DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Staten-Generaal GIJ DWAAS FEUILLETON VAN WOENSDAG 15 JUNI 1932, Nr 215. TWEEDE KAMER. De behandeling van de Geneesmiddelenwei geschorst. De vorige week verklaarde de heer M a r c h a n t bij de behandeling van bovengenoemd ontwerp: Men ziet niet anders dan juichende apothekers en hui lende drogisten. Nu, gisteren waren de rollen omge keerd. De drogisten hadden reden om te juichen. Want het wetsontwerp, waar door zij zich in hun bestaan bedreigd achtten, is voorloopig van de,.baan. Mevr. de Vries Brurnsi, S. D., heeft het ontwerp nog uitvoerig ver dedigd, maar zij werd gevolgd door haar pertijgenoot, den heer Du ijs, die het even krachtig bestreed. En daarna kwam de heer B e u m e r, A. R., die verklaarde, dat de regeering niet op den steun van zijn fractie dient te rekenen. Het ontwerp bevat onderdeelen, waar omtrent spr. zich niet bevoegd acht; doch er zijn er ook waarover spr. wel oordee- len kan. Deze wet zou alleen noodig zijn als de volksgezondheid dit eischte, wat echter nog door niemand is aangetoond. De crisis heeft groote stoornis gebracht bij verschillende groepen van inwoners. Moeten nu door een nieuwe wet een 5 k 10 duizend achtenswaardige burgers wor- i den benadeeld? Daaraan doet spr. niet mede. Voorts is ook spr. van oordeel, dat het ontwerp veel te veel overlaat aan alge meene maatregelen van bestuur en mini- steriëele beschikkingen, waarbij de rech terlijke macht nog is uitgeschakeld. Volgens de Memorie van Antwoord wordt de positie der drogisten niet be- dreigd; het is alleen maar jammer, dat i deze stumperds dit niet inzien. Zoo maakt art. 38 een nadere regeling mogelijk,waar- bij aan de drogisten zoodanige eischen worden gesteld, dat hun het bestaan on mogelijk wordt gemaakt. De regeering neme dit ont werp terug, en kome opnieuw met een ontwerp, inhoudende o.m. een nega tieve lijst en een bepaling dat sterkwer- kende middelen, slaapmiddelen, abortiva j e.d. alleen door apothekers mogen wor den verkocht. Dan zal zij ongetwijfeld op den steun van spr.'s fractie kunnen rekenen. De Min. van Binnen 1. Zaken, de heer Ruys de Beerenbrouck, er kent, dat er twijfel kan bestaan over de vraag of een partiëele dan wel een gene rale wijziging gewenscht is. De bestaan de wet is met de tegenwoordige rechts opvattingen in disharmonie. De practijk van 1865, toen deze wet ontstond, is een geheel andere dan de tegenwoordige. Door de verpakte geneesmiddelen doet zich een toepassing der artsenijbereidkunst voor, welke cich de wetgever van 1865 niet droomde. Heeft spr. do beraadslagingen goed ge volgd, dan richtten de bezwaren zich voor al tegen de uitwerking. Er zou teveel zijn overgelaten aan algemeene maat regelen van bestuur en ministeriëele be schikkingen. Soepelheid is ongetwijfeld een voordeel, doch het kan ook een be lang zijn, zekerhek. in de wet zelve te vinden. Spr. verklaaH, dat ook ten platte- lande de drogisten een levensbestaan zul len kunnen blijven vinden. Herziening is dus wenschelijk. Een goede regeling moet ongetwijfeld zijn te maken in gemeen overleg; overeenstem ming ook op principiëele punten schijnt spr. niet uitgesloten. Indien de behan deling van het wetsontwerp heden en volgende dagen werd voortgezet, zou daar tegen bezwaar ontstaan; een geforceerde behandeling ware het gevolg. Spr. zal gevolg geven aan den wenk, het ontwerp in een rustiger sfeer nader te doen behandelen. Vrij naar het Engelsch. 65.) o— „Is is Britsch-Golumbia ver weg?" „Ik denk, dat Vancouver, waar ik eerst heen zou moeten, ongeveer drie weken reizen hier vandaan is. Van Vancouver uit zou ik misschien maanden van het wereldtooneel verdwijnen, daar het on derzoek verder Noordelijk moet plaats hebben in een nog niet ontgonnen land streek. Dat zou heel interessant werk zijn". Er heerschte een korte stilte. „Maar je wilt toch niet zoover weg gaan, zonder eerst je vader gezien te heb ben? Dat zou toch erg wreed tegenover hem zijn. Je weet, dat hij eenige weken geleden hier was op een dag, dat tan te zich niet erg lekker gevoelde en dat we samen lunchten. Ik merkte wel, dat hij erg bezorgd om je was en hij zou je ver trek diep voelen. Je moet me vergeven, Harry, dat ik zoo tegen je spreek, maar je vader was erg aardig voor me. Nie mand is ooit zoo vriendelijk voor me ge weest. Hij is een man, voor wie men nooit De Voorzitter stelt voor, de behan deling van het ontwerp uit te stellen. Hiertoe werd z.h.s. besloten. Schade bij de uitvoering der Zuiderzee werken. Daarna kwam aan de orde de conclu sie van het verslag der Commissie om trent den Brief van den Minister van Waterstaat naar aanleiding van een aan dien Minister om inlichtingen gezonden adres van de N.V. I. v. d. Velde Co.'s Aannemers-Mij te 's-Gravenhage, houden de verzoek opnieuw een onderzoek in te stellen naar de door adressante bij de uitvoering van bestek 6 der Zuiderzee werken geleden schade, ongeveer een mil- lioen, en vergoeding dier schade. De heer Van D ij k, A.R., zegt, dat de Kamer het bedrag niet zelf kan bepalen, dat dient te worden uitbetaald. Een com missie is daarvoor noodig. Er moet voor gewaakt worden, dat iemand, die een groot aandeel in dit werk heeft gehad, daarvan het slachtoffer wordt. De regeering moet hier geen rechter spelen in eigen zaak. Spr. stelt een amen dement voor om de wenschelijkheid te doen nagaan, advies te vragen aan een commissie van deskundigen omtrent de grootte van het te vergoeden bedrag. De heer De Wilde, A. R., betoogt, dat de firma v. d. Velde geen enkel recht heeft, maar aanspraak maakt op welwil lendheid. Minister R e ij m e r meent, dat aan de firma alle schadevergoeding is toegekend, die haar redelijkerwijs toekomt. De aan nemer moet de risico van het vak aan vaarden. Gaat men verder met de schade vergoeding, dan handelt men onbillijk tegenover andere aannemers. Over het amendement wordt vandaag gestemd. Mr Heemskerk herdacht. Bij den aanvang van de vergadering werd, zooals wij gisteren reeds meldden, wijlen Mr Heemskerk in treffende be woordingen door den Voorzitter en door Minister Ruys de Beerenbrouck herdacht. Beide redevoeringen werden door de Kamer en de aanwezige Ministers staan de aangehoord. MR HEEMSKERK'S LAATSTE REDE. Aan een waardeerend artikeltje van den parlementsredacteur van „Het Volk" over den gevierden Staatsman ontleenen wij het volgende: „Vrijdag 27 Mei. De eerste termijn van het debat in de Tweede Kamer over de Godslasteringswet loopt ten einde. Reeds wil de voorzitter het woord geven aan den minister van Justitie om een aan vang te maken met zijn verdediging van het wetsontwerp. Maar aan de rechterzij de gaat nog een hand omhoog en een laatste spreker rept zich naar het spreek gestoelte. Het is de bijna 80-jarige mr Th. Heemskerk, die het woord heeft ge vraagd. De aandacht van de Kamerleden en de journalisten wordt opnieuw gespan nen, want nog altijd is de grijze parle mentariër, een meesterlijk redenaar en zijn kórte toespraken zijn steeds een ge not om naar te luisteren. Maar ditmaal vervult zijn woord de toehoorders met eenige verwondering. Want er klinkt een zeldzame ontroering in de stem van den grijsaard, de bijna nimmer ontbrekende luchtige scherts blijft achterwege, de toon is van een ongewone forschheid. Mr Heemskerk verdedigt het wetsontwerp tegen de daarop gerichte aanvallen, doch keert zich met name tot het jongste lid der Kamer, den heer Peereboom, die de zen middag zijn eerste redevoering heeft gehouden en zich daarbij eenige plagerij in Lingbeekschen stijl jegens de antirevo lutionairen heeft veroorloofd. De Kamer luistert in doodsche stilte naar deze af straffing. De communist De Visser waagt een interruptie, die door den slagvaardi gen debatter aanstonds opgevangen en koelhooghartig terug gewezen wordt. De geheele rede neemt niet meer dan tien minuten in beslag, doch men gevoelt: dit is het hoogtepunt van het debat geweest. Hier werd gesproken uit de volheid des gemoeds. Mr. Th. Heemskerk heeft maar dat weten de luisteraars op dit oogenblik te veel zou kunnen doen. Bovendien", voegde ze er luchtiger aan toe, „heb je me vroeger heel wat goeden raad gege ven en ik geef je daar alleen maar wat van terug, als ik zoo spreek. Ik geloof trouwens niet, dat je weg zou kunnen gaan, zonder je vader nog eens bezocht te hebben". „Misschien heb ik geen tijd om naar Glasgow te gaan", zei hij, even met de hand over de oogen strijkend, als voelde hij zich vermoeid, „en ik mag toch zeker niet van hem vragen weer hier te komen. Hij heeft al meer dan genoeg voor mij verreisd. Misschien ga ik de volgende maandal". „Dan ben je nog niet sterk genoeg." „Ik denk, dat de zeereis me wel aan zal sterken. In ieder geval is er nog niets beslist. Vertel me nu over jezelf, Elsie. Ik weet niet, hoever je nu bent. Ik heb je vorderingen niet kunnen volgen. Wan neer is je eerste optreden? Daar het meisje de thee binnenbracht, kreeg Elsie tijd om te beseffen, dat het Harry ernst was, dat hij graag Engeland verlaten wilde en dat zoo spoedig moge lijk. Eerst had ze het zuiver als een gril van een herstellende beschouwd en had ze over dominee Clement gesproken deels om Hary's aandacht van zichzelf af te leiden en deels uit trouw aan den oude ren man, op wiens vriendschap ze trotsch was. nog niet zijn laatsten oratorischen triomf gevierd in het parlement, waarvan hij bijkans vijf en twinig jaar een sieraad is geweest en waarmede hij gedurende ongeveer een dozijn jaren als minister heeft mogen debatteeren. Den volgenden dag wordt hij in een Utrechtsch zieken huis opgenomen tot het ondergaan eener operatie, die niet meer door herstel zal worden gevolgd." CHRISTELIJKE BOEREN- EN TUINDERSBOND. Afdeeling Zeeland. Deze afdeeling hield gisteren in hotel „De Appel" te Zaamslag haar jaarlijksche algemeene vergadering onder voorzitter schap van den heer C. P. Vogelaar Sr te Krabbendijke. De vergadering was zeer druk bezocht door leden (enkele met hun dames) uit verschillende deelen van Zee land, zoodat de zaal geheel gevuld was. De voorzitter opent de vergadering en verwelkomt o.a. den Commissaris der Ko ningin, wien hij dankt voor zijn belang stelling voor het platteland; den heer G. v. d. Putte, lid van Ged. Staten, en den heer Stevens (rijkslandbouwconsulent). De voorzitter wees op den goeden stand der gewassen, die een rijken oogst belooft. Toch gaat de landbouwer met angst en zorg de toekomst tegemoet. Wat zal de fi nancieels uitkomst zijn? Reeds enkele ja ren waren de uitgaven grooter dan de in komsten. Ook de veehouderij is het laatste jaar tot een ongekend laag peil ingezon ken. De crisis wordt nu in alle bedrijven gevoeld. Donker is de toekomst. Toch breken er lichtstralen door. Algemeen wordt nu erkend, dat er een noodtoestand en is men bereid steun maatregelen te nemen. Jammer, dat die bereidwilligheid zoo laat is gekomen en dat men niet eerder heeft ingezien, dat er een landbouwcrisis was. Er is nu goede hoon, op een loonende bietenteelt. Over de Tarwewet is de land bouwer dankbaar. De uitvoering is aan den georganiseerden landbouw opgedra gen, iets, wat de organisaties zeer op prijs hebben gesteld. Al is het mengpercentage nog niet vastgesteld, toch hebben we toe zegging, dat de geheele tarweoogst zal af genomen worden. Het is de bedoeling, dat de oogst 1932 uiterlijk in Mei 1933 geheel afgeleverd zal zijn. De tarweorganisaties -uilen voor het opslaan der voorraden zorg dragen. Daarvoor hebben zij credie- ten noodig, die zij echter wei zullen kun nen krijgen. De landbouwers .krijgen dan spoedig contanten en zijn ontslagen van de zorg voor het bewaren. De vlassteun is een mislukking. Dit blijkt wel uit den zeer kleinen uitzaai. De Boterwet zal wel eenige verlichting brengen in den druk der veeboeren. Nu moeten we echter niet denken,» dat deze steun voldoende is. We zijn dankbaar maar niet voldaan. Er moet ook uit het bedrijf geleefd kunnen worden. 'Als de landbouw voor sommigen nog eenigszins loonend was, was dat te dan ken aan den aardappelteelt. En hiervoor zijn we aangewezen op export, een zeer riskante factor. We moeten voortgaan de regeering en volksvertegenwoordigers te bewerken, zoodat den landbouwer een menschwaardig bestaan wordt verzekerd. We mogen tevreden zijn, als de teelt der drie hoofdproducten loonend is, n.l. tarwe, bieten en consumptie-aardappelen. In die richting moeten we voortgaan. Dan kunnen we onze financieele verplichtingen nakomen. Immers belastingen, polderlas- ten en sociale lasten zijn sterk gestegen. Naar sprekers vaste overtuiging is het verkeerd, als men gaat ijveren voor af schaffing der sociale lasten. Daarvoor is toch geen meerderheid in de Kamer te vinden. En bovendien stoot men een groot gedeelte van zijn hulptroepen van zich af en maakt men ze tot tegenstanders. We moeten niet varen in het zog van het staatspensioen en niet de leuze aanheffen: „weg met de sociale wetten". Noch bij de regeering, noch bij de Kamers zal die leuze ingang vinden. Beter is, den land bouwer in staat te stellen de uitgaven uit zijn bedrijf te betalen. Ten slotte wekte spr. op, de organisatie sterk te maken. Door woord, daad en ge bed moeten we ons versterken. Maar nu wist ze plotseling wat het voor haar zou beteekenen, als Harry weg was. Mechanisch schonk ze thee in en voor Harry op kon staan, stond ze met z'n kopje naast hem. „Dat had je niet moeten doen, Elsie," zei hij. „Ik ben nu niet langer een zieke." Maar hij keek haar niet aan. Ze ging terug naar haar stoel en begon over zich zelf te vertellen en over Blyth, die naar Amerika zou vertrekken, waar zijn troep niet veel succes had gehad, over haar eerste optreden. Ze sprak vlug, maar zonder vuur. Harry luisterde, terwijl hij haar ter sluiks aankeek, diep ongelukkig. Nooit had ze hem zoo mooi, zoo lief, zoo begeer lijk toegeschenen. Weer voelde hij' de ver zoeking in zich opkomen. Waarom niet? 0, waarom niet? klonk het in hem. Maar een oogenblik vestigde Elsie haar oogen op zijn gelaat en hij wist het. „Ben je zenuwachtig?" vroeg hij, zich dwingend op gewonen toon te spreken. „Ja." „Zie je er tegen op?" „Neen, dat niet. Zie je, ik wil mijnheer Blyth niet teleurstellen. Mijn liederen zijn niet zwaar en ik heb tijd genoeg om me te oefenen." „Ik weet zeker, dat je succes zult heb ben", Elsie. Ze zuchtte even. Die opmerking was de oude Harry onwaardig. Daarna wekte spr. de aanwezigen op tot geloofsvertrouwen, zooals de Heidel- bergsche Catechismus in Zondag 10 uit eenzet. Dat geloof sterke ons in dezen economischen strijd. De secretaris, de heer J. A. Dominicus te Wemeldinge leest nu de notulen en doet de volgende mededeelingen: Bericht van verhindering is ingekomen van de heeren Mr Goedbloed (secretaris van den Bond), Zwagerman en Van der Plassche. Het ledental van den Bond heeft zich sterk uitgebreid. De 10.000 zijn gepasseerd. Helaas heeft Zeeland daarin niet het grootste aandeel gehad. Het ledental on zer provincie bedraagt 500, except de jon geren-organisatie. Het krachtigst ontwik kelde zich de actie op Walcheren. Op Schouwen-Duiveland kwam een geweste lijke afdeeling tot stand. De afdeeling werkte mee aan de tot stand koming van de Zeeuwsche tarwe- organisatie. Een provinciale organisatie van boterbereiders is in wording, waar aan de afdeeling evenzeer medewerking toezegde. De officieele erkenning der gewassen en zaaizaadkeuring is vanwege het Cen traal Bureau verkregen. Thans is opgericht een Nederlandsche algemeene Keuringsdienst in verband met de landbouwuitvoerwet, waaronder nu ook de pootaardappelen zullen vallen. Deze dienst is weer onderverdeeld in diverse provinciale afdeelingen. In de Zeeuwsche afdeeling heeft de afdeelingsvoorzitter als bestuurslid zitting, terwijl ook de bestaan de keuringen van den Bond daarin wor den opgenomen. De afd. Schouwen-Duiveland zal vol gend jaar de gewassenkeuring ter hand nemen. Met dank kan worden vermeld, dat Ged. Staten voor verschillende landbouw- of veeteeltzaken de adviezen van den Chr. Boeren- en Tuindersbond inwinnen en deze organisatie dus op voet van gelijk heid met andere behandelt. De jongeren-organisatie heeft zich het krachtigst op Walcheren ontwikkeld. Er kwamen afdeelingen tot stand te Grijps- kerke, Middelburg, Oostkapelle en in West Zeeuwsch-Ylaanderen met een totaal le dental van 77. Dhr G. v. d. Putte deelt nog mede, dat men ook in Walcheren de zaaizaad keuring ter hand zal nemen. Hierna deed de penningmeester, de heer J. Oele te Wemeldinge, rekening en ver antwoording. In zijn verslag bracht hij dank aan de heeren Wisse en Bosselaar voor hun propaganda voor den Bond in vergaderingen der Z. L. M. Het ledental stijgt steeds en bedraagt nu 515. De jonge ren-organisatie wordt steeds sterker. In verschillende deelen der provincie is er ontwaking te constateeren. Er is een nadeelig saldo van f 8,25. De reserve bedraagt thans f 368,32. Spreker dringt aan op het werven van leden. Een motie over de sociale verzekering. Ingekomen is een motie van de afd. West Zeeuwsch-Vlaanaeren, waarin af keuring wordt uitgesproken over de hou ding van het moderamen van het Hoofd bestuur van den Chr. Boeren- en Tuin dersbond, inzake de ontheffing der soci ale lasten. Dringend wordt het Hoofdbe stuur verzocht in overleg met de Hoofd besturen der andere landbouworganisaties er met klem bij de Overheid op aan te dringen, de benarde landbouwers van de voor hen niet te betalen premies voor so ciale lasten ontheffing te verleenen. Dhr Dees te Biervliet verdedigt deze motie. De uitgaven voor sociale las ten zijn niet te betaler.. Waar moet het geld vandaan komen? Spr. wil geen af schaffing, maar tijdelijke ontheffing der lasten. Spr. vraagt ook plaatsruimte in „Het Platteland" om deze meening te ver dedigen. De voorzitter is nog altijd van meening, dat het beter is de ontvangsten omhoog te brengen. Dan kunnen de lasten betaald worden. Is er eenige kans op in williging van een verzoek om ontheffing? Spr. meent van niet. Ook in de vergade ring van de Raffeisenbank heeft de heer Stroink, geen geestverwant, eenzelfde standpunt als spr. ingenomen. En in deze „Ik zal misschien ver weg zijtn, als je toegejuicht wordt maar ik zou blij zijn als ik er wat van mocht vernemen," zei hij. „Als de kritieken maar een beetje gun stig zijn, zal ik je misschien een krant stu ren?" Ze lachte. „Ik zal heel blij zijn met een krant van jou." Elsie zette, harder dan noodig was, haar kopje neer. „Ik zou wel eens willen weten, waar tante blijft," zei ze en begon over koetjes en kalfjes te babbelen. Even later stond Harry op om weg te gaan. „Ik zal nog eens terug komen om nicht Caroline te bedanken. Wil je haar dat zeggen, Elsie. Ik ben al te lang gebleven. Ik ben blij, dat je zooveel geduld met me hebt gehad. Ik weet niet, of ik je nog zal zien voor ik ga dat is te zeggen, als ik ga wat ik zeer waarschijnlijk acht. Donderdag zal ik nicht Caroline nog eens op komen zoeken. Ben je dan 's middags thuis, Elsie?" „Ik ben bang van niet. Maar maar als,je gaat, wensch ik je geluk en voor spoed, Harry." „En zul je de krant niet vergeten?" „Neen, ik zal de krant niet vergeten." Ze gingen naar de deur. Elsie meende, dat hij even wankelde. „Ik zal met je mee naar beneden gaan," zei ze. vergadering met 600 afgevaardigden steunde niemand een voorstel-Knijpe, dat ook ontheffing vroeg. De heer Chr. van den Heuvel, lid der Tweede Kamer, keurt het werken met moties van afkeuring af. Verder zegt spr., dat de hoofdbesturen der beide organisa ties hun meening hebben veranderd en zich hebben geplaatst op het standpunt van den C. B. T. B. Beter zijn doeltreffen de steunmaatregelen dan ontheffing van sociale lasten. We moeten het er liever over eens zijn, dat de uitgaven voor sociale verzekering bij het bedrijf behooren in goede en in slechte tijden. Dat zeggen ook de programs van beginselen der A. R. en C. H. partijen. Daarom kunnen en mogen de A. R. en C. H. Kamerleden daarmede niet in strijd handelen. Maar waarom kiest men ook de kleinste van de uitgaven om die voor rekening van den Staat te bren gen? Interruptie: Omdat we de groote niet krijgen kunnen. Dhr Van den Heuvel: Ook deze kleine krijg je niet. We zouden er de me dewerking van de arbeidersgroepen op ernstige wijze door in gevaar brengen. Dhr J. denHamerte Axel noemt de sociale lasten een ongelijke belasting. Dhr W. de Buck te Meliskerke drukt zijn spijt over deze motie uit. Spr. kan ze om principieele en practische redenen niet aanvaarden. Onze Bond staat op positief Chr. grondslag. Dat moet in woord en daad der leden blijken. De leden in West Zeeuwsch-Vlaanderen dwalen. Trek uw motie in, zegt spr. De discussie hierover wordt verdaagd tot de middagvergadering. Rede Commissaris der Koningin. De Commissaris der Koningin zegt dank voor de uitnoodiging en de welkomst woorden. Dit is geen gewone beleefdheids frase, maar deze woorden komen uit den grond van spreker's hart. Spr. wil, als hij uitdrukking wil geven aan zijn Sympathie voor dezen Bond, geen scheiding maken tusschen Christelijke en niet-Christelijke landbouwers en absoluut geen partij kie zen. Op een vergadering van neutrale of R. K. organisaties zal Spr. ook gaarne zijn beste wenschen aanbieden. Maar toch wil spr. het niet onder stoe len of banken steken, dat het zijn wensch is, dat de Zeeuwsche landbouwers 't hoofd buigen voor den Koning der koningen en Christus als hun Heer en Heiland eer biedigen, niet alleen in Kerk en Staat, maar ook in het maatschappelijk leven. Wij beleven zorgvolle tijden. De toe stand schijnt hopeloos en fatalisme en egoïsme verteeren de volkeren. Veel ern stiger nog dan de economische crisis is die op geestelijk gebied. Wanneer die eerst maar overwonnen is, zal ook het eind van de economische crisis spoedig zijn bereikt. Wij moeten strijden tegen den demon van het ongeloof, die zooveel slachtoffers maait en niet te spoedig de schuld op an deren werpen. Hebben wijzelf ook schuld te belijden? Zijn wij in alles wel oprechte, goede Christenen? Waarom zijn wij zoo dikwijls moede loos? Wij moeten opgewekt voorwaarts gaan en het enge pad achter Christus be wandelen. God zal ons niet verlaten, als wij Hem niet loslaten. Laten wij het de vies van den Vader des Vaderlands: „Mijn Schild en mijn vertrouwen Zijt Gij, o God, mijn Heer" tot het onze maken. Dan mogen en moeten wij ook op stoffe lijk gebied onze belangen behartigen en zorgen voor ons bedrijf en ons gezin. De Overheid heeft tot taak te zorgen, dat ieder onderdaan op menschwaardige wijze door het leven kan gaan. Ook het Prov. bestuur wil gaarne hel pen, maar de Prov. kas laat zoo weinig toe. Meerdere posten op de begrooting zijn reeds direct of indirect ten bate van den landbouw. Bij de opcenten kan niets meer bij. Maar toch kan Spr. medèdeelen, dat Ged. Staten j.l. Vrijdag hebben beslo ten aan de Prov. Staten voor te stellen, dat de provincie zich garant stelle voor een bedrag van f 1 millioen tegenover de tarwe-organisatie, opdat de landbouwers hun tarwe tijdig zullen kunnen inleveren en het geld er voor ontvangen. Op de trap werden zijn bewegingen nog onzekerder en ze greep zijn arm. „Wees voorzichtig, Harry. Haast je maar niet. Steun maar op mij." Ze was bezorgd als een moeder. Aan den voet van de trap stonden ze een oogenblik stil. Elsie bleek, Harry tril lend. „Was was je bang te vallen, Har ry?" vroeg ze, verschrikt door dit blijk van zwakheid. „Ja, Elsie, ik was bang, dat ik zou val len", antwoordde hij droevig en in zich zelf voegde hij er aan toe: „zelfs nog dieper, dan ik al gevallen beu." En toen scheen er niets meer te zeg gen. Harry ging naar de deur, opende die, nam het fluitje van de spijker en floot eens. Hij hing het fluitje weer op zijn plaats en stond de straat af te kijken of alles afhing van de spoedige komst van de cab. Toen die kwam, greep Elsie weer zijn arm en ging met hem de stoep af. „Nu moet je voorzichtig zijn," zei ze, trachtend opgewekt te spreken. „Vraag den koetsier, je bij het uitstappen behulp zaam te zijn. Dag Harryi" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1932 | | pagina 5