DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Wat er deze week voorviel
GIJ DWAAS
Zoeklichtjes.
HET ADRESl
A. WILKING
Brieven uit Middelburg.
FEUILLETON
Walchersche spreekwoorden.
huurde localiteit en bovendien hoopt men
door een zoo groot mogelijk aantal deel
nemers bijeen te brengen, de overheid
vrees aan te jagen en, zoo mogelijk, zijn
„eischen" te zien ingewilligd.
Dat het echter zijn bedenkelijke zijde
kan hebben, wanneer men het publiek
terrein zelfs gaat innemen als verblijf
plaats voor den leeuw uit de wildernis,
is dezer dagen alhier gebleken. Een jeug
dig kind, te jong om zich van eenig ge
vaar bewust te zijn, werd er het slacht
offer van en zal er hoogstwaarschijnlijk
levenslang de gevolgen in haar lichaam
van dragen. Doch wat nood? Anderen
hebben zich geamuseerd door te zien, hoe
zelfs de koning der dieren tot knecht
schap kan worden gebracht en de circus-
exploitant is er wèl bij gevaren. En dus
het volgend jaar weer kennis en dat wel
op de daarvoor het meest geschikte plaat
sen, waar het groote publiek samenkomt.
Men moet zich toch verbazen, als men
ziet, hoe personen en partijen, die steeds
den mond vol hebben van vooruitgang en
verlichting, van arbeiders-ontwikkeling
I en -beschaving, van cultuur en techniek,
zich haasten om middeleeuwsche gebrui
ken in stand te houden en het goed te
praten en te camoufleeren, wanneer be
treurenswaardigheden, als gevolg daar
van, zich vertoonen. De wereld wil be
drogen zijn en men moet dat deel der
kiezers, dat nu eenmaal niet wijzer is,
niet ontstemmen.
Toch vraagt men zich afhoe komt
men er toe om, terwijl circussen, onder
wier inventaris wild gedierte zich be
vindt, vroeger op het Molenwater wer
den geplaatst, waar zij minder hinder
en gevaar veroorzaakten, vooral ook om
dat het daar ingenomen terrein min of
meer behoorlijk werd afgerasterd of af
gezet, zoodat het contact van oudere en
jongere kijkers met leeuwen, tijgers, oli
fanten etc. was belemmerd, ik vraag
Waarom is een dergelijk circus met af
wijking van de oude gewoonte nu mid
den in de stad geplaatst, waar het gevaar
voor het publiek uit den aard der zaak
zooveel te grooter is We hebben daarop
eenige antwoorden gehoord en daaronder
dit, dat een zeker beroemd comediant,
die èn nu èn verleden jaar in den Schouw
burg op het Molenwater optrad, verleden
jaar bezwaar heeft gemaakt daar weder
op te treden, als hij opnieuw gehinderd
werd door het gejoel en lawaai, als gevolg
van de vermakelijkheden op voormeld
plein. Waarschijnlijk echter achten wij
die reden niet. Prima omdat het niet voor
de hand ligt dat B. en W. zich door zulk
een reden zouden laten influenceeren en
secundo omdat gezegde tooneelspeler op
het Amsterdamsche Leidsche plein en el
ders aan nog grooter leven gewend zal
zijn.
B. en W. zeggen nu' toe om voor het
vervolg, indien mogelijk, aan 't circus van
Bever geen standplaats op den Dam meer
toe te wijzen.
Intusschen zijn nódat het ongeluk Zon
dagmiddag 31 Juli 1.1. was voorgevallen
speciaal de wagens met wilde dieren
door ijzeren hekjes en houten schut
tingen van de straat afgescheiden, zoo
dat kinderen er niet meer onderdoor
konden kruipen. Als het kalf verdronken
is, wordt de put gedempt!
Het blijkt dus, dat maatregelen ter
voorkoming van ongelukken zeer wel mo
gelijk waren. Ook dit geven B. en W. thans
toe. Naar vernomen wordt, is 'n gerechte
lijk onderzoek ingesteld, ter vaststelling
van event, strafrechterlijke en civielrech-
terlijke aansprakelijkheid. Tendentieuze
berichtjes hieromtrent en politieke belich
ting van de aan B. en W. gestelde vragen
laten we maar rusten. Er zijn altijd men-
schen die een ander naar zichzelf afme
ten en die maar al te spoedig geneigd
zijn, om bij veroorzaken van dood of on
geval door schuld, als getuige a decharge
op te treden, vooral als het geldt men-
schen, met wie men door vriendschap of
anderszins sympathiseert.
Ook voor de Zondagsreizigers komt
men met gloed en geestdrift op. Is het
niet treurig, zoo vraagt men, dat, als de
vreemdelingen des Zondags in de Verge
noeging op de Markt heerlijk hebben ge
dejeuneerd, zij niet eens gelegenheid heb
ben in den een of anderen winkel een
paar boerenklompen of een in Zeeuwsch
costuum gekleed poppetje te koopen, ten
einde, als zij in hun vaderstad zijn terug
gekeerd, aanschouwelijk aan te kunnen
'toonen, hoe, althans in het oog van
Belg en Brit, die Hollanders hun rol als
de Chineezen van Europa blijven voort-
spelen en, gekleed in wijde broeken en
rokken, met dwaze hoeden en mutsen,
op holsblokken of tripjes, blijven rondloo-
pen, als een belaching voor elk en een
iegelijk!
„Doe apen den winkel, het volk staat
er voor!" Zoo blijft men roepen uit den
treure, tot ook Middelburg den tol aan
het moderne verkeer betale en haar as
pect als oud-Zeeuwsche stad zelfs des
Zondags inboete, op welken weg Veere en
Domburg en misschien ook Vlissingen,
waar echter de Minister reeds ingreep,
haar reeds voorgingen. Het is de Ko
ningin der Aarde, die, als de plaatselijke
overheid haar plicht niet verstaat, deze
wel den rechten weg zal wijzen. Wat zou
men lachen, als de Pers op dit punt de
lakens eens ging uitdeelen! Doch zoover
is het voorloopig nog niet. Ook niet in
Middelburg.
Het edele kermisvermaak is weder ach
ter den rug. Doch ook de Kermisbestrij-
ders bleven niet achter. Zij hebben op
verschillende plaatsen aan hen, die meer
waarde hechten aan voedsel voor hoofd
en hart dan aan zingenot, rijke afwisse
ling geschonken en verdienen daarvoor
den dank van allen, die op kermisver
maak geen prijs stellen. Vooral de bijeen
komst van Zaterdag 6 Aug. op de weide
van de hofstede „Korenbloem", onder
Serooskerke is uitnemend geslaagd. Het
doet goed te zien dat vooral de jeugd
van Walcheren ten getale van vele hon
derden niet den Noordweg naar Middel
burg inslaat, doch er de voorkeur aan
geeft te luisteren naar mannen als oud
minister Mr. Bijleveld en den vroegeren
predikant van Vrouwepolder en zijn stem
aan muziek gepaard, te laten weerklinken
door Walcherens schoone landouwen.
Vriendschappelijk groetend,
t.t.
METELLUS.
MOET OE BAND TUSSCHEN
NEDERLAND EN INDIë WORDEN
VERBROKEN?
In het Augustus-nummer van „Anti
revolutionaire Staatkunde" geeft Dr H.
Colijn een bijdrage over „Hoofdlijnen on
zer Koloniale politiek".
Aan het slot van deze beschouwing
wordt onder het oog gezien de vraag hoe
wij ons te stellen hebben tegenover het
streven der nationalisten gesteund door
een deel van de bevolking hier te lande
om den band met Nederland zoo spoedig
mogelijk te verbreken.
Het antwoord luidt
„Het eenige antwoord, dat op zulk een
vraag gegeven kan worden is, dat wij
onzen plicht jegens Indië te doen
hebben.
Die plicht vordert behartiging van de
stoffelijke, cultureele en geestelijke be
hoeften der bevolking, zoomede opvoe
ding in staatkundigen zin, leidend tot
grootere geschiktheid om zichzelf te be
sturen.
Dien plicht hebben we na te komen,
onverschillig wat de uitkomsten er van
mogen zijn.
Natuurlijk wil daarmede niet gezegd
zijn, dat die uitkomst zelf ons onver
schillig' is, dat wij geen voorkeur zouden
hebben als er keuze is tusschen behoud
en verbreking van den band Nederland
Indië. Het beteekent alleen, dat wij een
politiek van verplichtingen hebben
te voeren, ook al zou vast staan, dat de
uitkomst daarvan ons onwelgevallig
is. Dat is de grond waarom wij over het
beginsel der los-van-Nederland-bewe-
ging en over het t ij d s t i p waarop de
„banden" zullen moeten worden verbro
ken, niet in gedachtenwisseling wen-
schen te treden. Wij gaan voort onzen
plicht te betrachten en de uitkomsten
zijn in Gods hand.
Alleen in zooverre is wellicht een en
kele opmerking niet overbodig, als het
betreft de vraag, of Indië reeds nu of in
de nabije toekomst in staat zou kunnen
zijn op eigen beenen te staan. Die vraag
moet met beslistheid ontkennend worden
beantwoord en wie daarover voorheen
wat luchtiger meening gehad mogen
hebben, zullen nu wel tot het besef ge
komen zijn, dat Indië's afhankelijkheid
van Nederland grooter is dan velen meen
den. Maar ook al zouden wij daarover
anders denken, over deze dingen hebben
ook anderen recht om te oordeelen. Ame
rikanen, Engelschen, Japanners, Fran-
schen om slechts dezen te noemen,
VAN
ZATERDAG 13 AUG. 1932, Nr. 266.
Er behoeft in deze rubriek niet aan
herinnerd te worden, dat we midden in
den vacantie- en examentijd leven. Het
laatste wordt wel bewezen door de dage-
lijksche lange lijst van de geslaagden in de
groote bladen, het eerste is deze week ten
overvloede gebleken in den Amsterdam-
schen Gemeenteraad, toen eerst nog niet
eens en voor de tweede maal maar net
even de helft plus een der 45 Raadsleden
bijeen waren te trommelen om over een
belangrijk leeningsvoorstel te beslissen.
Het verdient overigens wel vermelding,
dat Amsterdam weer na langen tijd in
staat is op de vrije markt een leening aan
te gaan, zij het dan niet op zoo voordee-
lige voorwaarden als b.v. Den Haag.
Er valt dan ook onmiskenbaar in fi-
nancieele kringen weer een terugkeer van
vertrouwen en een grootere dosis optimis
me waar te nemen. Zelfs uit Amerika
kwamen deze week wat gunstiger econo
mische berichten.
Toch is het crisissteun en nog eens cri-
sissteun, wat in ons land aan de orde van
den dag is.
De steunregeling voor de zuivelproduc
ten is reeds in werking en die voor de
varkenshouders zal in de a.s. week in
werking gebracht worden.
Voor de producten onzer Limburgsche
mijnen wordt krachtig door onze regee
ring propaganda gevoerd, teneinde te
voorkomen, dat ook hier arbeiders op
groote schaal worden ontslagen.
Onze tuinders roepen in koor om spoe
dige regeeringssteun daar anders een ca
tastrophe voor hen dreigt.
Enz., enz.
Jammer, dat.in dezen crisistijd er niet
meer overleg wordt gevonden tusschen
patroons en arbeiders. Door dat gemis
aan overleg hebben ook in onze provin
cie eenige stakingen in den landbouw
gedreigd. Te Biervliet zijn echter de be
middelingspogingen met succes bekroond
en de verwachting is niet geheel onge
grond, dat dit ook te Aardenburg e.o. het
geval zal zijn.
Ook in het buitenland dreigen er sta
kingen. Zoo in de textielindustrie in En
geland, terwijl in de Belgische mijnen
de staking reeds in gang is en zich be
denkelijk dreigt uit te breiden.
In Duitschland is het nog steeds alles
behalve rustig. Dag op dag, of liever nacht
op nacht worden bomaanslagen gepleegd.
Er heerscht hier en daar een ware ter
reur. De regeering heeft nu eindelijk
strengere bepalingen tegen de bedrijvers
van die aanslagen uitgevaardigd.
In Spanje heeft weer eens een gene
raal, die, zooals achteraf bleek, maar over
een kleinen aanhang beschikte, een mo
narchistische putschpoging ondernomen.
Ze is echter al spoedig mislukt. Daarmee
zal het land zeker wel gebaat zijn, want
men zal er een burgeroorlog zeer wel kun
nen missen.
CXXl.
Amice,
Het is reeds herhaaldelijk gezegd
Voor pretmaken is nog wel geld aanwe
zig. In de grootere steden brengt de ver
makelijkheidsbelasting nog altijd haar
geld op voetbalwedstrijden tot zelfs in
Parijs en Antwerpen worden nog door
duizenden Hollanders bezocht; de Vlis-
singsche kermis was voor de ondernemers
loonend en haar Middelburgsche twee
lingzuster vloeide over van allerlei at
tracties. Het is de openbare straat, die in
de laatste jaren hoe langer hoe meer
aantrekt en de Overheid is welwillend
en goedaardig, als men haar vraagt er
over te mogen beschikken. De meest voor
uitstrevende politieke partijen sturen
haar leden de straat op, in de hoop dat
de kleurloozen, door nieuwsgierigheid ge
dreven, komen zien en luisteren. Men kan
er goedkooper vergaderen dan in een ge-
Vrij naar het Engelsch.
van JOHN JOY BELL
112). _-o—
„Blijf nog wat bij me blijf, tot ik in
geslapen ben. Ik heb je nog een hoop te
zeggen, maar dat heeft geen haast. Ik wil
graag, dat je me van Harry vertelt
maar nu nietIk ben wat moe, geloof
ik. Het is soms erg vermoeiend een be
sluit te nemen in belangrijke aangelegen
heden. Vind je dat ook niet, John?"
„Ja Caroline. Maar is er niets, dat ik
voor je doen kan om je te helpen? Wat je
zaken betreft, bijvoorbeeld. Ik ben wel is
waar geen zakenman, maar ik kan een
gegeven opdracht nauwkeurig uitvoeren."
Later misschien. Ja, ik zal je hulp
dankbaar aanvaardenZul je niet ver
geten Sir Robert Barker te schrijven?
Zend den brief per express. Het spijt me
erg je lastig te moeten vallen. Maar je
bent er aan gewend voor anderen te zor
gen. Dat was altijd het groote verschil
tusschen ons tweenIs ook in dit ge
val het spreekwoord van toepassing: „Al
doende leert men? Het is zoo moeilijk er
mee te beginnen, als je altijd voor je zelf
gezorgd hebt, vind je niet?" Haar stem
was langzamerhand zwakker geworden
en nu zweeg ze geheel en weer dacht hij,
dat ze ingeslapen was. Maar toen hij op
wilde staan, begon ze weer te spreken.
„Lieve John., mijn heele leven ben ik
zelfzuchtig geweest. Neen, wees stil - ik
ben mijn heele leven zelfzuchtig ge
weest en het heeft me niets gebaat
niets. Als ik nu moet sterven, zou ik bang
zijn, erg bang. Maar ik blijf leven, John
en wordt een arme, oude vrouw. Ik ben
bang, dat ik het niet prettig zal vinden
Ik wou, dat Elsie thuis was.Arm te zijn
is verschrikkelijk en tochEn je zoon
Harry, John?Op een goeden dag"..
Na eenige minuten stond Clement op
en ging zacht naar de deur.
„John!"
Haastig ging hij terug naar het bed.
„John het telegram."
„Ja Caroline. Ik ga het wegsturen."
„Maar je moet een woord veranderen.
lieve John, ik bezorg je zooveel last."
„Caroline", zei hij onvast, bukte zich
en kuste haar op het voorhoofd.
Ze glimlachte flauwtjes. „Je kuste me
eens John.toen ik een meisje was",
fluisterde ze. „In mijn heele leven heb
ik maar twee menschen liefgehad, jou en
ElsieWaar had ik het ook weer over,
John?"
„Het telegram. Je wilde een woord ver
anderen."
„0 ja. Het is het laatste woord. Ik zal
het nog eens heelemaal zeggen om ze
ker te zijn, dat ik me niet vergist heb. De
woorden had ik al zes maanden in
't hoofd, maar ik dorst ze niet uitspre
ken. Alle moeilijkheden geëindigd
Denk alleen aan je zelf Moeder.Je
moet er „Moeder" van maken, John
Jij zult het begrijpenJij begrijpt al
leslieve John."
Clement zonk op zijn knieën en bleef
zoo een poos liggen, maar ze merkte het
niet en eindelijk uit haar ademhaling op
makend, dat ze ingeslapen was, stond hij
op en verliet het vertrek.
In de zijkamer vond hij de verpleegster,
die zat te wachten om haar plicht te her
vatten.
„Heeft u meer zulke gevallen van vol-
die allen in ons Indië groote belangen
hebben. Zij zouden er in dat geval ook
zoo over moeten denken als wijwant
ware dit anders, dan zou dit onvermij
delijk tengevolge heboen, dat een hun
ner de taak ter hand nam die wij on
voltooid hadden achtergelaten. Het 1 o s -
van-Nederland zou dan allerminst
beteekenen vrijheid enonafhanke-
1 ij k h e i d voor Indië,
En over wat verder af ligt is elke ge
dachtenwisseling nutteloos, wijl men
slechts wachten kan op wat de Almach
tige over Zijn wereld en de volken die
haar bewonen beschikt."
Na dit op den voorgrond te hebben ge
steld, betoogt Dr Colijn dat voor de toe
komst ons begeeren niet uitgaat naar het
verbreken van den band tusschen Neder
land en Indië.
Onze roeping jegens Indië brengt mee,
dat wiji de Indische volken en tenslotte
ook het gebiedsdeel Indië tot grooter
zelfstandigheid hebben te leiden.
„Maar dit gaat langs de eigenlijke zaak,
die verdeeldheid brengt, heen. Daar zijn
er, die zich als „goal", als doelpunt kie
zen de losmaking van Indië uit het Ne-
derlandsche staatsverband. Zij achten
de opvoedende taak van den voogd niet
beëindigd, zoolang dit resultaat niet met
terdaad verkregen is. Heel onze koloniale
taak zou daarop gericht moeten zijn.
Ons dunkt dit van den zuiver mensche-
lijken kant gezien onlogisch. Waarom zou
men als hoogste belooning voor een ar
beid van eeuwen, waaraan door de beste
krachten der natie van alle tijden deelge
nomen is, moeten uitzien naar een uit
eengaan van wat eeuwenlang tot elkaar
is nauwe betrekking heeft gestaan?
Maar, en dit klemt nog meer, mag
men zulk een verlangen koesteren? Mag
althans hij1 dit, die gelooft, dat er in de
wereldhistorie niets „bij; geval" geschiedt,
dat God zelf alles leidt en dat Hij het
was, die, naar Zijn Raad, Nederland en
Indië samenbracht? Mag ook die zijn
staatkundig beleid zóó inrichten, dat hij
regelrecht aanstuurt op de scheiding van
wat onder Gods bestel bijeengevoegd
werd?
Voor ons vordert de laatste vraag eigen
lijk geen antwoord. We stellen tegenover
elke meening die ontbinding begeert,
onzerzijds de uitspraak, dat wij' ons in
dien gedachtengang niet kunnen vinden,
dat we met overtuiging kiezen voor het
historische standpunt, dat bijeen
houden wil wat door de historie zelf werd
saamgevoegd. De openbaring Gods spreekt
tot ons óók uit de historie.
En daarom kan het A.R. standpunt
geen ander zijn dan dat ons streven
gericht behoort te wezen op het behoud
van de eenheid van het Rijk, zooals het
door vroegere geslachten aan ons over
gedragen is."
4. Een Vlissingschemaat.
De Vlissingers hebben den naam, en ik
wil ook wel gelooven de daad, dat zij mild
zijn. Omgekeerd zien zij echter ook gaar
ne, b.v. bij het doen van inkoopen, dat zij
ruim het hun toekomend deel hebben.
Toen vroeger de aardappelen en de
groente met de maat en niet met het ge
wicht werden verkocht, stelden zij het op-
prijs een o-verloopende maat te ontvangen.
Wordt er een zeer ruime maat of een
groot overwicht gegeven, dan zegt men op
Walcheren, dat het een Vlissingsche maat
is.
5. „Recht isrecht", zei de boer
en hij zettte zijn eigen beest in
de schutte.
Onder de rechten van den ambachts
heer behoorde ook het recht om op het
dorp een schutte te doen zetten, waarvan
de inkomsten hem ten goede kwamen. De
schutte was een met planken afgesloten
ruimte, waarvan de afmetingen waren on
geveer 4 bij 3 M. Hierin werd het losloo
pend vee voorloopig opgeborgen. De schut
te- stond in de Walchersche dorpen op den
hoek van het kerkho-f, waaromheen een
laag muurtje stond, zooals b.v. nog te
Aagteke-rke. Naast de schutte stond de
aschbak, waarvan de opbrengst bij ver
pachting ook voor den ambachtsheer was.
Liep een beest (paard, rund of schaap),
dat uit de wei was gebroken op den open
baren weg, dan werd het opgevangen en
in de schutte gezet. De eigenaar moest
voor dit schutten (tijdelijk opsluiten of in
bewaring houden) betalen, ook omdat een
slagen uitputting meegemaakt?" vroeg hij
haar.
Ze zag, hoe ontdaan hij was en aar
zelde.
„Is er kans, dat mijn nicht beter
wordt?"
„We moeten er het beste van hopen, do
minee Clement. Zal ik den dokter zeg
gen dat u hem wenscht te spreken."
„Als 'tu blieft, zuster."
Maar de dokter kon alleen de woorden
der zuster herhalen.
En Lady Mac Donald sliep voort.
Ze sliep nog, toen Sir Robert Barker
kwam. Clement sprak even met hem in de
bibliotheek en bij het afscheid reikten ze
elkaar de hand.
„Het hart van dien man schijnt te ver
zachten", zei Clement tot zichzelf, toen hij
de deur sloot.
Ze sliep nog, toen, tegen middernacht,
Clement naar de kamer ging, die voor
hem in orde gebracht was.
Maar in den vroegeren dageraad werd
ze wakker en vroeg naar hem.
„Lieve John", zuchtte ze en sliep
weer in.
En zoo eindigde het, want ze werd niet
meer wakker.
Niet zonder reden spreekt men van den
nood in den tuinbouw.
Wie de veilingsberichten van de laat
ste dagen leest, moet wel oDder den in
druk komen van de soms verbijsterend
lage prijzen.
Als hier niet spoedig ingegrepen wordt,
dan dreigt een eertijds bloeiend bedrijf
finaal weg te zinken.
Gelukkig schijnt hei wel zoo goed als
zeker te zijn, dat de Regeering binnen
kort hulp zal verleenen.
Hoe en op welke wijze is mij niet be
kend, maar uit goede bron vernam ik, dat
zeer binnenkort hulp van
de Regeering te wachten is..
Intusschen dringt de vraag zich op, of
er o-p een andere manier niet wat te be
reiken valt.
Is het niet mogelijk dat de afstand tus
schen producent en consument overbrugd
wordt?
Als de producenten betaald werden in
verhouding tot de prijzen die de consu
menten nog steeds betalen, dan zou er al
thans op de binnenlandsche markt al heel
wat gewonnen zijn.
Natuurlijk eenige marge moet er blij
ven. De distribuant moet voor zijn moeite
worden betaald en hij heeft ook zijn ri
sico's.
Maar het verschil tusschen de veiling
en de verkoopprijzen is nu wel wat al te
groot. Tot schade óók van de producen
ten.
OPMERKER.
hiertoe aangewezen persoon het dier van
voedsel moest voorzien.
Zag nu in dien goeden ouden tijd een
boer, dat één zijner beesten was uitgebro
ken en op den openbaren weg liep, dan
is het te be-grijpen, dat hij het dier opving
weer in de weide bracht en voor een bete
re afsluiting zorgde.
Wilde hij echter overdreven eerlijk zijn,
dan zette hij zijn eigen beest in de schutte
en betaalde hiervoor.
De figuurlijke beteekenis van 't spreek
woord is dan ook: Overdreven eerlijk zjjn.
De wet niet ontduiken, al zou men dit
heel gemakkelijk kunnen, zonder dat het
gemerkt werd.
6. Het sluit als de poort van
Arnemuiden.
Iedere stad had vroeger ophaalbruggen
en poorten. Na het luiden der klok wer
den deze 's avonds gesloten met reusach
tige grendels en kettingen. Voor rijtuigen
werd tegen betaling van poortgeld de toe
gang nog geopend, doch de voetgangers
moesten gebruik maken van een kleine
deur, klinket geheeten, en meestal 4 dui
ten betalen.
Door de Gemeentewet van 1851 werd 't
sluiten der poorten verboden. Daar deze
door het drukker worden van het verkeer
een sta-in-den-weg waren en de wallen
ten deele werden afgegraven en dan wer
den herschapen in plantsoenen of tuintje®,
verdwenen met de omwalling ook de poor
ten. Soms bleef een open poort nog eenige
jaren staan, totdat het schandelijk van
dalisme der 19de eeuw die ook deed ver
dwijnen.
Zeer waarschijnlijk is er zoo'n open
poort langen tijd te Arnemuiden geweest,
evenals b.v. te Aardenburg de Kaaipoort
nog staat.
De beteekenis der uitdrukking is nu dui
delijk: Er is geen of een slechte afsluiting.
In Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen zegt
men: Het sluit als de- poort van Aarden-
burg.
(Wordt vervolgd).
R. B. J. d. M.
Ingezonden Mededeeling.
voor Manufacturen.
Dames- en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Bedden Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES HULST
Clement schreef aan Elsie Glen, maar
zinspeelde niet op het telegram, dat hij
den vorigen dag voor zijn nicht ver
stuurd had. Het scheen hem te teer.
Toen gingen de rechtsgeleerden aan
't werk en er bleek, dat, ware Lady Mac
Donald blijven leven, ze werkelijk een ar
me, oude vrouw geweest zou zijn. Binnen
korten tijd vermeldden de kranten, dat
Lady Caroline Mac Donald, weduwe van
wijlen sir Charles Kilmartin Mac Do
nald, Baronet, gestorven was en dat haar
vermogen nog slechts ruim twintig dui
zend gulden bedroeg.
Alles had ze eerlijk verdeeld tusschen
haar neef, den eerwaarden John Clement
- en haar vriendin Elsie Glen - de
„twee menschen, die ze liefhad."
HOOFDSTUK XXXVII.
In een eenvoudig gemeubileerde slaap
kamer op de bovenste etage van zijn huis
in Cornwall Garden zat Sir Robert Barker
een brief te lezen. Hij was in avondklee-
ding. De brief was slechts kort, maar hij
las hem al minstens voor de twintigste
keer.
(Wordt vervolgd.)