Pf
Kï
s
ESïtff-a s'U
ffi
tt
?*to S-
III ^5-|p-t§" I
ffi
0 P
I
&pgf
a
f-
Voor de jeugd.
Een jongen van stavast.
Zaterdag 29 October 1932
No. 185
Voor den Zondag
Beter dan offer.
Boe wandelt gij?
Letterkundige Kroniek
Lichting *18.
o
O
*3
rn
O
B ff"
fs
a>
co
1—4
Pj tr* p
o p P
2 P 4
CD
3* o o p
CD j-t-
5 H
o
4 P-* ca c-*-
FT O
-i- t" m te
w fcr
B ffo ^§gg
g t-iJQQ M P w
2 B rt-i» Hh,s B
P QJ CT CD CD
g-Eer ff SC 3
S T 7 8 P
8 2
O
B 0
S B
«■pi
3
^B
W
'P
>-*• *M
- P
2"
o.®
p
13 TO
8*8-3
3 3
B&g
ff s-?
cr g'
ffi p B
Hm
?P-C'P
M® B
t-1 O
ff s O
TO o p
doms
Q 4 rl
m
BB m
a
£,S
£S.P
P'w
B
ffi "r
Po®
ffi B, p>
CD
PJ cd ÉT* CD
3 B S p
2.
ï£%0 S"
IBB 3 P-P
ro ö:-4 !>r
P'jLSSg-P-gSff^
3j 3 p ro' f»" ja
pi ï- t
CD
p -
b
i M ti
pi^B g g
ê's I
B "*1*3
ffi 5*
S.ll'nïPsfSBS'aiw
ra g
I® I
fffTO ffl
ffi Mi
5' p p
Q p S
8 S-SS
PT <-►
S P
p 5
ST7
<1
d: tri
M» CD
sf
5*1
p
5'TO
"gms?
x, Uw !K N IJH r ffi 1
ffBTlïgT&PT
j »2
tzl IB P B
s
tr
o P
Eg-
g
-4
B
P
<j8
g>§
g Pi
B.
dS'Oi,
S
ffi'
FT
CD
o g-
'5-P
w e-
B-f-j
S
s B
lis
T2T
P
P
P'Oq
P
m
2 p
p-
CD
f° 4 p
g 2
5
g-ss
S""
0 g-®
- EB
(=-• "Zt
iB:
tg <i 2
T f
H £2.0 H
S O p
o P^ P-I Pi
p" p- 2
5 CD
P-* Pj N
g ft
CD
S. 3. Cü E 3 5" -i
hj <t>
P i-i s:
-- O
5 1.
"gS,p>
0
CD P-"
P oq
1 <"w
8 J3
-
l> O
GG Pj
ra g
IS
GD 1
P
CP N
(KJ --
CD iV
p 3
i O
Orq
N O
P"" P h5
2-2 P- PJ
W CD M-
P' P
P-i«-»-
Sg -8'
<D O cd
tw*S (t pi
g O 4
b B Pi
2 >-• p 2
B a> r B
™ET®r-
Q
0
1
o p-?F
P CD
br*
P rn
BggP
Beste Nichtjes en Neefjes!
Zoo hebben we nu dus weer de laatste
prijsraadsels.
Als jullie de briefjes nu goed op tijd in
sturen, kan ik misschien de volgende week
de prijsjes meteen bekend maken; als de
briefjes laat komen kan dat natuurlijk niet.
Hebben jullie van de week gelezen van het
dappere meisje in Venlo?
Zij woonde op een bovenhuis en was al
leen met haar twee zusjes en een vriendin
netje in de kamer aan het spelen toen er
beneden brand uitbrak0
Vader en Moeder waren niet thuis, dus dis
ionden niet helpen, en de trap aJ, naar be
steden dat ging ook niet.
De kinderen waren vreeselijk bang, dat
begrijpen jullie.
En wat deed het dappere meisje toen?
Gauw uit bet raam springen en hopen dat
er dan wel hulp van buiten op zou komen
dagen om de anderen te redden?
Nee hoor.
Eerst liet zij het vriendinnetje uit het
raam springen. Een paar mannen die op
straat stonden vingen ze op, daarna gooide
ze de kleine zusjes naar beneden; ik denk
dat die niet durfden springen, maar de oud
ste zag wel in dat het toch moest.
Pas toen ze alle drie veilig beneden war
ren, sprong ze zelf uit het raam. Nu, 't werd
hoog tijd ook, want de vlammen en de rook
waren al in de kamer.
Vinden jullie het geen heldinnetje?
Wat zullen die Vader en Moeder trotsch
zijn op hun oudste dochter!
En ik dacht direct, als de nood aan den
man komt hoop ik dat er in onze familie ook
zulke flinke kinderen zullen zijn.
Hier volgen de prijsraadsela
I. Mijn geheel bestaat uit 49 letters.
In den herfst ziet men prachtige 10. 42. 49.
3, 31. 15.
5. 46. 45. 8. 6. 49 is een Duitsche haven
stad.
Een 36. 16. 39. 32. 43. 17. 4. 13. 11 is
veelkleurig.
Een 5. 23. 18. 18. 14. 35. 24. 49 is om
nieuws te verspreiden.
22. 42. 46. 37. 2. 26 is dadelijk.
Een 30. 19. 17. 1. 23. 44. 40. 7 komt In
de sprookjes voor.
Een 30. 20. 12. 48. 27. 29. 47. 33 is een
groep reizigers.
25. 28. 12. 41. 24. 38 is de naam van een
tulp.
9. 7. 21. 34. 44 is geen luim.
II. Voor de kleineren.
De bovenste regel en van boven naar be
neden de eerste letters van de regels vormen
hetzelfde woord; het is iets wat we de
laatste dagen nogal eens vaak gehad hebben.
2de regel: een vlug bees tja
3de regel: krijg je als je jarig bent
4de regel: komt niet uit het kippenhok.
5de regel: de naam van een maand.
6de regel: een dorp op Zuid-Beveland.
7de regel: moet je direct het Zondagsblad.
8ste regel: doe je de Zondagsbladen als je
ze een jaar hebt bewaard.
Hartelijke groeten van
TANTE DOLLTB.
Hij begreep het zeer goed. En hij wilde
het ook, hoe hard het ook zou vallen. Alleen
als hij het leeren nu maar niet geheel
moest opgeven. Misschien bereikte hij dan
zijn doel toch nog.
„Kijk eens .hier, jongen," zei mijnheer
Zondervan. „Dan zijn wij al een heel eind
in de goede richting. En nu wal dat leeren
'betreft, des avonds en den eersten tijd ook
wel op den dag, heb je daar alle gelegenheid
voor. Maar wat wilde je dan leeren?"
„Dat weet ik niet, mijnheer. Zou het u
willen vragen. Als ik nu eens les kon nemen
of zooiets, oom dan later.weer aarzelde
Herman.
„Om dan later?" vroeg mijnheer 'Zonder-
van, 'die begreep en die een dergelijk ant
woord verwacht had, een antwoord, dat hem
evenwel niet beviel.
„Ik wilde toch zoo graag predikant wor
den, mijnheer."
„Herman, dat is een heerlijke begeerte.
Maar je moet die, met Gods hulp, uit je
hoofd zetten, jongen. Niemand weet natuur
lijk, wat er later zal en kan gebeuren. Nie
mand kan in de toekomst zien. Maar voor
zoover wij, mensöhen, kunnen zien, wil God
op het oogenblik je wensch niet vervullen.
Hij geeft je een heel andere taak: je moeder
helpen in de nering, die zij gaat opzetten."
„Ja, mijnheer, maar dan leer ik niets."
„Watblief? Je moet juist veel gaan leeren
en je uiterste best doen er op. Kijk eens, je
kunt ook anders. Je kunt moeder trouw hei-
pen, klanten bezoeken, boodschappen bezor
gen en des avonds uitrusten van de ver
moeienis, eens een boek of een courant lezen,
maar meer ook niet. Dan blijf je je heele
leven een klein winkeliertje, dat misschien
nauwelijks zijn brood heeft. Zou je dat wil
len?"
„Neen, mijnheer, alstublieft niet."
Mijnheer Zondervan lachte, omdat het
antwoord zoo hartgrondig uit Herman's
mond kwam.
„Dat dacht i'k wei. Als je dat deedt, dan
was je mij ook niets meer waard. Want dan
zou je niet woekeren met de talenten, die je
gelukkig ontvangen hebt. Dan was je een
nietsnut, al werkte je nog zoo hard in den
winkel. Daarover zijn wij het eens. Maar nu
iets anders. 0 ja, heb je ook dorst? 't Is nog
al warm. Ik 'ben niet vrij van dorst. Wacht,
mijn vrouw zal wel limonade hebben. Die wil
er wel in, als het warm is
Mijnheer Zondervan verdween uit het ver
trek, Herman even alleen latend. Deze was
nu geheel op zijn gemaJk gekomen en ver
baasde zich over zijn onderwijzer. Met lood
in de schoenen was hij naar diens huis ge
komen. Want mijnheer Zondervan behoorde
nn niet bepaald tot de gemakkelijksten. In
school had elk respect voor hem. Maar alle
vrees was bij Herman reeds lang geweiken.
Want nu was de onderwijzer bij mijnheer
Zondervan geheel op den achtergrond ge
drongen. Het was Herman, of zijn vader met
hem praatte, hem zeggend, hoe hij handelen
moest, zooals vader dat altijd zoo gekund
had. De rust was in zijn hart weergekeerd
en hij voelde, dat hij in zijn onderwijzer een
goed raadgever had. die hem zou wijzen den
weg, welken hij gaan moest.
Maar tijd voor overleggingen had hij niet,
want mijnheer Zondervan keerde terug met
twee glazen 'limonade.
„Ziezoo," zei hij opgewekt, „die zullen ons
verkwikken. Drink eens, Herrie, en dan pra
ten wij eens rustig verder. Wij worden het
wel eens met elkaar denk je ook niet?"
Herman kon op dat oogenblik niets an
ders doen dan met het hoofd een toestem
mende beweging maken. De zachte stem van
mijnheer Zondervan. die anders bevelend en
tot gehoorzaamheid dwingend sprak, maakte
hem weer even van streek.
„Kijk", vervolgde de onderwijzer, weer in
de fauteuil plaats nemend, „je kunt doen, wat
ik daareven zeide, maar dat wil je gelukkig
niet. Dat zou ook geen kerelswerk zijn en
dan zou ik Herman Landman niet meer ken
nen. Maar je kunt ook iets anders doen. Ed
ik geloof, dat je dat wel zoudt willen. Als
het niet zoo is, moet je het maar zeggen."
Herman glimlachte, wat aan zijn open,
eerlijk gelaat iets zonnigs gaf.
„Als ik je goed begrepen heb, dan zou
je eigenlijk in je vrije uren, hoe dan ook,
willen leeren, zóó, dat je je voorbereiden
kunt, om later voor predikant te studeeren.
Heb ifc dat goed begrepen?"
Herman knikte, terwijl hij vol verwachting
den leeraar aanzag.
„Dat dacht ik wel. Maar dat, jongen, raad
ik je sterk af. Stil nu even," want mijnheer
Zondesrvan zag het gelaat van Herman be
trekken, „ik zal je zeggen, waarom. Je zoudt
dat kunnen doen. Maar allereerst is dat een
heel zware studie. Het valt niet mede, om,
zonder op een gymnasium te zijn geweest, op
de Hoogeschool te komen. Het kan wel, maar
dat zou, juist omdat je heel ander werk hebt
en in vrije uurtjes werken möet, jaren en
jaren duren. Misschien zou die studie je wel
teleurstellen."
Herman wilde een afwerende beweging
maken, maar mijnheer Zondervan voor
kwam die, door onmiddellijk op te merken
„Neen, Herrie, laat me nu even uitpraten.
Ik zeg dus, dat die studie je vermoedelijk zou
teleurstellen, omdat je er veel en veel te wei
nig tijd voor hebben zoudt. Dan moet je
wel heele dagen studeeren en dat kan juist
niet. En dan is er nog 'heel iets anders, dat
nog van veel grooter 'beteekenis, is. Je 'komt
met die studie niets verder. Je hebt er geen
nut van. Wat hebben de klanten in den win
kel van je moeder er aan, dat je Gxieksch
en Latijn kent? Die talen spreken ze niet
en
Zijns ondanks imoest Herman toch erven
lachen om dit laatste gezegde.
HOOFDSTUK IV.
In tweestrijd.
Mijnheer Zondervan 'ging niet in op het
lachen van Herman. Hij bleef ernstig. Om
dat hij den jongen wilde behoeden voor een
naar zijn meening verkeerden stap.
„Ik meen inderdaad, wat ik zeg, Herman.
Aan die kennis van jou hebben de klanten
niets en heeft je moeder niet en heeft de
wereld, de maatschappij niets. En jij zelf
hebt er ook niets aan, omdat, zooals wij,
menschen, nu zien, er geen kans. op bestaat,
dat je ooit predikant wordt. Wat er in de
toekomst nog gebeuren kan, weet God alleen.
Wij moeten rekening houden met het heden.
En dan kunnen wij alleen zeggen, dat het je
taak is, je moeder te helpen in haar winkel
tje, dat mogelijk, wij willen het hopen, een
flinke zaak kan worden. En dat ligt, naast
den zegen van God natuurlijk, voor het
grootste deel aan jou. Ifc geloof, dat je mij
nu 'gaat begrijpen, is het niet?"
Herman ging het inderdaad begrijpen.
Zijn hart perste van schrik ineen. Want zóó
haid hij het zich niet voorgesteld.
„Als je het goed begrijpt, komen wij al
een heel eind verder. Je wilt geen kruk in
het leven worden en dat mag ook riet. Wij
moeten de ons geschonken talenten goed
gebruiken. Dus je moet in je vrije uren
flink studeeren. En wat moet je nu stu
deeren? Die zaken, die je te pas kunnen
komen in je dagelijksch werk; die je in
de zaak noodig kunt hebben. Zóó alleen kun
je een flinke steun voor moeder worden."
Herman 'had deze woorden verwacht, nu
hij zoo langzamerhand de bedoeling van
mijnheer Zondervan was gaan begrijpen.
„Je moet dus," vervolgde deze op onver-
stoorbaren toon, „op de hoogte komen van
warenkennis, van e taleeren, van administra
tie en boekhouden, en je moet rustig door
gaan met Fransoh, Duitsch en Enigelsch. Al
die dingen kunnen je op den duur in den
handel te pas komen. Let wel, 'Herman, ik
herhaal: zooals de zaken op bet oogenblik
staan. En daarmede moeten en mogen wij
alleen rekening houden. Je kunt wél allerlei
illusies koesteren, maar je moet ook op de
werkelijkheid letten. Je haidt dit alles niet
verwacht, hè?"
„Neen, mijnheer," stamelde Herman, ge
heel in de war.
„Dat héb ik ai lang begrepen. Maar, jon
gen, je gelooft toCh zeker wél, dat ik alleen
voor jouw bestwil spreek?"
Herman knikte. Ja, daarvan was hij wél
overtuigd. Het viel hem alleen zoo bitter
tegen, omdat hij heel iets anders had ver
wacht
Gerechtigheid en recht te doeD
is bij den Heere uitgelezener dan
offer. Spr. 21:3.
Israels eeredienst was ceremonieel van
aard. Talrijke plechtige handelingen vonden
herhaaldelijk plaats.
Onder al die ceremonieën nam het offer in
zijn veelvoudige strekking de eerste plaats
in. Zond- en schuldoffers werden gebracht
om weer in een verzoende betrekking te ko
men tot den Heere. En wie zijn God wilde
dank bewijzen, die bracht al naar gelang
zijn omstandigheden dit vereischten, den
Heere brand- en dankoffer.
Het brengen dier offers vormde het hoog
tepunt in Israëls godsdienst.
Bij zulk een eeredienst echter, waarin
zooveel bijzondere handelingen voorkwamen,
kon het gemakkelijk voorkomen, dat men
den vorm ging aanzien voor het wezen en
dat met het uitwendige genoegen werd ge
nomen, waar het op de innerlijke gezind
heid des harten aankwam.
Als men in bepaalde omstandigheden de
voorgeschreven reinigingen verrichtte, de
geboden offers bracht in één woord zijn
godsdienstige plichten waarnam, dan kon
men gaan denken, dat men daarmee gereed
was.
Dat er zóó vaak over gedacht werd onder
Gods volks van den ouden dag, blijkt duide
lijk uit de waarschuwingen, die we telkens
kunnen vinden tegen de veruitwendiging
van den godsdienst Dan zendt de Heere Sa-
muël, die het uitspreekt: „Zie, gehoorzamen
is beter dan het slachtoffer, opmerken dan
het vette der rammen".
En in later tijd is het de profeet Hosea,
die het woord des Heeren brengt: „Want ik
heb lust tot weldadigheid en niet tot offer
en tot de kennis Gods meer dan tot brand
offer".
Geheel in dezelfde richting wijst het woord
van Salomo, dat hierboven werd genoemd
Zich in het dagelijksch leven te houden aan
de inzettingen des Heeren, zooveel mogelijk
te handelen en te wandelen in overeenstem
ming met Zijn wetten, gerechtigheid en recht
te doen, het is voor den Heere van on
eindig veel meer beteekenis dan de vetste of
fers. Het gaat allereerst om de gezindheid
des harten en de openbaring daarvan in het
leven. Daaraan moest Israël denken.
Zoo gij in duisternissen wandelt,
zoo gij geen licht hebt voor uw -voet,
vertrouw tóch op den Naam des Heeren,
den Naam des Gods Die wond'ren doet!
Omgordt gij u met eigen spranken,
gaat gij in vlam van eigen vuur:
'tis straffe Gods: gij zult het speuren
als Hij u treft te Zijner uur!
Dan zult in smart gij nederliggen.
Maar wie daar luistert naar Zijn woord,
voor dien wordt de woestijn tot Eden,
haar wildernis een vreugde-oord.
Geen smaad van menschen heeft te vreezen
de vrijgekochte van den Heer:
met luid gejuich en eeuw'ge blijdschap
keert hij naar 't zalig Zion weer!
Wij hebben geen ceremonieelen eerediensl
meer. Godsdienstige handelingen en offers
als bij Israël komen onder ons niet meer
voor. Doch wél hebben wij voor onzen Nieuw-
Testamentischen eeredienst bepaalde vor
men noodig. Vandaar dat we samenkomen
als gemeente en naar vaste regels onze bij
eenkomsten inrichten. Gebed, lezing der
Schrift, prediking en gezang en andere za
ken meer nemen een vaste plaats in bij on
zen eeredienst.
Er zijn kerkelijke „vormen en manieren",
die ons niet onverschillig mogen zijn, even
min als Israël zijn ceremonieën mocht af
schaffen.
Nu moeten we echter voor één ding op
passen. We moeten er tegen waken, dat die
vorm, dat uitwendige bij ons alles zou zijn.
Voor Israël gold het: gerechtigheid en
recht is beter dan offer. Voor ons geldt: een
ootmoedig hart, dat den Heere vreest, is van
meer beteekenis dan het stipt voldoen aan de
godsdienstige verplichtingen, van hoeveel
beteekenis en hoe onmisbaar die overigens
ook mogen zijn.
Onze godsdienst moet zijn een godsdienst
des harten, waarvan de vruchten ook in
het dagelijksche leven gezien worden.
Want: gerechtigheid en recht te doen is
bij den Heere uitgelezener dan offer.
God maakt ons zoo nameloos klein óm ons
groot te maken, wezenlijk groot Hij maakt
ons zoo onbeschrijfelijk zwak öm ons sterk te
maken, wezenlijk sterk. Zoodat we al onze
zwakte en ellende, en dood en hel onzen
triomfkreet in 't gezicht kunnen smijten.
PROF. JONKER.
door J. K. VAN EERBEEK.
H.
De oorlog was erg. De na-oorfog niet min
der erg.
Dat leert de rauwe werkelijkheid van bei
leven, waarbij blijkt dat' door net sluiten
van den vrede de oorlog niet verbannen
werd, zoomin als door de verbroedering»-
leuzen de haat werd uitgeroeid.
De jaren 19141918 waren vol desillusie,
bij overwinnaar en overwonnene beiden.
Want aan beide zijden waren de slagen ge
vallen, tallooze bittere ontgoochelingen wa
ren bet deel van degenen die bij den aan
vang vol overtuiging over een rechtvaardigen
krijg hadden gesproken, daarmee het gelijk
reeds aanstonds voor eigen zaak opeischen-
de
Maar niet minder erg dan de oorlogsja
ren zelve en de tocht langs de vuurlinie, was
„de weg terug". Alles was vernietigd en in
puin geschoten, alle waarden van voorheen
hadden hun beteekenis verloren. Het leven
moest opnieuw een aanvang nemen, alleS
was losgerukt en aan het wankelen gebracht.
De menschen die uit de loopgraven te
rugkeerden in het vaderland, waren dood.
Het leven had zijn waarde verloren, ea alles
was een chaos geworden. Maar bovendien:
wat te denken van het rustige vertrouwen
dat vroeger de steun van velar leven geweest
was? Ook dat had den doodsteek gekregen,
reeds lang voordat zij veilig uit den oorlog
ontkwamen
Er was zoo ontzettend veel kapot gescho
ten, dat nochtans nooit den vuurdamp ge
zien had. En voor duizenden was d© oor
log: de dood, ook al wisten zü aan het vnuf
der kanonnen te ontkomen.
Lichting '18 heeft den oorlog in actieve
werkzaamheid in actief nietsdoen veelal
doorgebracht.
Human eindigt zijn tijd mei opname in h©i
hospitaal. Dan volgt de thuisreis, naar da
wereld die vrede gesloten heeft na een f el
len strijd van vier jaar.
Maar dit beteekende nog niet dat de oor
log voorbij was. Eerder leek het er op dat
de economische wedijver endeding toen
eerst begon. Want dena-ooHog brengt als
resultaat van den krijg: ontwrichting op
schier elk gebied.
Ook de in die jaren opgroeiende jongeren
zien én ervaren die ontwrichting; waarin
het onvermogen van een ander geslacht zich
openbaart.
„Onze voorgangers zijn niet aonder
schuld", zegt de jong® Homan tot een Jeugd-
makker die voor een volslagen debacle 3taat,
Zijn hart gaat uit naar dien kameraad
uit zijn klas, als het hart van ©en moeder
naar haar kind. „Je bent een slachtoffer
van het regiem dat den oorleg begonnvn