DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Wat er deze week voorviel GIJ DWAAS Zoeklichtjes. HET ADRESl A. WILKING Brieven uit Middelburg. FEUILLETON Walchersche spreekwoorden. huurde localiteit en bovendien hoopt men door een zoo groot mogelijk aantal deel nemers bijeen te brengen, de overheid vrees aan te jagen en, zoo mogelijk, zijn „eischen" te zien ingewilligd. Dat het echter zijn bedenkelijke zijde kan hebben, wanneer men het publiek terrein zelfs gaat innemen als verblijf plaats voor den leeuw uit de wildernis, is dezer dagen alhier gebleken. Een jeug dig kind, te jong om zich van eenig ge vaar bewust te zijn, werd er het slacht offer van en zal er hoogstwaarschijnlijk levenslang de gevolgen in haar lichaam van dragen. Doch wat nood? Anderen hebben zich geamuseerd door te zien, hoe zelfs de koning der dieren tot knecht schap kan worden gebracht en de circus- exploitant is er wèl bij gevaren. En dus het volgend jaar weer kennis en dat wel op de daarvoor het meest geschikte plaat sen, waar het groote publiek samenkomt. Men moet zich toch verbazen, als men ziet, hoe personen en partijen, die steeds den mond vol hebben van vooruitgang en verlichting, van arbeiders-ontwikkeling I en -beschaving, van cultuur en techniek, zich haasten om middeleeuwsche gebrui ken in stand te houden en het goed te praten en te camoufleeren, wanneer be treurenswaardigheden, als gevolg daar van, zich vertoonen. De wereld wil be drogen zijn en men moet dat deel der kiezers, dat nu eenmaal niet wijzer is, niet ontstemmen. Toch vraagt men zich afhoe komt men er toe om, terwijl circussen, onder wier inventaris wild gedierte zich be vindt, vroeger op het Molenwater wer den geplaatst, waar zij minder hinder en gevaar veroorzaakten, vooral ook om dat het daar ingenomen terrein min of meer behoorlijk werd afgerasterd of af gezet, zoodat het contact van oudere en jongere kijkers met leeuwen, tijgers, oli fanten etc. was belemmerd, ik vraag Waarom is een dergelijk circus met af wijking van de oude gewoonte nu mid den in de stad geplaatst, waar het gevaar voor het publiek uit den aard der zaak zooveel te grooter is We hebben daarop eenige antwoorden gehoord en daaronder dit, dat een zeker beroemd comediant, die èn nu èn verleden jaar in den Schouw burg op het Molenwater optrad, verleden jaar bezwaar heeft gemaakt daar weder op te treden, als hij opnieuw gehinderd werd door het gejoel en lawaai, als gevolg van de vermakelijkheden op voormeld plein. Waarschijnlijk echter achten wij die reden niet. Prima omdat het niet voor de hand ligt dat B. en W. zich door zulk een reden zouden laten influenceeren en secundo omdat gezegde tooneelspeler op het Amsterdamsche Leidsche plein en el ders aan nog grooter leven gewend zal zijn. B. en W. zeggen nu' toe om voor het vervolg, indien mogelijk, aan 't circus van Bever geen standplaats op den Dam meer toe te wijzen. Intusschen zijn nódat het ongeluk Zon dagmiddag 31 Juli 1.1. was voorgevallen speciaal de wagens met wilde dieren door ijzeren hekjes en houten schut tingen van de straat afgescheiden, zoo dat kinderen er niet meer onderdoor konden kruipen. Als het kalf verdronken is, wordt de put gedempt! Het blijkt dus, dat maatregelen ter voorkoming van ongelukken zeer wel mo gelijk waren. Ook dit geven B. en W. thans toe. Naar vernomen wordt, is 'n gerechte lijk onderzoek ingesteld, ter vaststelling van event, strafrechterlijke en civielrech- terlijke aansprakelijkheid. Tendentieuze berichtjes hieromtrent en politieke belich ting van de aan B. en W. gestelde vragen laten we maar rusten. Er zijn altijd men- schen die een ander naar zichzelf afme ten en die maar al te spoedig geneigd zijn, om bij veroorzaken van dood of on geval door schuld, als getuige a decharge op te treden, vooral als het geldt men- schen, met wie men door vriendschap of anderszins sympathiseert. Ook voor de Zondagsreizigers komt men met gloed en geestdrift op. Is het niet treurig, zoo vraagt men, dat, als de vreemdelingen des Zondags in de Verge noeging op de Markt heerlijk hebben ge dejeuneerd, zij niet eens gelegenheid heb ben in den een of anderen winkel een paar boerenklompen of een in Zeeuwsch costuum gekleed poppetje te koopen, ten einde, als zij in hun vaderstad zijn terug gekeerd, aanschouwelijk aan te kunnen 'toonen, hoe, althans in het oog van Belg en Brit, die Hollanders hun rol als de Chineezen van Europa blijven voort- spelen en, gekleed in wijde broeken en rokken, met dwaze hoeden en mutsen, op holsblokken of tripjes, blijven rondloo- pen, als een belaching voor elk en een iegelijk! „Doe apen den winkel, het volk staat er voor!" Zoo blijft men roepen uit den treure, tot ook Middelburg den tol aan het moderne verkeer betale en haar as pect als oud-Zeeuwsche stad zelfs des Zondags inboete, op welken weg Veere en Domburg en misschien ook Vlissingen, waar echter de Minister reeds ingreep, haar reeds voorgingen. Het is de Ko ningin der Aarde, die, als de plaatselijke overheid haar plicht niet verstaat, deze wel den rechten weg zal wijzen. Wat zou men lachen, als de Pers op dit punt de lakens eens ging uitdeelen! Doch zoover is het voorloopig nog niet. Ook niet in Middelburg. Het edele kermisvermaak is weder ach ter den rug. Doch ook de Kermisbestrij- ders bleven niet achter. Zij hebben op verschillende plaatsen aan hen, die meer waarde hechten aan voedsel voor hoofd en hart dan aan zingenot, rijke afwisse ling geschonken en verdienen daarvoor den dank van allen, die op kermisver maak geen prijs stellen. Vooral de bijeen komst van Zaterdag 6 Aug. op de weide van de hofstede „Korenbloem", onder Serooskerke is uitnemend geslaagd. Het doet goed te zien dat vooral de jeugd van Walcheren ten getale van vele hon derden niet den Noordweg naar Middel burg inslaat, doch er de voorkeur aan geeft te luisteren naar mannen als oud minister Mr. Bijleveld en den vroegeren predikant van Vrouwepolder en zijn stem aan muziek gepaard, te laten weerklinken door Walcherens schoone landouwen. Vriendschappelijk groetend, t.t. METELLUS. MOET OE BAND TUSSCHEN NEDERLAND EN INDIë WORDEN VERBROKEN? In het Augustus-nummer van „Anti revolutionaire Staatkunde" geeft Dr H. Colijn een bijdrage over „Hoofdlijnen on zer Koloniale politiek". Aan het slot van deze beschouwing wordt onder het oog gezien de vraag hoe wij ons te stellen hebben tegenover het streven der nationalisten gesteund door een deel van de bevolking hier te lande om den band met Nederland zoo spoedig mogelijk te verbreken. Het antwoord luidt „Het eenige antwoord, dat op zulk een vraag gegeven kan worden is, dat wij onzen plicht jegens Indië te doen hebben. Die plicht vordert behartiging van de stoffelijke, cultureele en geestelijke be hoeften der bevolking, zoomede opvoe ding in staatkundigen zin, leidend tot grootere geschiktheid om zichzelf te be sturen. Dien plicht hebben we na te komen, onverschillig wat de uitkomsten er van mogen zijn. Natuurlijk wil daarmede niet gezegd zijn, dat die uitkomst zelf ons onver schillig' is, dat wij geen voorkeur zouden hebben als er keuze is tusschen behoud en verbreking van den band Nederland Indië. Het beteekent alleen, dat wij een politiek van verplichtingen hebben te voeren, ook al zou vast staan, dat de uitkomst daarvan ons onwelgevallig is. Dat is de grond waarom wij over het beginsel der los-van-Nederland-bewe- ging en over het t ij d s t i p waarop de „banden" zullen moeten worden verbro ken, niet in gedachtenwisseling wen- schen te treden. Wij gaan voort onzen plicht te betrachten en de uitkomsten zijn in Gods hand. Alleen in zooverre is wellicht een en kele opmerking niet overbodig, als het betreft de vraag, of Indië reeds nu of in de nabije toekomst in staat zou kunnen zijn op eigen beenen te staan. Die vraag moet met beslistheid ontkennend worden beantwoord en wie daarover voorheen wat luchtiger meening gehad mogen hebben, zullen nu wel tot het besef ge komen zijn, dat Indië's afhankelijkheid van Nederland grooter is dan velen meen den. Maar ook al zouden wij daarover anders denken, over deze dingen hebben ook anderen recht om te oordeelen. Ame rikanen, Engelschen, Japanners, Fran- schen om slechts dezen te noemen, VAN ZATERDAG 13 AUG. 1932, Nr. 266. Er behoeft in deze rubriek niet aan herinnerd te worden, dat we midden in den vacantie- en examentijd leven. Het laatste wordt wel bewezen door de dage- lijksche lange lijst van de geslaagden in de groote bladen, het eerste is deze week ten overvloede gebleken in den Amsterdam- schen Gemeenteraad, toen eerst nog niet eens en voor de tweede maal maar net even de helft plus een der 45 Raadsleden bijeen waren te trommelen om over een belangrijk leeningsvoorstel te beslissen. Het verdient overigens wel vermelding, dat Amsterdam weer na langen tijd in staat is op de vrije markt een leening aan te gaan, zij het dan niet op zoo voordee- lige voorwaarden als b.v. Den Haag. Er valt dan ook onmiskenbaar in fi- nancieele kringen weer een terugkeer van vertrouwen en een grootere dosis optimis me waar te nemen. Zelfs uit Amerika kwamen deze week wat gunstiger econo mische berichten. Toch is het crisissteun en nog eens cri- sissteun, wat in ons land aan de orde van den dag is. De steunregeling voor de zuivelproduc ten is reeds in werking en die voor de varkenshouders zal in de a.s. week in werking gebracht worden. Voor de producten onzer Limburgsche mijnen wordt krachtig door onze regee ring propaganda gevoerd, teneinde te voorkomen, dat ook hier arbeiders op groote schaal worden ontslagen. Onze tuinders roepen in koor om spoe dige regeeringssteun daar anders een ca tastrophe voor hen dreigt. Enz., enz. Jammer, dat.in dezen crisistijd er niet meer overleg wordt gevonden tusschen patroons en arbeiders. Door dat gemis aan overleg hebben ook in onze provin cie eenige stakingen in den landbouw gedreigd. Te Biervliet zijn echter de be middelingspogingen met succes bekroond en de verwachting is niet geheel onge grond, dat dit ook te Aardenburg e.o. het geval zal zijn. Ook in het buitenland dreigen er sta kingen. Zoo in de textielindustrie in En geland, terwijl in de Belgische mijnen de staking reeds in gang is en zich be denkelijk dreigt uit te breiden. In Duitschland is het nog steeds alles behalve rustig. Dag op dag, of liever nacht op nacht worden bomaanslagen gepleegd. Er heerscht hier en daar een ware ter reur. De regeering heeft nu eindelijk strengere bepalingen tegen de bedrijvers van die aanslagen uitgevaardigd. In Spanje heeft weer eens een gene raal, die, zooals achteraf bleek, maar over een kleinen aanhang beschikte, een mo narchistische putschpoging ondernomen. Ze is echter al spoedig mislukt. Daarmee zal het land zeker wel gebaat zijn, want men zal er een burgeroorlog zeer wel kun nen missen. CXXl. Amice, Het is reeds herhaaldelijk gezegd Voor pretmaken is nog wel geld aanwe zig. In de grootere steden brengt de ver makelijkheidsbelasting nog altijd haar geld op voetbalwedstrijden tot zelfs in Parijs en Antwerpen worden nog door duizenden Hollanders bezocht; de Vlis- singsche kermis was voor de ondernemers loonend en haar Middelburgsche twee lingzuster vloeide over van allerlei at tracties. Het is de openbare straat, die in de laatste jaren hoe langer hoe meer aantrekt en de Overheid is welwillend en goedaardig, als men haar vraagt er over te mogen beschikken. De meest voor uitstrevende politieke partijen sturen haar leden de straat op, in de hoop dat de kleurloozen, door nieuwsgierigheid ge dreven, komen zien en luisteren. Men kan er goedkooper vergaderen dan in een ge- Vrij naar het Engelsch. van JOHN JOY BELL 112). _-o— „Blijf nog wat bij me blijf, tot ik in geslapen ben. Ik heb je nog een hoop te zeggen, maar dat heeft geen haast. Ik wil graag, dat je me van Harry vertelt maar nu nietIk ben wat moe, geloof ik. Het is soms erg vermoeiend een be sluit te nemen in belangrijke aangelegen heden. Vind je dat ook niet, John?" „Ja Caroline. Maar is er niets, dat ik voor je doen kan om je te helpen? Wat je zaken betreft, bijvoorbeeld. Ik ben wel is waar geen zakenman, maar ik kan een gegeven opdracht nauwkeurig uitvoeren." Later misschien. Ja, ik zal je hulp dankbaar aanvaardenZul je niet ver geten Sir Robert Barker te schrijven? Zend den brief per express. Het spijt me erg je lastig te moeten vallen. Maar je bent er aan gewend voor anderen te zor gen. Dat was altijd het groote verschil tusschen ons tweenIs ook in dit ge val het spreekwoord van toepassing: „Al doende leert men? Het is zoo moeilijk er mee te beginnen, als je altijd voor je zelf gezorgd hebt, vind je niet?" Haar stem was langzamerhand zwakker geworden en nu zweeg ze geheel en weer dacht hij, dat ze ingeslapen was. Maar toen hij op wilde staan, begon ze weer te spreken. „Lieve John., mijn heele leven ben ik zelfzuchtig geweest. Neen, wees stil - ik ben mijn heele leven zelfzuchtig ge weest en het heeft me niets gebaat niets. Als ik nu moet sterven, zou ik bang zijn, erg bang. Maar ik blijf leven, John en wordt een arme, oude vrouw. Ik ben bang, dat ik het niet prettig zal vinden Ik wou, dat Elsie thuis was.Arm te zijn is verschrikkelijk en tochEn je zoon Harry, John?Op een goeden dag".. Na eenige minuten stond Clement op en ging zacht naar de deur. „John!" Haastig ging hij terug naar het bed. „John het telegram." „Ja Caroline. Ik ga het wegsturen." „Maar je moet een woord veranderen. lieve John, ik bezorg je zooveel last." „Caroline", zei hij onvast, bukte zich en kuste haar op het voorhoofd. Ze glimlachte flauwtjes. „Je kuste me eens John.toen ik een meisje was", fluisterde ze. „In mijn heele leven heb ik maar twee menschen liefgehad, jou en ElsieWaar had ik het ook weer over, John?" „Het telegram. Je wilde een woord ver anderen." „0 ja. Het is het laatste woord. Ik zal het nog eens heelemaal zeggen om ze ker te zijn, dat ik me niet vergist heb. De woorden had ik al zes maanden in 't hoofd, maar ik dorst ze niet uitspre ken. Alle moeilijkheden geëindigd Denk alleen aan je zelf Moeder.Je moet er „Moeder" van maken, John Jij zult het begrijpenJij begrijpt al leslieve John." Clement zonk op zijn knieën en bleef zoo een poos liggen, maar ze merkte het niet en eindelijk uit haar ademhaling op makend, dat ze ingeslapen was, stond hij op en verliet het vertrek. In de zijkamer vond hij de verpleegster, die zat te wachten om haar plicht te her vatten. „Heeft u meer zulke gevallen van vol- die allen in ons Indië groote belangen hebben. Zij zouden er in dat geval ook zoo over moeten denken als wijwant ware dit anders, dan zou dit onvermij delijk tengevolge heboen, dat een hun ner de taak ter hand nam die wij on voltooid hadden achtergelaten. Het 1 o s - van-Nederland zou dan allerminst beteekenen vrijheid enonafhanke- 1 ij k h e i d voor Indië, En over wat verder af ligt is elke ge dachtenwisseling nutteloos, wijl men slechts wachten kan op wat de Almach tige over Zijn wereld en de volken die haar bewonen beschikt." Na dit op den voorgrond te hebben ge steld, betoogt Dr Colijn dat voor de toe komst ons begeeren niet uitgaat naar het verbreken van den band tusschen Neder land en Indië. Onze roeping jegens Indië brengt mee, dat wiji de Indische volken en tenslotte ook het gebiedsdeel Indië tot grooter zelfstandigheid hebben te leiden. „Maar dit gaat langs de eigenlijke zaak, die verdeeldheid brengt, heen. Daar zijn er, die zich als „goal", als doelpunt kie zen de losmaking van Indië uit het Ne- derlandsche staatsverband. Zij achten de opvoedende taak van den voogd niet beëindigd, zoolang dit resultaat niet met terdaad verkregen is. Heel onze koloniale taak zou daarop gericht moeten zijn. Ons dunkt dit van den zuiver mensche- lijken kant gezien onlogisch. Waarom zou men als hoogste belooning voor een ar beid van eeuwen, waaraan door de beste krachten der natie van alle tijden deelge nomen is, moeten uitzien naar een uit eengaan van wat eeuwenlang tot elkaar is nauwe betrekking heeft gestaan? Maar, en dit klemt nog meer, mag men zulk een verlangen koesteren? Mag althans hij1 dit, die gelooft, dat er in de wereldhistorie niets „bij; geval" geschiedt, dat God zelf alles leidt en dat Hij het was, die, naar Zijn Raad, Nederland en Indië samenbracht? Mag ook die zijn staatkundig beleid zóó inrichten, dat hij regelrecht aanstuurt op de scheiding van wat onder Gods bestel bijeengevoegd werd? Voor ons vordert de laatste vraag eigen lijk geen antwoord. We stellen tegenover elke meening die ontbinding begeert, onzerzijds de uitspraak, dat wij' ons in dien gedachtengang niet kunnen vinden, dat we met overtuiging kiezen voor het historische standpunt, dat bijeen houden wil wat door de historie zelf werd saamgevoegd. De openbaring Gods spreekt tot ons óók uit de historie. En daarom kan het A.R. standpunt geen ander zijn dan dat ons streven gericht behoort te wezen op het behoud van de eenheid van het Rijk, zooals het door vroegere geslachten aan ons over gedragen is." 4. Een Vlissingschemaat. De Vlissingers hebben den naam, en ik wil ook wel gelooven de daad, dat zij mild zijn. Omgekeerd zien zij echter ook gaar ne, b.v. bij het doen van inkoopen, dat zij ruim het hun toekomend deel hebben. Toen vroeger de aardappelen en de groente met de maat en niet met het ge wicht werden verkocht, stelden zij het op- prijs een o-verloopende maat te ontvangen. Wordt er een zeer ruime maat of een groot overwicht gegeven, dan zegt men op Walcheren, dat het een Vlissingsche maat is. 5. „Recht isrecht", zei de boer en hij zettte zijn eigen beest in de schutte. Onder de rechten van den ambachts heer behoorde ook het recht om op het dorp een schutte te doen zetten, waarvan de inkomsten hem ten goede kwamen. De schutte was een met planken afgesloten ruimte, waarvan de afmetingen waren on geveer 4 bij 3 M. Hierin werd het losloo pend vee voorloopig opgeborgen. De schut te- stond in de Walchersche dorpen op den hoek van het kerkho-f, waaromheen een laag muurtje stond, zooals b.v. nog te Aagteke-rke. Naast de schutte stond de aschbak, waarvan de opbrengst bij ver pachting ook voor den ambachtsheer was. Liep een beest (paard, rund of schaap), dat uit de wei was gebroken op den open baren weg, dan werd het opgevangen en in de schutte gezet. De eigenaar moest voor dit schutten (tijdelijk opsluiten of in bewaring houden) betalen, ook omdat een slagen uitputting meegemaakt?" vroeg hij haar. Ze zag, hoe ontdaan hij was en aar zelde. „Is er kans, dat mijn nicht beter wordt?" „We moeten er het beste van hopen, do minee Clement. Zal ik den dokter zeg gen dat u hem wenscht te spreken." „Als 'tu blieft, zuster." Maar de dokter kon alleen de woorden der zuster herhalen. En Lady Mac Donald sliep voort. Ze sliep nog, toen Sir Robert Barker kwam. Clement sprak even met hem in de bibliotheek en bij het afscheid reikten ze elkaar de hand. „Het hart van dien man schijnt te ver zachten", zei Clement tot zichzelf, toen hij de deur sloot. Ze sliep nog, toen, tegen middernacht, Clement naar de kamer ging, die voor hem in orde gebracht was. Maar in den vroegeren dageraad werd ze wakker en vroeg naar hem. „Lieve John", zuchtte ze en sliep weer in. En zoo eindigde het, want ze werd niet meer wakker. Niet zonder reden spreekt men van den nood in den tuinbouw. Wie de veilingsberichten van de laat ste dagen leest, moet wel oDder den in druk komen van de soms verbijsterend lage prijzen. Als hier niet spoedig ingegrepen wordt, dan dreigt een eertijds bloeiend bedrijf finaal weg te zinken. Gelukkig schijnt hei wel zoo goed als zeker te zijn, dat de Regeering binnen kort hulp zal verleenen. Hoe en op welke wijze is mij niet be kend, maar uit goede bron vernam ik, dat zeer binnenkort hulp van de Regeering te wachten is.. Intusschen dringt de vraag zich op, of er o-p een andere manier niet wat te be reiken valt. Is het niet mogelijk dat de afstand tus schen producent en consument overbrugd wordt? Als de producenten betaald werden in verhouding tot de prijzen die de consu menten nog steeds betalen, dan zou er al thans op de binnenlandsche markt al heel wat gewonnen zijn. Natuurlijk eenige marge moet er blij ven. De distribuant moet voor zijn moeite worden betaald en hij heeft ook zijn ri sico's. Maar het verschil tusschen de veiling en de verkoopprijzen is nu wel wat al te groot. Tot schade óók van de producen ten. OPMERKER. hiertoe aangewezen persoon het dier van voedsel moest voorzien. Zag nu in dien goeden ouden tijd een boer, dat één zijner beesten was uitgebro ken en op den openbaren weg liep, dan is het te be-grijpen, dat hij het dier opving weer in de weide bracht en voor een bete re afsluiting zorgde. Wilde hij echter overdreven eerlijk zijn, dan zette hij zijn eigen beest in de schutte en betaalde hiervoor. De figuurlijke beteekenis van 't spreek woord is dan ook: Overdreven eerlijk zjjn. De wet niet ontduiken, al zou men dit heel gemakkelijk kunnen, zonder dat het gemerkt werd. 6. Het sluit als de poort van Arnemuiden. Iedere stad had vroeger ophaalbruggen en poorten. Na het luiden der klok wer den deze 's avonds gesloten met reusach tige grendels en kettingen. Voor rijtuigen werd tegen betaling van poortgeld de toe gang nog geopend, doch de voetgangers moesten gebruik maken van een kleine deur, klinket geheeten, en meestal 4 dui ten betalen. Door de Gemeentewet van 1851 werd 't sluiten der poorten verboden. Daar deze door het drukker worden van het verkeer een sta-in-den-weg waren en de wallen ten deele werden afgegraven en dan wer den herschapen in plantsoenen of tuintje®, verdwenen met de omwalling ook de poor ten. Soms bleef een open poort nog eenige jaren staan, totdat het schandelijk van dalisme der 19de eeuw die ook deed ver dwijnen. Zeer waarschijnlijk is er zoo'n open poort langen tijd te Arnemuiden geweest, evenals b.v. te Aardenburg de Kaaipoort nog staat. De beteekenis der uitdrukking is nu dui delijk: Er is geen of een slechte afsluiting. In Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen zegt men: Het sluit als de- poort van Aarden- burg. (Wordt vervolgd). R. B. J. d. M. Ingezonden Mededeeling. voor Manufacturen. Dames- en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST Clement schreef aan Elsie Glen, maar zinspeelde niet op het telegram, dat hij den vorigen dag voor zijn nicht ver stuurd had. Het scheen hem te teer. Toen gingen de rechtsgeleerden aan 't werk en er bleek, dat, ware Lady Mac Donald blijven leven, ze werkelijk een ar me, oude vrouw geweest zou zijn. Binnen korten tijd vermeldden de kranten, dat Lady Caroline Mac Donald, weduwe van wijlen sir Charles Kilmartin Mac Do nald, Baronet, gestorven was en dat haar vermogen nog slechts ruim twintig dui zend gulden bedroeg. Alles had ze eerlijk verdeeld tusschen haar neef, den eerwaarden John Clement - en haar vriendin Elsie Glen - de „twee menschen, die ze liefhad." HOOFDSTUK XXXVII. In een eenvoudig gemeubileerde slaap kamer op de bovenste etage van zijn huis in Cornwall Garden zat Sir Robert Barker een brief te lezen. Hij was in avondklee- ding. De brief was slechts kort, maar hij las hem al minstens voor de twintigste keer. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1932 | | pagina 5