DE ZEEUW TWEEDE BLAD. JOAN CARISBROKE Uit de Provincie Zoeküchtjes. Brieven uit de Residentie. VAN DINSDAG 11 OCTOBER 1932, Nr 9. Onder de leden van ons tegenwoordige Kabinet is Minister Donner zeker wel een van de knapste. Als niet-politiek figuur heeft hij indertijd zijn intrede gedaan in het extra-parlementaire Kabinet en als hij er zelf niet genoeg van krijgt, kan hij gerust rekenen op een zilveren ambtsjubileum als Minister. En dat niet alleen, wanneer we nog jaren in de extra-parlementaire sfeer blijven, maar ook als we binnen dien tijd weer een gewoon parlementair Kabinet krijgen, want Minister Donner zou even goed een sieraad zijn van een parlemen tair Kabinet, als hij het nu is van een extra-parlementair Bewind. Hij is een Departementshoofd van groote werkkracht en van groote scherpzinnig heid, wiens bekwaamheden door ieder worden gewaardeerd en gerespecteerd, ook al is men het niet altijd met hem eens. In dit Kabinet is Minister Donner zoo wat het Zondagskind en wie zijn po sitie vergelijkt b.v. bij die van zijn collega van Defensie, die ziet, dat hij, als minis ter, een stil en gerust en ook een vrucht baar leven mag leiden. Ook al krijgt hij straks door allerlei bezuinigingsmaatre gelen nog wel harde noten te kraken. Doch hij is jong en sterk, d.w.z. kan er tegen. Waarom wij hier deze opmerkingen maken? Wel, we hebben nu kennis mogen ne men van de Memorie van Antwoord, die Minister Donner de Eerste Kamer heeft doen toekomen naar aanleiding van haar Voorl. Verslag op zijn ontwerp omtrent voorzieningen betreffende bepaalde voor godsdienstige gevoelens krenkende uitin gen. De behandeling van dit ontwerp was in de Tweede Kamer, afgezien van wat com munistisch kabaal, een rustige. En dat communistisch kabaal betrof ook niet al lereerst den Minister. Deze-heeft al het zijne gedaan om de behandeling van dit ontwerp zoo zakelijk mogelijk te doen zijn. Hij heeft het debat geen enkel oogen- blik vertroebeld en zal dat ook nu niet doen. Daarvoor is hij de materie te goed meester. Wie herinnert zich nog niet het per soonlijk getuigenis, dat hij op 31 Mei j.l. in de Tweede Kamer gaf, toen hij een oogenblik de kameren van zijn hart ont sloot. Dat maakte diepen indruk, want daar stond op dat moment een bewinds man, die zich in zijn geweten voor God vrij voelde ten opzichte van de maatrege len, die hij voorstelde tegenover „de uit- braakselen der hel". Dat woord heeft goed gedaan, omdat het een getuigenis, ja meer dan dat was. Echo's daarop beluisteren we nu ook in de Memorie van Antwoord voor de Eerste Kamer. Weer dat besliste, dat fiere. Wat daar in het Voorl. Verslag gezegd is, om trent de beweegredenen tot de indiening van dit voorstel, alsof daarbij niet in de allerlaatste plaats politieke motieven den doorslag zouden hebben gegeven, dit wijst de Minister fier, als een grievende be schuldiging af en met een paar forsche trekken doet hij zien, hoe onjuist ze daar bij is ook. De beschuldiging zeiven wijsi hij, terecht, volstrekt af. En dan heeft hij in deze Memorie van Antwoord zijn ont werp werkelijk nog weer eens op schitte rende wijze verdedigd. We weten'wel, dat het de tegenstanders niet zal overtuigen, die willen niet overtuigd wezen. Maar dat neemt absoluut niet weg, dat de Minister hier nog eens weer op werkelijk bewon- FEUILL E T ON door EMMA JANE WORBOLSE. 38.) o „Onze goede genius onze beste vriendin! O, wilde je maar met vader trouwen!" „Je stelt je dat heelemaal verkeerd voor, Lavinia. Als mevrouw Carisbroke zou ik niets kunnen doen, wat ik niet even goed als juffrouw Martin doen kan. Maar ik ben erg bang, dat je mijn krachten sterk overschat. Ik zou je met alle ple zier heenhelpen door de moeilijkheden waarin je je bevindt en wat erger is, die je nog wachten die ons nog wachten, wil ik zeggen, want ik ben besloten, mijn lot aan dat van jullie te verbinden, als jullie het wilt. Maar hoe kan ik dat doen? Ik kan geen geld maken. Ik kan slechts besluiten niets meer van jullie aan te ne men en om met het weinigje, dat voor handen is, zooveel mogelijk uit te richten. Ha, daar is Joan. Zij mag gerust hooren, wat we aan het bespreken zijn." Daarna volgde een bespreking in welke banen de huishouding in de pastorie voortaan zou moeten worden geleid om zoo zuinig mogelijk te zijn. >,Ik geloof, dat vader zelfs nog niet eens beseft, hoe arm hij is!" fluisterde Joan. En Meliora voelde, dat het meisje 6 waarheid sprak. De ongelukkige Fran- Wi r's^r°ke, tot het uiterste gedreven, oedreigd mét ondergang en schande, be greep nog lang niet den vollen omvang, derenswaardige wijze zijn standpunt heeft uiteengezet en verdedigd. Uit den gezichtshoek, wharuit hij deze J materie ziet en ook meent, dat ze alleen I gezien kan en mag worden, dient te wor den gezegd, dat hier geen speld tusschen j te krijgen is. Dat is af. j Wij denken hier nog weer eens aan de oppositie in de Tweede Kamer tegen dit I ontwerp door de Staatk. Gereformeerden 1 gevoerd. Het optreden der afgevaardigden van die groep in de Kamer tegen dit ontwerp zal een zwarte bladzijde blijven in de ge schiedenis der Staatk. Geref. partij, ook i al tracht de beer Kersten zich soms ach- 1 ter dat van een cbr.-historische professor en een christelijk-historische vrouw te dekken. Immers, het verzet van die zijde was principieel niet gelijk aan dat van Staatk. Geref. zijde. En in den vorm was er al heel weinig overeenkomst. De Staatk. Gereformeerden hebben zich niet ontzien, om, toen aangevoerd werd, dat, wanneer dit ontwerp voor hen dan niet bracht het heele ei, ze bet dan toch konden aanvaarden als bet „halve ei", om toen met nadruk te verklaren, dat dit halve ei stonk. De heer Kersten heeft als blijvende her innering aan zijn oordeel in de Handelin gen deze interruptie doen opnemen: eu als het ei nu bedorven is? Die interruptie klopte heel niet op zijn betoog. Want volgens dat betoog was bet hoogstens een windei. En dat bet dat waarlijk niet is, bewijst ook weer deze Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer. Strafbaar worden gesteld de openbare uitingen, die den vorm hebben van een smalen van God. Dat is, o.i. terecht bet criterium.Wie meer wil, kan wel wen- schen, maar moeilijk omschrijven en legt daarbij zijn oordeel op als maatstaf voor an der er uiting. Het ontwerp van Minister Donner, straks tot wet verheven, zal o.i. beteeke- nis en invloed hebben. Al is het dan niet allereerst actief, d.w.z. straffend, dan toch preventief. Trouwens, hier op dit terrein, beteekent de preventie ook veel meer dan de straf. En dat is een zegen. J. H. DE ZEVENTIGJARIGE BURGEMEES TER VAN WEMELDINGE. Het is voor den journalist wel een bij zonder aangename taak een onderhoud te hebben met den beer F. W a b e k e, den thans zeventigjarigen burgemeester van het mooie Wemeldinge. Het gesprek vlot als vanzelf. Vragen behoeven zoo goed als niet gesteld te worden, want op onderhoudende manier vertelt de heer Wabeke maar het eene na het andere uit 'zijn persoonlijk en amb telijk leven. Aardige, vaak grappige voorvallen, helaas soms met de bedreiging er bij: „Denk er om, zet dat asjeblieft niet in de krant", passeeren de revue. Vooral over den mobilisatietijd raakt hij! niet uitgepraat. Het kost werkelijk moeite, om te geloo- ven, dat deze gezellige verteller, deze man, vol vitaliteit en geestigheid, die over zulk een helder oordeel beschikt, zijn ze ventigsten verjaardag heeft gevierd. In derdaad, hij behoort wel tot de ster ken. Maar neen, zoo mag het niet gezegd. God heeft me gesterkt, zegt de heer Wa beke eenige malen met nadruk. Hij heeft me geholpen. En even later de belijdenis: Eben Haezer. Want dit is wel merkwaardig en het doet tegelijk zoo weldadig aan: Deze bur gemeester, die zich mag verheugen in de achting en de sympathie van alle groe pen en richtingen der bevolking, schaamt zich zijn overtuiging allerminst. Toen hij. op 24 December 1902 tot bur gemeester werd geïnstalleerd, was hij lid van den Gemeenteraad voor de Anti- Revolutionaire Partij:. Hij had de A.R. Kiesvereeniging en de Chr. School helpen oprichten en was op Christelijk gebied een vooraanstaand man. En nóg van hetgeen hem te wachten stond. Jaar in jaar uit waren zijn moeilijkheden groo- ter geworden, zijn schulden toegenomen; ten koste van alles had hij getracht den kwaden dag te verschuiven en nog "kon hij niet gelooven, dat zijn positie hope loos was. Verplichtingen, die hij maar steeds had uitgesteld, vroegen nu om vervulling. De eene schuldeischer stelde zich in verbinding met den anderen en men sprak er al over, dat de eerwaarde Francis Carisbroke binnenkort wel failliet zou worden verklaard. Mijnheer Selwijn, de hulpprediker, was- ontslagen, terwijl een deel van zijn jaar- lijksche bezoldiging hem niet was uitbe taald; de dominee moest het werk dus ver der alleen doen. De wreede stroom van on ophoudelijke aanmaningen en de voortdu rende zorgen, nu eens over dit, dan weer over dat, maakten hem schier uitzinnig. Hij: kcm niet studeeren; zelfs zijn meest geliefde boeken schonken hem geen troost. Als hij in zijn weelderig ingerichte stu deerkamer zat en naar de welgevulde boe kenplanken keek, begon hij onwillekeurig te berekenen, voor hoeveel zijn boekban delaar hem wel crediet had gegeven en hoe weinig er eigenlijk maar zijn eigen dom waren. Hij schaamde zich om zich in de gemeente te vertoonen, hij1 durfde zijn gelaat haast niet meer te laten zien in Massington of Cotswoldbury, zijn pree- ken klonken hem als bespotting in de ooren, zijn hart bonsde en zijn knieën trilden, als hij de treden van den preek stoel opging die treden, die hij eens met de rustige waardigheid van zijn ambtelij- ken trots had bestegen. Als hij zijn oude vrienden tegenkwam, voelde hij zich verle gen; enkelen van hen, meende hij, ont- is hij voor dezelfde partij lid van den Wemeldingschen Gemeenteraad. Zijn overtuiging is dus genoegzaam bekend. Het is dan ook geen wonder, dat hij aanvankelijk van sommige zijden als bur gemeester met een zeker wantrouwen werd ontvangen. Men hoopte er het beste van, maar vreesde wellicht, dat de heer Wabeke zich als een drijver zou doen kennen. Maai* neen, zijn beginsel trouw blijvend zoodat men altijd wist, wat men aan hem had gelukte het hem toch de algemeene achting te verwerven. En nu zoo zei hij word ik ver legen onder die overweldigend vele be wijzen van belangstelling, die ik op mijn zeventigsten verjaardag mag ontvangen. Ik word er klein onder, temeer omdat ik steeds in eenvoud mijn weg ben gegaan en mij niet bewust ben groote dingen tot stand gebracht te hebben. Ook aan mij wordt nu bewaarheid: God zal genade en eere geven. Zooals gezegd, werd de heer Wabeke op 24 December 1902 als burgemeester ge ïnstalleerd. Het kostte mij zoo ver telde hij ons in het begin wel eenige moeite om er „in te komen". Maar ik zette mij' er voor, om mij er in te wer ken. Heele dagen zat ik op de secretarie om in de zaken thuis te raken. Al vrij spoedig mocht mij dat voor de gewone zaken gelukken. Maar er kwamen ook moeilijke vraagstukken, die de aan dacht vroegen. Ik denk aan de waterlei ding, de gasfabriek en de locaalspoor, die ik mee heb mogen tot stand brengen. Er kwamen ook andere moeilijkheden, zoo zelfs, dat ik wel eens bij: mezelf ge dacht heb: „Wat ben ik hegonnenl" En thans worden de moeilijkheden door de crisis en daarmee verband hou dende werkloosheid wel bijzonder groot en zwaar. De aardigste verhalen weet de heer Wa beke te vertellen uit den mobilisatietijd. Vooral de komst van de honderden Belgen bracht hem zeer veel werk. „Ik heb me wel eens afgevraagd, zoo zei hij., waaraan ik de orde van Oranje Nassau verdiend heb. Eerder had ik mis schien recht op een Leopoldsorde, want ik heb werkelijk veel voor de Belgen ge daan en het doet mij: goed, als ik in Ant werpen kom en ik ,merk, dat sommige menschen mij daar nog kennen. Ik heb zelfs wel eens voor koster ge speeld, merkte de heer Wabeke lachend op. Ik vond bet n.l. niet goed, dat de Bel gen hier van de zijde der R.K. kerk niet bearbeid werden. En toen dan ook de pastoor van Ierseke zich bun lot aantrok, ben ik persoonlijk die menschen gaan zeggen: „DaAr en zóó laat kun je biech ten!" Zoo streng als de burgemeester de dis tributie-voorschriften voor zichzelf toe paste, zoo soepel wilde hij graag voor an deren zijn, indien inderdaad bleek, dat er gebrek geleden werd. Zoo kwam ik eens zoo vertelde hij in een bakkerij,. Ik had geen haast en maakte een praatje met den bakker. Het was echter tijd, dat het brood uit den oven moest en daarom had hij graag, dat ik vertrok. Ik bleef echter naar hangen, totdat eindelijk het brood er uit móést. Ja, en toen kwam het kwaad uit. Ik zag di rect, dat verschillende brooden tarwebroo- den waren. Uitvluchten bij; de vleet na tuurlijk. Deze had wat tarwe geraapt om een extra broodje te hebben, een ander bad nog een klein restje tarwe op zolder, enz. Ik heb toen scherp gedreigd, dat als ik weer kwam en iets dergelijks zag, alles in beslag genomen zou worden Maarik ben nooit meer wezen kij ken! Zoo goed mogelijk heb ik altijd gezorgd voor mijn gemeentenaren. Ik ben nu een maal van meening, dat een burgemeester altijd klaar moet staan voor de belangen van de gemeente en gemeentenaren. Toen dan ook de gelegenheid er nog was, om b.v. rijst te koopen, heb ik dat gedaan met het gevolg, dat we hier de rantsoenen al tijd wat hooger konden stellen. weken hem, of waren koel en op een afstand tegen hem; het werd hem al gauw een pijnlijke beproeving zich 's Zondags morgens voor zijn gehoor te vertoonen, zoovelen van hen waren zijn schuld- eischers reeds lang zijn schuldeischers! En bijna alle volwassenen kenden zijn wanhopigen toestand. En dan was er nog een andere bron van verdriet en schaamte, die zelfs Meliora niet kende. Maar spoedig brak de tijd aan, dat ze iets begon te vermoeden, en Joan en zij durfden elkaar nauwelijks aankijken, uit vrees, dat ze elkanders gedachten zouden lezen. Het was nu November, maar nog zacht, mooi weer voor den tijd van het jaar en op een mooien Zondagmorgen ging mijnheer Baxter, de kerkvoogd na den dienst niet als gewoonlijk naar huis om te genieten van zijn gebraden kalfsvleesoh en Yorkshire pudding het gewone Zon- dagsche onthaal van de familie, maar hfj liet zijn vrouw en zoons en dochters alleen den weg naar huis Inslaan en volgde zelf den dominee naar het hek van diens tuin. Lavinia en Maggie waren de woning reeds binnen gegaan, de twee lingen wilden juist de deur ingaan en Meliora en Joan luisterden naar iets, dat dominee Carisbroke haar vertelde óver zijn geliefde Wistaria, die nog bloeide in de luwte van een zijmuur. Ze waren allen zoo verdiept in de aanschouwing van de plant, dat niemand de nadering van mijnheer Baxter opmerkte, voor hij het Tuinhekje achter zich sloot en vlak achter hen was. „Goeden morgen", zei de dominee, op dien eigenaardig aarzelenden toon, die hem den laatsten tijd eigen wap. geworden. Maar het onmogelijke kon ik niet doen. Toen eens 'n groeje vrouwen om vet kwam vragen, terwijl er niet was, heb ik gezegd: „Ik heb geen gram vet voor je en als je mij in de pan legt, komt er ook niets uit!" Zooals bekend, draagt de Wemelding- sche burgemeester het Zuid-Bevelandsche costuum en kan het dus wel voorkomen dat men in den vreemde hem niet voor een burgemeester aanziet. Zoo was ik eens aldus de heer Wa beke in den distributietjjd in Rotter dam en vroeg me een ladingmeester van 'i spoor op smeekenden toon of ik toch geen adres in Zeeland wist waar bij bruine boo- nen zou kunnen koopen voor zijn kind, dat versterkend voedsel noodig had. Ik gaf hem 'n adres op en zei daarbij:: „als ze je nu vragen, van wie heb je mijn adres ge kregen, zeg dan maar van den burgemees ter van Wemeldinge!" Je had 't gezicht van dien man eens moe ten zien. Dat had hij nu heelemaal niet ge dacht dat hij een burgemeester voor zich had. Zoo heeft de heer Wabeke op smake lijke wijze ons verschillende voorvallen uit zijn ambtelijk leven verteld. Aan het slot kreeg het gesprek weer een warmen toon. Zeker zoo zei de heer Wabeke ik heb getracht een burger vader voor mijn gemeentenaren te zijn. Tal van in tieme aangelegenheden hebben ze mij voorgelegd en naar m'n beste weten heb ik raad gegeven. Maar toch, wat een fouten, wat een tekortkomingen. Gelukkig ech ter als we het weten mogen, dat het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, ons rei nigt van allé zonden. Welk een voorrecht, als onze Overheids personen in dat geloof staan en hun ambt vervullen. Een eervolle opdracht voor Mr J. v. d. Foei. Blijkens een mededeeling in het Weekblad der Directe Belastingen, invoerrechten enz. is mr. J. van der Poel, inspecteur der directe be lastingen, invoerrechten en accijnzen te Middelburg, door de regeering van Irak aangezocht om als haar adviseur op te treden bij1 de herziening van het Irak- sche tarief van invoerrechten. De Telegr. kan dienaangaande mededee- len, dat deze eervolle uitnoodiging, die door tusschenkomst van den Volkenbond en de Nederlandsche regeering den heer Van der Poel bereikte, door hem is aan genomen en dat hij binnenkort voor den tijd van eenige maanden naar Bagdad hoopt te vertrekken. Verplaatst met ingang van 1 Novem ber a.s. de adjunct-commies bij: den Post-, telegraaf- en telefoondienst, J. P. Wil- De wereld is vol misverstand. Dat bewijst ook het schrijven van het bestuur der Haagsche afd. van „Kerk en Vrede" in dit nummer. Uit een vorig schrijven meende ik te mogen concludeeren, dat bedoeld bestuur partij trok voor de Overheid; dat het het recht van de Overheid om de orde te handhaven erkende dat het voor de Overheid bij revolutionaire woelingen b.v. i de weerloosheidsgedachte losliet. Mis, zegt nu bet bestuur. Die conclu sie is voorbarig. Jammer genoeg wordt niet duidelijk aangegeven welke conclusie dan wèl getrokken moet worden. Dat is trouwens ook een bezwaar dat ik tegen „Kerk en Vrede" heb, dat altijd zoo in de ruimte wordt gepraat, dat men daar zoo weinig concreet is. Als ik bet goed begrijp, dan wordt nu weer het zwaard van de Overheid zoo on geveer op één lijn gesteld met het geweld van de Communisten. Het één zoowel als het ander wordt afgekeurd, al is men dan wel zoo vriendelijk het optreden van de Overheid in de gegeven omstandigheden als een noodzakelijk kwaad te be schouwen. Wat is de Bijbel dan veel eenvoudiger en duidelijker. De Overheid een instelling Gods. En in de hand van de Overheid als diena resse Gods het zwaard, om het recht te handhaven en de boosdoeners te straf fen. Dat te doen is haar Christelijke plicht. Maar dat wil „Kerk en Vrede" niet. Als daar revolutionaire horden optrekken en met boos geweld hun slag trachten te slaan en de Overheid komt dan haar God delijke plicht vervullen, danstelt zij zich boven de partijen. Het noodzakelijk gevolg is dat de Vrede in gevaar wordt gebracht en dat de Kerk in geen enkel opzicht wordt gediend. OPMERKER. lems, van het post- en telegraafkantoor te V'lissdngen naar het Ingenieurs-bureau aldaar. Goes. Een botsing tusschen een auto bus uit Grave en een vrachtauto uit Hein- kenszand op het kruispunt Wilhehninastr. Rimmelamdspil. bad Zaterdagmiddag idit resultaat, dat de eerste eenigszmö bescha digd werd, maar toch de reis Ikon voort zetten en de laatste zoo gehavend was, dat ze moest wtorden weggesleept. Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor. Wemeldinge. Gisteren vierde de heer F. Wabeke; Burgemeester dezer gemeente, zijn 70sten verjaardag. Des voormiddags werd de jarige door den Raad en amhte- Vrijdagmiddag werd te Wemeldinge door ouderling W. Meijaard van Ierseke de eerste steen gelegd voor het nieuwe kerkgebouw der Geref. Gemeente. „Ik geloof, dat bet tijd wordt om eenige van onze mooiste planten klaar te maken voor den winter. Dit weer kan eiken dag, elk uur veranderen en als bet eenmaal begint te vriezen, dan zal bet ook bitter koud zijn. Zoo'n buitengewoon mild na jaar slaat gewoonlijk plotseling om in een barren winter, heeft u dat wel eens opge merkt?" „Ja, o ja!" antwoordde mijnheer Bax ter, met bet uiterlijk van iemand, die van andere dingen vervuld is. „Neemt u me niet kwalijk, dat ik zoo maar binnen kom, maar morgen vroeg moet ik naar Londen en ik kom eerst Woensdagavond terug en ik wilde er u even opmerkzaam op ma ken, dat die uitgestelde vergadering van het comité werkelijk deze week moet plaats hebben. Zou Donderdagmiddag u schikken, dominee?" „Ja, neen dat is te zeggen; ik weet het niet zeker", stamelde de predikant. „Ik heb deze week een afspraak, maar ik kan me werkelijk niet herinneren, wan neer. Als we eens zeiden de volgende week, mijnheer Baxter?" „Zooals u wilt, dominee", luidde het antwoord op een zoo veelbeteekenenden toon gegeven, dat het de aandacht trok van Meliora en haar pupil. ,„Maar heusch", vervolgde hij, „we mogen niet langer uitstellen; we moeten verantwoor ding afleggen van die inschrijvingen en daar we achteraf toch maar tevreden zul len zijn met ons oude orgel is er een voor stel ingekomen, dat het geld onmiddelijk gebruikt zou worden voor het nieuwe schoolgebouw. Het schoolcomité heeft, zooals u weet verleden Dinsdag verga derd en Vrijdagavond in het dagelijksch De voorzitter zegt, dat 'hij geen aaa- bestuur bijeen gekomen en toen is er een stemmig besloten, dat de fondsen, die bij elkaar gebracht zijn, zouden worden ge bruikt voor de noodige herstellingen en verbeteringen daar" en bij wees naar een mooi gebouw, dat aan de andere zijde van het kerkhof gelegen was „De nieuwe verwarming voldoet uitstekend, maar is nog niet betaald en de aanleg heeft een bom geld gekost; en de bijgebouwde schoollokalen hebben een opknappertje noodig en dan maar lieve help, domi nee, wat ziet u er slecht uit!" Want de predikant huiverde en werd doodsbleek, als een man, die plotseling een bevigen schok heeft gekregen. „Het komt van de koude, denk ik", zei bij flauwtjes. „Ik moest na gepreekt te heb ben niet zoolang stil blijven staan in de buitenlucht; ik ben zoo jong niet meer, mijnheer Baxter" en hij lachte flauwtjes en huiverde weer en keek als om mede lijden vragend zijn diaken aan. „Het spijt me erg, dat ik u zoolang heb opgehouden", antwoordde mijnheer Bax ter; „maar heusch, het is warm, beslist warm voor den tijd van het jaar en in de kerk vond ik het tamelijk kil. Zullen we dan zeggen morgen over een week? We kunnen het nu heusch niet langer uitstel len, dat mogen we werkelijk niet doen, dominee! de menschen willen nu eenmaal hun zin hebben in deze democratische tij den, ziet u en de gemeenteleden van Per ry wood willen graag het naadje van de kous weten. De gelden moeten dan ook zoo gauw mogelijk verantwoord worden en naar een bank gebracht." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1932 | | pagina 5