DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Staten-Generaal
GIJ DWAAS
FEUILLETON
VAN
WOENSDAG 15 JUNI 1932, Nr 215.
TWEEDE KAMER.
De behandeling van de Geneesmiddelenwei
geschorst.
De vorige week verklaarde de heer
M a r c h a n t bij de behandeling van
bovengenoemd ontwerp: Men ziet niet
anders dan juichende apothekers en hui
lende drogisten.
Nu, gisteren waren de rollen omge
keerd. De drogisten hadden reden om te
juichen. Want het wetsontwerp, waar
door zij zich in hun bestaan bedreigd
achtten, is voorloopig van de,.baan.
Mevr. de Vries Brurnsi, S. D.,
heeft het ontwerp nog uitvoerig ver
dedigd, maar zij werd gevolgd door haar
pertijgenoot, den heer Du ijs, die het
even krachtig bestreed.
En daarna kwam de heer B e u m e r,
A. R., die verklaarde, dat de regeering
niet op den steun van zijn fractie dient
te rekenen.
Het ontwerp bevat onderdeelen, waar
omtrent spr. zich niet bevoegd acht; doch
er zijn er ook waarover spr. wel oordee-
len kan. Deze wet zou alleen noodig zijn
als de volksgezondheid dit eischte, wat
echter nog door niemand is aangetoond.
De crisis heeft groote stoornis gebracht
bij verschillende groepen van inwoners.
Moeten nu door een nieuwe wet een 5 k
10 duizend achtenswaardige burgers wor- i
den benadeeld? Daaraan doet spr. niet
mede.
Voorts is ook spr. van oordeel, dat het
ontwerp veel te veel overlaat aan alge
meene maatregelen van bestuur en mini-
steriëele beschikkingen, waarbij de rech
terlijke macht nog is uitgeschakeld.
Volgens de Memorie van Antwoord
wordt de positie der drogisten niet be-
dreigd; het is alleen maar jammer, dat i
deze stumperds dit niet inzien. Zoo maakt
art. 38 een nadere regeling mogelijk,waar-
bij aan de drogisten zoodanige eischen
worden gesteld, dat hun het bestaan on
mogelijk wordt gemaakt.
De regeering neme dit ont
werp terug, en kome opnieuw met
een ontwerp, inhoudende o.m. een nega
tieve lijst en een bepaling dat sterkwer-
kende middelen, slaapmiddelen, abortiva j
e.d. alleen door apothekers mogen wor
den verkocht. Dan zal zij ongetwijfeld op
den steun van spr.'s fractie kunnen
rekenen.
De Min. van Binnen 1. Zaken, de
heer Ruys de Beerenbrouck, er
kent, dat er twijfel kan bestaan over de
vraag of een partiëele dan wel een gene
rale wijziging gewenscht is. De bestaan
de wet is met de tegenwoordige rechts
opvattingen in disharmonie. De practijk
van 1865, toen deze wet ontstond, is een
geheel andere dan de tegenwoordige. Door
de verpakte geneesmiddelen doet zich een
toepassing der artsenijbereidkunst voor,
welke cich de wetgever van 1865 niet
droomde.
Heeft spr. do beraadslagingen goed ge
volgd, dan richtten de bezwaren zich voor
al tegen de uitwerking. Er zou teveel
zijn overgelaten aan algemeene maat
regelen van bestuur en ministeriëele be
schikkingen. Soepelheid is ongetwijfeld
een voordeel, doch het kan ook een be
lang zijn, zekerhek. in de wet zelve te
vinden. Spr. verklaaH, dat ook ten platte-
lande de drogisten een levensbestaan zul
len kunnen blijven vinden.
Herziening is dus wenschelijk. Een
goede regeling moet ongetwijfeld zijn te
maken in gemeen overleg; overeenstem
ming ook op principiëele punten schijnt
spr. niet uitgesloten. Indien de behan
deling van het wetsontwerp heden en
volgende dagen werd voortgezet, zou daar
tegen bezwaar ontstaan; een geforceerde
behandeling ware het gevolg.
Spr. zal gevolg geven aan den wenk,
het ontwerp in een rustiger sfeer nader
te doen behandelen.
Vrij naar het Engelsch.
65.) o—
„Is is Britsch-Golumbia ver weg?"
„Ik denk, dat Vancouver, waar ik eerst
heen zou moeten, ongeveer drie weken
reizen hier vandaan is. Van Vancouver
uit zou ik misschien maanden van het
wereldtooneel verdwijnen, daar het on
derzoek verder Noordelijk moet plaats
hebben in een nog niet ontgonnen land
streek. Dat zou heel interessant werk
zijn".
Er heerschte een korte stilte.
„Maar je wilt toch niet zoover weg
gaan, zonder eerst je vader gezien te heb
ben? Dat zou toch erg wreed tegenover
hem zijn. Je weet, dat hij eenige weken
geleden hier was op een dag, dat tan
te zich niet erg lekker gevoelde en dat
we samen lunchten. Ik merkte wel, dat hij
erg bezorgd om je was en hij zou je ver
trek diep voelen. Je moet me vergeven,
Harry, dat ik zoo tegen je spreek, maar
je vader was erg aardig voor me. Nie
mand is ooit zoo vriendelijk voor me ge
weest. Hij is een man, voor wie men nooit
De Voorzitter stelt voor, de behan
deling van het ontwerp uit te stellen.
Hiertoe werd z.h.s. besloten.
Schade bij de uitvoering der Zuiderzee
werken.
Daarna kwam aan de orde de conclu
sie van het verslag der Commissie om
trent den Brief van den Minister van
Waterstaat naar aanleiding van een aan
dien Minister om inlichtingen gezonden
adres van de N.V. I. v. d. Velde Co.'s
Aannemers-Mij te 's-Gravenhage, houden
de verzoek opnieuw een onderzoek in te
stellen naar de door adressante bij de
uitvoering van bestek 6 der Zuiderzee
werken geleden schade, ongeveer een mil-
lioen, en vergoeding dier schade.
De heer Van D ij k, A.R., zegt, dat de
Kamer het bedrag niet zelf kan bepalen,
dat dient te worden uitbetaald. Een com
missie is daarvoor noodig. Er moet voor
gewaakt worden, dat iemand, die een
groot aandeel in dit werk heeft gehad,
daarvan het slachtoffer wordt.
De regeering moet hier geen rechter
spelen in eigen zaak. Spr. stelt een amen
dement voor om de wenschelijkheid te
doen nagaan, advies te vragen aan een
commissie van deskundigen omtrent de
grootte van het te vergoeden bedrag.
De heer De Wilde, A. R., betoogt,
dat de firma v. d. Velde geen enkel recht
heeft, maar aanspraak maakt op welwil
lendheid.
Minister R e ij m e r meent, dat aan de
firma alle schadevergoeding is toegekend,
die haar redelijkerwijs toekomt. De aan
nemer moet de risico van het vak aan
vaarden. Gaat men verder met de schade
vergoeding, dan handelt men onbillijk
tegenover andere aannemers.
Over het amendement wordt vandaag
gestemd.
Mr Heemskerk herdacht.
Bij den aanvang van de vergadering
werd, zooals wij gisteren reeds meldden,
wijlen Mr Heemskerk in treffende be
woordingen door den Voorzitter en door
Minister Ruys de Beerenbrouck herdacht.
Beide redevoeringen werden door de
Kamer en de aanwezige Ministers staan
de aangehoord.
MR HEEMSKERK'S LAATSTE REDE.
Aan een waardeerend artikeltje van
den parlementsredacteur van „Het Volk"
over den gevierden Staatsman ontleenen
wij het volgende:
„Vrijdag 27 Mei. De eerste termijn van
het debat in de Tweede Kamer over de
Godslasteringswet loopt ten einde. Reeds
wil de voorzitter het woord geven aan
den minister van Justitie om een aan
vang te maken met zijn verdediging van
het wetsontwerp. Maar aan de rechterzij
de gaat nog een hand omhoog en een
laatste spreker rept zich naar het spreek
gestoelte.
Het is de bijna 80-jarige mr Th.
Heemskerk, die het woord heeft ge
vraagd. De aandacht van de Kamerleden
en de journalisten wordt opnieuw gespan
nen, want nog altijd is de grijze parle
mentariër, een meesterlijk redenaar en
zijn kórte toespraken zijn steeds een ge
not om naar te luisteren. Maar ditmaal
vervult zijn woord de toehoorders met
eenige verwondering. Want er klinkt een
zeldzame ontroering in de stem van den
grijsaard, de bijna nimmer ontbrekende
luchtige scherts blijft achterwege, de
toon is van een ongewone forschheid.
Mr Heemskerk verdedigt het wetsontwerp
tegen de daarop gerichte aanvallen, doch
keert zich met name tot het jongste lid
der Kamer, den heer Peereboom, die de
zen middag zijn eerste redevoering heeft
gehouden en zich daarbij eenige plagerij
in Lingbeekschen stijl jegens de antirevo
lutionairen heeft veroorloofd. De Kamer
luistert in doodsche stilte naar deze af
straffing. De communist De Visser waagt
een interruptie, die door den slagvaardi
gen debatter aanstonds opgevangen en
koelhooghartig terug gewezen wordt. De
geheele rede neemt niet meer dan tien
minuten in beslag, doch men gevoelt: dit
is het hoogtepunt van het debat geweest.
Hier werd gesproken uit de volheid des
gemoeds.
Mr. Th. Heemskerk heeft maar dat
weten de luisteraars op dit oogenblik
te veel zou kunnen doen. Bovendien",
voegde ze er luchtiger aan toe, „heb je
me vroeger heel wat goeden raad gege
ven en ik geef je daar alleen maar wat
van terug, als ik zoo spreek. Ik geloof
trouwens niet, dat je weg zou kunnen
gaan, zonder je vader nog eens bezocht
te hebben".
„Misschien heb ik geen tijd om naar
Glasgow te gaan", zei hij, even met de
hand over de oogen strijkend, als voelde
hij zich vermoeid, „en ik mag toch zeker
niet van hem vragen weer hier te komen.
Hij heeft al meer dan genoeg voor mij
verreisd. Misschien ga ik de volgende
maandal".
„Dan ben je nog niet sterk genoeg."
„Ik denk, dat de zeereis me wel aan
zal sterken. In ieder geval is er nog niets
beslist. Vertel me nu over jezelf, Elsie.
Ik weet niet, hoever je nu bent. Ik heb
je vorderingen niet kunnen volgen. Wan
neer is je eerste optreden?
Daar het meisje de thee binnenbracht,
kreeg Elsie tijd om te beseffen, dat het
Harry ernst was, dat hij graag Engeland
verlaten wilde en dat zoo spoedig moge
lijk. Eerst had ze het zuiver als een gril
van een herstellende beschouwd en had
ze over dominee Clement gesproken deels
om Hary's aandacht van zichzelf af te
leiden en deels uit trouw aan den oude
ren man, op wiens vriendschap ze trotsch
was.
nog niet zijn laatsten oratorischen
triomf gevierd in het parlement, waarvan
hij bijkans vijf en twinig jaar een sieraad
is geweest en waarmede hij gedurende
ongeveer een dozijn jaren als minister
heeft mogen debatteeren. Den volgenden
dag wordt hij in een Utrechtsch zieken
huis opgenomen tot het ondergaan eener
operatie, die niet meer door herstel zal
worden gevolgd."
CHRISTELIJKE BOEREN- EN
TUINDERSBOND.
Afdeeling Zeeland.
Deze afdeeling hield gisteren in hotel
„De Appel" te Zaamslag haar jaarlijksche
algemeene vergadering onder voorzitter
schap van den heer C. P. Vogelaar Sr te
Krabbendijke. De vergadering was zeer
druk bezocht door leden (enkele met hun
dames) uit verschillende deelen van Zee
land, zoodat de zaal geheel gevuld was.
De voorzitter opent de vergadering en
verwelkomt o.a. den Commissaris der Ko
ningin, wien hij dankt voor zijn belang
stelling voor het platteland; den heer G.
v. d. Putte, lid van Ged. Staten, en den
heer Stevens (rijkslandbouwconsulent).
De voorzitter wees op den goeden stand
der gewassen, die een rijken oogst belooft.
Toch gaat de landbouwer met angst en
zorg de toekomst tegemoet. Wat zal de fi
nancieels uitkomst zijn? Reeds enkele ja
ren waren de uitgaven grooter dan de in
komsten. Ook de veehouderij is het laatste
jaar tot een ongekend laag peil ingezon
ken. De crisis wordt nu in alle bedrijven
gevoeld.
Donker is de toekomst. Toch breken er
lichtstralen door.
Algemeen wordt nu erkend, dat er een
noodtoestand en is men bereid steun
maatregelen te nemen. Jammer, dat die
bereidwilligheid zoo laat is gekomen en
dat men niet eerder heeft ingezien, dat er
een landbouwcrisis was.
Er is nu goede hoon, op een loonende
bietenteelt. Over de Tarwewet is de land
bouwer dankbaar. De uitvoering is aan
den georganiseerden landbouw opgedra
gen, iets, wat de organisaties zeer op prijs
hebben gesteld. Al is het mengpercentage
nog niet vastgesteld, toch hebben we toe
zegging, dat de geheele tarweoogst zal af
genomen worden. Het is de bedoeling, dat
de oogst 1932 uiterlijk in Mei 1933 geheel
afgeleverd zal zijn. De tarweorganisaties
-uilen voor het opslaan der voorraden
zorg dragen. Daarvoor hebben zij credie-
ten noodig, die zij echter wei zullen kun
nen krijgen. De landbouwers .krijgen dan
spoedig contanten en zijn ontslagen van de
zorg voor het bewaren.
De vlassteun is een mislukking. Dit blijkt
wel uit den zeer kleinen uitzaai.
De Boterwet zal wel eenige verlichting
brengen in den druk der veeboeren.
Nu moeten we echter niet denken,» dat
deze steun voldoende is. We zijn dankbaar
maar niet voldaan. Er moet ook uit het
bedrijf geleefd kunnen worden.
'Als de landbouw voor sommigen nog
eenigszins loonend was, was dat te dan
ken aan den aardappelteelt. En hiervoor
zijn we aangewezen op export, een zeer
riskante factor. We moeten voortgaan de
regeering en volksvertegenwoordigers te
bewerken, zoodat den landbouwer een
menschwaardig bestaan wordt verzekerd.
We mogen tevreden zijn, als de teelt
der drie hoofdproducten loonend is, n.l.
tarwe, bieten en consumptie-aardappelen.
In die richting moeten we voortgaan. Dan
kunnen we onze financieele verplichtingen
nakomen. Immers belastingen, polderlas-
ten en sociale lasten zijn sterk gestegen.
Naar sprekers vaste overtuiging is het
verkeerd, als men gaat ijveren voor af
schaffing der sociale lasten. Daarvoor is
toch geen meerderheid in de Kamer te
vinden. En bovendien stoot men een groot
gedeelte van zijn hulptroepen van zich af
en maakt men ze tot tegenstanders. We
moeten niet varen in het zog van het
staatspensioen en niet de leuze aanheffen:
„weg met de sociale wetten". Noch bij de
regeering, noch bij de Kamers zal die
leuze ingang vinden. Beter is, den land
bouwer in staat te stellen de uitgaven uit
zijn bedrijf te betalen.
Ten slotte wekte spr. op, de organisatie
sterk te maken. Door woord, daad en ge
bed moeten we ons versterken.
Maar nu wist ze plotseling wat het voor
haar zou beteekenen, als Harry weg was.
Mechanisch schonk ze thee in en voor
Harry op kon staan, stond ze met z'n
kopje naast hem.
„Dat had je niet moeten doen, Elsie,"
zei hij. „Ik ben nu niet langer een zieke."
Maar hij keek haar niet aan.
Ze ging terug naar haar stoel en begon
over zich zelf te vertellen en over Blyth,
die naar Amerika zou vertrekken, waar
zijn troep niet veel succes had gehad, over
haar eerste optreden. Ze sprak vlug, maar
zonder vuur.
Harry luisterde, terwijl hij haar ter
sluiks aankeek, diep ongelukkig. Nooit
had ze hem zoo mooi, zoo lief, zoo begeer
lijk toegeschenen. Weer voelde hij' de ver
zoeking in zich opkomen. Waarom niet?
0, waarom niet? klonk het in hem. Maar
een oogenblik vestigde Elsie haar oogen
op zijn gelaat en hij wist het.
„Ben je zenuwachtig?" vroeg hij, zich
dwingend op gewonen toon te spreken.
„Ja."
„Zie je er tegen op?"
„Neen, dat niet. Zie je, ik wil mijnheer
Blyth niet teleurstellen. Mijn liederen zijn
niet zwaar en ik heb tijd genoeg om me
te oefenen."
„Ik weet zeker, dat je succes zult heb
ben", Elsie.
Ze zuchtte even. Die opmerking was de
oude Harry onwaardig.
Daarna wekte spr. de aanwezigen op
tot geloofsvertrouwen, zooals de Heidel-
bergsche Catechismus in Zondag 10 uit
eenzet. Dat geloof sterke ons in dezen
economischen strijd.
De secretaris, de heer J. A. Dominicus
te Wemeldinge leest nu de notulen en doet
de volgende mededeelingen:
Bericht van verhindering is ingekomen
van de heeren Mr Goedbloed (secretaris
van den Bond), Zwagerman en Van der
Plassche.
Het ledental van den Bond heeft zich
sterk uitgebreid. De 10.000 zijn gepasseerd.
Helaas heeft Zeeland daarin niet het
grootste aandeel gehad. Het ledental on
zer provincie bedraagt 500, except de jon
geren-organisatie. Het krachtigst ontwik
kelde zich de actie op Walcheren. Op
Schouwen-Duiveland kwam een geweste
lijke afdeeling tot stand.
De afdeeling werkte mee aan de tot
stand koming van de Zeeuwsche tarwe-
organisatie. Een provinciale organisatie
van boterbereiders is in wording, waar
aan de afdeeling evenzeer medewerking
toezegde.
De officieele erkenning der gewassen
en zaaizaadkeuring is vanwege het Cen
traal Bureau verkregen.
Thans is opgericht een Nederlandsche
algemeene Keuringsdienst in verband met
de landbouwuitvoerwet, waaronder nu ook
de pootaardappelen zullen vallen. Deze
dienst is weer onderverdeeld in diverse
provinciale afdeelingen. In de Zeeuwsche
afdeeling heeft de afdeelingsvoorzitter als
bestuurslid zitting, terwijl ook de bestaan
de keuringen van den Bond daarin wor
den opgenomen.
De afd. Schouwen-Duiveland zal vol
gend jaar de gewassenkeuring ter hand
nemen.
Met dank kan worden vermeld, dat
Ged. Staten voor verschillende landbouw-
of veeteeltzaken de adviezen van den Chr.
Boeren- en Tuindersbond inwinnen en
deze organisatie dus op voet van gelijk
heid met andere behandelt.
De jongeren-organisatie heeft zich het
krachtigst op Walcheren ontwikkeld. Er
kwamen afdeelingen tot stand te Grijps-
kerke, Middelburg, Oostkapelle en in West
Zeeuwsch-Ylaanderen met een totaal le
dental van 77.
Dhr G. v. d. Putte deelt nog mede,
dat men ook in Walcheren de zaaizaad
keuring ter hand zal nemen.
Hierna deed de penningmeester, de heer
J. Oele te Wemeldinge, rekening en ver
antwoording. In zijn verslag bracht hij
dank aan de heeren Wisse en Bosselaar
voor hun propaganda voor den Bond in
vergaderingen der Z. L. M. Het ledental
stijgt steeds en bedraagt nu 515. De jonge
ren-organisatie wordt steeds sterker. In
verschillende deelen der provincie is er
ontwaking te constateeren.
Er is een nadeelig saldo van f 8,25. De
reserve bedraagt thans f 368,32. Spreker
dringt aan op het werven van leden.
Een motie over de
sociale verzekering.
Ingekomen is een motie van de afd.
West Zeeuwsch-Vlaanaeren, waarin af
keuring wordt uitgesproken over de hou
ding van het moderamen van het Hoofd
bestuur van den Chr. Boeren- en Tuin
dersbond, inzake de ontheffing der soci
ale lasten. Dringend wordt het Hoofdbe
stuur verzocht in overleg met de Hoofd
besturen der andere landbouworganisaties
er met klem bij de Overheid op aan te
dringen, de benarde landbouwers van de
voor hen niet te betalen premies voor so
ciale lasten ontheffing te verleenen.
Dhr Dees te Biervliet verdedigt
deze motie. De uitgaven voor sociale las
ten zijn niet te betaler.. Waar moet het
geld vandaan komen? Spr. wil geen af
schaffing, maar tijdelijke ontheffing der
lasten. Spr. vraagt ook plaatsruimte in
„Het Platteland" om deze meening te ver
dedigen.
De voorzitter is nog altijd van
meening, dat het beter is de ontvangsten
omhoog te brengen. Dan kunnen de lasten
betaald worden. Is er eenige kans op in
williging van een verzoek om ontheffing?
Spr. meent van niet. Ook in de vergade
ring van de Raffeisenbank heeft de heer
Stroink, geen geestverwant, eenzelfde
standpunt als spr. ingenomen. En in deze
„Ik zal misschien ver weg zijtn, als je
toegejuicht wordt maar ik zou blij zijn
als ik er wat van mocht vernemen," zei hij.
„Als de kritieken maar een beetje gun
stig zijn, zal ik je misschien een krant stu
ren?" Ze lachte.
„Ik zal heel blij zijn met een krant van
jou."
Elsie zette, harder dan noodig was,
haar kopje neer.
„Ik zou wel eens willen weten, waar
tante blijft," zei ze en begon over koetjes
en kalfjes te babbelen.
Even later stond Harry op om weg te
gaan.
„Ik zal nog eens terug komen om nicht
Caroline te bedanken. Wil je haar dat
zeggen, Elsie. Ik ben al te lang gebleven.
Ik ben blij, dat je zooveel geduld met me
hebt gehad. Ik weet niet, of ik je nog zal
zien voor ik ga dat is te zeggen, als ik
ga wat ik zeer waarschijnlijk acht.
Donderdag zal ik nicht Caroline nog eens
op komen zoeken. Ben je dan 's middags
thuis, Elsie?"
„Ik ben bang van niet. Maar maar
als,je gaat, wensch ik je geluk en voor
spoed, Harry."
„En zul je de krant niet vergeten?"
„Neen, ik zal de krant niet vergeten."
Ze gingen naar de deur. Elsie meende,
dat hij even wankelde.
„Ik zal met je mee naar beneden gaan,"
zei ze.
vergadering met 600 afgevaardigden
steunde niemand een voorstel-Knijpe, dat
ook ontheffing vroeg.
De heer Chr. van den Heuvel, lid
der Tweede Kamer, keurt het werken met
moties van afkeuring af. Verder zegt spr.,
dat de hoofdbesturen der beide organisa
ties hun meening hebben veranderd en
zich hebben geplaatst op het standpunt
van den C. B. T. B. Beter zijn doeltreffen
de steunmaatregelen dan ontheffing van
sociale lasten. We moeten het er liever
over eens zijn, dat de uitgaven voor sociale
verzekering bij het bedrijf behooren in
goede en in slechte tijden. Dat zeggen ook
de programs van beginselen der A. R. en
C. H. partijen. Daarom kunnen en mogen
de A. R. en C. H. Kamerleden daarmede
niet in strijd handelen. Maar waarom kiest
men ook de kleinste van de uitgaven om
die voor rekening van den Staat te bren
gen?
Interruptie: Omdat we de groote niet
krijgen kunnen.
Dhr Van den Heuvel: Ook deze
kleine krijg je niet. We zouden er de me
dewerking van de arbeidersgroepen op
ernstige wijze door in gevaar brengen.
Dhr J. denHamerte Axel noemt de
sociale lasten een ongelijke belasting.
Dhr W. de Buck te Meliskerke drukt
zijn spijt over deze motie uit. Spr. kan ze
om principieele en practische redenen niet
aanvaarden. Onze Bond staat op positief
Chr. grondslag. Dat moet in woord en
daad der leden blijken. De leden in West
Zeeuwsch-Vlaanderen dwalen. Trek uw
motie in, zegt spr.
De discussie hierover wordt verdaagd
tot de middagvergadering.
Rede Commissaris der Koningin.
De Commissaris der Koningin zegt
dank voor de uitnoodiging en de welkomst
woorden. Dit is geen gewone beleefdheids
frase, maar deze woorden komen uit den
grond van spreker's hart. Spr. wil, als hij
uitdrukking wil geven aan zijn Sympathie
voor dezen Bond, geen scheiding maken
tusschen Christelijke en niet-Christelijke
landbouwers en absoluut geen partij kie
zen. Op een vergadering van neutrale of
R. K. organisaties zal Spr. ook gaarne
zijn beste wenschen aanbieden.
Maar toch wil spr. het niet onder stoe
len of banken steken, dat het zijn wensch
is, dat de Zeeuwsche landbouwers 't hoofd
buigen voor den Koning der koningen en
Christus als hun Heer en Heiland eer
biedigen, niet alleen in Kerk en Staat,
maar ook in het maatschappelijk leven.
Wij beleven zorgvolle tijden. De toe
stand schijnt hopeloos en fatalisme en
egoïsme verteeren de volkeren. Veel ern
stiger nog dan de economische crisis is
die op geestelijk gebied. Wanneer die eerst
maar overwonnen is, zal ook het eind van
de economische crisis spoedig zijn bereikt.
Wij moeten strijden tegen den demon van
het ongeloof, die zooveel slachtoffers
maait en niet te spoedig de schuld op an
deren werpen. Hebben wijzelf ook schuld
te belijden? Zijn wij in alles wel oprechte,
goede Christenen?
Waarom zijn wij zoo dikwijls moede
loos? Wij moeten opgewekt voorwaarts
gaan en het enge pad achter Christus be
wandelen. God zal ons niet verlaten, als
wij Hem niet loslaten. Laten wij het de
vies van den Vader des Vaderlands:
„Mijn Schild en mijn vertrouwen
Zijt Gij, o God, mijn Heer"
tot het onze maken.
Dan mogen en moeten wij ook op stoffe
lijk gebied onze belangen behartigen en
zorgen voor ons bedrijf en ons gezin.
De Overheid heeft tot taak te zorgen,
dat ieder onderdaan op menschwaardige
wijze door het leven kan gaan.
Ook het Prov. bestuur wil gaarne hel
pen, maar de Prov. kas laat zoo weinig
toe. Meerdere posten op de begrooting
zijn reeds direct of indirect ten bate van
den landbouw. Bij de opcenten kan niets
meer bij. Maar toch kan Spr. medèdeelen,
dat Ged. Staten j.l. Vrijdag hebben beslo
ten aan de Prov. Staten voor te stellen,
dat de provincie zich garant stelle voor
een bedrag van f 1 millioen tegenover de
tarwe-organisatie, opdat de landbouwers
hun tarwe tijdig zullen kunnen inleveren
en het geld er voor ontvangen.
Op de trap werden zijn bewegingen nog
onzekerder en ze greep zijn arm.
„Wees voorzichtig, Harry. Haast je
maar niet. Steun maar op mij." Ze was
bezorgd als een moeder.
Aan den voet van de trap stonden ze
een oogenblik stil. Elsie bleek, Harry tril
lend.
„Was was je bang te vallen, Har
ry?" vroeg ze, verschrikt door dit blijk
van zwakheid.
„Ja, Elsie, ik was bang, dat ik zou val
len", antwoordde hij droevig en in zich
zelf voegde hij er aan toe: „zelfs nog
dieper, dan ik al gevallen beu."
En toen scheen er niets meer te zeg
gen. Harry ging naar de deur, opende die,
nam het fluitje van de spijker en floot
eens. Hij hing het fluitje weer op zijn
plaats en stond de straat af te kijken of
alles afhing van de spoedige komst van de
cab.
Toen die kwam, greep Elsie weer zijn
arm en ging met hem de stoep af.
„Nu moet je voorzichtig zijn," zei ze,
trachtend opgewekt te spreken. „Vraag
den koetsier, je bij het uitstappen behulp
zaam te zijn. Dag Harryi"
(Wordt vervolgd).