsje, want nu zal ik er rekening mee houden. St. Laurens. „Kerklaantje". Prettig dat je het verhaal zoo mooi vindt, nu je bent de eenigste niet. Ik weet het ook nog van verleden jaar. Je zuster is dus ook weer ge weest. Nu, zoo'n paar dagen zijn maar gauw om hé. „Kernoffel". 'tls nu echt herfst, we hebben tenminste weer flink wat regen en wind gehad de laatste weken. Ja, ik heb het ook gelezen, verschrikkelijk was dat hé. „Meibloem". Je hebt K. een mooi cadeautje gegeven. De nieuwe kiek van jou verjaardag mocht zeker op de eerste bladzij. Ja hoor, ik lust dat ook wel graag. „Klaproos". Nog hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag. Ik neem het je heelemaal niet kwalijk hoor, van dat raadsel. Het is in ieder geval goed, dat het geen prijsraadsel was. „Vadersknecht". Je bent een flinke jongen, om zoo goed voor het paard te zorgen. Ik kan begrijpen, dat het blij is als jij 's avonds komt. Het zal we! weer een feest zijn als Grootvader en Groot moeder komen. Goes. „Duinroosje". Ik begrijp het, dat het wat moeilijk voor je wordt, om nog mee te doen. Jullie hebt ook altijd zooveel huis werk. Jij hebt de herfstvacantie goed be steed. „Karekiet". Je kunt het in ieder geval gaan probeeren om met de grooteren mee te doen. Het zal trouwens wel meevallen ook. „Barberis". Kom jij het ledental in Goes wat aansterken, nu dat is wel noodig, want er zijn er niet zoo erg veel tegenwoor dig. Heeft er vroeger ook al eens een zusje van je meegedaan? Breskens. „Zonnestraaltje". Ik dacht al dat er deze keer een brief van jou uit Goes zou komen, maar je bent al weer terug merk ik. Ben je er blij om, of was je liever nog een poosje hier gebleven? Hilversum. „Primula". Fijn dat je weer beter bent. Je trof het anders dat het meteen vacantie was. Ik ben echt benieuwd wat voor prijsje het zijn zal. Wordt het een groot feest, of blijft dat ook een verrassing? Borssele. „Smid". Wat maakt die Zus al een vorderingen. Echt leuk dat haar naam er ook onder staat. Als ze mee gaat doen zullen wij haar ook maar Zus noemen. Je hebt mooie cijfers op je rapport. Nee, daar ben ik nooit geweest. Jij wel? Lewedorp. „Zeemeeuw". Het schrijven viel toch nog mee, al was de pen dan niet zoo goed. 't Lijkt me echt weer eens wat an ders, om naar de schooluitzending te luis teren. Maar als er muziek komt zet de Mees ter haar zeker weer gauw af? Biggekerke. „Moeders Oudste", 'tValt niet mee hé, als je altijd maar door dat nare weer moet. Fijn dat de kachel op school zoo lekker brand. Kun je al goed jo-jo-en? Leuke boekjes zijn dat hé. Wemelddnge. „Sijsje". Het js niet zoo prettig voor je dat er heelemaal geen vriendinneetjes in de buurt wonen. Ga je nu altijd alleen naar school. Voor je zelf lijkt het me niet zoo leuk om het zoo te doen met de raadsels. Zoutelande. „Kwispelstaartje". Zoo- als je ziet heb ik je raadsel meteen maar ge bruikt. Zoo kom ik er weer gemakkelijk af van de week. Jammer dat je het kruisraad- sel niet kon vinden. Een volgende keer maar weer beter. Koudekerk e. „Theeroos". Helj kan heel goed, dat jij ook mee gaat doen, je bent hartelijk welkom. In dacht al dat je een vriendinnetje van de andere nichtjes was. Als je de raadsels van de grooteren ook kunt vinden, stuur je ze er maar bij. „Herfstaster". Je moet maar flink je best blijven doen, dan kun je later ook de raad sels van de grooteren oplossen. Lezen jul lie ook al mooie boekjes op school? „Paaschlelie". Een lastig werkje is dat hé. Heb je nog niet een boekje te ver inge- knipt. Is dat je geregelde Woensdagmiddag- werk? „Sneeuwklokje." Wat (hebben jul lie een mooie boeken op school zeg. Lezen jullie die met de heele klas of mag je ze mee naar huis nemen? Prettig dat je zulke mooie cijfers hebt voor het schrijven. Kleverskerke. „Bakkertje." Ik wil gelooven dat je onder de modder zat toen je thuis kwam, maar je was er zeker wel op gekleed. Gelukkig maar dat de laatste dagen het weer wat beter is. Bergen op Zoom. „Loolaantje." En was het rapport goed? Wat zullen ze thuis

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1932 | | pagina 8