DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
JOAN CARISBROKE
Uit de Provincie
Zoeküchtjes.
Brieven uit de Residentie.
VAN
DINSDAG 11 OCTOBER 1932, Nr 9.
Onder de leden van ons tegenwoordige
Kabinet is Minister Donner zeker wel een
van de knapste. Als niet-politiek figuur
heeft hij indertijd zijn intrede gedaan in
het extra-parlementaire Kabinet en als hij
er zelf niet genoeg van krijgt, kan hij gerust
rekenen op een zilveren ambtsjubileum als
Minister. En dat niet alleen, wanneer we
nog jaren in de extra-parlementaire sfeer
blijven, maar ook als we binnen dien tijd
weer een gewoon parlementair Kabinet
krijgen, want Minister Donner zou even
goed een sieraad zijn van een parlemen
tair Kabinet, als hij het nu is van een
extra-parlementair Bewind.
Hij is een Departementshoofd van groote
werkkracht en van groote scherpzinnig
heid, wiens bekwaamheden door ieder
worden gewaardeerd en gerespecteerd,
ook al is men het niet altijd met hem
eens. In dit Kabinet is Minister Donner
zoo wat het Zondagskind en wie zijn po
sitie vergelijkt b.v. bij die van zijn collega
van Defensie, die ziet, dat hij, als minis
ter, een stil en gerust en ook een vrucht
baar leven mag leiden. Ook al krijgt hij
straks door allerlei bezuinigingsmaatre
gelen nog wel harde noten te kraken.
Doch hij is jong en sterk, d.w.z. kan er
tegen.
Waarom wij hier deze opmerkingen
maken?
Wel, we hebben nu kennis mogen ne
men van de Memorie van Antwoord, die
Minister Donner de Eerste Kamer heeft
doen toekomen naar aanleiding van haar
Voorl. Verslag op zijn ontwerp omtrent
voorzieningen betreffende bepaalde voor
godsdienstige gevoelens krenkende uitin
gen.
De behandeling van dit ontwerp was in
de Tweede Kamer, afgezien van wat com
munistisch kabaal, een rustige. En dat
communistisch kabaal betrof ook niet al
lereerst den Minister. Deze-heeft al het
zijne gedaan om de behandeling van dit
ontwerp zoo zakelijk mogelijk te doen
zijn.
Hij heeft het debat geen enkel oogen-
blik vertroebeld en zal dat ook nu niet
doen. Daarvoor is hij de materie te goed
meester.
Wie herinnert zich nog niet het per
soonlijk getuigenis, dat hij op 31 Mei j.l.
in de Tweede Kamer gaf, toen hij een
oogenblik de kameren van zijn hart ont
sloot. Dat maakte diepen indruk, want
daar stond op dat moment een bewinds
man, die zich in zijn geweten voor God
vrij voelde ten opzichte van de maatrege
len, die hij voorstelde tegenover „de uit-
braakselen der hel".
Dat woord heeft goed gedaan, omdat
het een getuigenis, ja meer dan dat was.
Echo's daarop beluisteren we nu ook in
de Memorie van Antwoord voor de Eerste
Kamer. Weer dat besliste, dat fiere. Wat
daar in het Voorl. Verslag gezegd is, om
trent de beweegredenen tot de indiening
van dit voorstel, alsof daarbij niet in de
allerlaatste plaats politieke motieven den
doorslag zouden hebben gegeven, dit wijst
de Minister fier, als een grievende be
schuldiging af en met een paar forsche
trekken doet hij zien, hoe onjuist ze daar
bij is ook. De beschuldiging zeiven wijsi
hij, terecht, volstrekt af. En dan heeft hij
in deze Memorie van Antwoord zijn ont
werp werkelijk nog weer eens op schitte
rende wijze verdedigd. We weten'wel, dat
het de tegenstanders niet zal overtuigen,
die willen niet overtuigd wezen. Maar dat
neemt absoluut niet weg, dat de Minister
hier nog eens weer op werkelijk bewon-
FEUILL E T ON
door
EMMA JANE WORBOLSE.
38.) o
„Onze goede genius onze beste
vriendin! O, wilde je maar met vader
trouwen!"
„Je stelt je dat heelemaal verkeerd
voor, Lavinia. Als mevrouw Carisbroke
zou ik niets kunnen doen, wat ik niet even
goed als juffrouw Martin doen kan. Maar
ik ben erg bang, dat je mijn krachten
sterk overschat. Ik zou je met alle ple
zier heenhelpen door de moeilijkheden
waarin je je bevindt en wat erger is, die
je nog wachten die ons nog wachten,
wil ik zeggen, want ik ben besloten, mijn
lot aan dat van jullie te verbinden, als
jullie het wilt. Maar hoe kan ik dat doen?
Ik kan geen geld maken. Ik kan slechts
besluiten niets meer van jullie aan te ne
men en om met het weinigje, dat voor
handen is, zooveel mogelijk uit te richten.
Ha, daar is Joan. Zij mag gerust hooren,
wat we aan het bespreken zijn."
Daarna volgde een bespreking in welke
banen de huishouding in de pastorie
voortaan zou moeten worden geleid om
zoo zuinig mogelijk te zijn.
>,Ik geloof, dat vader zelfs nog niet
eens beseft, hoe arm hij is!" fluisterde
Joan. En Meliora voelde, dat het meisje
6 waarheid sprak. De ongelukkige Fran-
Wi r's^r°ke, tot het uiterste gedreven,
oedreigd mét ondergang en schande, be
greep nog lang niet den vollen omvang,
derenswaardige wijze zijn standpunt
heeft uiteengezet en verdedigd.
Uit den gezichtshoek, wharuit hij deze
J materie ziet en ook meent, dat ze alleen
I gezien kan en mag worden, dient te wor
den gezegd, dat hier geen speld tusschen
j te krijgen is. Dat is af.
j Wij denken hier nog weer eens aan de
oppositie in de Tweede Kamer tegen dit
I ontwerp door de Staatk. Gereformeerden
1 gevoerd.
Het optreden der afgevaardigden van
die groep in de Kamer tegen dit ontwerp
zal een zwarte bladzijde blijven in de ge
schiedenis der Staatk. Geref. partij, ook
i al tracht de beer Kersten zich soms ach-
1 ter dat van een cbr.-historische professor
en een christelijk-historische vrouw te
dekken. Immers, het verzet van die zijde
was principieel niet gelijk aan dat van
Staatk. Geref. zijde. En in den vorm was
er al heel weinig overeenkomst.
De Staatk. Gereformeerden hebben zich
niet ontzien, om, toen aangevoerd werd,
dat, wanneer dit ontwerp voor hen dan
niet bracht het heele ei, ze bet dan toch
konden aanvaarden als bet „halve ei",
om toen met nadruk te verklaren, dat dit
halve ei stonk.
De heer Kersten heeft als blijvende her
innering aan zijn oordeel in de Handelin
gen deze interruptie doen opnemen: eu
als het ei nu bedorven is?
Die interruptie klopte heel niet op zijn
betoog. Want volgens dat betoog was bet
hoogstens een windei. En dat bet dat
waarlijk niet is, bewijst ook weer deze
Memorie van Antwoord aan de Eerste
Kamer.
Strafbaar worden gesteld de openbare
uitingen, die den vorm hebben van een
smalen van God. Dat is, o.i. terecht bet
criterium.Wie meer wil, kan wel wen-
schen, maar moeilijk omschrijven en legt
daarbij zijn oordeel op als maatstaf voor
an der er uiting.
Het ontwerp van Minister Donner,
straks tot wet verheven, zal o.i. beteeke-
nis en invloed hebben. Al is het dan niet
allereerst actief, d.w.z. straffend, dan
toch preventief. Trouwens, hier op dit
terrein, beteekent de preventie ook veel
meer dan de straf. En dat is een zegen.
J. H.
DE ZEVENTIGJARIGE BURGEMEES
TER VAN WEMELDINGE.
Het is voor den journalist wel een bij
zonder aangename taak een onderhoud te
hebben met den beer F. W a b e k e, den
thans zeventigjarigen burgemeester van
het mooie Wemeldinge. Het gesprek
vlot als vanzelf. Vragen behoeven zoo
goed als niet gesteld te worden, want op
onderhoudende manier vertelt de heer
Wabeke maar het eene na het
andere uit 'zijn persoonlijk en amb
telijk leven. Aardige, vaak grappige
voorvallen, helaas soms met de bedreiging
er bij: „Denk er om, zet dat asjeblieft niet
in de krant", passeeren de revue. Vooral
over den mobilisatietijd raakt hij! niet
uitgepraat.
Het kost werkelijk moeite, om te geloo-
ven, dat deze gezellige verteller, deze
man, vol vitaliteit en geestigheid, die over
zulk een helder oordeel beschikt, zijn ze
ventigsten verjaardag heeft gevierd. In
derdaad, hij behoort wel tot de ster
ken.
Maar neen, zoo mag het niet gezegd.
God heeft me gesterkt, zegt de heer Wa
beke eenige malen met nadruk. Hij heeft
me geholpen. En even later de belijdenis:
Eben Haezer.
Want dit is wel merkwaardig en het
doet tegelijk zoo weldadig aan: Deze bur
gemeester, die zich mag verheugen in de
achting en de sympathie van alle groe
pen en richtingen der bevolking, schaamt
zich zijn overtuiging allerminst.
Toen hij. op 24 December 1902 tot bur
gemeester werd geïnstalleerd, was hij lid
van den Gemeenteraad voor de Anti-
Revolutionaire Partij:. Hij had de
A.R. Kiesvereeniging en de Chr. School
helpen oprichten en was op Christelijk
gebied een vooraanstaand man. En nóg
van hetgeen hem te wachten stond. Jaar
in jaar uit waren zijn moeilijkheden groo-
ter geworden, zijn schulden toegenomen;
ten koste van alles had hij getracht den
kwaden dag te verschuiven en nog "kon
hij niet gelooven, dat zijn positie hope
loos was. Verplichtingen, die hij maar
steeds had uitgesteld, vroegen nu om
vervulling. De eene schuldeischer stelde
zich in verbinding met den anderen en
men sprak er al over, dat de eerwaarde
Francis Carisbroke binnenkort wel failliet
zou worden verklaard.
Mijnheer Selwijn, de hulpprediker, was-
ontslagen, terwijl een deel van zijn jaar-
lijksche bezoldiging hem niet was uitbe
taald; de dominee moest het werk dus ver
der alleen doen. De wreede stroom van on
ophoudelijke aanmaningen en de voortdu
rende zorgen, nu eens over dit, dan weer
over dat, maakten hem schier uitzinnig.
Hij: kcm niet studeeren; zelfs zijn meest
geliefde boeken schonken hem geen troost.
Als hij in zijn weelderig ingerichte stu
deerkamer zat en naar de welgevulde boe
kenplanken keek, begon hij onwillekeurig
te berekenen, voor hoeveel zijn boekban
delaar hem wel crediet had gegeven en
hoe weinig er eigenlijk maar zijn eigen
dom waren. Hij schaamde zich om zich
in de gemeente te vertoonen, hij1 durfde
zijn gelaat haast niet meer te laten zien
in Massington of Cotswoldbury, zijn pree-
ken klonken hem als bespotting in de
ooren, zijn hart bonsde en zijn knieën
trilden, als hij de treden van den preek
stoel opging die treden, die hij eens met
de rustige waardigheid van zijn ambtelij-
ken trots had bestegen. Als hij zijn oude
vrienden tegenkwam, voelde hij zich verle
gen; enkelen van hen, meende hij, ont-
is hij voor dezelfde partij lid van den
Wemeldingschen Gemeenteraad. Zijn
overtuiging is dus genoegzaam bekend.
Het is dan ook geen wonder, dat hij
aanvankelijk van sommige zijden als bur
gemeester met een zeker wantrouwen
werd ontvangen. Men hoopte er het beste
van, maar vreesde wellicht, dat de heer
Wabeke zich als een drijver zou doen
kennen.
Maai* neen, zijn beginsel trouw blijvend
zoodat men altijd wist, wat men aan
hem had gelukte het hem toch de
algemeene achting te verwerven.
En nu zoo zei hij word ik ver
legen onder die overweldigend vele be
wijzen van belangstelling, die ik op mijn
zeventigsten verjaardag mag ontvangen.
Ik word er klein onder, temeer omdat ik
steeds in eenvoud mijn weg ben gegaan
en mij niet bewust ben groote dingen tot
stand gebracht te hebben. Ook aan mij
wordt nu bewaarheid: God zal genade en
eere geven.
Zooals gezegd, werd de heer Wabeke op
24 December 1902 als burgemeester ge
ïnstalleerd. Het kostte mij zoo ver
telde hij ons in het begin wel eenige
moeite om er „in te komen". Maar ik
zette mij' er voor, om mij er in te wer
ken. Heele dagen zat ik op de secretarie
om in de zaken thuis te raken.
Al vrij spoedig mocht mij dat voor de
gewone zaken gelukken. Maar er kwamen
ook moeilijke vraagstukken, die de aan
dacht vroegen. Ik denk aan de waterlei
ding, de gasfabriek en de locaalspoor, die
ik mee heb mogen tot stand brengen.
Er kwamen ook andere moeilijkheden,
zoo zelfs, dat ik wel eens bij: mezelf ge
dacht heb: „Wat ben ik hegonnenl"
En thans worden de moeilijkheden
door de crisis en daarmee verband hou
dende werkloosheid wel bijzonder groot
en zwaar.
De aardigste verhalen weet de heer Wa
beke te vertellen uit den mobilisatietijd.
Vooral de komst van de honderden Belgen
bracht hem zeer veel werk.
„Ik heb me wel eens afgevraagd, zoo
zei hij., waaraan ik de orde van Oranje
Nassau verdiend heb. Eerder had ik mis
schien recht op een Leopoldsorde, want
ik heb werkelijk veel voor de Belgen ge
daan en het doet mij: goed, als ik in Ant
werpen kom en ik ,merk, dat sommige
menschen mij daar nog kennen.
Ik heb zelfs wel eens voor koster ge
speeld, merkte de heer Wabeke lachend
op. Ik vond bet n.l. niet goed, dat de Bel
gen hier van de zijde der R.K. kerk niet
bearbeid werden. En toen dan ook de
pastoor van Ierseke zich bun lot aantrok,
ben ik persoonlijk die menschen gaan
zeggen: „DaAr en zóó laat kun je biech
ten!"
Zoo streng als de burgemeester de dis
tributie-voorschriften voor zichzelf toe
paste, zoo soepel wilde hij graag voor an
deren zijn, indien inderdaad bleek, dat
er gebrek geleden werd.
Zoo kwam ik eens zoo vertelde hij
in een bakkerij,. Ik had geen haast en
maakte een praatje met den bakker. Het
was echter tijd, dat het brood uit den
oven moest en daarom had hij graag, dat
ik vertrok. Ik bleef echter naar hangen,
totdat eindelijk het brood er uit móést. Ja,
en toen kwam het kwaad uit. Ik zag di
rect, dat verschillende brooden tarwebroo-
den waren. Uitvluchten bij; de vleet na
tuurlijk. Deze had wat tarwe geraapt om
een extra broodje te hebben, een ander
bad nog een klein restje tarwe op zolder,
enz.
Ik heb toen scherp gedreigd, dat als
ik weer kwam en iets dergelijks zag,
alles in beslag genomen zou worden
Maarik ben nooit meer wezen kij
ken!
Zoo goed mogelijk heb ik altijd gezorgd
voor mijn gemeentenaren. Ik ben nu een
maal van meening, dat een burgemeester
altijd klaar moet staan voor de belangen
van de gemeente en gemeentenaren. Toen
dan ook de gelegenheid er nog was, om
b.v. rijst te koopen, heb ik dat gedaan met
het gevolg, dat we hier de rantsoenen al
tijd wat hooger konden stellen.
weken hem, of waren koel en op een
afstand tegen hem; het werd hem al gauw
een pijnlijke beproeving zich 's Zondags
morgens voor zijn gehoor te vertoonen,
zoovelen van hen waren zijn schuld-
eischers reeds lang zijn schuldeischers!
En bijna alle volwassenen kenden zijn
wanhopigen toestand. En dan was er nog
een andere bron van verdriet en
schaamte, die zelfs Meliora niet kende.
Maar spoedig brak de tijd aan, dat ze
iets begon te vermoeden, en Joan en zij
durfden elkaar nauwelijks aankijken, uit
vrees, dat ze elkanders gedachten zouden
lezen.
Het was nu November, maar nog zacht,
mooi weer voor den tijd van het jaar
en op een mooien Zondagmorgen ging
mijnheer Baxter, de kerkvoogd na den
dienst niet als gewoonlijk naar huis om
te genieten van zijn gebraden kalfsvleesoh
en Yorkshire pudding het gewone Zon-
dagsche onthaal van de familie, maar
hfj liet zijn vrouw en zoons en dochters
alleen den weg naar huis Inslaan en
volgde zelf den dominee naar het hek
van diens tuin. Lavinia en Maggie waren
de woning reeds binnen gegaan, de twee
lingen wilden juist de deur ingaan en
Meliora en Joan luisterden naar iets, dat
dominee Carisbroke haar vertelde óver
zijn geliefde Wistaria, die nog bloeide
in de luwte van een zijmuur. Ze waren
allen zoo verdiept in de aanschouwing
van de plant, dat niemand de nadering
van mijnheer Baxter opmerkte, voor hij
het Tuinhekje achter zich sloot en vlak
achter hen was.
„Goeden morgen", zei de dominee, op
dien eigenaardig aarzelenden toon, die
hem den laatsten tijd eigen wap. geworden.
Maar het onmogelijke kon ik niet doen.
Toen eens 'n groeje vrouwen om vet kwam
vragen, terwijl er niet was, heb ik gezegd:
„Ik heb geen gram vet voor je en als je
mij in de pan legt, komt er ook niets uit!"
Zooals bekend, draagt de Wemelding-
sche burgemeester het Zuid-Bevelandsche
costuum en kan het dus wel voorkomen
dat men in den vreemde hem niet voor
een burgemeester aanziet.
Zoo was ik eens aldus de heer Wa
beke in den distributietjjd in Rotter
dam en vroeg me een ladingmeester van 'i
spoor op smeekenden toon of ik toch geen
adres in Zeeland wist waar bij bruine boo-
nen zou kunnen koopen voor zijn kind, dat
versterkend voedsel noodig had. Ik gaf
hem 'n adres op en zei daarbij:: „als ze je
nu vragen, van wie heb je mijn adres ge
kregen, zeg dan maar van den burgemees
ter van Wemeldinge!"
Je had 't gezicht van dien man eens moe
ten zien. Dat had hij nu heelemaal niet ge
dacht dat hij een burgemeester voor zich
had.
Zoo heeft de heer Wabeke op smake
lijke wijze ons verschillende voorvallen
uit zijn ambtelijk leven verteld.
Aan het slot kreeg het gesprek weer
een warmen toon.
Zeker zoo zei de heer Wabeke
ik heb getracht een burger vader voor
mijn gemeentenaren te zijn. Tal van in
tieme aangelegenheden hebben ze mij
voorgelegd en naar m'n beste weten heb ik
raad gegeven. Maar toch, wat een fouten,
wat een tekortkomingen. Gelukkig ech
ter als we het weten mogen, dat het bloed
van Jezus Christus, Gods Zoon, ons rei
nigt van allé zonden.
Welk een voorrecht, als onze Overheids
personen in dat geloof staan en hun
ambt vervullen.
Een eervolle opdracht
voor Mr J. v. d. Foei. Blijkens een
mededeeling in het Weekblad der Directe
Belastingen, invoerrechten enz. is mr. J.
van der Poel, inspecteur der directe be
lastingen, invoerrechten en accijnzen te
Middelburg, door de regeering van
Irak aangezocht om als haar adviseur op
te treden bij1 de herziening van het Irak-
sche tarief van invoerrechten.
De Telegr. kan dienaangaande mededee-
len, dat deze eervolle uitnoodiging, die
door tusschenkomst van den Volkenbond
en de Nederlandsche regeering den heer
Van der Poel bereikte, door hem is aan
genomen en dat hij binnenkort voor den
tijd van eenige maanden naar Bagdad
hoopt te vertrekken.
Verplaatst met ingang van 1 Novem
ber a.s. de adjunct-commies bij: den Post-,
telegraaf- en telefoondienst, J. P. Wil-
De wereld is vol misverstand.
Dat bewijst ook het schrijven van het
bestuur der Haagsche afd. van „Kerk en
Vrede" in dit nummer.
Uit een vorig schrijven meende ik te
mogen concludeeren, dat bedoeld bestuur
partij trok voor de Overheid; dat het het
recht van de Overheid om de orde te
handhaven erkende dat het voor de
Overheid bij revolutionaire woelingen b.v.
i de weerloosheidsgedachte losliet.
Mis, zegt nu bet bestuur. Die conclu
sie is voorbarig. Jammer genoeg wordt
niet duidelijk aangegeven welke conclusie
dan wèl getrokken moet worden. Dat is
trouwens ook een bezwaar dat ik tegen
„Kerk en Vrede" heb, dat altijd zoo in de
ruimte wordt gepraat, dat men daar zoo
weinig concreet is.
Als ik bet goed begrijp, dan wordt nu
weer het zwaard van de Overheid zoo on
geveer op één lijn gesteld met het geweld
van de Communisten. Het één zoowel als
het ander wordt afgekeurd, al is men dan
wel zoo vriendelijk het optreden van de
Overheid in de gegeven omstandigheden
als een noodzakelijk kwaad te be
schouwen.
Wat is de Bijbel dan veel eenvoudiger
en duidelijker.
De Overheid een instelling Gods. En in
de hand van de Overheid als diena
resse Gods het zwaard, om het recht
te handhaven en de boosdoeners te straf
fen. Dat te doen is haar Christelijke
plicht.
Maar dat wil „Kerk en Vrede" niet. Als
daar revolutionaire horden optrekken en
met boos geweld hun slag trachten te
slaan en de Overheid komt dan haar God
delijke plicht vervullen, danstelt zij
zich boven de partijen.
Het noodzakelijk gevolg is dat de Vrede
in gevaar wordt gebracht en dat de Kerk
in geen enkel opzicht wordt gediend.
OPMERKER.
lems, van het post- en telegraafkantoor te
V'lissdngen naar het Ingenieurs-bureau
aldaar.
Goes. Een botsing tusschen een auto
bus uit Grave en een vrachtauto uit Hein-
kenszand op het kruispunt Wilhehninastr.
Rimmelamdspil. bad Zaterdagmiddag idit
resultaat, dat de eerste eenigszmö bescha
digd werd, maar toch de reis Ikon voort
zetten en de laatste zoo gehavend was, dat
ze moest wtorden weggesleept. Persoonlijke
ongelukken kwamen niet voor.
Wemeldinge. Gisteren vierde de heer
F. Wabeke; Burgemeester dezer gemeente,
zijn 70sten verjaardag. Des voormiddags
werd de jarige door den Raad en amhte-
Vrijdagmiddag werd te Wemeldinge door ouderling W. Meijaard van Ierseke de
eerste steen gelegd voor het nieuwe kerkgebouw der Geref. Gemeente.
„Ik geloof, dat bet tijd wordt om eenige
van onze mooiste planten klaar te maken
voor den winter. Dit weer kan eiken dag,
elk uur veranderen en als bet eenmaal
begint te vriezen, dan zal bet ook bitter
koud zijn. Zoo'n buitengewoon mild na
jaar slaat gewoonlijk plotseling om in een
barren winter, heeft u dat wel eens opge
merkt?"
„Ja, o ja!" antwoordde mijnheer Bax
ter, met bet uiterlijk van iemand, die van
andere dingen vervuld is. „Neemt u me
niet kwalijk, dat ik zoo maar binnen kom,
maar morgen vroeg moet ik naar Londen
en ik kom eerst Woensdagavond terug en
ik wilde er u even opmerkzaam op ma
ken, dat die uitgestelde vergadering van
het comité werkelijk deze week moet
plaats hebben. Zou Donderdagmiddag u
schikken, dominee?"
„Ja, neen dat is te zeggen; ik weet
het niet zeker", stamelde de predikant.
„Ik heb deze week een afspraak, maar ik
kan me werkelijk niet herinneren, wan
neer. Als we eens zeiden de volgende
week, mijnheer Baxter?"
„Zooals u wilt, dominee", luidde het
antwoord op een zoo veelbeteekenenden
toon gegeven, dat het de aandacht trok
van Meliora en haar pupil. ,„Maar
heusch", vervolgde hij, „we mogen niet
langer uitstellen; we moeten verantwoor
ding afleggen van die inschrijvingen en
daar we achteraf toch maar tevreden zul
len zijn met ons oude orgel is er een voor
stel ingekomen, dat het geld onmiddelijk
gebruikt zou worden voor het nieuwe
schoolgebouw. Het schoolcomité heeft,
zooals u weet verleden Dinsdag verga
derd en Vrijdagavond in het dagelijksch
De voorzitter zegt, dat 'hij geen aaa-
bestuur bijeen gekomen en toen is er een
stemmig besloten, dat de fondsen, die bij
elkaar gebracht zijn, zouden worden ge
bruikt voor de noodige herstellingen en
verbeteringen daar" en bij wees naar
een mooi gebouw, dat aan de andere zijde
van het kerkhof gelegen was „De nieuwe
verwarming voldoet uitstekend, maar
is nog niet betaald en de aanleg heeft een
bom geld gekost; en de bijgebouwde
schoollokalen hebben een opknappertje
noodig en dan maar lieve help, domi
nee, wat ziet u er slecht uit!"
Want de predikant huiverde en werd
doodsbleek, als een man, die plotseling
een bevigen schok heeft gekregen. „Het
komt van de koude, denk ik", zei bij
flauwtjes. „Ik moest na gepreekt te heb
ben niet zoolang stil blijven staan in de
buitenlucht; ik ben zoo jong niet meer,
mijnheer Baxter" en hij lachte flauwtjes
en huiverde weer en keek als om mede
lijden vragend zijn diaken aan.
„Het spijt me erg, dat ik u zoolang heb
opgehouden", antwoordde mijnheer Bax
ter; „maar heusch, het is warm, beslist
warm voor den tijd van het jaar en in de
kerk vond ik het tamelijk kil. Zullen we
dan zeggen morgen over een week? We
kunnen het nu heusch niet langer uitstel
len, dat mogen we werkelijk niet doen,
dominee! de menschen willen nu eenmaal
hun zin hebben in deze democratische tij
den, ziet u en de gemeenteleden van Per
ry wood willen graag het naadje van de
kous weten. De gelden moeten dan ook
zoo gauw mogelijk verantwoord worden
en naar een bank gebracht."
(Wordt vervolgd.)