Uit de Provincie. Gemengd Nieuws Het Vrouwenhoekje Dammen DS CHRtSTIAAN MEEUSE. Van loods iot predikant In de „N. R. Crt." schrijft een mede werker over Ds Christiaan Meeuse, die van visscher en loods op de Zeeuwsche wateren, tientallen jaren visscher en loods werd van Zeeuwsche zielen en die dat fijne en teere werk in moeitevolle tijden voortreffelijk heeft verricht Christiaan Meeuse was den 16den Fe bruari 1764 te Veere geboren „uit nede rige, maar zeer godsdienstige ouders". Zijn vader was zeeman en nam den knaap na diens tiende jaar bij zich aan boord. Goed bekend met de ongewisse Zeeuwsche stroomen, werd hij, nog jong, geplaatst als loods op verscheidene schepen, totdat hij een aanstelling als zoodanig verkreeg in 1784 op de „oorlogs-chaloup" de Lynx, en daarmede eenige kruistochten deed, waarop dit schip bestemming kreeg naar West-Indië. Hij zou het brengen tot in het Kanaal, maar een geweldige storm, die in het vaderland zelfs het gerucht deed ontstaan, dat het schip met man en muis vergaan was, belette hem aan de Fransche kust aan wal te komen. Na zijn gedwongen reis naar de West in Veere terug gekeerd, huwde hij in 1785 en onderhield zijn gezin met het binnen loodsen van schepen en met de visch- vangst. Door de belemmeringen van den oorlog evenwel gedwongen een tijd lang aan wal te blijven, werd hij, die „onder zijn woelig leven steeds den godsdienst had onderzocht en dien had zoeken te be leven, wiens smaak voor studie en liefde voor God en Zijn dienst genoegzaam be kend waren, aangezocht om prediker op den Vlaamschen zoogenaamden Olijfberg te worden'. De Vlaamsche Olijfberg was de van den Hervormingstijd af bestaande kleine Pro- testantsche gemeente Maria Hoorebeke, in de omgeving van Oudenaarde, toever trouwd aan de classis Walcheren. Tot zijn spijt kwam van dit beroep niets en Meeuse ging weer aan zijn vischvangst. Intusschen had dit de aandacht nog meer op hem gevestigd, vrienden begon nen een fonds te vormen om hem naar een hoogeschool te kunnen zenden en al vis- schende begon hij Latijn te leeren. Toen kwam de vraag van de gemeente Hoek bij Terneuzen tot hem, om daar als catechi seermeester nu en dan te „oefenen". Staats-Vlaanderen, in 1795 bij Frank rijk gevoegd, was kerkelijk ontredderd; vele predikanten waren weggetrokken, de tractementen van den Staat werden niet meer uitgekeerd. Hoek kon geen voorgan ger krijgen, zelfs geen geregelde gods dienstoefening, zoo weinig van de „ring broeders" waren er overgebeven. Van haar zijde beloofde de gemeente dan de kosten van zijn opleiding tot het predik ambt te Middelburg voor twee jaren te betalen, waarvoor een zekere som werd bepaald. Nu verliet hij voorgoed netten en roer pen en volgde aan de Illustre School te Middelburg de klassieke talen en andere wetenschappen. Professor Dr H. J. Krom tevens predikant te Middelburg, gaf hem les in „de gewijde uitlegkunde en Godge leerdheid" en zoo deed hij, zonder ooit een academie bezocht te hebben in Maart 1803 met goed gevolg Proponents-examen voor de classis Walcheren. De gemeente Hoek, sinds 1801 weer vacant, beriep hem terstond en op den eersten Pinksterdag van dat jaar werd hij er bevestigd door den Veerschen dominó Renier, die hem „ontdekt" en voortgehol pen had. In de moeilijke Fransche jaren, waarin de Zeeuwsch-Vlaamsche gemeen ten bijna zonder eenige hulp van over heidswege in alle kosten van den eere- dienst voorzien moesten, waarin rechten en plichten van wereldlijke en kerkelijke overheid niet nauwkeurig omschreven waren en herhaaldelijk met elkaar in bot sing kwamen, wist hij de eenheid in de gemeente te bewaren, in goede, be trekking met municipale en andere autoriteiten te leven. Trouw bleef hij aan zijn gemeente Hoek, in weerwil van vele beroepen. Als Evangeliebedienaar had hij naam, maar ook als schrijver van verscheidene asceti sche geschriften „zoo op als onder zijn naam in 't licht verschenen en van een veel gebruikt „zeemans-handboek". Na vijf en dertig jaar trouwen dienst overleed hij te Hoek op 1 September 1838. Velen volgden de lijkbaar van „den weggelegden Ghris- tenleeraar en vriend zijner gemeente". In de acta van den kerkeraad van Hoek wordt zeldzaam voorkomend verschijn sel een karakteristiek van Ds Meeuse gegeven. „Hij had vele goede gaven van de natuur ontvangen. Hij vestigde een scherpe aandacht en wierp een diepen, juisten blik op hetgeen hij beoordeelen moest. Gemakkelijk in zijn uitdrukkingen getuigden dikwijls zijn korte, puntige en welgeplaatste aanmerkingen en gezegden van zijn fijn gevoel en schrander oordeel. Niet zelden gaf hij daarbij vlugheid van geest te kennen en bezat een zeer gelukkig geheugen. Zijn woelig leven in de wereld en zijn verkeer onder allerlei soort van menschen hadden hem een rijken voor raad van menschen- en wereldkennis aan gebracht, welke hij voortreffelijk wist te gebruiken. Bij alles wat hij deed of wat hem ontmoette, legde hij een groote be daardheid van geest aan den dag, die hem zelfs in levensgevaar niet verliet. Ne derig van aard verhaalde hij zonder op hef, wat tot zijn lof kon dienen, wanneer hem iets werd gevraagd. Hij was verge noegd, ook dikwijls bij een bekrompen lot. Daarbij was hij goedhartig en zachtmoe dig van geest. Met diepen eerbied sprak hij als grijsaard nog van zijn vrome moe der". EEN LACH DOOR TRANEN HEEN. In de Duitsche Alg. Zeitung vonden wij, zegt de „N. Pr. Gr. Crt.", eenige anecdo- ten, die in Rusland van mond tot mond gaan en daar zijn opgevangen door den Amerikaanschen schrijver William White in zijn boek: Zoo leeft men in Rusland. Wij willen enkele der minst bittere verta len. 1. Twee vrienden ontmoeten elkander sedert 1917 weer voor den eersten keer in Moskou. Goeden dag, zegt de een, hoe gaat het je? En voorts: hoe oud ben je nu? Ik ben dertig, zegt de ander. Dertig? Maar je was reeds dertig, toen de revolutie uitbrak? Ik weet het, zegt de vriend bitter, maar ik kon de vijftien jaar sedert de revolutie toch geen „leven" noemen; niet waar? 2. Een oude boerin ziet op de markt voor den eersten keer van haar leven een kameel. Zij bekijkt het dier een half uur van alle kanten en roept dan hoofdschud dend uit: het is toch schrikkelijk, zooals deze vervloekte bolsjewiki zelfs het paard hebben toegetakeld. 3. Waarover beklaagt gij u toch? vroeg de president der Sovjet republiek Kalinin, aan eenige boeren. Wij hebben geen schoenen, riepen zij. En gij hebt ons toch het paradijs beloofd. Ach, wat zijt gij toch domkoppen, zeide Kalinin; wie heeft nu ooit gehoord, dat men in het paradijs schoenen droeg? 4. Dezelfde Kalinin wendde zich eens tot een der boeren in een dorp. Hoe gaat het? vroeg hij. Slecht, zeide de boer. Zie mijn klee ding aan: schoenen van beukenschors, lompen inplaats van een broek; als hemd een meelzak. Ja, zeide toen Kalinin, maar denk nu eens aan de Indianen in Amerika. Die hebben, heelemaal geen kleeren. De oude boer stak een sigaret aan en zei toen droogjes: dat kan wel zoo zijn, kameraad Kalinin, maar die hebben dan zeker nog langer dan wij het Sovjet systeem gehad. 5. Kalinin hield in een dorp een rede en vertelde den boeren, dat de handel in Sovjet Rusland reusachtig vooruitging. Ik kan jullie, zeide hij, van een nieuwe ha ven verhalen. Eiken dag komen er vijftig nieuwe groote schepen binnen om hun la ding te lossen en eiken dag varen er vijf tig andere schepen met volle lading uit. Een jonge man uit de menigte riep: Mi chael Iwonowitsh, dat is niet waar. Ik arbeidde in die haven. Niet één schip komt er in en niet één gaat er uit. Kalinin riep toen: ach, wat weet jij er van? Je moet het niet zien, maar je moet het in de couranten lezen. 6. Trotski en Zinofjef liepen door een klein dorp. De jeugd kwam spoedig ach ter hen aan. De jongens riepen: wij we ten, wie jullie bent. Hoor nu eens, zei Trotski, zoo beroemd zijn wij. Zelfs in zoo'n klein nest kennen de kinderen ons. Hij bleef toen staan, gaf den kinderen een handvol geldstukjes en zeide: en vertel mij nu eens, wie wij zijn. Een der jongens nam het geld, liep hard weg en riep toen gauw: Jullie bent Joden. 7. Een Joodsche slager stak op den ver jaardag van Lenin de Sovjetvlag uit. Op die vlag stond: Lenin is dood, maar zijn werk leeft. De vlag bedekte de helft van het opschrift, dat voor het winkelraam was aangebracht. En zoo las men van de straat: Lenin is dood, maar zijn werk leeft onder toezicht van Rabbi Cohen. Bittere humorEen lachje door de tranen heen. HET HEDENDAAGSCH JERUZALEM. In het „N. H. Dagblad" vertelt dr Rut ten een en ander over de tegenwoordige veelkleurige bevolking van Jeruzalem en Palestina. Hij schrijft o.a. „In 1922 telde de hoofdstad 33.971 in 1931 echter 51.416 Joden. Tegenover de 45.3 pet. van toen, tellen zij er nu dus 56.9 pet. van het geheel. Hierbij drukt de Joodsche „Agence" het vermoeden uit, dat vele Oriëntaalsche Joden, die hier leven, niet eens meegeteld werden! In de-gezamenlijke drie en twintig ste den van Palestina leefden in 1922 naar schatting 68.622 Joden. Dit getal klom voor het laatste jaar tot 128.541. Maar grooter dan in de steden, is de toename der Joodsche bevolking op het platteland, die steeg van 15.172 (1922) tot 46.465 (1931). Tegenover een totaalcijfer van 83.794 Joden voor 1922, staat voor thans een totaal van 175.006, en daarbij wordt opgemerkt, dat dit cijfer waarschijnlijk nog hooger moet zijn, daar veel Oriën taalsche Joden hier geen vast verblijf hebben en rondtrekken door Palestina, en anderen hun naam niet opgeven óm poli tieke redenen, behalve nog diegenen, die in het buitenland studeeren, of niet als Joden geboekt willen staan. Daarbij wordt ook nog in het licht gesteld, dat de toe neming der Joodsche bevolking lang niet in dezelfde mate plaats gehad heeft als die van de steden Tel Aviv en Haifa. In Tel Aviv, in Tiberias en in Jeruzalem hebben de Joden nu de meerderheid. Opmerkelijk is dit alles zeker, wanneer men bedenkt, dat er voor Jeruzalem nog maar sinds betrekkelijk korten tijd van een Joodsche bevolking sprake kan zijnl" Dr R. besluit zijn artikel met de woor den „Met de toeneming der Joödsche bevol king, onder de vlag van het Zionisme, schijnt Jeruzalem een andere toekomst tegemoet te gaan. Tegenover alle redenee ringen blijft hier het laatste woord aan de nuchtere cijfersde opgave van de laatste volkstelling is als officieel door het Engelsoh bestuur medegedeeld," 's Heerenhoek. De Raad dezer gemeente vergaderde Woensdag. Afwezig dhr P. Raas. De voornaamste ingekomen stukken wa ren: 1. goedkeuring begrooting 1932; 2. verlof van den burgemeester van 11 tot 29 Aug.; 3. rekening en begrooting der. Gezondheidscommissie. Voor de verbetering van de traverse door de gemeente wordt een ander plan en begrooting met bestek gemaakt. De nieuwe straat zal 5.50 M. breed worden. De burgemeester-Timansweg blijft vanaf het raadhuis onveranderd. Met algemeens stemmen werd het te kort, ontstaan door fraudes van den vo- rigen ontvanger H. van 't Westeinde, in de begrooting geadministreerd, terwijl een geldleening van f 7300 gesloten wordt, waarmede de kasgeldleening kan worden afgelost. De pensioensgrondslag van G. Franse, ontvanger dezer gemeente, werd vastge steld op f 400. Aan het R.K. schoolbestuur werd ten behoeve van het bewaarschoolonderwijs een subsidie verleend van f 100, alsmede aan het comité voor etalage-wedstriid en winkelweek f 50. Dhr Menheere stelde voor f 75. Het aantal opcenten op de hoofdsom der personeels belasting werd gebracht op f 200. De café-houders zullen voor hunne biljarten in het vervolg slechts f 5 in hoofdsom moeten betalen, dus in totaal f 15. Dhr Menheere verdedigde zijn voor stel om de biljarten geheel vrij te ge ven, maar kreeg alleen de stem van dhr Martens mede. Bij de rondvraag stelde dhr Menheere eenige vragen betreffende werkloosheid- zorg en werkverschaffing, welke werden beantwoord. Hevige windhoos boven Rotterdam. Gistermiddag heeft over Rotterdam een vrij hevige windhoos ge streken, gevolgd door onweer, en een zware slagregen. De windhoos deed grijsgele zandkolom- men opvliegen. Op het terrein langs den Nieuwen Bin nenweg ging een hevig geschrei op onder de daar „kampeerende" kinderen. De grooteren pakten de hummels onder den arm en vuehtten ermee den Binnenweg over. Ze werden al spoedig ingehaald door flarden doek, deelen van hun „ten ten", die het natuurlijk al bij den eersten stoot begeven hadden. Daar waar eerst allerlei geimproviseerde tenten stonden, zag men weldra palen en latten met wap perende flarden. Op de rivier en de groote bruggen le verde het natuurverschijnsel een schit terend aspect met felle teekening en kleuren. Op den Rotterdams chen dijk naar Schiedam zijn door de felle windvlagen 22 kleine boomen omgewaaid. Vier kwa men op de tramrails terecht, zoodat de tramdiensten vertraging ondervonden. Ook hier wierp de wind zulke zandwol ken op, dat de tram slechts zeer lang zaam kon rijden, omdat het uitzicht zeer slecht was. Brand. De groote boerenplaats van den heer J. H. Wagenaar te Heer Hu- gowaard is tot den grond toe afgebrand. De vermoedelijke oorzaak is hooibroei. Treinroof. Toen de personen trein Kleef—Goch de halte Bedburg na derde, bleek, dat zich daarin een jeug dige bandiet bevond, die zich meester wist te maken van het geldkistje eener boerenvrouw, waarin zich een vrij aan zienlijk bedrag bevond. Mede-passagiers hadden den roof ech ter bemerkt, en trokken onmiddellijk aan de noodrem, om den inmiddels uit den trein gesprongen roover te doen pakken. Ofschoon de trein zeer spoedig tot stil stand was gebracht, haalde de vervolging niets uit. Tot nog toe is de politie er niet in geslaagd, den brutalen roover te ar resteeren. Voor den garnalen-tijd. Eigenlijk kunnen we tegenwoordig het geheele jaar door garnalen krijgen, maar er is een groot verschil in smaak tus- schen de versch aangevoerde „springle vende" z o m e r garnalen en de vaak met behulp van zout geconserveerde soorten, waarmede we ons in de andere maanden de maanden met een r in den naam! moeten tevreden stellen. Speciaal voor op de boterham gaat er niets boven de zelf-gekookte: immers, waar dan 't pellen zal worden uitgevoerd door betrouwbaar-schoone handen, daar wordt wasschen overbodig en blijft dus alle smaak zoo goed mogelijk behouden. Wie de garnalen gepeld koopt, behoort ze wél te wasschen; aanbeveling verdient het in dat geval, om terwille van den smaak in het waschwater wat zout te doen. Garnalen zijn in den zomer niet duur. Ze kunnen daarom, behalve bij de bo terham, ook uitstekend gegeven worden als vervanging van vleesch in het middag maal, op dezelfde wijze dus, die we bij visch toepassen. Garnalengehakt, garnalenragout, scho teltjes, waarin garnalen de hoofdrol ver vullen, ganalensoep, garnalenschelpen bet zijn alle gerechten, die in bijna ieders smaak zullen vallen en die met weinig moeite en kosten zijn klaar te maken. Garnalensoep (4 personen). 1 L. kokend water met 4 Maggi's bouillonblok jes, 1 d.L. (1 klein theekopje) melk; 50 G. (5 afgestreken eetlepels) bloem; 50 G. (2J4 afgestreken eetlepel) boter; 100 G. (1 ons) gepelde garnalen; 1 eetlepel gehakte peter selie. Verwarm roerende de boter met de bloem, giet er onder voortdurend roeren langzamerhand den bouillon bij en daar na ook de melk. Laat de soep een paar minuten zachtjes doorkoken, roer er de garnalen en de peterselie door en breng ze dan over in de soepterrine, waarin des- verkiezende eerst een ei is geklopt. Presenteer bij de soep een schaaltje „croutons", d. w. z. kleine dobbelsteentjes brood, die in wat boter lichtbruin en knap pend zijn gebakken. Garnalenragout (4 personen). Vi L. kokend water met 2 Maggi's bouil lonblokjes; 50 G. (5 afgestreken eetlepels) bloem; 50 G. (2 X afgestreken eetlepel) boter; 400 G. (4 ons) gepelde garnalen; 1 eetlepel gehakte peterselie; 1 ei. Verwarm roerende de boter met de bloem, giet er onder voortdurend roeren langzamerhand den bouillon bij en laat het mengsel doorkoken tot een stevig gebon den saus. Roer er de gepelde garnalen door en laat die mee warm worden (niet koken!); vermeng de ragout voorzichtig met het goed geklopte ei, roer er ook de peterselie door en breng dan het gerecht over op een vleeschschotel. Leg er als omranding driehoekige stuk jes brood omheen, die in wat boter aan weersijden goudbruin zijn gebakken. Garnalenpastei (koud). 400 Gr. (4 ons) gepelde garnalen; 1 uitje; 1 d.L. (1 klein theekopje) melk of room; 50 Gr. Vv ons) boter; wat peper, zout, nootmus kaat; 1 eetlepel fijngehakte peterselie; vijf eieren, 1 theelepel Maggi's Aroma. Laat het gesnipperde of fijngehakte uitje in de boter zachtjes gaar smoren (vooral niet bruin laten worden!), roer er de melk of den room door, de garnalen, de peter selie en 2 goed geklopte eieren; maak het mengsel op smaak af met zout, peper en nootmuskaat en breng het dan over in een flink met boter ingesmeerd vuurvast scho teltje. Klop de drie overgehouden eieren met de Maggi's Aroma en wat zout, giet ze over het garnalenmengsel en zet het schoteltje ongeveer X uur in een matig warmen oven, tot n.l. de inhoud goed door- •bakken en daardoor stevig samenhangend is. Laat de pastei bekoelen, schud ze "uit het schoteltje en dien ze, in plakjes ge sneden, koud voor. „De Huishouding", f Het eerste Augustusnummer opent met een artikeltje van mej. de Holl over ijs in zijn verschillende vormen, waarna J. van Venne de reeks over de zorg voor het uiterlijk vervolgt. Zr. E. Wedekind schrijft over kraamverpleging thuis en S. Ham burger over de opleiding van Hollandsche dienstmeisjes. Verdere bijdragen feuille ton, puzzles en keukenrecepten. Vruchtenvlekken. Nu het de tijd van het jaar is, waarin in vele gezinnen vruchten op tafel komen geven wij eenige wenken voor het verwij deren van vruchtenvlekken. Deze vlekken kunnen in de meeste ge vallen worden verwijderd met absoluten alcohol. Als de stoffen wel kunnen wor den gewasschen, moet dat dadelijk gebeu ren in schoon, koud water. Ze mogen niet met zeep in aanraking komen. Bij versche vruchtenvlekken kan men de stof strak over een kom spannen en precies op de vlek een straal lauw water gieten. Lukt het niet met kouden alcohol, dan moet men de vloeistof (jenever, eau de co logne of absolute alcohol), even au bain Marie, dus niet direct op het vuur, ver warmen. Een prima middel om vruchtenvlek ken uit tafelgoed, etc. te verwijderen is nog het volgende: Men make de vruchtenvlek met water nat en neme een zwavelstok; zoo een, waarmede men flesschen üitzwavelt, steke die aan en bewege hem langzaam brandende over de nat gemaakte vlek, natuurlijk niet tè dichtbij, maar toch zoo dicht mogelijk. De vlek ziet men dan ver dwijnen. Zoo noodig herhale men de be werking. (Hdbld.) De studeerziekte. Onlangs richtte dr A. Arts een verma ning tot de ouders, die dom genoeg zijn hun kinderen koste wat kost tot studee ren te dwingen. Hoe gevaarlijk zulke ex perimenten zijn, bewijst het feit, dat een achttienjarig Haagsch meisje onlangs Den Haag ontvluchtte om per fiets in Frank rijk te belanden. Aanleiding tot deze wanhoopsdaad was het onvoldoende resultaat van haar stu die. Men moet zich goed voorstellen, in welk een ellendigen toestand ze heeft ver keerd. Een meisje van achttien jaar in de vierde klasse van een H. B. S. vergeefs zwoegend, om zich van allerlei weten schap meester te maken! Ware het niet verstandiger, dat men zoo'n kind werk liet verrichten, dat met haar aard en nei ging overeenkomt? In welke zotte wereld wij leven, bewijst het feit, dat er in ons land honderden, zoo niet duizenden Duitsche meisjes de Nederlandsche huismoeders, de Nederlandsche kappers en het Ne- derlandsche winkelbedrijf helpen! Zij doen dat wat goed! Maar, het ware te wenschen, dat meer Nederlandsche ouders begrepen, dat huishoudelijk werk verrich ten voor meisjes heelemaal geen schande is. Dat is in ieder geval duizendmaal be ter, dan de arme kinderen te martelen met een schoolopleiding,' welke haar krachten verre te boven gaat! Beethoven en het Dienstboden-vraagstuk. Zelfs Beethoven, een muzikaal genie van wereldvermaardheid, heeft ook te tobben gehad met het dienstboden-vraag stuk. Het dagboek van dezen componist spreekt te dezen opzichte duidelijke taal. Lees de volgende aanteekeningen maar eens uit de jaren 1819 en 1820: 31 Januari: de huishoudster opgezegd. 15 Februari: de keukenmeid in dienst gekomen. 8 Maart: de keukenmeid met 14 dagen opgezegd. 22 Maart: nieuwe huishoudster gekomen. 14 Mei: werkster aangenomen voor 6 gulden per maand. 20 Juli: de huishoudster opgezegd. 17 April 1820: de keukenmeid gekomen. 16 Mei: de keukenmeid opgezegd. 19 Mei: de keukenmeid ontslagen. 30 Mei: de huishoudster gekomen. 1 Juli: de keukenmeid gekomen. 8 Juli: de keukenmeid gevlucht! 30 Juli: vrouw van Unter Döbling ge komen. 6 September: het meisje gekomen. 22 October: het meisje vertrokken. 12 December: keukenmeisje gekomen. 18 December: keukenmeisje opgezegd. 27 December: nieuw kamermeisje ge komen. Gelieve alles, deze rubriek betreffende, te adresseeren aan F. Mons, Westerstraat 221, Amsterdam. Probleem 263. Auteur: Jac. v. Rijn, Amsterdam. 1 2 3 4 5 47 48 49 60 Zwart 11 sch. op: 1014, 1721, 24 en dam op 22. Wit 14 sch. op: 25, 26, 28, 33—39, 42 44 en 50. Wit speelt en wint. Oplossingen binnen 8 dagen na laat ste plaatsing in elke maand. Uit de competitie. De volgende partij werd gespeeld in de competitieontmoeting Jozef Blanke naarGezellig Samenzijn. Wit Zwart J. Rendering A. K. W. Damme 1. 33—28 18—22 2. 32—27 Bepaald nadeel zal wit na dezen bij zonderen zet niet krijgen. De gewone voortzetting 3833, gevolgd door 4338 en 4943, lijkt echter sterker. Hierna kan wit b.v. 3429 spelen. 2. 22X33 3. 39X28 17—21 4. 37—32 21—26 5. 4439 26X37 6. 42X31 12—18 7. 50—44 19—23 Om de stukken van den linkervleugel in het spel te brengen 712 en 1823 zou den rechtervleugel te veel verzwak ken. 8. 28X19 14X23 9. 47—42 10—14 10. 39—33 1419 11. 41—37 7—12 12. 33—28 5—10 13. 3430 10—14 Nu zou 2025 in aanmerking komen. Of wit hierop met 4439 en 39X30 of wel met 4034 en later 3429 ant woordt, het resultaat is altijd, dat wit aan den rechtervleugel wordt verzwakt, ter wijl zwart aan zijn linkervleugel wel eeni ge stukken kan missen. 14. 46-41 20—24 15. 44—39 14—20 Op 1117 zou wit kunnen afruilen met 28—22, 27—21 en 31X33. Daarom houdt wit in deze partij zoo lang mogelijk ruit 33 open. 16. 49-44 20—25 17. 39—33 25X34 18. 40X20 15X24 19. 43—39 12—17 20. 48—43 8—12 Wit heeft op een goed oogenblik zijn kroonschijf opgespeeld. Ook de voorgaan de zetten waren uitstekend. In standen als deze zal zwart beproeven 1722 en 11X22 te spelen, doch dit werd hier na tuurlijk belet, daar wit dan 3328 en 38 X20 speelt. 21. 44-40 2—8 22. 40—34 1—7 Zwart kon weer niet 1722 en 11X 22 spelen wegens wit 3429 en 39X30, waarna wit 3328 en 38X20 speelt. 23. 34—29 23X34 24. 39X30 (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1932 | | pagina 6