g"4 00 5 is5 P Si s: fs I I egSfcnSrlb:! &i-*!5l is 8 1 lië S-I-Lg l>Ng£2jl Zaterdag 5 November 1932 Voor den Zondag Letterkundige Kroniek s? 5 8 ró g 2 s?g Een jongen van stavast. Jaar gang No. 186 De ergernis van het kruis. In Gods hand. - 8 <si3 t?® S.3 g -® 3§ s?<? q§-g 5 §S Kg n §|:-5^.~ g P>. <P P J s| 5 3: g S :7 S öS' g|> H K' p tr £1 SppSP® - CT^P p ÖCtD^'^" 83 O C r» O O" K' P" sg*-fg®P-ê"g O P P j* p O 5' <P v. p oög K - w 1 tdi^K O fl a; p r: p? 9 CQ CJX O" CX>c_. co CJ» cr.oi v.-.. p,. .N w L_i »-"• PSP- ■s f 2-B Ö1 ffi L g 2 g 0! w P 7 1 t© *-t slo S-f^S ffl fcs® P-®S- 2?S P ts 5*c p ffl W- o K* CD -• p? ï-1 000" Q 00 SSW ?r g gB'-00 a p »ÏP S"" <w O m 2. tHe «S 2 M.4 w -4 303 V* I V, g £3-3 hS !?f p w PL'O B' 09 gg £g"8B"¥' B" w i» 2 •Dg g P-M/" w P [2. P- f*i i_». 5' SFf g S® CP (P w M ba HH (O -9 >-p?' S p Eg v fn M» iw^ M ®J» fff" g P K-"4 It van jou baksel gesmuld hebben. Het is toch zeker niet verbrand. Ja, jullie moet Wim thuis maar flink helpen, anders raakt hij zoo achterop met alles. „Cornelis de Witt". Wat leuk, dat je hier geweest bent. Ze had den het je wel gezegd hoor. Wat het eten be treft, gaat het met de duiven gemakkelijker, die zorgen er zeker wel grootendeels zelf voor. 'sGravenpolder. „Viooltje" en „Hei debloempje". Zooals jullie ziet heb ik bet 'briefje ontvangen en ik boop er nog een beeleboel meer te krijgen. Deze schuilnamen zijn er nog niet, dus zullen we ze zoo maar laten. Souburg. „Melkmeisje." Ja, bet heeft Mer ook veel geregend, maar bet water is meteen weer weg, dus zooveel last als jul lie hebben we er nieit van. Nu, ik zou ook Mever een jumper dan een kous breien, maar als je nu toch nog een jumper mag breien, moet je maar hard opschieten. Middelburg. „Klimop." Fijn dat je het zoo naar je zin hebt gehad. Grootvader wist zeker nog niet dat jij „Klimop" was. Ik vind dat jij bet ook goed kunt hoor, al leen begrijp ik niet, dat je geduld hebt het zoo lang vol te houden. K a p e 11 e. „Grasklokje." Het ergste was dat je geen tijd voor bet raadsel had de vo rige week. Ja, met de repetities is bet een drukke tijd. Heb je al veel geleerd? Nieuwdorp. „Breistertje." Is je nieu we mantel erg nat geworden. Niets prettig hoor, als je er meteen zoo'n bui op krijgt. 't Is te hopen dat er niet te vaak draaiorgels komen, want dan vergeten jullie vast weer dat je ook nog naar school moet. „Juffer tje," Je leert het al aardig geloof ik. Zoo goed kan ik het ook niet, want ik heb er niet een. Wat je me van de raadsels vroeg, vind ik best boor. „Fluweeltje." Jij hebt goed onthouden wat je gezien hebt. Geluk kig maar dat het zoo goed afliep met dat kindje. Hebben jullie dat op school gehad? „Juffertje in 't Groen" en „Wilde Wingerd". Dat is waar, die andere plaatsnaam kon ook, maar zoo jullie bet gedaan hadden was het toch goed. Jullie waren zeker wel graag meegegaan naar E.? „Vaders helper." Wat hebben jullie een lange herfstvacantie ge had. Bij de meesten was het maar een paar dagen. Leuk dat jullie toch nog een fiets tocht gemaakt hebben. „Zonnebloempje." Vond je 't niet griezelig, Woensdagmorgen? Ik zou er liever maar niet bij zijn. Je kunt nu zeker wel goed vliegeren', nu je het zoo vaak gedaan hebt. „Rakkertje." Nog harte lijk gefeliciteerd met de verjaardag van je zuster. Jammer van die twee woordjes. Ver der heb je alle raadsels goed. Axel. „Moeders jongste." Jou. brief was niet de eerste maar toch nog op tijd. Het is hier ook al een heele poos slecht weer. Ik heb bet ook gelezen van dat ongeluk, bet is vreeselijk hé. Oplossingen van, de prijsraadsels. 3 September i. De verjaardag van onze Koningin is met veel luister gevierd. Onderd.: Zeeland, vaderland, Juliana, vor stin, muziek, reveille, genoeg, v. 2. Oranje boven leve de Koningin. Onderd.: koningin, vlaggen, oranje, boek, vier, den. 1 October. 1. Hoe hard de rots ook wezen mag, de beitel wint het door den slag. Onderd.: rots, winden, modder, draden, hazelnoot, wagen, breien, wezel, horloge, heimat, kist 2. Waar de zon schijnt is geen kaars.noodig. Onderd.: Zaterdag, woonwagen, stroo, acht, inkt, kist, dons, ijzer. 15 October. 1. Spijze ging uit van den eter en zoetigheid ging uit van den sterke. Onderd.: rijke vorstin, verspieders, Gideon, Ziklag, Ezau, Ester, Ruth, koningen, Gadie- ten, Og, tent. 2. Dinsdag bezocht de Koningin Zeeland. Onderd.: Dinsdag, zin, zand, Schelde, Bie ten, nok, egel, kanon. 29 October. 1. October met groene blaan, duidt vaak een strengen winter aan. Onderd.: tinten, Bremen, regenboog, bulle tin, direct, kabouter, karavaan, darwin, ernst. 2. Regenbui, eekhoorn, geschenk, eenden- ei, November, Baarland, uitlezen, inbinden, Nu volgen de raadsels: 1. Voor de grooteren. Mijn geheel bestaat uit 46 letters. In ons land worden in verschillende plaat sen 14. 9. 33. 29. 20. 27. 41. 28. 18. 13. ge houden. Op de markt te Barneveld worden duizen den 4. 40. 42. 21. 12. 46. aangevoerd. Te 2. 19. 39. 10. 17. 30. 44. wordt veel visch verhandeld. Koeien worden vaak op 8. 20. 31. 11. 6. 38. 15. g. verkocht. In een 1. 39. 40. 32. 45. 24. wordt het geld bewaard. Een goed koopman wordt niet licht 1. 26. 34. 35. 7. 3. 23. Velen doen 10. 43. 22. 36. 35. 37. 25. 16. op de markt. 5. is een medeklinker. 2. Voor de Kleineren. Mijn geheel bestaat uit 14 letters. Een 4. 9. 2. 6 is groot. Een 10. 12. 4 is een insect. 1. 9. 6. 14. 5. 13. 7 is een getal. 10. 8. 7. 13 is een meisjesnaam. Een klein meisje noemt men vaak 11. 3. 6. Ingez. door „Kwispelstaartje". 8) -o- Het was eenige oogenbHkiken stil in het vertrek. De 'klok in de vestibule sloeg al acht uur. Herman maakte aanstalten om te ver trekken. Maar mijnheer Zondervan bleef kalm zitten. „Je behoeft nog niet weg te gaan, Her man. Ik wilde nog even met je praten. Ik ben heel blij, dat je gekomen bent, want 'k heb de laatste dagen veel over jou gedacht. Ik zag wel, dat je in moeilijkheden zat. En je bent er nu nog niet uit, want je hadt ge meend, dat ik zeer ingenomen zou zijn met je plannen voor de toekomst. En dat ben ik niet, zooals je nu wel begrepen hebt. Je moet die plannen uit je hoofd zetten, jongen. Als je ging doen, wat je wilt, dat kan niet eens, maar laat ons dat eens aannemen, dan kwam er, naar mijn meening, niets van je terecht. Maar wanneer je handelt, zooals ik je, naar mijn beste weten, heb uiteen gezet, dan komt het, met Gods hulp, in orde met je. Denk er nog eens over na en spreekt er met moeder over. Als je wilt of als moe der wil, dat ik er thuis nog eens over kom praten, met plezier. En nu nog iets anders. Wij zullen nu aannemen, dat je inziet, dat ik gelijk heb. Dan ga je straks in je vrijen tijd aan de studie. Natuurlijk moet je daar bij leiding hebben. Hoe denk je er over, om voortaan bij mij Engelsche- en Duitsobe lee te nemen! Ik heb iemand, dien ik twee uur per week Engelsdb geef en een ander één uur per week Duitsoh. Met hen kun je gelijker tijd opwerken, want je bent op school zoo wat even ver. Voor jou breng ik daarvoor niets in rekening, want ik begrijp natuur lijk wel, dat moeder die lessen niet zon kunnen betalen. Hoe lijkt je dat?" Herman kleurde tot achter de ooren van genoegen en dankbaarheid: dat had hij nn heel niet kunnen hopen! „Ik bemerk wel, dat uiijn voorstel in goede aarde valt," vervolgde mijnheer Zon dervan glimlachend. „Als je dan besloten hebt te gaan werken, zooals ik je zoo even heb uiteengezet, dan houden wij voor af gesproken, dat je van mij verder Engelsch en Duitsch krijgt. En nu de andere vakken. Het verstandigst is, dat je 'gaat naar een Handelsavondschool, waar je dan met Fransch verder kunt gaan en ook boekhou den en handelscorrespondentie leert. Er wordt ook Engelsch en Duitsch geleerd, imaar die lessen zou ik je geven. Met privaatles gaat het vlugger. Je zegt me maar, of je wilt doen, zooals ik daareven heb uiteengezet, en dan komt het met de Handelsavondschool wel in orde, al of niet tegen betaling, dat zien wij nog wel. Als je, bij leven en welzijn, 'die school afgeïoopen hebt, 't is een drie-jarige cursus, ben je er nog niet, maar dan 'kunnen wij wel verder zien. Wij houden het zóó voor afgesproken Herman. Denk er nog eens over na, praat er met moeder over en dan hoor ik wel nader van je." Mijnheer Zondervan stond daarna op, wat Herman opvatte als een vingerwijzing om te vertrekken. Hij had trouwens niets meer te vragen of te zeggen. „Ik dank u, mijnheer," zei hij alleen. „Niets te danken hoor, Herman. Ik wil je graag helpen. Kom gerust als je mij noo- ddg hebt of als je met iets zit. Dat is veel beter dan loepen te piekeren. Als ik je raad geven kan, zal ik het doen, daar kun je op aan. Alleen nog éénmaal: denk goed na over wat ik je gezegd heb, en, wat voor mij van veel méér beteékenis, vertrouw op God, jon gen. Als je hartewenseh niet wordt vervuld, en 'daar ziet het op het oogeriblik naar uit, bedenk dan steeds, dat het Gods wil is en dat Hij er Zijn wijze en goede bedoelingen mee 'beeft, die wij niet of nóg niet zien. En als het Zijn wil is, dat je wensch wel wordt vervuld, dan ka.-n natuurlijk, dan zal de Heere daartoe ook den weg wijzen. Vertrouw op God. Dan kneuen wij alles in het leven dragen. Ook alle teleurstellingen." Mijnheer Zondervan liet daarop Herman uit, om hem nog even na te zien en dan peinzend naar hinnen te gaan. Hij vond het sneu voor den jongen, die heel andere illusies had gekoesterd en nu zoo ontnuchterd werd. Maar aan den ande ren kant was het voor Herman een aanspo ring, om flink en ijverig zijn best te doen. Als hij dat deed, kwam er wat van hem te recht, dacht hij. Want zeker was, dat de jon gen, al was hij dan binnenkort nog slechts veertien jaar, een wil en een doel had. Er zat wat in dien knaap, dacht mijnheer Zon dervan, zooals hij trouwens steeds gedaeht had. Herman stapte intusschen naar huis, om zijn moeder den afloop van het onderhoud te vertellen. Hij had trek om haastig te loopen, daar mijnheer Zondervan hem den weg had ge wezen, 'hoe hij straks leeren kon, wat de lust van zijtu leven was. Tóch stapte hij niet vlug voort. Want de ontgoocheling had de overhand. 't Was niet gegaan, zooals hij gedacht en gewild had. Hij had zijn levensweg uitgestip peld: moeder helpen, natuurlijk, dat was zijn plicht; maar dan flink leeren, tusschen de bedrijven door, om zoo gauw moeder hem missen kon, en dat zou toch kunnen gebeu ren, naar een school te gaan, waar hij kon worden opgeleid tot predikant. En nu was dat heele, mooie opgezette plan in duigen gevallen. Mijnheer Zondervan had het zoo ver mogelijk weggeworpen. Als hij mijnheer niet kende, zou 'hij gezegd hebben, dat het plagerij was, maar dat was natuurlijk uitgesloten. Mijnheer was er natuurlijk van overtuigd, dat hij den goeden weg had aan gewezen. En als Herman goed doordacht, moeist hij feitelijk hetzelfde zeggen en den raad van mijnheer Zondervan opvolgen. Want, wat 'hij wilde, was toch waarlijk geen kleinigheid. Maar liever wilde hij zijtu 'hoofdonder wijzer geen gelijk geven. Als nu eens gebeurde, wait mijnheer Zon dervan meende, dat goed voor hem was? Ja, dan zou hij heel wat geleerd hebben, maar bij bleef winkelier, zijn heele leven lang. Achter de toonbank staan, zakjes we gen, met de klanten praten. En dat lokte hem niets aan. En wat beteakende dat dan, dat hij dat alles leeren moest? Dat kon hij ook wel zonder te leeren. O neen, dat kon ook niet, want dan bleef bij een kruk in de wereld- Neen, neen, dat wilde hij ook niet. Moest het dan toch? Moest hij dan zijn heele leven winkelier blijven? Bah, wat een vervelend beroep. De menscben moesten er natuurlijk zijn, maarhij, neen, 'hij niet Niets voor ham. Langzaam liep bij door de straten der stad. Hij zag, noch boorde iets. En hij be gon, zoo het kon, nóg langzamer te loopen. Wanthij voelde heel goed, dat de weg, dien mijnheer Zondervan hem gewezen 'had, de beste weg was. En toch had hij er geen vrede mee. Neen, dat was toch ai te hard. Yader zou het vast niet gewild hebben Doch wij prediken Christus den Gekruisigde 1 Gor. 113. Waarom ergert de mensch zich aan Jezus Christus? Omdat Hij de wereld weer onder Gods Wet wil brengen? Omdat Hij over den mensch Koning wil zijn? Ach neen, dat is de groote ergernis nog niet. Het doel van Jezus' werk is op zichzelf nog niet zoo ergerlijk. Maar weet ge wat wèl aanstoot verwekt? Dat Jezus dat doel bereikt door het kruis. De schare volgt Jezus. Zijn doelstelling zet de schare in beweging. „Het koninkrijk Gods is nabij gekomen". Maar als de schare gaat bemerken, dat Jezus Zijn doel bereiken wil over Golgotha, dan is Jezus niet populair meer. Trouwens de discipelen voelden daar ook niet veel voor. „Heere, dat zal U geenszins geschieden". „Wees U genadig". Wèl het Rijk Gods, maar niet zóó, langs dien weg, met die middelen. Vandaar dat nog heden ten dage de schare wèl graag luistert naar de „doelprediking", „alles ter eere Gods", maar de „middelen- pre diking" niet aangenaam vindt Want de prediking der middelen is kruis- prediking. De groote verzoeking van satan valt niet in het doel van het Rijk Gods, maar in baar middelen. Zóó is Jezus-zelf verzocht. Satan zegt: „Wilt Gij als Koning heerschen over alle rijken? Nu zijn er twee middelen om dat doel te bereiken. Het moeilijke kruis óf een knieval voor mij. Maar Gode zij dank, Jezus wist, dait elk middel buiten het kruis om, het doel niet bereiken kan. Er is maar één weg: de kuisweg. Er is maar één middel: de drinkbeker. Satan gaat heen, maar komt weer in Pe trus terug om Jezus te verzoeken in de mid delen-keuze. Denk aan de verheerlijking op den berg. Dit is de profetische openbaring van bet doel Gods. Petrus wordt bewogen bij het aanschou wen van dit doel. Hij wil het vasthouden. Tabernakelen bouwen. Nu reeds bet doel be reiken zonder het middel: het kruis. Zoo verzocht satan in Petrus den Koning, om vooruit te grijpen naar het doel buiten Golgotha om. Ais Jezus daaraan gehoor gegeven had, zou dit hemel-moment omgeslagen zijn in een helle-moment. En zoo wordt Jezus telkens verzocht om Zijn doel buiten het eenige middel te berei ken. Zijn doel was den mensch het leven, de Gelijk de wirwar van de fijne draden aan de achterzij van 't rijk bewerkt stramien de eenheid van 't ontwerp ons niet doet zien, noch bij benaad'ring 't volle plan laat raden, zoo kunnen w' ook in 't netwerk van Gods daden slechts d' achterkant van 't groote Godsplan zien. i Wat groote denkers als verklaring biên, 't blijft tastend zoeken op onzeek're paden. Maar God volvoert met vaste hand Zijn Raad, en niets geschiedt dan naar Zijn wijs besluit en binnen de door Hem gestelde perken. H. W. BALDERS. heerlijkheid, de opstanding, de verzoening, de gerechtigheid, de heiligheid, ja alles te geven. Dat vond de schare prachtig. Zij volgen Hem. Maar o wee, als ze begrijpen, dat het leven alleen komt door den dood, en de heer lijkheid door de smaadheid, en de opstan ding na de begrafenis, en de verzoening door het oordeel, en de gerechtigheid door het doodvonnis, en de heiligheid door de afsterving, en alles door het kruis alleen, dan is die weg te nauw en die poort te eng, die ten leven leidt. Weinigen dergenen, die Hosanna riepen om de doel-prediking zullen de enge poort der middelen-prediking vinden. Kruist Hem, want Hij denkt anders over dat Rijk dan wij. Als Hij zóó wil en zulke middelen kiest, dan zullen wij wel op onze manier het Rijk Gods oprichten zonder kruis, zonder ster ven, zonder gekraakt te worden door die zoogenaamde liefde-wetten. Er is toch zelf-respect, zelf-handhaving, adeldom van het mensch-zijn. En zoo slaat de opstand in Nietzscbiaan- sche stijl door het bloed van den natuur lijken mensch tegen het kruis. Zoolang wij hier op aarde adem halen kennen wij allen die opstand tegen het kruis- teeken in ons leven, als wet der heiligma^ king. Alleen maar, de wedergeborene, voelt ook een andere opstand(ing) in zijn leven, de opstand van Christus in ons, die „amen," zegt op elke kruisprediking. Het „vleesch" is het eens met Nietzsche, de „geest" is het eens met het kruis. Tot onze laatste snik begeert het vleesch (der zelfhandhaving) tegen den geest (der kruis-verloochening) Het vleesch kan het eens zijn met Gods doelprediking, maar nooit met Gods midde len-prediking. Bij het middel van Gods practijk (het kruis) komt de scheiding. Laten we onszelf onderzoeken bij de mid delen van den Spotkoning. Kruismiddelen. Zonneschijn in 't dorp door ANNE WARNER. Het is meer dan eens naar voren ge bracht: aan verhalen die de zonzijde van het leven laten zieni en de schaduwen pp den achtergrond gebannen houden, is de chris telijke litteratuur niet rijk. In verreweg de meeste gevallen werkt da auteur in zijn roman de tegenstelling uit tusschen donker en licht, door met het eer ste te beginnen en daaraan het grootste deel van den roman te besteden, om dan liet slot in lichter toon te zetten eind g.»ed, al goed. Naar dat beproefde recept zijn ree (is heel wat boeken gecomponeerd. Niets dan ellau- de en tegenspoed zoolang men lang3 ver keerde wegen de bereiking van zijn idealen zoekt een een total® omkeer zoodra met het verkeerde gebroken wordt en men den rechten weg bewandelt. In die verhalen komt óók het licht, na tuurlijk. Meer dan eens wordt het zelfs op uiterst verdienstelijke wijze geteekend, en is de samenhang zoowel als de opbouw vol komen logisch. Wij weten, wat Schrijver bracht in zijn bekende boek „De lichte last", of Wilma in „De lichte nacht", boeken dia onze bewondering wekken, en die onverdeel de aanbeveling verdienen. Maar waarin last en nacht de donkere zijde van het leven een allereerste plaats vullen, waarin hel wel ten volle gaat „van de duisternis ixJ' het licht". ZondeT aan de waards en ieteekenis van deze boeken iets te kort te doen, willen wij met deze voorbeelden toch een bewijs aan voeren voor hetgeen wij' bedoelen, wanneer wij zeggen dat onze christelijke litteratuur niet rijk is aan boeken, die de zonzijde van het leven te aanschouwen geven. Want da ellende, de rampspoed en het leed dominefr- ren in het leven der menscben, die wij ia deze romans ontmoeten. Een leven, dat wei nig vreugde, weinig voorspoed en zon, kent, totdat dan ten slotte het eind alles goed maakt. Wij willen toestemmen, dat men wellicht een verklaring voor dit alles vinden kan. Heeft het publiek nieit steeds een groote voorliefde getoond voor „bekeeringsgeschie- denissen", waarin de duisternis nooit te diep, en het licht nooit te helder kon wor den uitgebeeld? Schier zonder uitzondering werkte men naar éénzelfde motief; een lo ven in zonde en ellende, met allerlei tegen spoed, langs den rand van het graf en dan eensklaps (de uitredding, de omkeer, waardoor alles goed werd, Een leven, daï door de zonde niets dan zwarte en sombere tinten vertoonde, afgesloten door een levens avond, die dan gelukkig! -alles goed maakte. Het had er veel van weg, of een christe lijke roman alleen naar da.i beproefde tbs- ma kon worden geschreven. £n de vraag

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1932 | | pagina 7