No. 292
Dinsdag 13 September 1932
48e Jaargang
Dagblad voor de Provincie Zeeland
EERSTE BLAD.
Buitenland
Beiangrijkste Nieuws.
■ir VAN MELLE'S KOEK, GEZOND EN LEKKEN!
Dit nummer bestaat uit 2 bladen
GEESTELIJKE EN ZEDELIJKE
BELANGEN.
FINANCIEEL EVENWICHT IN DE
STAATSHUISHOUDING.
Directeur-Hoofdredacteur;
R. ZUIDEMA,
Bureau; Lange Vorststraat 70, Goes.
Tel.; Redactie en Administratie No. 11.
Postrekening No. 44455.
Bijkantoor te Ulddelburg.
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. TeL No. 259.
Ve Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKBAS.
Abonnementsprijs;
Per 3 maanden, franc» per poet, f 3L--=
Losse nummers f9.05
PrljB der AdvertentlSn:
1—4 regels f 1.20, elke regel meer 30 et
BIJ abonnement belangrijke korting.
Na de inleiding op het ontwerp-ver-
kiezings-manifest der Anti-revolutionaire
partij volgt het eigenlijke program, dat
ditmaal uit slechts 9 punten bestaat.
Het geeft slechts algemeene richtings
lijnen. Het geeft aldus de inleiding
niet méér dan wij gelooven te kunnen
nakomen, maar ook niet minder dan wij,
als een der oudere politieke partijen be
reid zijn te beleven en te bevorderen: God
in waarheid willende dienen en de be
langen van land en volk in het hart.
De geestelijke en zedelijke belangen
worden voorop gesteld.
Overtuigd, dat de zorgvolle tijdsom
standigheden nog lange jaren hun in
vloed op het leven van staat en maat
schappij zullen doen gevoelen en dat het
regeeringsbeleid, althans in de komende
vierjarige periode, in belangrijke mate
den stempel van een crisisbeleid zal heb
ben te dragen, acht de A. R. partij het on-
gewenscht bij de komende stembus op te
treden met een breed uitgewerkt program
van actie.
Daarentegen wenscht zij, rekening hou
dend met de geestelijke en stoffelijke noo-
den in het bijzonder aan dezen tijd eigen,
en zich baseerend op haar program van
beginselen, den verkiezingsstrijd te voe
ren langs deze richtlijnen:
1. Aan de gees tel ij ke enzedelij-
ke belangen van ons volk worde voort
durend aandacht geschonken; met name
wordt opgekomen voor bevordering
der Zondagsrust, voor handha
ving der publieke eerbaar
heid en voor alles wat het Christe
lijk gezinsleven, en wat daarmee
verband houdt, bevestigen kan.
2. Krachtige handhaving van
het gezag; voorkoming en indien
noodig besliste beteugeling van
alle wanordelijkheden.
Ter toelichting van deze eerste artike
len wordt het volgende opgemerkt.
Nadat er op gewezen is, dat met name
in deze tijden niet is te zeggen wat in de
toekomst noodig is, mede omdat het na
tionale leven in zooveel opzichten afhan
kelijk is van wat internationaal plaats
grijpt, heet het:
Ad. 1. In één opzicht echter zijn wij
niet van anderen afhankelijk, worden we
rechtstreeks gesteld voor den plicht der
gehoorzaamheid en kunnen we dien ook
nakomen. Dat is daar waar het de geeste
lijke en zedelijke belangen van het volk
geldt. Daarom plaatsen we de zorg voor
die geestelijke en zedelijke belangen in
ons manifest voorop.
Onze tijd wordt sterk geteekend door
allerlei wind van leer, die overal, en ook
in onzen kring, verwarring sticht en op
vaak brutale wijze zich richt tegen de
Christelijke grondslagen van ons volks
leven.
Naar 'sHeeren wet wordt weinig meer
gevraagd. De menseh moet het doen en
van den mensch wordt voor alle kwalen
hulp en genezing verwacht.
Die negatie van de geboden Gods, de
verwerping van den eisch om allereerst
Zijn Koninkrijk te zoeken heeft, zooals de
Schrift ons leert, ook gevolgen voor het
terrein van 't stoffelijk leven. Ze bewerkt
dat we de dingen van eiken dag, onze
aardsche zorgen, niet meer zien als iets
dat God over ons beschikt, dat ons van
Hem toekomt zooals wij ook het goede
uit Zijne hand ontvangen, maar als iets,
dat de mensch buigen kan naar zijn wil
en begeerte. De mensch, de Overheid
wordt dan aansprakelijk voor al het
kwaad, dat over ons komt; genezing
wordt van den mensch verwacht en
het uitblijven ervan aan onwil of onkunde
geweten.
De A. R. partij moet ook, ja vooral,
bij deze stembus daartegen stelling ne
men. Zij moet het durven belijden, dat we
„in allen tegenspoed geduldig, in voor
spoed dankbaar zijn mogen, en in alles,
dat ons nog toekomen kan, een goed toe-
voorzicht hebben op onzen! getrouwen
God en Vader."
Dat de Overheid deze stemming des
harten niet bewerken kan, behoeven we
niet nadrukkelijk te vermelden, maar
van haar mogen we wèl vragen, dat zij,
°P het terrein van haar eigen werkzaam
heid, blijk geve te rekenen met de eischen
van Gods Woord, die onder de meerder
heid des volks toch nog wel weerklank
vinden.
Daarvan spreekt dan het eerste punt
van ons manifest. Het vraagt om be
vordering van de rust op den dag des
Heeren, waaromtrent wel reeds veel ver
beterd is, maar toch nog heel veel te
doen overblijft. Hetzelfde kan gezegd wor
den van de handhaving der publieke eer
baarheid, waartegen in allerlei nieuwe
vormen gezondigd wordt, terwijl einde
lijk wel niet in den breede behoeft te wor
den betoogd, dat alles wat de bescher
ming en bevestiging van het Christelijk
gezinsleven betreft, in het centrum van
onze belangstelling behoort te staan. Als
het dóAr in elk opzicht goed gesteld is,
behoeft men over het lot van Maatschap
pij en Staat niet meer in angstige zorg te
verkeeren.
Ad. 2. Gezagshandhaving is op zich
zelf de voornaamste taak van elke over
heid. Zonder orde en veiligheid is elk
gemeenschappelijk leven onmogelijk.
Maar die eisch klemt wel heel sterk in
onzen tijd, nu er zooveel gezagsontken-
ning is en de ontbindende kraciiten zoo
veel sterker zijn dan voorheer. In Duitsch-
land met name is in den laatsten tijd af
doende gebleken tot welke toestanden een
slappe gezagshandhaving leidt.
Vooral door den openbaren weg vrij
te houden van meestal geheel nuttelooze
en vaak voor de rust gevaarlijke demon
straties kan veel kwaad voorkomen wor
den. Komen desondanks toch wanorde
lijkheden voor, dan behoort reeds bij het
eerste begin met kracht daartegen opge
treden te worden.
Het volgende punt van het Ontwerp-
verkiezingsmanifest der Antirevolutio
naire Partij luidt:
3. Volstrekte handhaving van
het financieel evenwicht
in de Staatshuishouding,
allereerst door sterke bezuiniging op de
uitgaven en dus met zooveel mogelijk ver
mijding van verhooging van den reeds
zoo zwaren belastingdruk; een waakzaam
toezien op de gemeenten ter bereiking van
hetzelfde doel.
Ter toelichting wordt hierbij het vol
gende opgemerkt:
Dat volstrekte handhaving van het fi
nancieel evenwicht in de huishouding
van den Staat en zijn deelen levensvoor
waarde is voor de volksgemeenschap, be
hoeft, zoo hopen we, voor antirevolutio
nairen niet meer in den breede te worden
Uiteengezet. Ging dit evenwicht Iteloor,
dan zou al heel spoedig het oogenblik
aanbreken, waarbij het onmogelijk zou
worden om voort te gaan met het verlee-
nen van hulp en steun aan wie dit noodig
hebben. De handhaving van dit evenwicht
is dus niet slechts eisch van goed staat
kundig beleid, maar evenzeer door barm
hartigheid jegens de minder bedeelden
dezer aarde geboden.
Noodig is dit voor' het Rijk. Maar
niet minder noodig voor de gemeen
ten. Want wanbeleid daar kan dezelfde
gevolgen in het leven roepen als wanbe
leid in de Staatshuishouding. Blijkens de
ervaring missen sommige gemeenteraden
vooral in de groote steden zelf de
kracht om den wagen in het rechte spoor
te houden. Daarom achten wij een waak
zaam toezicht, d.i. een toezicht dat voor
komt, op de gemeenten noodig.
Dit financieel evenwicht moet niet in
de eerste plaats nagestreefd worden' door
verhooging der belastingen. Integendeel
moet deze zooveel mogelijk vermeden
worden. Maar al te Weinig wordt acht ge
slagen op wat Kuyper reeds in 1878 op
merkte, dat alle heffing geschiedt ten
koste van „het bezit der natie", d.i. dat
wat wij thans doen 'ten zeerste de geslach
ten raakt, die na ons komen. Het is dik
werf veel gemakkelijker om nieuwe hef
fingen in te voeren dan om te bezuinigen.
Toch moet dit laatste voorop gaan. Het
Nederlandsche volk is niet rijk genoeg
meer om zijn publieke huishouding op
zoo weelderigen voet te blijven voeren als
het tot heden deed.
Wij willen daarmee niet zeggen, dat
aanvankelijk alle belastingverhooging zal
kunnen vermeden worden. Integendeel.
Het te vinden bedrag zal door bezuini
ging alleen wel niet onmiddellijk te vin
den zijn. Tijdelijk zal dog belastingver
hooging helpend moeten inspringen.
Maar slechts tijdelijk en dan nog maar
het deel, dat volstrekt onvermijdelijk te
achten is."
ONVERWACHTE ONTBINDING VAN
DEN DUITSCHEN RIJKSDAG.
Verwarde toestand.
Gisteren om drie uur, Duitsche tijd,
werd de vergadering van den Duitschen
Rijksdag geopend. De tribunes waren tot
op de laatste plaats bezet.
De communistische afgevaardigde Törg-
ler voerde het woord naar aanleiding
van de jongste noodverordening, die, naar
hij betoogt, de arbeiders, ten gunste van
de bezittenden, op zeer nadeelige wijze
belast. Namens de communisten stelt
Törgler voor een voorstel tot opheffing
van deze noodverordening en een motie
van wantrouwen jegens de regeering op
de agenda te plaatsen.
President Göring stelt de vraag of het
communistische voorstel wordt bestreden.
Van geen enkelen kant komt bestrij
ding. Deze verrassende wending wordt
met „beweging" en gelach begroet, want
op deze wijze zou de noodverordening on
middellijk zijn verworpen en de commu-
Het schrijven heeft den volgenden in
houd:
„Op grond van artikel 25 van
de Rijksgrondwet, ontbind ik
den Rijksdag, aan ge zien het ge
vaar bestaat, dat de Rijksdag
de opheffing van mijn verorde
ning van 4 September eischt"
(Zeer groote opwinding).
Ik sta op het standpunt, zeide Göring
verder, dat dit schrijven voorloopig geen
geldigheid bezit, aangezien het gecontra
signeerd is door een ministerie, dat zoo
juist met overweldigende meerderheid
door de volksvertegenwoordiging is ten
val gebracht.
Ik ben vast besloten het aanzien van
den Rijksdag te handhaven.
Het seniorenconvent, dat over een half
uur zal bijeenkomen, zal de agenda voor
de Dinsdag te houden zitting samenstel
len.
Om over vieren wordt de zitting van
den Rijksdag door president, Göring ge
sloten.
In kringen van de Rijksregeering wordt
er in verband met de gebeurtenissen in
den Rijksdag op gewezen, dat in para
graaf III van artikel 33 der Grondwet
staat:
„Op hun verlangen moeten de regee-
ringsvertegenwoordigers tijdens de be-
Binnenland.
Korting op de jaarwedden van wethou
ders en ambtenaren „van den burger-
lijken stand in Zeeland?
Geen straatdemonstraties hij de Kamer
opening.
Nog geen opheffing van infanterie-regi-
im enten?
Verlaging der looaen in de bouwvakken.
Buitenland.
De Duitsche Rijksdag onverwacht ont
houden. Verwarde toestand.
"Gandhi gaat in hongerstaking.
Ik zal nu eerst met de partijleiders
daarover confereeren, welke stappen ver
der ondernomen moeten worden. Tot aan
de beslissing van het Staatsgerechtshof
zal het ambtshandelingen van den. Rijks
dag, voor zoover het niet de voortbsstaan-
de commissies betreft, achterwege laten.
Von Papen voor de radio.
In een radio-rede die over alle Duitsche
zenders is uitgezonden, zette Rijkskanse
lier von Papen gisteren o.a. het volgende
uiteen:
Ik spreek thans door do radio tot het
Duitsche volk, aangezien de zooeven ont
bonden Rijksdag het niet eens noodig ge-
Ingezonden mededeel! ngen.
nistische motie van wantrouwen onmid
dellijk zijn aangenomen.
De nat.-soc. afgevaardigde Dr Frick stelt
voor de vergadering een half uur te
schorsen. Dit voorstel wordt aangenomen.
Nadat de zitting heropend is en Göring
zijn plaats weer ingenomen heeft, ver
schijnt Rijkskanselier Von Papen, die os
tentatief de roode aktenmap laat zien, het
kenteeken der Rijksdagontbinding in vroe
gere jaren.
De communisten slaken kreten, die
daarop zinspelen.
De Rijksdagpresident heropent de zit
ting met de volgende verklaring:
„Aangezien geen bezwaar is gemaakt
tegen het communistische voorstel, komen
wij thans tot een gemeenschappelijke
hoofdelijke stemming over de voorstellen-
Törgler, strekkende tot opheffing van de
noodverordening, en tot het uiten van
wantrouwen in de regeering."
Rijkskanselier Von Papen stak
hierop de hand omhoog om het
woord te vragen. Göring zeide
echter met een afwerend ge
baar: „Wij zijn reeds aan het
stemmen en tijdens de stem
ming kan ik het woord niet ver-
Ie e n e n".
Door de nat.-socialisten en de linker
zijde werd deze verklaring met groote
vroolijkheid en instemming begroet.
Rijkskanselier Von Papen begaf zich
daarop naar de tafel van den president
en legde daar een document neer, blijk
baar het ontbindingsdecreet van den
Rijkspresident.
De Rijksdagpresident schoof dit docu
ment echter ter zijde en verklaarde: „Wij
gaan thans eerst verder met de stem
ming."
Onder groote opwinding ging men hier
op door met de hoofdelijke stemming.
De communisten riepen daarbij: „Weg
met de hongerregeering".
De regeering verliet daarop de zaal.
Nadat de regeering de zaal had verla
ten ging de Rijksdag door met stemmen.
Er werden 550 kaarten afgegeven. Vijf
afgevaardigden onthielden zich van stem
ming, 32 afgevaardigden waren tegen,513
vóór de voorstellen.
Na de stemming verklaarde president
Göring:
„Nadat reeds met de stemming een aan
vang was gemaakt, heeft de Rijkskanse
lier het woord verzocht. Na de stemming
zou ik, overeenkomstig de Grondwet den
heer Rijkskanselier het woord hebben ge
geven. Onder de stemming was dit niet
mogelijk. Tijdens de stemming heeft de
heer Rijkskanselier mij een schrijven van
den Rijkspresident overhandigd, dat ge
contrasigneerd is door den Rijkskanselier
en den Rijksminister van Binnenlandsche
Zaken, die door het resultaat van de stem
ming over de motie van wantrouwen als
ten val gebracht moeten worden be
schouwd. Hierdoor is het schrij
ven nietig geworden." (Groot ru
moer in het geheels Huis).
raadslagingen ook buiten de orde worden
gehoord."
Rijksdagpresident Göring heeft Rijks
kanselier von Papen geweigerd het woord
te verleenen voor een verklaring. Hij heeft
hiermede ongrondwettig gehandeld. Ook
bij artikel 97 van het reglement van orde
wordt er nadrukkelijk in voorzien de
Rijksministers ook buiten de agenda om
het woord te doen nemen.
Overigens wordt er de nadruk op ge
legd, dat het ontbindingsdecreet van den
Rijkspresident rechtsgeldig was op het
oogenblik, dat het door den Rijkskanse
lier werd gecontrasigneerd. De Rijkskan
selier heeft het, kort voor hij in den
Rijksdag het woord vroeg, om het voor
te lezen, gecontrasigneerd. De Rijksdag
was op dit oogenblik derhalve reeds ont
bonden en had niet meer het recht een
stemming te houden.
Mocht de ontbonden Rijksdag niettemin
Dinsdag bijeenkomen, dan zal de regee
ring de noodige stappen ondernemen.
Een verklaring voor de pers.
Rijksdagpresident Göring heeft Maan
dagavond tegenover persvertegenwoordi
gers nog eens zijn standpunt uiteengezet
nopens het ontbindingsdecreet van den
Rijkspresident
Volgens mijn opvattingen en volgens die
van den Rijksdag, aldus Göring, had
ik reeds een begin gemaakt met de stem
ming toen de rijkskanselier om het woord
vroeg. Volgens de grondwet ben ik ver
plicht de rijksregeering ten allen tijde het
woord te geven, maar niet als een andere
spreker aan het woord is of een stemming
wordt gehouden. Ik heb den rijkskanselier
beduid, dat hij direct na de stemming het
woord zou krijgen. De rijkskanselier legde
daarop een stuk papier op mijn lessenaar,
waar ik eerst niet naar omgekeken heb.
Ik heb de stemming gehouden, een han
deling op zichzelf, die niet onderbroken
kan worden. Op het oogenblik waarop de
stemming begint, is ook het resultaat van
de stemming met dit tijdstip vereenigd,
en de stemming is één geheel. Toen ik
het resultaat bekend maakte, had de rijks
regeering zich reeds verwijderd.
Een regeering, die door een overweldi
gende nog nimmer voorgekomen meerder
heid van de vertegenwoordiging van het
Duitsche volk ten val gebracht werd, heeft
niet het recht tot het contrasigneeren van
een dergelijke verordening.
Ik heb de mededeeling ontvangen, dat
landsregeeringen van plan zijn onverwijld
bij het Staatsgerechtshof een uitspraak
in kort geding uit te lokken, daar zij het
recht hebben, welk recht de Rijksdag door
een lacune in de grondwet mist, dit ge
schilpunt bij het Rijksgerecht aanhangig
te maken.
Ik ontken ten stelligste, dat de Rijks
dag vóór de stemming reeds ontbonden
was. Vast staat, hoe ook het rijksgerecht
beslissen moge, dat de stemming onder
alle omstandigheden geldig is, en dat het
kabinet von Papen met overweldigende
meerderheid ten val gebracht ia
vonden heeft een verklaring der Rijks
regeering over het door haar1 gevolgde
program aan te hooren.
Ik, de Rijkskanselier, stond op en vroeg
het woord voor een verklaring der Rijks
regeering. Volgens artikel 33 der Grond
wet was de Rijksdagpresident, verplicht
mij als vertegenwoordiger der regeering
het woord te geven. Tegen deze verplich
ting in heeft hij mij het woord niet ver
leend.
Ik vroeg het ten tweede maal, hetgeen
ten tweeden male geweigerd werd.
Hierop overhandigde ik den Rijksdag
president het ontbindingsdecreet van den
Rijkspresident, daar ik onder deze om
standigheden niet de mogelijkheid had
het voor den Rijksdag zelf voor te lezen.
Op het oogenblik van de overhandiging
van dit decreet was, volgens de bepalin
gen van de Grondwet de Rijksdag ont
bonden. De stemmingen, die de Rijkspre
sident daarna heeft doen plaats vinden,
zijn ongrondwettig en daarmede niet
rechtsgeldig.
De Communistische uit Moskou hier
heen gekomen afgevaardigde Kl&ra Zet-
kin is door den Rijksdag met aandacht
bij haar declamaties aangehoord, de ver
klaring van een nationale regeering ech
ter weigert het Duitsche volk ook maar
aan te hooren. Dit optreden van den Rijks
dag stel ik. ten aanhoore van het Duit
sche Volk vast.
Parijs antwoordt Berlijn.
De Fransche regeering heeft de Duit
sche geantwoord op het bekende voorstel
van 29 Augustus voor het. openen van
onderlinge, directe onderhandelingen over
den Duitschen eisch van gelijkgerechtgd-
heid op het gebied van de ontwapening.
Naar Reuter meldt wordt in de Fran
sche nota beweerd, dat de Duitsche ver
wijten aan het adres van Frankrijk, dat
het niet naar ontwapening streeft, abso
luut onrechtvaardig zijn. Frankrijk heeft
reeds belangrijke offers aan de ontwape
ning gebracht en de Fransche delegatie
te Genève heeft geen ander doel voor
oogen gehad dan het verhaasten van de
algemeene ontwapening in een mate, die
vereenigbaar is met den veiligheidseisch
van de betrokken staten.
De gelijkberechtigheid, die Duitschland
eischt zou een herziening beteekenen van
een gedeelte van het verdrag van Ver
sailles. De oplossing van dit probleem
zou echter een overeenstemming ver-
eischen van alle mogendheden, die het
verdrag mede-onderteekend hebben. De
Fransche regeering is bereid hierover van
meening te wisselen, op voorwaarde ech
ter, dat de beslissing in dezen voorbehou
den blijft aan de ontwapeningsconferentie.
Wat betreft de voorgestelde hervorming
van de Rijksweer zal de Fransche regee
ring geen herbewapening van Duitsch
land toestaan, noch een herziening van
het statuut van de Rijksweer, wat de
legersterkte van Duitschland zou verhoo-
gen en wat het gevaar zou scheppen van
sen nieuwen bewapeningewedloop.