Staten-Generaal.
De afsluiting
van de Zuiderzee.
Uit de Provincie
19.732 inwoners waren bij het samenstel
len van dit overzicht nog geen gegevens
ontvangen.
De gemeenten, van welke gegevens zijn
ontvangen, uitgegeven (zonder aftrek van
subsidies van staat, c.q. provincie): aan
werkloozensteun f 5.251.700 en voor werk
verschaffing f 1.605.618.
Uitbetaald is door de werkloozenkassen
f 1.440.556.
Het rijk heeft betaald f 1.870.930.
TWEEDE KAMER.
Strafbaarstelling smalende Godslastering.
Gisteren werd de behandeling van het
ontwerp inzake strafbaarstelling Gods
lastering voortgezet.
De heer M a r c h a n t, V. D., zegt, dat
de regeering zich een illusie maakt, als
ze denkt, dat deze wetsbepaling doel zal
treffen. De actie der communisten is
slechts een oud verschijnsel, dat herleefd
is en dat evenmin uitgeroeid zal worden
door deze wetsbepalingen. De bezwaren,
die spr. heeft tegen dit wetsontwerp zijn
gegrond op den inhoud. De regeering is
ervan uitgegaan, dat strafrechtelijk op
treden noodzakelijk was en is daarna
gaan zoeken naar een vorm. Dezen vorm
heeft ze blijkelijk niet kunnen vinden en
daarom had ze er niet mee moeten komen.
Deze materie is zeer moeilijk, getuige
het amendement Slotenmaker de Bruine,
dat de zaak nog erger maakt.
Er is hier geen rechtsgrond te vinden.
Wettelijke bescherming van he onzien
lijke is redeloos. Zij moet zich beperken
tot menschelijke rechtsgoederen. De Per
soon van God staat buiten het Strafrecht.
Er zit een gevaar in deze strafbepalingen.
Hoe moet de rechter gaan onderzoeken,
of de dader aan God gelooft? En wan
neer moet de rechter aannemen, dat de
bedoeling was een ander te kwetsen?
Zelfs de Communisten voer enhun pro
paganda niet, om een ander te kwetsen,
maar om aan te toonen, dat de gods
dienst geen zin heeft.
Deze strafbepaling is voor de rechter
zijde veel schadelijker dan de politieke
winzucht, die ze erin ziet.
Processen als hier bedoeld zullen onze
rechtsorde schaden.
De heer Slotemaker de Bruïne,
C. H., neemt niet zonder aarzeling deel
aan de gedachtenwisseling over dit
onderwerp. In de eerste plaats valt dit
spr. bezwaarlijk ter wille van dezen mi
nister. Voorts omdat wij in een politieke
vergadering spreken over een delicaat
onderwerp met scherpe onderscheidingen
met pijnlijke détails. Spr. zou dit liever
niet in de Tweede Kamer willen onder
zoeken. Dit onderwerp moet in kerkelijke
kringen besproken worden.
Het ontwerp is tweeslachtig en dit is
erger dan een fout als het godslastering
betreft. Wij moeten ons wachten voor een
stap, die straks zou kunnen worden aan
gevoerd als een precedent. Afgezien van
den vorm, gaat het hier om den inhoud.
De overheid wil de religieuze waarheid
in het openbaar handhaven.
Naar spr.'s overtuiging mogen en kun
nen geestelijke dingen niet met uiterlijke
middelen worden gehandhaafd.
Het zwaartepunt ligt hier in het feit,
dat smalende godslastering zal wor
den vervolgd. Dit punt treedt veel meer
op den voorgrond dan het krenkend ka
rakter er van. Er is dus tweeslachtigheid.
Ware de godslastering als zoodanig straf
baar gesteld, de zaak ware veel zuiver
der.
In de pornografie wordt onder de straf
wet gebracht wat aan de eerbaarheid
aanstoot geeft. Nu kan er veel afkeurens
waard zijn zonder de eerbaarheid aan te
tasten. Hier hebben wij een zaak van
veel hooger en moeilijker materie.
Spr. kan aan dit ontwerp zijn stem niet
geven. Anders wordt het misschien als
het verbeterd wordt in den geest van
sprekers amendement. Nu het ontwerp
echter is ingediend, is het bezwaarlijk het
te verwerpen, dat is spr. eens met den
heer Marchant. Men poge dus het te ver
beteren door in artikel 1 inplaats van
„door smalende godslasteringen te
lezen „op onduldbare" overeenkomstig het
ingediende amendement
De heer Pee re boom, H. G., zegt: de
regeering geve ons volk het Evangelie
terug, liever dan te dreigen met den
strafrechter. Men streve liever naar
Grondwetsherziening in Nederlandschen
zin. Maar een protestantsche wetgeving.
Dit wetsontwerp is het spannen van de
paarden achter den wagen.
Spr. kan zijn stem niet aan het wets
ontwerp geven.
De heer Van W ij n b e r g e n, R. K„
zegt dankbaar te wezen, maar niet vol
daan.
Liever had spreker gezien, dat „Gods
lastering" strafbaar was gesteld. Doch het
ontwerp is nu moeilijk te veranderen en
daarom zal spr. er zijn stem aan geven.
Het ingrijpen van den strafwetgever is
hier volkomen geoorloofd, hoe zeer Ne
derland zich in dit opzicht gunstig onder
scheidt van andere landen. Laten wij zor
gen, dat dit zoo blijft. Daarvoor is noodig
dat de uitingen om God te erkennen wor
den beschouwd niet als fraseologie doch
als uitingen van de allerhoogste waarde.
Als wij schrijven op onze munt „God zij
met ons" is dit geen fraseologie doch rea
liteit. Het zelfde geldt voor de begin-
zinsnede van elke wet. Heeft dit alles geen
werkelijke beteekenis, het zou beter kun
nen verdwijnen.
Wij hebben deze uitingen van Gods
bestaan in onzen staat; daarom mag
smalende godslastering niet straffeloos
worden gelaten.
Spr, acht van groot belang de aan
neming van dit ontwerp, God erkennend
en straffend elke beleediging Hem aan
gedaan, opdat de Vader in den hemel Zijn
beschermende hand uitstrekke over een
wereici, die reeds te lang gemeend heeft
het zonder hem te kunnen stellen.
De heer Zandt, St. Geref., betreurt de
beperkte strekking van het ontwerp, dat
alle propaganda voor ongeloof maar zijn
gang laat gaan.
Spr. citeert Calvijn's Institutie: de over
heid heeft niet alleen een taak te ver
vullen opdat de mensch kunne leven,
maar heeft ook te waken tegen afgode
rij. Maar volgens dit ontwerp geschiedt
dit niet, en zelfs de considerans is door
drongen van den giftigen geest der re
volutie. Wat is er te verstaan onder sma
lende Godslastering? Waarom Godslaste
ring zonder meer niet strafbaar gesteld?
Zoodoende zal godslastering wel nimmer
of zelden kunnen worden achterhaald.
Spr. betoogt, dat hetgeen in de Mem. van
Toelichting wordt verklaard, n.l. dat de
bestaande geestelijke vrijheid als een van
onze hoogste nationale goederen is te be
schouwen, als een libertijnsche leer moet
worden bestempeld..
Het ontwerp is veel te vaag. Deze Gere
formeerde minister behoorde zich te kee-
ren tegen het neerhalen van den Chris
tus door de Roomschen; dit ontwerp is
een tegemoetkoming aan Rome; spr.'s
fractie voelt zich bezwaard om er voor
te stemmen.
De heer Krijger, C. H., bestrijdt den
heer Peereboom, die op zeer gespannen
voet heeft gestaan met de waarheid in
zijn beschouwingen jegens de Christelijk-
historischen. Niet de Christ.-Hist. of de
Antirev. hebben den Bijbel uit de school
gehaald; dat deden de liberalen. Spr. ver
klaart hoogen prijs te stellen op aanne
ming van het ontwerp. De ontzaglijke
ernst van de feiten wettigen deze vol
komen; immers de Overheid is geroepen
tot verheerlijking van Gods naam. Spr.
sluit zich overigens volkomen aan bij het
uitnemend betoog van zijn katholiek
mede-lid den heer Van Wijnbergen.
De heer Heemskerk, A.-R., heeft be
hoefte om te zeggen, zich van harte met
het ontwerp te kunnen vereenigen, dat
is gebouwd op logischen grondslag. De
Overheid is Gods dienaar; de Overheid
moet de geloofsvrijheid eerbiedigen, ook
de vrijheid om niet te gelooven, uit eer
bied voor God. Ze moet ook eerbiedigen
de vrijheid van hen, die wel gelooven, en
als dus gesmaald wordt op God, zooals
tegenwoordig meermalen is geschied, dan
is dit wetsontwerp op zijn plaats. Is er
krenking van godsdienstige gevoelens
door smalende Godslastering, en de Ne-
derlandsche rechter kan niet uitmaken
of die aanwezig is, dan staat die rechter
niet op een voldoende hoog geestelijk peil.
Dit wetsontwerp berust op volkomen juis
te beginselen, en bedenkingen als van den
heer Peereboom zijn dus zonderling. Deze
is een jong lid van de Kamer, daarom
gebruikt spr. geen sterker woord.
Hij wete echter, dat wie dit ontwerp
misbruikt om zich te keeren tegen de
Antirev. of Christ.-hist. partij het peil van
dit debat verlaagt. Niet de antirev. heb
ben den Bijbel uit de school gehaald, in
tegendeel. Spr. raadt den heer Peereboom
aan leermeesters te zoeken, die hem beter
voorlichten. Spr. betreurt het, dat een
jong lid van de Kamer den treurigen
moed heeft, zoo zijn entrée te maken en
dit voor te stellen als christelijke politiek.
De Minister van Justitie, de
heer Donner, zal a.s. Dinsdag de spre
kers beantwoorden.
(Dit verslag moest Zaterdag wegens
plaatsgebrek blijven wachten).
Zaterdagmiddag te 13.02 was het groote
oogenblik aangebroken, dat de afsluiting
van de Zuiderzee voltooid werd.
Te kwart over twaalf arriveerden de
minister van Waterstaat, mr. P. Reymer,
Staatsraad dr H. Colijn, voorzitter van
den Zuiderzeeraad, ir de Blocq van Kuf-
feler, directeur-generaal van den dienst
der Zuiderzeewerken, mr G. Vissering,
voorzitter van de Zuiderzee-vereeniging.
dr ir H. Wortman, oud-minister, ir M. G.
E. Bongaerts, de directeur van den Water
staat ir J. A. Ringers en andere autoritei
ten.
Te 12.27 werden twee nieuwe bakken
keileem de laatste, welke noodig waren
om het gat te sluiten bij de kranen
met hun geweldige grijpers voor het gat
gesleept. Het laatste zoute vloedwater
deze sluiting heeft bij hoog water plaats
gehad, in tegenstelling met die van het
Amsteldiep, welke bij laag water geschied
de stroomde in het toekomstige IJssel-
meeï.
Te 12.34 uur stopten de beide kranen
den arbeid. De grijpers rustten in de bak
ken keileem.
Op dit historische oogenblik scharen al
len op de boot „Stavoren" zich om de
hoogste autoriteiten, van wie dr H. Go-
lijn het eerst het woord voert.
„Nu wij dan op het punt staan getuige
te zijn van de voltooiing van een arbeid,
die verscheidene jaren geleden aangevan
gen is en nu ik hier aanwezig zie zoovele
persoonlijkheden, die van nabij bij dien
arbeid betrokken zijn geweest, nu komt
mij onwillekeurig in de gedachte een
woord uit de Heilige Schrift: „Een ander
is het die zaait en een ander is het die
maait" aldus ving dr Colijn zijn rede
aan.
„Want, Excellentie" aldus wendde
hij zich tot minister Reymer „hoewel
wij u niet misgunnen, dat gij het zijt, die
straks de M. U. Z. zult uitnoodigen de
laatste hand te leggen aan de voltooiing
van den dijk, toch gaan onze gedachten
terug naar den man, wiens leven meer dan
dat van iemand anders bij dit werk be
trokken is geweest. Wij denken in een uur
als dit allereerst aan Lely, aan den man,
die van het jaar 1887 af zijn belangstel
ling aan dit werk geschonken heeft.
Het was in het jaar 1913, dat de Troon
rede aankondigde een ontwerp tot afslui
ting van de Zuiderzee. Hij was het ook,
die als minister in 1916 het wetsontwerp
bij de Staten-Generaal indiende en dit in
1918 tot wet verheven mocht zien. Hij ook
was het, die na zijn aftreden als minister,
als voorzitter van den Zuiderzeeraad van
nabij dien arbeid met de grootste belang
stelling volgen bleef. De voltooiing er van
heeft hij niet mogen zien.
Anderen zijn het, die de plaats inne
men, die hij destijds innam, en daarom
kwam mij voor den geest dat woord:
„Een ander is het, die zaait en een ander
is het, die maait".
En wanneer ik nu op deze gedachte
doorga, dan zie ik rondom mij nog eeni-
ge anderen, op wie dit woord van toepas
sing is. Ook de heer Wortman, die bij 't
begin van dezen arbeid met de leiding van
de uitvoering van rijkswege belast geweest
is, en die het voorrecht heeft nog in ons
midden te zijn, heeft zijn taak moeten
overdragen aan andere handen. Nog een
derde, aan wien ik denk, is de tegenwoor
dige directeur van den Rijkswaterstaat,
den heer Ringers, eerste hoofd-uitvoerder
van de M. U. Z., die ook al weer niet
heeft voltooid het werk, dat hij heeft
aangevangen, maar die het gelukkig heeft
kunnen overdragen aan een man, wiens
naam verbonden is aan het werk, aan den
zoon van den schepper van dit reuzen
werk.
Er zijn een paar, die in de gelukkige
omstandigheid verkeeren het werk van
het begin tot het einde te hebben meege
maakt: de voorzitter van de Zuiderzee-
vereeniging, mr G. Vissering, die in ons
volk de belangstelling heeft gewekt voor
dit groote werk en die in zijn kwaliteit bij
de voltooiing aanwezig is.
Ten slotte zijn er nog twee. Eén er van
over wien ik niet zal spreken, ben ik zelf.
Ik heb n.l. als minister van Financiën het
voorrecht gehad in 1925 de middelen te
kunnen beschikbaar stellen, die voor de
versnelde uitvoering der werken noodig
waren. De ander is de oud-minister ir M.
G. E. Bongaerts, die, geleerd door de er
varingen, opgedaan bij de afsluiting van
het Amsteldiep, niet voornemens was ook
hier sprake te doen zijn van een kerkhof
van aannemers. Hij heeft er in de eerste
plaats toe medegewerkt, dat de groote
combinatie van de M. U. Z. in het leven
werd geroepen, waarvan wij hier het
machtige materiaal aanwezig zien. Dit
heeft, naar mijn meening, er alles toe
bijgedragen, dat de roem en de reputatie
van ons land op dit gebied in lengte van
dagen, ook na de voltooiing van het werk
zullen blijven.
Niet allen, die hebben medegewerkt,
kunnen persoonlijk of in hun functie te
genwoordig zijn. .Als voorzitter van den
Zuiderzeeraad weet ik, dat ik spreek uit
naam van het Nederlandsche volk, dat ik
hen allen dank betuig. Gij allen, die hier
tegenwoordig zijt, zijt de vertegenwoor
digers van acht millioen Nederlanders,
die allen trotsch zijn op de voltooiing van
dit werk op dezen dag."
Een luid applaus volgde op deze rede.
Vervolgens voerden nog het woord ir de
Blocq van Kuffeler en minister Reymer
en toen was het moment der slui
ting aangebroken.
De 12-jarige zoon Frans van den direc
teur-generaal ir de Blocq van Kuffeler
zwaaide de M.U.Z.-vlag als sein, dat de
kranen weer konden gaan werken.
Ir de Blocq van Kuffeler had in zijn
rede gewaagd van de toewijding van het
geheele personeel, van het medeleven van
allen, die aan dit grootsche werk mogen
medewerken. Dit bleek wel zeer bij de
sluiting. Om het hardst werkten de be
stuurders der beide kranen. Met doffe
slagen vielen de groote bakken keileem
in het laatste gat. De spanning der vele
honderden toeschouwers, op de officieele
boot zoowel als op de kranen en andere
vaartuigen, steeg ten top. Zes grijpers
hebben hun vracht gestort: nog stroomde
het zoute water in Zuidelijke richting.
Acht grijpers keileem liggen in het gat:
een klein stroompje nog vloeit door het
gat. Tien grijpers hebben hun vracht ge
lost: stroomt het nog?
De elfde en twaalfde grijper keileem,
die tegelijkertijd door de Noordelijke en
Zuidelijke kraan werden gestort, waren
beslissend: het gat is dicht!
Een luid gejuich ging op naar het Noor
den over de rest van dé thans buitenge
sloten Zuiderzee, naar het Zuiden over
het nieuwe IJsselmeer. Te 1.02 in den
middag van 28 Mei 1932 was de afsluiting
van de Zuiderzee een feit.
De sirenes der stoom- en motorvaartui
gen gillen over 't water. Dan speelde de
Marinekapel op de Stavoren het Wilhel
mus, de uitvoerders van het werk werden
gelukgewenscht en de eerewijn werd ge
schonken.
Onmiddellijk werd het nieuws van de
afsluiting over ons land verspreid. Het
eerste telegram was gericht aan H. M.
de Koningin.
De sluiting van de Vlieter heeft zon
der moeilijkheden van bijzonderen aard
plaats gehad. Tijdens den storm van Zon
dag voor een week was het keileem nabij
het gat over een kleinen afstand door de
zee overspoeld, zonder echter weg te slaan.
Aan de verdere afwerking van den dijk
werd Zaterdag tot zes uur doorgewerkt.
In October a.s. zal de afsluitdijk geheel
gereed zijn en zullen de auto's van Fries
land naar Noord-Holland over den dijk
rijden. Direct na de sluiting waren er
eenige zeer enthousiaste toeschouwers,
die op den dijk hadden gestaan, die als
eersten van het Noord-Hollandsche naar
het Friesche dijkgedeelte liepen.
Den 9en September 1916 werd het ont
werp dr G. Lely ingediend, in het voor
jaar van 1918 door de beide Kamers be
handeld en 14 Juni 1918 in het Staatsbl.
opgenomen. Den len Mei 1919 werd de
Dienst der Zuiderzeewerken in het leven
geroepen en deze begon onverwijld zijn
arbeid, waarbij de afsluiting nummer één
van het plan werd. De beteugeling van de
geulen in het Amsteldiep is 't eerste werk
geweest, gevolgd door de afsluiting van 't
Amsteldiep (19231925).
Toen zijn in Mei 1926 nieuwe wetsvoor
stellen ingediend ter versnelling van het
groote werk en door beide Kamers goed
gekeurd.
Den 21sten Augustus 1930 kwam de
Wieringermeerpolder gereed; in 6 maan
den hadden de gemalen Lely en Leemans
600X00.000 M3 water uit het omdijkte
stuk zee geworpen en ruim 20.000.000
H.A. grond voor bebouwing gewonnen.
Intusschen werd met groote snelheid
aan den afsluitdijk doorgewerkt. In 1928
werden Kornwerderzand en Friesland
verbonden 19281930 duizenden meters
dijk en beteugelingsdammen gelegd, zoo
dat in 1931 nog drie gaten overbleven: de
Blinde Geul, de Middelgronden en de Vlie
ter (2800 M. breed).
De geweldige afsluitdijk met zijn drie
sluizen voor scheepvaart en waterloozing
staat op een voet van 120 M. breedte. Zijn
lengte bedraagt ruim 30.000 M., zijn
hoogte reikt van 6.20 M.7.25 M. boven
N.A.P. De helling is 1 op 4. De basaltee-
ring gaat tot 2 M. beneden de kruin.
Dat dit werk ook in het buitenland de
aandacht trekt, blijkt uit wat de Engel-
sche „Daily Herald" schrijft:
„Zevenhonderd jaar geleden heeft de
zee in een enkelen aanval een geheele pro
vincie aan het Hollandsche volk ontrukt.
Zaterdag is dit volk er in geslaagd den
verloren grond te herwinnen. Dit is niet
gebeurd door een oorlog, maar door gedul-
digen arbeid, en door de knapheid der in
genieurs. De Noordzee is de invaller ge
weest, die thans weer is uitgesloten na
vele jaren werk. Hiermee hebben de Ne
derlanders de kaart van Europa veran
derd.
Deze vreedzame verovering van grond
gebied strekt het volk tot meer eer, dan
wanneer dit door oorlog zou zijn geschied.
op den melkprijs gegeven worden en kun
nen de boeren voortgaan om 2 cent voor
de melk te beuren. Ondanks de 7 cent
hun door den heer Kersten in uitzicht
gesteld. Die 7 cent bleven volkomen ima
ginair. Ze konden alleen dienst doen om
den geheel onjuisten indruk te wekken,
dat men toch wel wat voor de boeren
wenschte te doen; méér zelfs dan anderen.
Terwijl men inderdaad niets voor hen
deed.
De heer Marchant, hierover oordeel vel
lend, kon niet aannemen, dat een man als
Ds Kersten zulks niet begrepen had. Men
moest aannemen, dat hij deze eenvoudige
dingen wel had doorgrond.
Maar zoo liet de heer Marchant hier
op volgen als hij het wel begrijpt,
heb ik geen parlementaire ter
men om zijn houding te quali-
f i c e e r e n.
Precies onze meening.
Daarom nemen we liever aan, dat Ds
Kersten van de zaak niets begreep.
Want het alternatief zou alleen on
waarachtigheid kunnen zijn.
En daarvan gruwen we."
ONVERKOOPBARE
KERSTEN-MARGARINE.
„De Standaard" bespreekt den steun
aan de melkveehouders en wijst er daar
bij o.m. op, dat zij, die er zoo hoog van
opgeven, dat het Nederlandsche volk den
boer nu met een bedrag van 100 millioen
gulden subsidiëert, moeten bedenken,
dat ze nog altijd, precies omge
keerd, een 100 millioen „crisiswinst" ge
nieten.
„Immers in normale tijden ontvin
gen de boeren voor 3200 millioen liter
melk, die in de industrie verwerkt wor
den, ongeveer 270 millioen gulden. Bij
den huidigen prijs van 2 cent en min
der, echter slechts 70 millioen. Door een
opvoering van den melkprijs tot 5 cent,
zullen ze voortaan plm. f 170 millioen ont
vangen. Maar dat is altijd nog 100 mil
lioen minder dan hetgeen ze in g e w o n e
tijden ontvingen. Indien het technisch dan
ook mogelijk was het rendement nog wat
te verhoogen, zou nog niemand reden heb
ben tot ernstig beklag. Al begrijpen
we best, dat de consument liever 50 cent
dan een gulden voor een pond boter be
taalt, reden tot klacht heeft hij niet.
„Maar, vervolgt het blad, al' mag de
consument niet klagen, aan den anderen
kant is er evenmin aanleiding hier van
een „Jodenfooi" te spreken, gelijk Ds Ker
sten deed.
Reeds is lOu millioen gulden op zich
zelf geen te verwaarloozen bedrag. Voor
al niet als men ook rekening houdt met
het sterk achteruitgaand inkomen der
overige bevolkinsgroepen. Waarbij dan
nog komt, dat een hoogere melkprijs
technisch alleen te verkrijgen zou zijn,
indien bij hoogeren boterprijs, het gebruik
niet afnam.
Het is zelfs maar heel gelukkig, dat
Ds Kersten niet op de plaats van Minis
ter Verschuur staat. Want ware dat wèl
zoo, dan bleef de melkprijs op 2 cent
en waren de 7 cent, die de heer Kersten
aan de boeren voorspiegelde, te verge
lijken met de bekende philosofische eie
ren van den boer uit Staring's bekende
gedicht.
Wat toch bepleitte Ds Kersten? Een
melkprijs van 7 cent per liter; een ver
hooging dus met 5 cent.
Dat zou tusschen de 150 en 200 millioen
gulden bijslag vorderen.
Dit bedrag, zoo orakelde de spreker,
moest gevonden uit een heffing op mar
garine.
Nu zouden, bij onverminderd verbruik,
zoowat 50 millioen K.G. margarine onder
die heffing vallen. D.w.z. de accijns
per K.G. zou neerkomen op 3 4 gul
den. Een K.G. margarine zou den gebrui
ker dus f3.50 tot f4.50 gaan kosten.
Met een melkprijs van 7 cent, zou een
boterprijs we nemen nu maar ronde
cijfers van twee gulden overeenkomen.
Maar welke dwaas in Nederland gaat
nu 4 gulden voor een K.G. margarine be
talen, als hij voor f2.goede boter
krijgen kan?
Zoo mal is niemand.
Derhalve blijft deze Kersten-margarine
onverkoopbaar. Maar als zij niet
verkocht wordt, brengt ook de accijns
niets op, kan er mitsdien geen toeslag
DE NEDERLANDSCH-DUITSCHE
HANDELSBETREKKINGEN.
Twee Berlijnsche bladen hielden zich
Zaterdag bezig met de Nederlandsch-
Duitsche handelsbetrekkingen, het Ber
liner Tageblatt en de Vossische Zeitung.
Het Berliner Tageblatt bespreekt in een
hoofdartikel, getiteld „De Boteroorlog" het
heele complex van vraagstukken, dat aan
den beperkten invoer van zuivelproduc
ten vast zit en polemiseert in het bijzon
der tegen de stelling van Rijksminister
Schiele en anderen, volgens welke vrijwel
alleen de import en niet de vermindering
van de koopkracht aan den verminderden
afzet van de Duitsche boter debet zou
zijn. „De stelling van minister Schiele",
zegt het Tageblatt, „berust op de bewering
dat de prijsbeweging in binnen- en bui
tenland gelijken tred houdt; evenwel is
dit allerminst het geval in zooverre de
prijs in Duitschland den laatsten tijd
is gestegen, terwijl de wereldmarktprijs
zijn daling heeft voortgezet."
De Vossische Zeitung plaatst boven
haar beschouwing: „Nederlands gevaarlijk
dreigement".
Na gewag te hebben gemaakt van ver-
geefsche onderhandelingen, gevoerd door
de thans in Nederland teruggekeerde de
legatie, beweert het blad, dat Nederland
heeft verlangd, dat het geheele actief
saldo van het Duitsch-Nederlandsche han
delsverkeer door Duitschland ter beschik
king zou worden gesteld van importeurs
van Nederlandsche zuivelproducten. „Door
dezen eisch", zoo betoogt de Vossische,
I „verlangt Nederland van Duitschland het
i onmogelijke, want dit Rijk zou door de
consequenties, uit deze maatregelen voort
vloeiend, niet meer in staat zijn de rente
van zijn buitenlandsche schulden te be
talen!" Het blad bespreekt dan de actie
van oud-minister Posthuma en de mo
gelijkheid van repressailles op het gebied
der deviezen.
„De Duitsche regeering kan natuurlijk
niet verhinderen", zoo besluit de Vossi
sche Zeitung, „dat Nederland, zonder
daartoe te zijn genoodzaakt, op het stuk
der deviezen het voorbeeld van Duitsch
land volgt, maar een eenzijdige restrictie
tegenover Duitschland zou tot een con
flict voeren.
Evenwel bestaat er vooruitzicht, dat dit
wordt vermeden en overigens is ook de
boterpolitiek van minister Schiele aan de
bestaande moeilijkheden debet,"
Lijst van geneeskundigen,
art. 75 Pensioenwet 1922. Door den
Minister van Financien, is dhr J. 0. Pe-
tersma te Middelburg aangewezen voor
de provincie Zeeland voor het verrichten
van het geneeskundig onderzoek (zenuw
ziekten) van ambtenaren en oud-ambte
naren, die wegens door invaliditeit veroor
zaakte ongeschiktheid voor het verder
waarnemen van hun betrekking aan
spraak maken op pensioen.
De wedstrijd om den Schel
de b e k e r. De zwemwedstrijd over de
Schelde van Breskens naar Vlissingen, is
dit jaar bepaald op Zaterdag 16 Juli.
Vlissingen. De heer O. P. Lootsma,
loodsleeriing eerste klasse, heeft de Gar-
nagiemedaille met gratificatie ontvangen
voor het met gevaar voor eigen leven red
den van een der opvarenden van het
loodsvaartuig Vlissingen, die te water was
geraakt.
lerseke. De postduivenvereniging
Stormvogels hield een wedvlucht van
Compagnie, 275 M. Eerste prijs Daan van
Boven 1.40; tweede pr. E. Everse 1.44;
derde pr. W. v. Haver 1.48; vierde pr.
E. Everse 1.59; vijfde pr. W. v. Haver
1.59.
Hedenmorgen zijn ongeveer een 30
I a 35 motorvaartuigen naar het IJssel
meer gegaan om zaad te halen voor den
uitzaai der mosselcultuur. Dit halen is
vanaf morgen zonsopgang geoorloofd.
Ook van andere plaatsen maakt men
zich op om zulks te doen. Een en ander
brengt een heele drukte mee.
Schore. In de timmermanswerkplaats
van dhr J. Hendrikse, alhier, is Zaterdag
een ernstig ongeluk gebeurd. De knecht
S. geraakte met zijn hand in de boorma
chine tengevolge waarvan enkele pezen
werden doorgesneden. S. moest zich naar
Goes begeven waar medische hulp werd
verleend.
Kapalle. Zaterdag nam dhr A. Bruins-
boofd, stationschef te Kapelle-Biezelinge,
afscheid
diensttijd
jaar. Dhr|
baan als
promotie
weest als
muiden ea
linge.
Wolf aar
vergaderir
terschap
ning over I
op f 21.86i]
mitsdien
f 6693,96.
De beg
'33 wer<J
gaaf op
f 3059,401
een te hef!
A., dat is f
jaar.
Aan de
W. F. K.l
zeek tege|
leend op
De bezd
ontvangerl
met verplf
voor pens|
borgstellii;
(hypothee
De bezd
gebracht
gezworenë
Aan del
het wateq
pachtredu
Wegend
J. Goethel
de aanbef
J. Goethel
3e. A. Kol
Wegens
M. L. Sm|
volgende
didaat:
Driedijk;
In
van Inge
Nieuwla
dienstjaal
op f 431-|
mitsdien
f 950,14.
De beg
'33 wed
gaaf op f|
voor onvl
fen dijkgl
f 3 per
Aan d|
W. F.
zoek tegd
leend op
Wegen|
M. J. Mc
de staat
le can!
Minnaarq
De zak
noemen
steld op
In
van ingd
Sabbinge
dienstjaal
op f 155a
mitsdien f
f 454,65
De bed
'33 wel
gaaf op
f 127,47]
een te he
dat is f
Aan
W. F.
zoek tegl
leend op
HerbeJ
M. J. Ml
watersch
sluis aar
De ze
noemen
ate ld op
In
van Ing|
werd de
in ontva
op f 94d
goed slol
De bei
—'33 w<T
gaaf op|
f 200,191
een te hq
dat is f I
Aan
W. F.
zoek teg
leend op|
Herb
J. J. va
het watd
terlandp|
De za
noemen I
steld op|
Vrouv
sloot md
ding B.
dige vo<j
heffing
Morgd
Vier tg
wer te
Weesp;
Luteyn
Bero
de Mee|
(W.),
Te Nie