Uit de Provincie.
Gemengd Nieuws
Het Vrouwenhoekje
Dammen
DS CHRtSTIAAN MEEUSE.
Van loods iot predikant
In de „N. R. Crt." schrijft een mede
werker over Ds Christiaan Meeuse, die
van visscher en loods op de Zeeuwsche
wateren, tientallen jaren visscher en loods
werd van Zeeuwsche zielen en die dat
fijne en teere werk in moeitevolle tijden
voortreffelijk heeft verricht
Christiaan Meeuse was den 16den Fe
bruari 1764 te Veere geboren „uit nede
rige, maar zeer godsdienstige ouders".
Zijn vader was zeeman en nam den knaap
na diens tiende jaar bij zich aan boord.
Goed bekend met de ongewisse Zeeuwsche
stroomen, werd hij, nog jong, geplaatst
als loods op verscheidene schepen, totdat
hij een aanstelling als zoodanig verkreeg
in 1784 op de „oorlogs-chaloup" de Lynx,
en daarmede eenige kruistochten deed,
waarop dit schip bestemming kreeg naar
West-Indië. Hij zou het brengen tot in
het Kanaal, maar een geweldige storm,
die in het vaderland zelfs het gerucht
deed ontstaan, dat het schip met man en
muis vergaan was, belette hem aan de
Fransche kust aan wal te komen.
Na zijn gedwongen reis naar de West
in Veere terug gekeerd, huwde hij in 1785
en onderhield zijn gezin met het binnen
loodsen van schepen en met de visch-
vangst. Door de belemmeringen van den
oorlog evenwel gedwongen een tijd lang
aan wal te blijven, werd hij, die „onder
zijn woelig leven steeds den godsdienst
had onderzocht en dien had zoeken te be
leven, wiens smaak voor studie en liefde
voor God en Zijn dienst genoegzaam be
kend waren, aangezocht om prediker op
den Vlaamschen zoogenaamden Olijfberg
te worden'.
De Vlaamsche Olijfberg was de van den
Hervormingstijd af bestaande kleine Pro-
testantsche gemeente Maria Hoorebeke, in
de omgeving van Oudenaarde, toever
trouwd aan de classis Walcheren. Tot zijn
spijt kwam van dit beroep niets en Meeuse
ging weer aan zijn vischvangst.
Intusschen had dit de aandacht nog
meer op hem gevestigd, vrienden begon
nen een fonds te vormen om hem naar een
hoogeschool te kunnen zenden en al vis-
schende begon hij Latijn te leeren. Toen
kwam de vraag van de gemeente Hoek bij
Terneuzen tot hem, om daar als catechi
seermeester nu en dan te „oefenen".
Staats-Vlaanderen, in 1795 bij Frank
rijk gevoegd, was kerkelijk ontredderd;
vele predikanten waren weggetrokken, de
tractementen van den Staat werden niet
meer uitgekeerd. Hoek kon geen voorgan
ger krijgen, zelfs geen geregelde gods
dienstoefening, zoo weinig van de „ring
broeders" waren er overgebeven. Van
haar zijde beloofde de gemeente dan de
kosten van zijn opleiding tot het predik
ambt te Middelburg voor twee jaren te
betalen, waarvoor een zekere som werd
bepaald.
Nu verliet hij voorgoed netten en roer
pen en volgde aan de Illustre School te
Middelburg de klassieke talen en andere
wetenschappen. Professor Dr H. J. Krom
tevens predikant te Middelburg, gaf hem
les in „de gewijde uitlegkunde en Godge
leerdheid" en zoo deed hij, zonder ooit
een academie bezocht te hebben in Maart
1803 met goed gevolg Proponents-examen
voor de classis Walcheren.
De gemeente Hoek, sinds 1801 weer
vacant, beriep hem terstond en op den
eersten Pinksterdag van dat jaar werd hij
er bevestigd door den Veerschen dominó
Renier, die hem „ontdekt" en voortgehol
pen had. In de moeilijke Fransche jaren,
waarin de Zeeuwsch-Vlaamsche gemeen
ten bijna zonder eenige hulp van over
heidswege in alle kosten van den eere-
dienst voorzien moesten, waarin rechten
en plichten van wereldlijke en kerkelijke
overheid niet nauwkeurig omschreven
waren en herhaaldelijk met elkaar in bot
sing kwamen, wist hij de eenheid in de
gemeente te bewaren, in goede, be trekking
met municipale en andere autoriteiten te
leven. Trouw bleef hij aan zijn gemeente
Hoek, in weerwil van vele beroepen. Als
Evangeliebedienaar had hij naam, maar
ook als schrijver van verscheidene asceti
sche geschriften „zoo op als onder zijn
naam in 't licht verschenen en van een veel
gebruikt „zeemans-handboek". Na vijf en
dertig jaar trouwen dienst overleed hij te
Hoek op 1 September 1838. Velen volgden
de lijkbaar van „den weggelegden Ghris-
tenleeraar en vriend zijner gemeente".
In de acta van den kerkeraad van Hoek
wordt zeldzaam voorkomend verschijn
sel een karakteristiek van Ds Meeuse
gegeven. „Hij had vele goede gaven van
de natuur ontvangen. Hij vestigde een
scherpe aandacht en wierp een diepen,
juisten blik op hetgeen hij beoordeelen
moest. Gemakkelijk in zijn uitdrukkingen
getuigden dikwijls zijn korte, puntige en
welgeplaatste aanmerkingen en gezegden
van zijn fijn gevoel en schrander oordeel.
Niet zelden gaf hij daarbij vlugheid van
geest te kennen en bezat een zeer gelukkig
geheugen. Zijn woelig leven in de wereld
en zijn verkeer onder allerlei soort van
menschen hadden hem een rijken voor
raad van menschen- en wereldkennis aan
gebracht, welke hij voortreffelijk wist te
gebruiken. Bij alles wat hij deed of wat
hem ontmoette, legde hij een groote be
daardheid van geest aan den dag, die
hem zelfs in levensgevaar niet verliet. Ne
derig van aard verhaalde hij zonder op
hef, wat tot zijn lof kon dienen, wanneer
hem iets werd gevraagd. Hij was verge
noegd, ook dikwijls bij een bekrompen lot.
Daarbij was hij goedhartig en zachtmoe
dig van geest. Met diepen eerbied sprak
hij als grijsaard nog van zijn vrome moe
der".
EEN LACH DOOR TRANEN HEEN.
In de Duitsche Alg. Zeitung vonden wij,
zegt de „N. Pr. Gr. Crt.", eenige anecdo-
ten, die in Rusland van mond tot mond
gaan en daar zijn opgevangen door den
Amerikaanschen schrijver William White
in zijn boek: Zoo leeft men in Rusland.
Wij willen enkele der minst bittere verta
len.
1. Twee vrienden ontmoeten elkander
sedert 1917 weer voor den eersten keer in
Moskou. Goeden dag, zegt de een, hoe
gaat het je? En voorts: hoe oud ben je nu?
Ik ben dertig, zegt de ander.
Dertig? Maar je was reeds dertig, toen
de revolutie uitbrak?
Ik weet het, zegt de vriend bitter, maar
ik kon de vijftien jaar sedert de revolutie
toch geen „leven" noemen; niet waar?
2. Een oude boerin ziet op de markt
voor den eersten keer van haar leven een
kameel. Zij bekijkt het dier een half uur
van alle kanten en roept dan hoofdschud
dend uit: het is toch schrikkelijk, zooals
deze vervloekte bolsjewiki zelfs het paard
hebben toegetakeld.
3. Waarover beklaagt gij u toch? vroeg
de president der Sovjet republiek Kalinin,
aan eenige boeren.
Wij hebben geen schoenen, riepen zij.
En gij hebt ons toch het paradijs beloofd.
Ach, wat zijt gij toch domkoppen, zeide
Kalinin; wie heeft nu ooit gehoord, dat
men in het paradijs schoenen droeg?
4. Dezelfde Kalinin wendde zich eens
tot een der boeren in een dorp. Hoe gaat
het? vroeg hij.
Slecht, zeide de boer. Zie mijn klee
ding aan: schoenen van beukenschors,
lompen inplaats van een broek; als hemd
een meelzak.
Ja, zeide toen Kalinin, maar denk nu
eens aan de Indianen in Amerika. Die
hebben, heelemaal geen kleeren.
De oude boer stak een sigaret aan en
zei toen droogjes: dat kan wel zoo zijn,
kameraad Kalinin, maar die hebben dan
zeker nog langer dan wij het Sovjet
systeem gehad.
5. Kalinin hield in een dorp een rede
en vertelde den boeren, dat de handel in
Sovjet Rusland reusachtig vooruitging. Ik
kan jullie, zeide hij, van een nieuwe ha
ven verhalen. Eiken dag komen er vijftig
nieuwe groote schepen binnen om hun la
ding te lossen en eiken dag varen er vijf
tig andere schepen met volle lading uit.
Een jonge man uit de menigte riep: Mi
chael Iwonowitsh, dat is niet waar. Ik
arbeidde in die haven. Niet één schip
komt er in en niet één gaat er uit.
Kalinin riep toen: ach, wat weet jij er
van? Je moet het niet zien, maar je moet
het in de couranten lezen.
6. Trotski en Zinofjef liepen door een
klein dorp. De jeugd kwam spoedig ach
ter hen aan. De jongens riepen: wij we
ten, wie jullie bent.
Hoor nu eens, zei Trotski, zoo beroemd
zijn wij. Zelfs in zoo'n klein nest kennen
de kinderen ons. Hij bleef toen staan, gaf
den kinderen een handvol geldstukjes en
zeide: en vertel mij nu eens, wie wij zijn.
Een der jongens nam het geld, liep hard
weg en riep toen gauw: Jullie bent Joden.
7. Een Joodsche slager stak op den ver
jaardag van Lenin de Sovjetvlag uit. Op
die vlag stond: Lenin is dood, maar zijn
werk leeft. De vlag bedekte de helft van
het opschrift, dat voor het winkelraam
was aangebracht. En zoo las men van de
straat: Lenin is dood, maar zijn werk
leeft onder toezicht van Rabbi Cohen.
Bittere humorEen lachje door de
tranen heen.
HET HEDENDAAGSCH JERUZALEM.
In het „N. H. Dagblad" vertelt dr Rut
ten een en ander over de tegenwoordige
veelkleurige bevolking van Jeruzalem en
Palestina.
Hij schrijft o.a.
„In 1922 telde de hoofdstad 33.971
in 1931 echter 51.416 Joden. Tegenover
de 45.3 pet. van toen, tellen zij er nu dus
56.9 pet. van het geheel. Hierbij drukt de
Joodsche „Agence" het vermoeden uit,
dat vele Oriëntaalsche Joden, die hier
leven, niet eens meegeteld werden!
In de-gezamenlijke drie en twintig ste
den van Palestina leefden in 1922 naar
schatting 68.622 Joden. Dit getal klom
voor het laatste jaar tot 128.541. Maar
grooter dan in de steden, is de toename
der Joodsche bevolking op het platteland,
die steeg van 15.172 (1922) tot 46.465
(1931). Tegenover een totaalcijfer van
83.794 Joden voor 1922, staat voor thans
een totaal van 175.006, en daarbij wordt
opgemerkt, dat dit cijfer waarschijnlijk
nog hooger moet zijn, daar veel Oriën
taalsche Joden hier geen vast verblijf
hebben en rondtrekken door Palestina, en
anderen hun naam niet opgeven óm poli
tieke redenen, behalve nog diegenen, die
in het buitenland studeeren, of niet als
Joden geboekt willen staan. Daarbij wordt
ook nog in het licht gesteld, dat de toe
neming der Joodsche bevolking lang niet
in dezelfde mate plaats gehad heeft als
die van de steden Tel Aviv en Haifa. In
Tel Aviv, in Tiberias en in Jeruzalem
hebben de Joden nu de meerderheid.
Opmerkelijk is dit alles zeker, wanneer
men bedenkt, dat er voor Jeruzalem nog
maar sinds betrekkelijk korten tijd van
een Joodsche bevolking sprake kan zijnl"
Dr R. besluit zijn artikel met de woor
den
„Met de toeneming der Joödsche bevol
king, onder de vlag van het Zionisme,
schijnt Jeruzalem een andere toekomst
tegemoet te gaan. Tegenover alle redenee
ringen blijft hier het laatste woord aan
de nuchtere cijfersde opgave van de
laatste volkstelling is als officieel door het
Engelsoh bestuur medegedeeld,"
's Heerenhoek. De Raad dezer gemeente
vergaderde Woensdag. Afwezig dhr P.
Raas.
De voornaamste ingekomen stukken wa
ren: 1. goedkeuring begrooting 1932; 2.
verlof van den burgemeester van 11 tot
29 Aug.; 3. rekening en begrooting der.
Gezondheidscommissie.
Voor de verbetering van de traverse
door de gemeente wordt een ander plan
en begrooting met bestek gemaakt. De
nieuwe straat zal 5.50 M. breed worden.
De burgemeester-Timansweg blijft vanaf
het raadhuis onveranderd.
Met algemeens stemmen werd het te
kort, ontstaan door fraudes van den vo-
rigen ontvanger H. van 't Westeinde, in
de begrooting geadministreerd, terwijl
een geldleening van f 7300 gesloten wordt,
waarmede de kasgeldleening kan worden
afgelost.
De pensioensgrondslag van G. Franse,
ontvanger dezer gemeente, werd vastge
steld op f 400.
Aan het R.K. schoolbestuur werd ten
behoeve van het bewaarschoolonderwijs
een subsidie verleend van f 100, alsmede
aan het comité voor etalage-wedstriid en
winkelweek f 50. Dhr Menheere stelde
voor f 75.
Het aantal opcenten op de hoofdsom
der personeels belasting werd gebracht
op f 200. De café-houders zullen voor
hunne biljarten in het vervolg slechts f 5
in hoofdsom moeten betalen, dus in totaal
f 15. Dhr Menheere verdedigde zijn voor
stel om de biljarten geheel vrij te ge
ven, maar kreeg alleen de stem van dhr
Martens mede.
Bij de rondvraag stelde dhr Menheere
eenige vragen betreffende werkloosheid-
zorg en werkverschaffing, welke werden
beantwoord.
Hevige windhoos boven
Rotterdam. Gistermiddag heeft over
Rotterdam een vrij hevige windhoos ge
streken, gevolgd door onweer, en een
zware slagregen.
De windhoos deed grijsgele zandkolom-
men opvliegen.
Op het terrein langs den Nieuwen Bin
nenweg ging een hevig geschrei op onder
de daar „kampeerende" kinderen. De
grooteren pakten de hummels onder den
arm en vuehtten ermee den Binnenweg
over. Ze werden al spoedig ingehaald
door flarden doek, deelen van hun „ten
ten", die het natuurlijk al bij den eersten
stoot begeven hadden. Daar waar eerst
allerlei geimproviseerde tenten stonden,
zag men weldra palen en latten met wap
perende flarden.
Op de rivier en de groote bruggen le
verde het natuurverschijnsel een schit
terend aspect met felle teekening en
kleuren.
Op den Rotterdams chen dijk naar
Schiedam zijn door de felle windvlagen
22 kleine boomen omgewaaid. Vier kwa
men op de tramrails terecht, zoodat de
tramdiensten vertraging ondervonden.
Ook hier wierp de wind zulke zandwol
ken op, dat de tram slechts zeer lang
zaam kon rijden, omdat het uitzicht zeer
slecht was.
Brand. De groote boerenplaats
van den heer J. H. Wagenaar te Heer Hu-
gowaard is tot den grond toe afgebrand.
De vermoedelijke oorzaak is hooibroei.
Treinroof. Toen de personen
trein Kleef—Goch de halte Bedburg na
derde, bleek, dat zich daarin een jeug
dige bandiet bevond, die zich meester
wist te maken van het geldkistje eener
boerenvrouw, waarin zich een vrij aan
zienlijk bedrag bevond.
Mede-passagiers hadden den roof ech
ter bemerkt, en trokken onmiddellijk aan
de noodrem, om den inmiddels uit den
trein gesprongen roover te doen pakken.
Ofschoon de trein zeer spoedig tot stil
stand was gebracht, haalde de vervolging
niets uit. Tot nog toe is de politie er niet
in geslaagd, den brutalen roover te ar
resteeren.
Voor den garnalen-tijd.
Eigenlijk kunnen we tegenwoordig het
geheele jaar door garnalen krijgen, maar
er is een groot verschil in smaak tus-
schen de versch aangevoerde „springle
vende" z o m e r garnalen en de vaak met
behulp van zout geconserveerde soorten,
waarmede we ons in de andere maanden
de maanden met een r in den naam!
moeten tevreden stellen.
Speciaal voor op de boterham gaat er
niets boven de zelf-gekookte: immers,
waar dan 't pellen zal worden uitgevoerd
door betrouwbaar-schoone handen, daar
wordt wasschen overbodig en blijft dus
alle smaak zoo goed mogelijk behouden.
Wie de garnalen gepeld koopt, behoort
ze wél te wasschen; aanbeveling verdient
het in dat geval, om terwille van den
smaak in het waschwater wat zout te
doen.
Garnalen zijn in den zomer niet duur.
Ze kunnen daarom, behalve bij de bo
terham, ook uitstekend gegeven worden
als vervanging van vleesch in het middag
maal, op dezelfde wijze dus, die we bij
visch toepassen.
Garnalengehakt, garnalenragout, scho
teltjes, waarin garnalen de hoofdrol ver
vullen, ganalensoep, garnalenschelpen
bet zijn alle gerechten, die in bijna ieders
smaak zullen vallen en die met weinig
moeite en kosten zijn klaar te maken.
Garnalensoep (4 personen). 1 L.
kokend water met 4 Maggi's bouillonblok
jes, 1 d.L. (1 klein theekopje) melk; 50 G.
(5 afgestreken eetlepels) bloem; 50 G. (2J4
afgestreken eetlepel) boter; 100 G. (1 ons)
gepelde garnalen; 1 eetlepel gehakte peter
selie.
Verwarm roerende de boter met de
bloem, giet er onder voortdurend roeren
langzamerhand den bouillon bij en daar
na ook de melk. Laat de soep een paar
minuten zachtjes doorkoken, roer er de
garnalen en de peterselie door en breng
ze dan over in de soepterrine, waarin des-
verkiezende eerst een ei is geklopt.
Presenteer bij de soep een schaaltje
„croutons", d. w. z. kleine dobbelsteentjes
brood, die in wat boter lichtbruin en knap
pend zijn gebakken.
Garnalenragout (4 personen).
Vi L. kokend water met 2 Maggi's bouil
lonblokjes; 50 G. (5 afgestreken eetlepels)
bloem; 50 G. (2 X afgestreken eetlepel)
boter; 400 G. (4 ons) gepelde garnalen; 1
eetlepel gehakte peterselie; 1 ei.
Verwarm roerende de boter met de
bloem, giet er onder voortdurend roeren
langzamerhand den bouillon bij en laat het
mengsel doorkoken tot een stevig gebon
den saus. Roer er de gepelde garnalen
door en laat die mee warm worden (niet
koken!); vermeng de ragout voorzichtig
met het goed geklopte ei, roer er ook de
peterselie door en breng dan het gerecht
over op een vleeschschotel.
Leg er als omranding driehoekige stuk
jes brood omheen, die in wat boter aan
weersijden goudbruin zijn gebakken.
Garnalenpastei (koud). 400 Gr.
(4 ons) gepelde garnalen; 1 uitje; 1 d.L.
(1 klein theekopje) melk of room; 50 Gr.
Vv ons) boter; wat peper, zout, nootmus
kaat; 1 eetlepel fijngehakte peterselie; vijf
eieren, 1 theelepel Maggi's Aroma.
Laat het gesnipperde of fijngehakte uitje
in de boter zachtjes gaar smoren (vooral
niet bruin laten worden!), roer er de melk
of den room door, de garnalen, de peter
selie en 2 goed geklopte eieren; maak het
mengsel op smaak af met zout, peper en
nootmuskaat en breng het dan over in een
flink met boter ingesmeerd vuurvast scho
teltje. Klop de drie overgehouden eieren
met de Maggi's Aroma en wat zout, giet
ze over het garnalenmengsel en zet het
schoteltje ongeveer X uur in een matig
warmen oven, tot n.l. de inhoud goed door-
•bakken en daardoor stevig samenhangend
is. Laat de pastei bekoelen, schud ze "uit
het schoteltje en dien ze, in plakjes ge
sneden, koud voor.
„De Huishouding", f
Het eerste Augustusnummer opent met
een artikeltje van mej. de Holl over ijs
in zijn verschillende vormen, waarna J.
van Venne de reeks over de zorg voor het
uiterlijk vervolgt. Zr. E. Wedekind schrijft
over kraamverpleging thuis en S. Ham
burger over de opleiding van Hollandsche
dienstmeisjes. Verdere bijdragen feuille
ton, puzzles en keukenrecepten.
Vruchtenvlekken.
Nu het de tijd van het jaar is, waarin
in vele gezinnen vruchten op tafel komen
geven wij eenige wenken voor het verwij
deren van vruchtenvlekken.
Deze vlekken kunnen in de meeste ge
vallen worden verwijderd met absoluten
alcohol. Als de stoffen wel kunnen wor
den gewasschen, moet dat dadelijk gebeu
ren in schoon, koud water. Ze mogen
niet met zeep in aanraking komen.
Bij versche vruchtenvlekken kan men
de stof strak over een kom spannen en
precies op de vlek een straal lauw water
gieten.
Lukt het niet met kouden alcohol, dan
moet men de vloeistof (jenever, eau de co
logne of absolute alcohol), even au bain
Marie, dus niet direct op het vuur, ver
warmen.
Een prima middel om vruchtenvlek
ken uit tafelgoed, etc. te verwijderen is
nog het volgende:
Men make de vruchtenvlek met water
nat en neme een zwavelstok; zoo een,
waarmede men flesschen üitzwavelt,
steke die aan en bewege hem langzaam
brandende over de nat gemaakte vlek,
natuurlijk niet tè dichtbij, maar toch zoo
dicht mogelijk. De vlek ziet men dan ver
dwijnen. Zoo noodig herhale men de be
werking. (Hdbld.)
De studeerziekte.
Onlangs richtte dr A. Arts een verma
ning tot de ouders, die dom genoeg zijn
hun kinderen koste wat kost tot studee
ren te dwingen. Hoe gevaarlijk zulke ex
perimenten zijn, bewijst het feit, dat een
achttienjarig Haagsch meisje onlangs Den
Haag ontvluchtte om per fiets in Frank
rijk te belanden.
Aanleiding tot deze wanhoopsdaad was
het onvoldoende resultaat van haar stu
die.
Men moet zich goed voorstellen, in
welk een ellendigen toestand ze heeft ver
keerd. Een meisje van achttien jaar in de
vierde klasse van een H. B. S. vergeefs
zwoegend, om zich van allerlei weten
schap meester te maken! Ware het niet
verstandiger, dat men zoo'n kind werk
liet verrichten, dat met haar aard en nei
ging overeenkomt?
In welke zotte wereld wij leven, bewijst
het feit, dat er in ons land honderden,
zoo niet duizenden Duitsche meisjes
de Nederlandsche huismoeders, de
Nederlandsche kappers en het Ne-
derlandsche winkelbedrijf helpen!
Zij doen dat wat goed! Maar, het ware te
wenschen, dat meer Nederlandsche ouders
begrepen, dat huishoudelijk werk verrich
ten voor meisjes heelemaal geen schande
is. Dat is in ieder geval duizendmaal be
ter, dan de arme kinderen te martelen
met een schoolopleiding,' welke haar
krachten verre te boven gaat!
Beethoven en het Dienstboden-vraagstuk.
Zelfs Beethoven, een muzikaal genie
van wereldvermaardheid, heeft ook te
tobben gehad met het dienstboden-vraag
stuk.
Het dagboek van dezen componist
spreekt te dezen opzichte duidelijke taal.
Lees de volgende aanteekeningen maar
eens uit de jaren 1819 en 1820:
31 Januari: de huishoudster opgezegd.
15 Februari: de keukenmeid in dienst
gekomen.
8 Maart: de keukenmeid met 14 dagen
opgezegd.
22 Maart: nieuwe huishoudster gekomen.
14 Mei: werkster aangenomen voor 6
gulden per maand.
20 Juli: de huishoudster opgezegd.
17 April 1820: de keukenmeid gekomen.
16 Mei: de keukenmeid opgezegd.
19 Mei: de keukenmeid ontslagen.
30 Mei: de huishoudster gekomen.
1 Juli: de keukenmeid gekomen.
8 Juli: de keukenmeid gevlucht!
30 Juli: vrouw van Unter Döbling ge
komen.
6 September: het meisje gekomen.
22 October: het meisje vertrokken.
12 December: keukenmeisje gekomen.
18 December: keukenmeisje opgezegd.
27 December: nieuw kamermeisje ge
komen.
Gelieve alles, deze rubriek betreffende,
te adresseeren aan F. Mons, Westerstraat
221, Amsterdam.
Probleem 263.
Auteur: Jac. v. Rijn, Amsterdam.
1 2 3 4 5
47 48 49 60
Zwart 11 sch. op: 1014, 1721, 24
en dam op 22.
Wit 14 sch. op: 25, 26, 28, 33—39, 42
44 en 50.
Wit speelt en wint.
Oplossingen binnen 8 dagen na laat
ste plaatsing in elke maand.
Uit de competitie.
De volgende partij werd gespeeld in
de competitieontmoeting Jozef Blanke
naarGezellig Samenzijn.
Wit Zwart
J. Rendering A. K. W. Damme
1. 33—28 18—22
2. 32—27
Bepaald nadeel zal wit na dezen bij
zonderen zet niet krijgen. De gewone
voortzetting 3833, gevolgd door 4338
en 4943, lijkt echter sterker. Hierna
kan wit b.v. 3429 spelen.
2. 22X33
3. 39X28 17—21
4. 37—32 21—26
5. 4439 26X37
6. 42X31 12—18
7. 50—44 19—23
Om de stukken van den linkervleugel
in het spel te brengen 712 en 1823
zou den rechtervleugel te veel verzwak
ken.
8. 28X19 14X23
9. 47—42 10—14
10. 39—33 1419
11. 41—37 7—12
12. 33—28 5—10
13. 3430 10—14
Nu zou 2025 in aanmerking komen.
Of wit hierop met 4439 en 39X30 of
wel met 4034 en later 3429 ant
woordt, het resultaat is altijd, dat wit aan
den rechtervleugel wordt verzwakt, ter
wijl zwart aan zijn linkervleugel wel eeni
ge stukken kan missen.
14. 46-41 20—24
15. 44—39 14—20
Op 1117 zou wit kunnen afruilen
met 28—22, 27—21 en 31X33. Daarom
houdt wit in deze partij zoo lang mogelijk
ruit 33 open.
16. 49-44 20—25
17. 39—33 25X34
18. 40X20 15X24
19. 43—39 12—17
20. 48—43 8—12
Wit heeft op een goed oogenblik zijn
kroonschijf opgespeeld. Ook de voorgaan
de zetten waren uitstekend. In standen
als deze zal zwart beproeven 1722 en
11X22 te spelen, doch dit werd hier na
tuurlijk belet, daar wit dan 3328 en 38
X20 speelt.
21. 44-40 2—8
22. 40—34 1—7
Zwart kon weer niet 1722 en 11X
22 spelen wegens wit 3429 en 39X30,
waarna wit 3328 en 38X20 speelt.
23. 34—29 23X34
24. 39X30
(Wordt vervolgd.)