No. 258
Donderdag 4 Augustus 1932
46e Jaargang
rfstrooisel.
mg
Dagblad voor de Provincie Zeeland
't gaat om de kwaliteit en den prijs
dspub, jwncCtyalue,
igen.
De Nederlandsch-Belgische
Douane-Overeenkomst.
Buitenland
iW VAN MELLE'S KOEK, OVERAL VERKRIJGBAAR!
Belangrijkste Nieuws.
Versch gekarnd met 25°/o
allerfijnste Roomboter
onder Rijkscontrole.
GIJ DWAAS.
HT:
3RIEL
LEGPLAATS
EERT.
rertentie In
n nog dit
i" door alle
hulskamer.
t dus ten
bijzonder
Ig worden
gering zijn.
FEUILLETON
Waal, Honte-
10; H. G. Moe-
000, B f 34.100;
s A f 32.000, B
Middelburg A
ys, Souburg A
>unig, Ritthem
uck, Vlissingen
Goedemoadt,
jemd zijn voor
kleinste plan;
vergroot plan,
sen meer ver-
derland.
NEVELT (toe-
Cowes.
uessant.
uitr., 2 te Port
Said.
oyd.
raltar.
libraltar.
RBERICHT.
d van 4 Aug.:
sstelijke wind;
delijke opkla-
of geen regen,
ig 3 uur:
on aan zeer
Ijs.
Middelburg.
Aanlegplaats
dt Maandag
TIJDELIJK
GESTELD,
Directeur-Hoofdredacteur!
R. ZUIDEMA.
Bureau: Lange Vorststraat 70, Goes.
Tel.: Redactie en Administratie No. 11.
Postrekening No. 44455.
Bijkantoor te Middelburg.
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. TeL No. 259.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abopnemeptsprljp:
Per 3 maanden, franco per noet, f?.
Losse nummers f 0.05
Prijs der Advertentiën:
14 regels fl.20, elke regel meer 30 ct.
Bij abonnement belangrijke korting.
Geen verhooging van beschermende of
invoering van nieuwe rechten.
Heden zijn de Departementen van Bui-
tenlandscbe Zaken te 's Gravenhage en te
Brussel overgegaan tot publicatie van den
tekst van bet op 18 Juli j.l. gesloten inter
nationaal verdrag tot vermindering van
handelsbelemmeringen.
Het verdrag is blijkens de inleiding ge
baseerd op de overwegingen:
dat het economisch leven in gevaar
wordt gebracht door de steeds talrijker
belemmeringen welke de internationale
handel ontmoet;
dat het dringend noodzakelijk is, dat de
Staten, zoowel in eigen belang als in
het algemeen belang, een schadelijke po
litiek laten varen;
dat de geleidelijke totstandkoming van
een grootere vrijheid aan ruilverkeer
een der voornaamste voorwaarden is voor
het herstel van de welvaart in de wereld."
Op deze gronden is het wenschelük ge
acht een gemeenschappelijke actie te on
dernemen, waaraan alle Staten zullen
kunnen deelnemen, teneinde op deze wijze
mede te werken tot het herstel van den
algemeenen economischen toestand.
Aan de artikelen ontleenen wij: het
volgende:
Partijen verbinden zich om niet over
te gaan, in haar wederzijdsche betrek
kingen, tot verhoogingen van
invoerrechten boven het peil van
rechten, bestaande op den datum van
onderteekening van dit verdrag, noch tot
de instelling van rechten, niet bestaande
op dien dag, en om niet over te gaan
tot eenige verhooging van. beschermend
karakter van haar invoerrechten, noch tot
eenige instelling van nieuwe beschermen
de rechten, ten aanzien van goederen van
derde Staten, waarmede zij gebonden zijn
door handelsverdragen, behalve in het
geval, dat deze Staten, door een nieuwe
verhooging van tariefmuren of verzwa
ring der handelsbelemmeringen, ernstig
afbreuk zouden doen aan de Verdrag
sluitende Partijen".
Verder verbinden Partijen zich in haar
wederzijdsche betrekkingen, haar i n-
voerreebten geleidelijk te
verlagen, overeenkomstig de volgende
bepalingen:
De invoerrechten zullen op bet oogen-
blik van de inwerkingtreding van !dit
verdrag worden verlaagd met 10 pet. van
bet tarief, bestaande op den datum der
onderteekening van dit verdrag; deze ver
laging zal één jaar later worden gebracht
op 20 pet. van dit tarief, twee jaar later
op 30 pot., drie jaar later op 40 pet. en
vier jaar later op 50 pet. van dit tarief.
Partijen verbinden zich, onder elkander
geen enkel nieuw verbod of g e e n en
kele nieuwe beperkingvan
den in- of uitvoer toe te passen,
noch een enkelen nieuwen maatregel tot
reglementeering te treffen, die als gevolg
zou kunnen hebben het wederzijidsche
ruilverkeer te belemmeren.
Volgens dit artikel behouden de partij1-
en zich evenwel het recht voor over te
gaan tot de algemeen als noodzakelijk er
kende reserves, zooals verboden of beper
kingen met betrekking tot openbare vei
ligheid, zedelijke of humanitaire gronden,
vervoer van oorlogsmaterieel, volksge
zondheid en voedselvoorziening, in- en
uitvoer van edele metalen, papiergeld en
effecten.
Voorts bepaalt art. 3:
In het geval, dat hét ruilverkeer tus-
schen de Verdragsluitende partijen ern
stig beroerd zou worden door abnor
male omstandigheden, heeft
ieder der partijen de bevoegdheid, den
in-of uitvoer te beperken, onder voor
waarde evenwel, dat een contingent zal
worden vastgesteld, dat in beginsel en
behalve uitzonderingsgevallen, niet lager
zal kunnen zijn dan 100 pet. van het
gemiddelde der ingevoerde of uitgevoer
de hoeveelheden gedurende normale ja
ren.
Partijen verbinden zich, in haar weder
zijdsche betrekkingen te doen verdwijnen,
zoodra de omstandigheden zulks zullen I
veroorloven, de op den datum der onder
teekening van dit Verdrag bestaande ver-
buds- of beperkingsmaatregelen tot regle
menteering, onder voorbehoud van de
hierboven vermelde uitzonderingen."
Artikel 5 bepaalt, dat de Verdragslui
tende Partijen zich verbinden, in haar
wederzijdsch ruilverkeer de onvoorwaar
delijke en onbeperkte behandeling van de
meestbegunstigde natie
toe te passen.
Krachtens artikel 7 is dit verdrag voor
den duur van v ij f jaren gesloten.
Verder is bepaald, dat iedere derde
Staat de bevoegdheid zal hebben, toe te
treden tot dit verdrag op voet van gelijk
heid met de Staten, die het Verdrag on
derteekend hebben. In de verdere alinea
wordt geregeld de wijze waarop de vreem
de Staat kan toetreden.
Bij de onderteekening hebben de minis
ters de verklaring afgelegd, dat hun re
geeringen zich vrij zullen beschouwen,
eventueel maatregelen van fis-
caal karakter te nemen tijdens den
termijn tusschen de onderteekening en de
inwerkingtreding van het onderhavige
verdrag.
Van den tekst van dit Verdrag is door
de Nederlandsche diplomatieke vertegen
woordigers mede namens de Luxemburg-
sche regeering, mededeeling gedaan aan
de regeeringen van staten, waarmede
Nederland, resp. Luxemburg een handels
overeenkomst op voet van meestbegun-
stiging beeft gesloten.
WIE ZAL DUITSCHLAND REGEEREN?
Zullen Centrum en Nat.-Socialisten
samenwerken?
De verkiezingen in Duitschland hebben
aan geen der partijen een meerderheid
gebracht.
De groote vraag is thans, wat er nu
moet gebeuren.
Een duidelijk antwoord op die vraag
is nog niet gegeven.
Wel is er van de zijde van het Cen
trum, dat een sterke positie inneemt,
de nadruk op gelegd, dat het geen dic
tatuur wil, maar dat het absoluut aan
het grondwettelijke parlementarisme vast
wenscht te houden.
„Wij eischen, schreef de „Germania",
dat na deze verkiezing de tijd der grond
wettelijke experimenten en machtspoli
tieke acties voorbij is, en dat de reeds
in werking gestelde gelikwideerd wor
den. De rijksregeering heeft geen opdracht
nog minder dan tot dusverre, om de con
stitutioneel zeer aanvechtbare methoden
voort te zetten, waarmede zij tot dusverre
haar politiek gevoerd heeft. Zij heeft
daarentegen den plicht de hoogste bezon
nenheid en terughoudendheid te betrach
ten, tot de nieuw-gekozen rijksdag zijn
functies aanvaard heeft. Zij heeft boven
al den plicht den rijksdag op den grond-
wettelijken datum bijeen te roepen en voor
hem te verschijnen. De dag, waarop dit
geschiedt zal over meer beslissen dan
over het lot eener regeering."
De „Köln. Volksztg." zegt meer positief:
het Centrum zal onvoorwaardelijk en on
verbiddelijk eischen, dat de nationaal-so-
cialisten in den duidelijksten en openlijk
sten vorm de medeverantwoordelijkheid
aanvaarden.
Het Centrum blijft eischen een parle
mentaire meerderheid, waarin de natio-
naal-socialisten hun volle verantwoorde
lijkheid zullen dragen. Maar wat is dan
natuurlijker, dan dat de twee partijen:
Centrum en Beiersche Volkspartij eener-
zijds en Nationaal-socialisten anderzijds,
die samen over 327 van de 607 zetels,
een ruime en hechte meerderheid beschik
ken, met Uitschakeling van het huidige
kabinet, een rijksregeering vormen, welke
wellicht, door den loop der gebeurtenis
sen, voor talrijke maatregelen en her
vormingen contact met de socialisten zou
vinden.
Ingezonden Mededeeling.
Binnenland.
De Nederlandsch-Belgische douane
overeenkomst.
Hevige werking van de Slamat.
Het regeeringscrediet aan het bouwbe
drijf.
Buitenland.
Engelsch-Amerikaansche onderhandelin
gen.
De Japansche landbouw in nood.
De invoer van boter in Duitschland.
Het conflict tusschen Bolivia en Para
guay.
Hevig onweer in sommige streken.
In het nationaal-socialistische kamp
heeft men nog geen beslissing, naar welke
richting ook genomen. Men schijnt daar
absoluut niet te weten, wat men met de
overwinning moet doen. Een deel der be
weging wil den strijd voortzetten tot de
eindzege, een tweede groep voelt er het
meest voor het huidige kabinet te blij
ven schragen, een andere, waarschijnlijk
sterke massa wil de vruchten van den
strijd gaan oogsten. Er is zelfs een niet
te onderschatten element, dat het oogen-
blik gekomen acht om desnoods met ge
weld naar de macht te grijpen.
Volgens den democratischen persdienst
verwacht men in bevoegde politieke krin
gen, dat het kabinet Von Papen in zijn
tegenwoordige samenstelling niet meer
voor den rijksdag zal verschijnen.
Aangezien het Centrum zijn oppositie
vooral tegen rijkskanselier Von Papen
heeft gericht en niet bereid is, dezen
rijkskanselier te dulden, verwacht men
een wisseling in het rijkskanselierschap.
Naar verluidt, zou in dat geval Von
Papen als gezant naar Parijs gaan.
Generaal Von Schleicher zal in ieder
geval rijksweerminister blijven, aangezien
dit in overeenstemming is met de wen-
schen van den rijkspresident.
In hoeverre de nationaal-socialisten in
het nieuwe kabinet opgenomen zullen
worden, is nog onzeker.
In den nieuwen rijksdag zullen de na
tionaal-socialisten natuurlijk aanspraak
maken op het ambt van voorzitter van
den rijksdag.
BLUE BAND
B B. 54 C
Vrij naar het Engelsch.
van JOHN JOY BELL.
104) o—
„Ik veronderstel", vervolgde Barker,
„dat u den zoogenaamden schrijver van
dezen brief reeds een soortgelijk voorstel
gedaan heeft en dat uw poging tot af
persing geen succes is geworden. Uit uw
gezicht zie ik, dat mijn vermoeden waar
is. Ik kan u wel zeggen, dat ik u tot
diefstal in staat achtte een week, nadat
u bij mij in dienst kwam; u heeft mis
schien opgemerkt, dat ik u weinig of geen
gelegenheid tot stelen gegeven heb. Het
zegt heel wat voor uw bekwaamheden als
secretaris, dat ik u zoo lang in dienst
heb gehouden, ofschoon ik twijfel, of het
getuigschrift, dat ik u zal geven, u aan
een andere betrekking zal helpen."
„Daar zal ik u voor aanklagen" riep
Drane met trillende stem, „ik zal
„Houd je mond. Een mooi figuur zou
je slaan in de rechtszaal."
„Eenige van uw vrienden zullen er
dan ook een mooi figuur slaan, als ik
deze dingen openbaar maak, mijnheer
Barker", zei de secretaris met een boo-
zen blik. „Uw vriendin Lady Mac Donald
bijvoorbeeld; ook Elsie Glen, die—"
„Zwijg!"
Drane hield op, of hij een klap op den
mond had gekregen. Barker's dreigenden
blik kon hij niet weerstaan.
„Wil je zeggen", zei deze met koude
stem, „dat je het zoudt durven wagen
met zoo iets een dame lastig te vallen?"
„Ik ben wanhopig. Ik moet geld heb
ben", antwoordde Drane, tot het uiterste
gebracht.
„En denk je, dat een dame je hier voor
zou betalen?"
„Ja om voor schande bewaard te
blijven."
„Ben je bij iemand anders met deze
papieren geweest?"
„Dat is uw zaak niet." antwoordde
Drane knorrig.
„Beantwoord mijn vraag."
„Nu, ja dan."
„Ga voort."
„Waarom zou ik voortgaan, als u toch
niets doen wilt?"
„Misschien zal ik wel iets doen. Ga
voort. Ben je in den laatsten tijd naar
Glasgow geweest?... Ja, ik zie het al. U
verraadt telkens uzelf, mijnheer Drane,
Wanneer is u in Glasgow geweest?
„Een week geleden. Ik was er op
Paasch Maandag. Ik ging eerst naar
mijnheer
„Geen namen, als 't u blieft."
„Naar den vader van den falsaris."
„AI" Er klonk voldoening in dien uit
roep. „Wel?"
„Ik had me een beetje vermomd. Ik
kreeg mijnheer den vader van den fal
saris te spreken en nadat hij beloofd had
ze me terug te geven, toonde ik hem de
papieren. Hij hij beschuldigde me ze
beide vervalscht te hebben."
„En u?"
„Ik rukte ze bem uit de handen."
„Ik ben bang, dat u door afpersing niet
in uw levensonderhoud zult kunnen voor
zien mijnheer Drane", merkte Barker met
een wreeden glimlach op. „Toen ging u,
naar ik veronderstel, naar den persoon,
wiens handteekening volgens u ver
valscht is."
„Hoe weet u dat?" hijggde de ander.
„Nu weet ik het. Ga verder."
„Ik kreeg hem te spreken. Ik hield
hem de papieren voor. Ik was niet heele-
maal zeker van hem."
„En wat zei hij?"
„Hij zei dat de wissel in orde was
door hem onderteekend kon zich niet
begrijpen, hoe hij in mijn handen kwam
en beschuldigde me toen den brief ver
valscht te hebben. Ik voorzag, wat er ko
men ging en juist, toen hij op de bel druk
te, ging ik er van door. Als hij niet kreu
pel was geweest, bad bij me gepakt. Mag
ik wat water?"
„Neen. Nog meer? Kom, voor den dag
er mee. Hoe verging bet je bij den com
pagnon van den schrijver?"
„Ik ging Dinsdagavond naar hem toe,
maar nam de papieren niet mee. Ik ver
telde hem de waarheid en"
„Ga voort."
„Hij viel me aan."
Barker lag achter in zijn stoel.
„Wat een heerlijke knoeiboel heeft u er
van gemaakt", merkte hij rustig op. „En
nu komt u bij mij als een laatste toe
vlucht."
„De dames zijn er ook nog. Ik weet,
dat de jonge dame naar Amerika is,
maar ik heb haar adres."
Barker hield zich in.
„Vertel me precies, hoe u in 't bezit ge
komen is van deze waardevolle papieren",
zei hij.
Drane, die zijn zelfbewustzijn heele-
maal kwijt was, vertelde op heeschen
fluistertoon de heele geschiedenis.
„Prachtig", zei zijn chef. „Maar daar
de betrokkene zijn handteekening als echt
erkent ben ik bang, dat u niet veel uit
kunt richten. Op het oogenblik zal hij er
natuurlijk over gespreken hebben met den
beer dien u van valscbheid in geschrifte
beschulidgt en die den dag na uw bezoek
in Glasgow kwam. Het verbaast me eigen
lijk, dat u nog niet gevangen genomen
bent, beschuldigd van diefstal, valschheid
in geschrifte, poging tot afpersing en weet
ik, wat nog meer."
„Dat is allemaal onzin!" riep Drane,
trachtend verontwaardigd op te stuiven.
„Denkt u, dat ik dien brief vervalscht
heb?"
„Ik zou graag eenig bewijs van het te
gendeel zien. Maar u verknoeit mijn tijd.
Heeft u nog iets te zeggen, dat als bewijs
tegen u gebruikt zou kunnen worden?"
Drane's gezicht trok zenuwachtig.
„U heeft me gezegd, dat de falsaris
Dinsdag in Glasgow was," riep hij ten
laatste. „Weet u wel, dat hij Donderdag
in Londen was? Dat hij een onderhoud
had met juffrouw Glen in Lady Mac Do
nald's huis. Dat u haar zult verliezen als
u niet oppast? Dat uw eenige kans is hem
weer naar het buitenland te zenden? Dat
de eenige manier om hem daar te krijgen
en te houden is hem met deze papieren te
bedreigen?" Hij deed haastig een paar
schreden achteruit, denkend, dat de ander
hem aan zou vliegen.
(Wordt vervolgd).