Staten-Generaal. De afsluiting van de Zuiderzee. Uit de Provincie 19.732 inwoners waren bij het samenstel len van dit overzicht nog geen gegevens ontvangen. De gemeenten, van welke gegevens zijn ontvangen, uitgegeven (zonder aftrek van subsidies van staat, c.q. provincie): aan werkloozensteun f 5.251.700 en voor werk verschaffing f 1.605.618. Uitbetaald is door de werkloozenkassen f 1.440.556. Het rijk heeft betaald f 1.870.930. TWEEDE KAMER. Strafbaarstelling smalende Godslastering. Gisteren werd de behandeling van het ontwerp inzake strafbaarstelling Gods lastering voortgezet. De heer M a r c h a n t, V. D., zegt, dat de regeering zich een illusie maakt, als ze denkt, dat deze wetsbepaling doel zal treffen. De actie der communisten is slechts een oud verschijnsel, dat herleefd is en dat evenmin uitgeroeid zal worden door deze wetsbepalingen. De bezwaren, die spr. heeft tegen dit wetsontwerp zijn gegrond op den inhoud. De regeering is ervan uitgegaan, dat strafrechtelijk op treden noodzakelijk was en is daarna gaan zoeken naar een vorm. Dezen vorm heeft ze blijkelijk niet kunnen vinden en daarom had ze er niet mee moeten komen. Deze materie is zeer moeilijk, getuige het amendement Slotenmaker de Bruine, dat de zaak nog erger maakt. Er is hier geen rechtsgrond te vinden. Wettelijke bescherming van he onzien lijke is redeloos. Zij moet zich beperken tot menschelijke rechtsgoederen. De Per soon van God staat buiten het Strafrecht. Er zit een gevaar in deze strafbepalingen. Hoe moet de rechter gaan onderzoeken, of de dader aan God gelooft? En wan neer moet de rechter aannemen, dat de bedoeling was een ander te kwetsen? Zelfs de Communisten voer enhun pro paganda niet, om een ander te kwetsen, maar om aan te toonen, dat de gods dienst geen zin heeft. Deze strafbepaling is voor de rechter zijde veel schadelijker dan de politieke winzucht, die ze erin ziet. Processen als hier bedoeld zullen onze rechtsorde schaden. De heer Slotemaker de Bruïne, C. H., neemt niet zonder aarzeling deel aan de gedachtenwisseling over dit onderwerp. In de eerste plaats valt dit spr. bezwaarlijk ter wille van dezen mi nister. Voorts omdat wij in een politieke vergadering spreken over een delicaat onderwerp met scherpe onderscheidingen met pijnlijke détails. Spr. zou dit liever niet in de Tweede Kamer willen onder zoeken. Dit onderwerp moet in kerkelijke kringen besproken worden. Het ontwerp is tweeslachtig en dit is erger dan een fout als het godslastering betreft. Wij moeten ons wachten voor een stap, die straks zou kunnen worden aan gevoerd als een precedent. Afgezien van den vorm, gaat het hier om den inhoud. De overheid wil de religieuze waarheid in het openbaar handhaven. Naar spr.'s overtuiging mogen en kun nen geestelijke dingen niet met uiterlijke middelen worden gehandhaafd. Het zwaartepunt ligt hier in het feit, dat smalende godslastering zal wor den vervolgd. Dit punt treedt veel meer op den voorgrond dan het krenkend ka rakter er van. Er is dus tweeslachtigheid. Ware de godslastering als zoodanig straf baar gesteld, de zaak ware veel zuiver der. In de pornografie wordt onder de straf wet gebracht wat aan de eerbaarheid aanstoot geeft. Nu kan er veel afkeurens waard zijn zonder de eerbaarheid aan te tasten. Hier hebben wij een zaak van veel hooger en moeilijker materie. Spr. kan aan dit ontwerp zijn stem niet geven. Anders wordt het misschien als het verbeterd wordt in den geest van sprekers amendement. Nu het ontwerp echter is ingediend, is het bezwaarlijk het te verwerpen, dat is spr. eens met den heer Marchant. Men poge dus het te ver beteren door in artikel 1 inplaats van „door smalende godslasteringen te lezen „op onduldbare" overeenkomstig het ingediende amendement De heer Pee re boom, H. G., zegt: de regeering geve ons volk het Evangelie terug, liever dan te dreigen met den strafrechter. Men streve liever naar Grondwetsherziening in Nederlandschen zin. Maar een protestantsche wetgeving. Dit wetsontwerp is het spannen van de paarden achter den wagen. Spr. kan zijn stem niet aan het wets ontwerp geven. De heer Van W ij n b e r g e n, R. K„ zegt dankbaar te wezen, maar niet vol daan. Liever had spreker gezien, dat „Gods lastering" strafbaar was gesteld. Doch het ontwerp is nu moeilijk te veranderen en daarom zal spr. er zijn stem aan geven. Het ingrijpen van den strafwetgever is hier volkomen geoorloofd, hoe zeer Ne derland zich in dit opzicht gunstig onder scheidt van andere landen. Laten wij zor gen, dat dit zoo blijft. Daarvoor is noodig dat de uitingen om God te erkennen wor den beschouwd niet als fraseologie doch als uitingen van de allerhoogste waarde. Als wij schrijven op onze munt „God zij met ons" is dit geen fraseologie doch rea liteit. Het zelfde geldt voor de begin- zinsnede van elke wet. Heeft dit alles geen werkelijke beteekenis, het zou beter kun nen verdwijnen. Wij hebben deze uitingen van Gods bestaan in onzen staat; daarom mag smalende godslastering niet straffeloos worden gelaten. Spr, acht van groot belang de aan neming van dit ontwerp, God erkennend en straffend elke beleediging Hem aan gedaan, opdat de Vader in den hemel Zijn beschermende hand uitstrekke over een wereici, die reeds te lang gemeend heeft het zonder hem te kunnen stellen. De heer Zandt, St. Geref., betreurt de beperkte strekking van het ontwerp, dat alle propaganda voor ongeloof maar zijn gang laat gaan. Spr. citeert Calvijn's Institutie: de over heid heeft niet alleen een taak te ver vullen opdat de mensch kunne leven, maar heeft ook te waken tegen afgode rij. Maar volgens dit ontwerp geschiedt dit niet, en zelfs de considerans is door drongen van den giftigen geest der re volutie. Wat is er te verstaan onder sma lende Godslastering? Waarom Godslaste ring zonder meer niet strafbaar gesteld? Zoodoende zal godslastering wel nimmer of zelden kunnen worden achterhaald. Spr. betoogt, dat hetgeen in de Mem. van Toelichting wordt verklaard, n.l. dat de bestaande geestelijke vrijheid als een van onze hoogste nationale goederen is te be schouwen, als een libertijnsche leer moet worden bestempeld.. Het ontwerp is veel te vaag. Deze Gere formeerde minister behoorde zich te kee- ren tegen het neerhalen van den Chris tus door de Roomschen; dit ontwerp is een tegemoetkoming aan Rome; spr.'s fractie voelt zich bezwaard om er voor te stemmen. De heer Krijger, C. H., bestrijdt den heer Peereboom, die op zeer gespannen voet heeft gestaan met de waarheid in zijn beschouwingen jegens de Christelijk- historischen. Niet de Christ.-Hist. of de Antirev. hebben den Bijbel uit de school gehaald; dat deden de liberalen. Spr. ver klaart hoogen prijs te stellen op aanne ming van het ontwerp. De ontzaglijke ernst van de feiten wettigen deze vol komen; immers de Overheid is geroepen tot verheerlijking van Gods naam. Spr. sluit zich overigens volkomen aan bij het uitnemend betoog van zijn katholiek mede-lid den heer Van Wijnbergen. De heer Heemskerk, A.-R., heeft be hoefte om te zeggen, zich van harte met het ontwerp te kunnen vereenigen, dat is gebouwd op logischen grondslag. De Overheid is Gods dienaar; de Overheid moet de geloofsvrijheid eerbiedigen, ook de vrijheid om niet te gelooven, uit eer bied voor God. Ze moet ook eerbiedigen de vrijheid van hen, die wel gelooven, en als dus gesmaald wordt op God, zooals tegenwoordig meermalen is geschied, dan is dit wetsontwerp op zijn plaats. Is er krenking van godsdienstige gevoelens door smalende Godslastering, en de Ne- derlandsche rechter kan niet uitmaken of die aanwezig is, dan staat die rechter niet op een voldoende hoog geestelijk peil. Dit wetsontwerp berust op volkomen juis te beginselen, en bedenkingen als van den heer Peereboom zijn dus zonderling. Deze is een jong lid van de Kamer, daarom gebruikt spr. geen sterker woord. Hij wete echter, dat wie dit ontwerp misbruikt om zich te keeren tegen de Antirev. of Christ.-hist. partij het peil van dit debat verlaagt. Niet de antirev. heb ben den Bijbel uit de school gehaald, in tegendeel. Spr. raadt den heer Peereboom aan leermeesters te zoeken, die hem beter voorlichten. Spr. betreurt het, dat een jong lid van de Kamer den treurigen moed heeft, zoo zijn entrée te maken en dit voor te stellen als christelijke politiek. De Minister van Justitie, de heer Donner, zal a.s. Dinsdag de spre kers beantwoorden. (Dit verslag moest Zaterdag wegens plaatsgebrek blijven wachten). Zaterdagmiddag te 13.02 was het groote oogenblik aangebroken, dat de afsluiting van de Zuiderzee voltooid werd. Te kwart over twaalf arriveerden de minister van Waterstaat, mr. P. Reymer, Staatsraad dr H. Colijn, voorzitter van den Zuiderzeeraad, ir de Blocq van Kuf- feler, directeur-generaal van den dienst der Zuiderzeewerken, mr G. Vissering, voorzitter van de Zuiderzee-vereeniging. dr ir H. Wortman, oud-minister, ir M. G. E. Bongaerts, de directeur van den Water staat ir J. A. Ringers en andere autoritei ten. Te 12.27 werden twee nieuwe bakken keileem de laatste, welke noodig waren om het gat te sluiten bij de kranen met hun geweldige grijpers voor het gat gesleept. Het laatste zoute vloedwater deze sluiting heeft bij hoog water plaats gehad, in tegenstelling met die van het Amsteldiep, welke bij laag water geschied de stroomde in het toekomstige IJssel- meeï. Te 12.34 uur stopten de beide kranen den arbeid. De grijpers rustten in de bak ken keileem. Op dit historische oogenblik scharen al len op de boot „Stavoren" zich om de hoogste autoriteiten, van wie dr H. Go- lijn het eerst het woord voert. „Nu wij dan op het punt staan getuige te zijn van de voltooiing van een arbeid, die verscheidene jaren geleden aangevan gen is en nu ik hier aanwezig zie zoovele persoonlijkheden, die van nabij bij dien arbeid betrokken zijn geweest, nu komt mij onwillekeurig in de gedachte een woord uit de Heilige Schrift: „Een ander is het die zaait en een ander is het die maait" aldus ving dr Colijn zijn rede aan. „Want, Excellentie" aldus wendde hij zich tot minister Reymer „hoewel wij u niet misgunnen, dat gij het zijt, die straks de M. U. Z. zult uitnoodigen de laatste hand te leggen aan de voltooiing van den dijk, toch gaan onze gedachten terug naar den man, wiens leven meer dan dat van iemand anders bij dit werk be trokken is geweest. Wij denken in een uur als dit allereerst aan Lely, aan den man, die van het jaar 1887 af zijn belangstel ling aan dit werk geschonken heeft. Het was in het jaar 1913, dat de Troon rede aankondigde een ontwerp tot afslui ting van de Zuiderzee. Hij was het ook, die als minister in 1916 het wetsontwerp bij de Staten-Generaal indiende en dit in 1918 tot wet verheven mocht zien. Hij ook was het, die na zijn aftreden als minister, als voorzitter van den Zuiderzeeraad van nabij dien arbeid met de grootste belang stelling volgen bleef. De voltooiing er van heeft hij niet mogen zien. Anderen zijn het, die de plaats inne men, die hij destijds innam, en daarom kwam mij voor den geest dat woord: „Een ander is het, die zaait en een ander is het, die maait". En wanneer ik nu op deze gedachte doorga, dan zie ik rondom mij nog eeni- ge anderen, op wie dit woord van toepas sing is. Ook de heer Wortman, die bij 't begin van dezen arbeid met de leiding van de uitvoering van rijkswege belast geweest is, en die het voorrecht heeft nog in ons midden te zijn, heeft zijn taak moeten overdragen aan andere handen. Nog een derde, aan wien ik denk, is de tegenwoor dige directeur van den Rijkswaterstaat, den heer Ringers, eerste hoofd-uitvoerder van de M. U. Z., die ook al weer niet heeft voltooid het werk, dat hij heeft aangevangen, maar die het gelukkig heeft kunnen overdragen aan een man, wiens naam verbonden is aan het werk, aan den zoon van den schepper van dit reuzen werk. Er zijn een paar, die in de gelukkige omstandigheid verkeeren het werk van het begin tot het einde te hebben meege maakt: de voorzitter van de Zuiderzee- vereeniging, mr G. Vissering, die in ons volk de belangstelling heeft gewekt voor dit groote werk en die in zijn kwaliteit bij de voltooiing aanwezig is. Ten slotte zijn er nog twee. Eén er van over wien ik niet zal spreken, ben ik zelf. Ik heb n.l. als minister van Financiën het voorrecht gehad in 1925 de middelen te kunnen beschikbaar stellen, die voor de versnelde uitvoering der werken noodig waren. De ander is de oud-minister ir M. G. E. Bongaerts, die, geleerd door de er varingen, opgedaan bij de afsluiting van het Amsteldiep, niet voornemens was ook hier sprake te doen zijn van een kerkhof van aannemers. Hij heeft er in de eerste plaats toe medegewerkt, dat de groote combinatie van de M. U. Z. in het leven werd geroepen, waarvan wij hier het machtige materiaal aanwezig zien. Dit heeft, naar mijn meening, er alles toe bijgedragen, dat de roem en de reputatie van ons land op dit gebied in lengte van dagen, ook na de voltooiing van het werk zullen blijven. Niet allen, die hebben medegewerkt, kunnen persoonlijk of in hun functie te genwoordig zijn. .Als voorzitter van den Zuiderzeeraad weet ik, dat ik spreek uit naam van het Nederlandsche volk, dat ik hen allen dank betuig. Gij allen, die hier tegenwoordig zijt, zijt de vertegenwoor digers van acht millioen Nederlanders, die allen trotsch zijn op de voltooiing van dit werk op dezen dag." Een luid applaus volgde op deze rede. Vervolgens voerden nog het woord ir de Blocq van Kuffeler en minister Reymer en toen was het moment der slui ting aangebroken. De 12-jarige zoon Frans van den direc teur-generaal ir de Blocq van Kuffeler zwaaide de M.U.Z.-vlag als sein, dat de kranen weer konden gaan werken. Ir de Blocq van Kuffeler had in zijn rede gewaagd van de toewijding van het geheele personeel, van het medeleven van allen, die aan dit grootsche werk mogen medewerken. Dit bleek wel zeer bij de sluiting. Om het hardst werkten de be stuurders der beide kranen. Met doffe slagen vielen de groote bakken keileem in het laatste gat. De spanning der vele honderden toeschouwers, op de officieele boot zoowel als op de kranen en andere vaartuigen, steeg ten top. Zes grijpers hebben hun vracht gestort: nog stroomde het zoute water in Zuidelijke richting. Acht grijpers keileem liggen in het gat: een klein stroompje nog vloeit door het gat. Tien grijpers hebben hun vracht ge lost: stroomt het nog? De elfde en twaalfde grijper keileem, die tegelijkertijd door de Noordelijke en Zuidelijke kraan werden gestort, waren beslissend: het gat is dicht! Een luid gejuich ging op naar het Noor den over de rest van dé thans buitenge sloten Zuiderzee, naar het Zuiden over het nieuwe IJsselmeer. Te 1.02 in den middag van 28 Mei 1932 was de afsluiting van de Zuiderzee een feit. De sirenes der stoom- en motorvaartui gen gillen over 't water. Dan speelde de Marinekapel op de Stavoren het Wilhel mus, de uitvoerders van het werk werden gelukgewenscht en de eerewijn werd ge schonken. Onmiddellijk werd het nieuws van de afsluiting over ons land verspreid. Het eerste telegram was gericht aan H. M. de Koningin. De sluiting van de Vlieter heeft zon der moeilijkheden van bijzonderen aard plaats gehad. Tijdens den storm van Zon dag voor een week was het keileem nabij het gat over een kleinen afstand door de zee overspoeld, zonder echter weg te slaan. Aan de verdere afwerking van den dijk werd Zaterdag tot zes uur doorgewerkt. In October a.s. zal de afsluitdijk geheel gereed zijn en zullen de auto's van Fries land naar Noord-Holland over den dijk rijden. Direct na de sluiting waren er eenige zeer enthousiaste toeschouwers, die op den dijk hadden gestaan, die als eersten van het Noord-Hollandsche naar het Friesche dijkgedeelte liepen. Den 9en September 1916 werd het ont werp dr G. Lely ingediend, in het voor jaar van 1918 door de beide Kamers be handeld en 14 Juni 1918 in het Staatsbl. opgenomen. Den len Mei 1919 werd de Dienst der Zuiderzeewerken in het leven geroepen en deze begon onverwijld zijn arbeid, waarbij de afsluiting nummer één van het plan werd. De beteugeling van de geulen in het Amsteldiep is 't eerste werk geweest, gevolgd door de afsluiting van 't Amsteldiep (19231925). Toen zijn in Mei 1926 nieuwe wetsvoor stellen ingediend ter versnelling van het groote werk en door beide Kamers goed gekeurd. Den 21sten Augustus 1930 kwam de Wieringermeerpolder gereed; in 6 maan den hadden de gemalen Lely en Leemans 600X00.000 M3 water uit het omdijkte stuk zee geworpen en ruim 20.000.000 H.A. grond voor bebouwing gewonnen. Intusschen werd met groote snelheid aan den afsluitdijk doorgewerkt. In 1928 werden Kornwerderzand en Friesland verbonden 19281930 duizenden meters dijk en beteugelingsdammen gelegd, zoo dat in 1931 nog drie gaten overbleven: de Blinde Geul, de Middelgronden en de Vlie ter (2800 M. breed). De geweldige afsluitdijk met zijn drie sluizen voor scheepvaart en waterloozing staat op een voet van 120 M. breedte. Zijn lengte bedraagt ruim 30.000 M., zijn hoogte reikt van 6.20 M.7.25 M. boven N.A.P. De helling is 1 op 4. De basaltee- ring gaat tot 2 M. beneden de kruin. Dat dit werk ook in het buitenland de aandacht trekt, blijkt uit wat de Engel- sche „Daily Herald" schrijft: „Zevenhonderd jaar geleden heeft de zee in een enkelen aanval een geheele pro vincie aan het Hollandsche volk ontrukt. Zaterdag is dit volk er in geslaagd den verloren grond te herwinnen. Dit is niet gebeurd door een oorlog, maar door gedul- digen arbeid, en door de knapheid der in genieurs. De Noordzee is de invaller ge weest, die thans weer is uitgesloten na vele jaren werk. Hiermee hebben de Ne derlanders de kaart van Europa veran derd. Deze vreedzame verovering van grond gebied strekt het volk tot meer eer, dan wanneer dit door oorlog zou zijn geschied. op den melkprijs gegeven worden en kun nen de boeren voortgaan om 2 cent voor de melk te beuren. Ondanks de 7 cent hun door den heer Kersten in uitzicht gesteld. Die 7 cent bleven volkomen ima ginair. Ze konden alleen dienst doen om den geheel onjuisten indruk te wekken, dat men toch wel wat voor de boeren wenschte te doen; méér zelfs dan anderen. Terwijl men inderdaad niets voor hen deed. De heer Marchant, hierover oordeel vel lend, kon niet aannemen, dat een man als Ds Kersten zulks niet begrepen had. Men moest aannemen, dat hij deze eenvoudige dingen wel had doorgrond. Maar zoo liet de heer Marchant hier op volgen als hij het wel begrijpt, heb ik geen parlementaire ter men om zijn houding te quali- f i c e e r e n. Precies onze meening. Daarom nemen we liever aan, dat Ds Kersten van de zaak niets begreep. Want het alternatief zou alleen on waarachtigheid kunnen zijn. En daarvan gruwen we." ONVERKOOPBARE KERSTEN-MARGARINE. „De Standaard" bespreekt den steun aan de melkveehouders en wijst er daar bij o.m. op, dat zij, die er zoo hoog van opgeven, dat het Nederlandsche volk den boer nu met een bedrag van 100 millioen gulden subsidiëert, moeten bedenken, dat ze nog altijd, precies omge keerd, een 100 millioen „crisiswinst" ge nieten. „Immers in normale tijden ontvin gen de boeren voor 3200 millioen liter melk, die in de industrie verwerkt wor den, ongeveer 270 millioen gulden. Bij den huidigen prijs van 2 cent en min der, echter slechts 70 millioen. Door een opvoering van den melkprijs tot 5 cent, zullen ze voortaan plm. f 170 millioen ont vangen. Maar dat is altijd nog 100 mil lioen minder dan hetgeen ze in g e w o n e tijden ontvingen. Indien het technisch dan ook mogelijk was het rendement nog wat te verhoogen, zou nog niemand reden heb ben tot ernstig beklag. Al begrijpen we best, dat de consument liever 50 cent dan een gulden voor een pond boter be taalt, reden tot klacht heeft hij niet. „Maar, vervolgt het blad, al' mag de consument niet klagen, aan den anderen kant is er evenmin aanleiding hier van een „Jodenfooi" te spreken, gelijk Ds Ker sten deed. Reeds is lOu millioen gulden op zich zelf geen te verwaarloozen bedrag. Voor al niet als men ook rekening houdt met het sterk achteruitgaand inkomen der overige bevolkinsgroepen. Waarbij dan nog komt, dat een hoogere melkprijs technisch alleen te verkrijgen zou zijn, indien bij hoogeren boterprijs, het gebruik niet afnam. Het is zelfs maar heel gelukkig, dat Ds Kersten niet op de plaats van Minis ter Verschuur staat. Want ware dat wèl zoo, dan bleef de melkprijs op 2 cent en waren de 7 cent, die de heer Kersten aan de boeren voorspiegelde, te verge lijken met de bekende philosofische eie ren van den boer uit Staring's bekende gedicht. Wat toch bepleitte Ds Kersten? Een melkprijs van 7 cent per liter; een ver hooging dus met 5 cent. Dat zou tusschen de 150 en 200 millioen gulden bijslag vorderen. Dit bedrag, zoo orakelde de spreker, moest gevonden uit een heffing op mar garine. Nu zouden, bij onverminderd verbruik, zoowat 50 millioen K.G. margarine onder die heffing vallen. D.w.z. de accijns per K.G. zou neerkomen op 3 4 gul den. Een K.G. margarine zou den gebrui ker dus f3.50 tot f4.50 gaan kosten. Met een melkprijs van 7 cent, zou een boterprijs we nemen nu maar ronde cijfers van twee gulden overeenkomen. Maar welke dwaas in Nederland gaat nu 4 gulden voor een K.G. margarine be talen, als hij voor f2.goede boter krijgen kan? Zoo mal is niemand. Derhalve blijft deze Kersten-margarine onverkoopbaar. Maar als zij niet verkocht wordt, brengt ook de accijns niets op, kan er mitsdien geen toeslag DE NEDERLANDSCH-DUITSCHE HANDELSBETREKKINGEN. Twee Berlijnsche bladen hielden zich Zaterdag bezig met de Nederlandsch- Duitsche handelsbetrekkingen, het Ber liner Tageblatt en de Vossische Zeitung. Het Berliner Tageblatt bespreekt in een hoofdartikel, getiteld „De Boteroorlog" het heele complex van vraagstukken, dat aan den beperkten invoer van zuivelproduc ten vast zit en polemiseert in het bijzon der tegen de stelling van Rijksminister Schiele en anderen, volgens welke vrijwel alleen de import en niet de vermindering van de koopkracht aan den verminderden afzet van de Duitsche boter debet zou zijn. „De stelling van minister Schiele", zegt het Tageblatt, „berust op de bewering dat de prijsbeweging in binnen- en bui tenland gelijken tred houdt; evenwel is dit allerminst het geval in zooverre de prijs in Duitschland den laatsten tijd is gestegen, terwijl de wereldmarktprijs zijn daling heeft voortgezet." De Vossische Zeitung plaatst boven haar beschouwing: „Nederlands gevaarlijk dreigement". Na gewag te hebben gemaakt van ver- geefsche onderhandelingen, gevoerd door de thans in Nederland teruggekeerde de legatie, beweert het blad, dat Nederland heeft verlangd, dat het geheele actief saldo van het Duitsch-Nederlandsche han delsverkeer door Duitschland ter beschik king zou worden gesteld van importeurs van Nederlandsche zuivelproducten. „Door dezen eisch", zoo betoogt de Vossische, I „verlangt Nederland van Duitschland het i onmogelijke, want dit Rijk zou door de consequenties, uit deze maatregelen voort vloeiend, niet meer in staat zijn de rente van zijn buitenlandsche schulden te be talen!" Het blad bespreekt dan de actie van oud-minister Posthuma en de mo gelijkheid van repressailles op het gebied der deviezen. „De Duitsche regeering kan natuurlijk niet verhinderen", zoo besluit de Vossi sche Zeitung, „dat Nederland, zonder daartoe te zijn genoodzaakt, op het stuk der deviezen het voorbeeld van Duitsch land volgt, maar een eenzijdige restrictie tegenover Duitschland zou tot een con flict voeren. Evenwel bestaat er vooruitzicht, dat dit wordt vermeden en overigens is ook de boterpolitiek van minister Schiele aan de bestaande moeilijkheden debet," Lijst van geneeskundigen, art. 75 Pensioenwet 1922. Door den Minister van Financien, is dhr J. 0. Pe- tersma te Middelburg aangewezen voor de provincie Zeeland voor het verrichten van het geneeskundig onderzoek (zenuw ziekten) van ambtenaren en oud-ambte naren, die wegens door invaliditeit veroor zaakte ongeschiktheid voor het verder waarnemen van hun betrekking aan spraak maken op pensioen. De wedstrijd om den Schel de b e k e r. De zwemwedstrijd over de Schelde van Breskens naar Vlissingen, is dit jaar bepaald op Zaterdag 16 Juli. Vlissingen. De heer O. P. Lootsma, loodsleeriing eerste klasse, heeft de Gar- nagiemedaille met gratificatie ontvangen voor het met gevaar voor eigen leven red den van een der opvarenden van het loodsvaartuig Vlissingen, die te water was geraakt. lerseke. De postduivenvereniging Stormvogels hield een wedvlucht van Compagnie, 275 M. Eerste prijs Daan van Boven 1.40; tweede pr. E. Everse 1.44; derde pr. W. v. Haver 1.48; vierde pr. E. Everse 1.59; vijfde pr. W. v. Haver 1.59. Hedenmorgen zijn ongeveer een 30 I a 35 motorvaartuigen naar het IJssel meer gegaan om zaad te halen voor den uitzaai der mosselcultuur. Dit halen is vanaf morgen zonsopgang geoorloofd. Ook van andere plaatsen maakt men zich op om zulks te doen. Een en ander brengt een heele drukte mee. Schore. In de timmermanswerkplaats van dhr J. Hendrikse, alhier, is Zaterdag een ernstig ongeluk gebeurd. De knecht S. geraakte met zijn hand in de boorma chine tengevolge waarvan enkele pezen werden doorgesneden. S. moest zich naar Goes begeven waar medische hulp werd verleend. Kapalle. Zaterdag nam dhr A. Bruins- boofd, stationschef te Kapelle-Biezelinge, afscheid diensttijd jaar. Dhr| baan als promotie weest als muiden ea linge. Wolf aar vergaderir terschap ning over I op f 21.86i] mitsdien f 6693,96. De beg '33 wer<J gaaf op f 3059,401 een te hef! A., dat is f jaar. Aan de W. F. K.l zeek tege| leend op De bezd ontvangerl met verplf voor pens| borgstellii; (hypothee De bezd gebracht gezworenë Aan del het wateq pachtredu Wegend J. Goethel de aanbef J. Goethel 3e. A. Kol Wegens M. L. Sm| volgende didaat: Driedijk; In van Inge Nieuwla dienstjaal op f 431-| mitsdien f 950,14. De beg '33 wed gaaf op f| voor onvl fen dijkgl f 3 per Aan d| W. F. zoek tegd leend op Wegen| M. J. Mc de staat le can! Minnaarq De zak noemen steld op In van ingd Sabbinge dienstjaal op f 155a mitsdien f f 454,65 De bed '33 wel gaaf op f 127,47] een te he dat is f Aan W. F. zoek tegl leend op HerbeJ M. J. Ml watersch sluis aar De ze noemen ate ld op In van Ing| werd de in ontva op f 94d goed slol De bei —'33 w<T gaaf op| f 200,191 een te hq dat is f I Aan W. F. zoek teg leend op| Herb J. J. va het watd terlandp| De za noemen I steld op| Vrouv sloot md ding B. dige vo<j heffing Morgd Vier tg wer te Weesp; Luteyn Bero de Mee| (W.), Te Nie

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1932 | | pagina 2