■a -^Iciu jyiyjui §11. s •gd^ teS^^ ■SSg^dfl^ h Voor Vrijheid en Recht Uit Gods Hemel. Uit het Zeeuwsch Verleden Uit de historie van Zierikzee. Voor de jeugd. B o O O y M S 2 •J Z M 3 S <2 K O O a B) CÖ Q bmmM 09 S3 CU E K -C Cm E OP ■O ca 3 e Lü O 5ï M Bk* o Ui ad 3-.-21-9 K a +-« 3) cö bfl M d m g S Si .3-3" a J4 S3 ■„02 "i P O •- s ]S ^^i2>^iö-3.©öo £8jj<5*9-9 2 -a d ej MS"** 4=3 «3 3 u a 9 «j £o-r CQ "3 bC-^ J li 1-8 fl- S d 3 ffl a ^>2 g O-s !f ®-§ I -'bIÏb ~2 d d giJ -d I" mg 9 O .3-d „-a P £J O 'd 03 M o cd -d flSd Jd® aM a s d? K 2 w ?c si» ««F| M p« N rS T3 <d d cd aS 60^, o3 Sp f> Ê-4 -ü S*** S3 -M h -§ "3 I 3 is 3 d <s d e- d M -e o m d a .sl-S^ggs^^^ _'33 3) fl ^■h M"d fe _-Q Ogcjftgd 3 w -S Js -2 c Q, 3 a.12 i5 rj m -M 3 go-g dW O „3S (jj <*V O. fel fe rj-4 9- —1 VJJ .3 Pt d ni cd T3 P cd g cd bfl I-s o. d 3% '^"3 d M ®3 r-l Cd 3 -d bo d - - Pt-; O 00 l-g «'3 1.^3 - dS|^S^ ®34 H3a - -o 3 iï mR Oo^o^x-Ss] s XI r-i ||®3®ddx. §9§3ill|S®»o° H 'd faoR o dud udij o m !S^. t dtï^^ I 9 1 9 -14 g 1 I ig'iaSlgl t» N d M Gij mannen en vrouwen volgt onze vlag; ontwaakt! ontwaakt tot den nieuwen dag! Aan 'twerk voor de grootheid van ['t vaderland! t gediend met doeming van hoofd en handt Hoogmoed spreekt uit dit woord; waan. Gelooft hén niet, maar de moeder, zegt Emmanuel. Doch hoe zouden die duizenden in de moe de; gelooven? Het conflict is er; de ontevre denheid is algemeen. Men vraagt zich af: BH<>e kan zij vrede brengen, als haar kin- de en zelf haar gebod niet verstaan?" .De scheiding heeft zich voltrokken; wat ■a' m één weg moet loopen, gaat uiteen... Oude woorden hebben hun tooverkracht verloren; alleen wat nieuw is, lokt Het woord van de moeder trekt niet meer; is haar taak ten einde? De Fascisten winnen enkelen, trekken triomfantelijk heen- Een beschouwend koor vraagt: „Wie kan ontwarren den wereldknoop?" Een ander koor antwoordt en het tweede bedrijf is ten einde Er is een die 't kan die helpen kan en heelen; God kan voleinden wat hij begon; maar als bloemen zijn wij, geknakt op hun stelen die buigen naar d'aarde, al roept hen de zon. Het derde bedrijf wordt ingeluid met een oproep tot alle makkers, die immers iillen kinderen van de moeder zijn: Keer terug tot haar, „slaat allen uw armen om de groote moeder heen". Dan komen zij: een oude arbeider, een klerk, een anarchist, een werklooze, een rijke, een geloovige. Zij zeggen haar wat leeft in him ziel aan droom en gedachte, wil en daad, streven en hoop. Talloos vele moeilijk heden zijn er in hun leven; tegenstrijdig heden ontdekken zij allerwegen. Een steeds terugkeerend: waarom?" is de achtergrond van alle vragen. De moeder heeft weer de oude plaats terug gekregen. De nood der kinderen ligt haar na aan het hart. Elkeen antwoordt zij naar- dat hij behoeft Den werklooze roept zij toe een woord vol diepen zin Kom hier mijn kind en zie mij aan. Ik faalde vaak, ik was dikwijls zwak, maar we mogen niet uit elkander gaan... Zie: ik ben de boom en jij bent de tak: we kunnen niet buiten elkaar bestaan. Maar in het woord, dat zij tot den ge loovige richt, legt zij eigen diepste armoede en tegelijk sterke eigenwaan wel op aller duidelijkste wijze bloot, als zij zegt: Lang heb ik gepoogd zonder God te gaan, steunend enkel op eigen kracht, en waarlijk heb ik veel bestaan, en waarlijk heb ik ook iets volbracht- Wie zelf een zoeker is, kan geen leider zijn. Wie geen zekerheid kent, mist de kracht om anderen tot steun te zijn. Wie in de zelfverzekerden veel afkeurt, spreekt niet alzoo. Hier velt de moeder haar eigen vonnis- van-machteloosheid. Zij belijdt het ook zelf: „Ik heb niet ge noeg licht, niet genoeg kracht; ik beef voor den strijd". En het koor wijst vonnis in de woorden: Ge hebt Eén veracht, Ge hebt Eén vergeten, hem, die winden doet zwelle' en mensch-harten beweegt: ge groeft eigenmachtig uw spoor, ge vocht in uw eigen veete: eens blonk zijn naam door uw daden: ge hebt dien uitgeveegd De moeder ontdekt dan haar armoede, roept uit: „Kan ik worden gered? Kan ik worden genezen?" Koren hebben tot haar gesproken over krachten, die er zijn, doch welker naam zij niet weten. Men lette er wél op, dat hier alles zich verliest in het vage; over „krachten" en „wonderen" spreekt men, niet over den naam, die alles omvat: God. Dat is de armoede, die der moeder gemis wil vervullen! Deze dingen dienen wèl onderscheiden en in 't juiste licht gesteid, als wij aan 'tslot den jubel van het beschouwend koor in sterke extaze hooren zingen: Nog kunt ge worden gered genezen; nog kunt ge worden Gods vlam, Gods zwaard; nog kunt ge staan herboren herrezen; zoo ge wilt wenden u Gode-waart. Wanneer deze boodschap maar op de eenig- juiste wijze wordt opgevat, wanneer dit woord maar geldt als het hoogst-belangrijke dat alles omspant, dan kan alles weer goed worden! Doch wie niet blind is voor de krachten, die hier drijven van God èf inplaats van naar Hem heen, weet, dat velen Hem en Zijn goddelijke genade op die wegen nooit zullen vinden. A. L. VAN OYEN. Een geschiedenis uit den strijd ter afschaf fing der slavernij in Amerika. Vrij naar het Engelsch. Door A. L. 0. E. 41) -o- HOOFDSTUK XXVIII. Een treurig lot. Slechts weinig had Gloria overgehouden, wat ze het hare kon noemen. Tot die weinige bezittingen behoorde een kaart in gouden lijst, die ze, toen ze de school verliet, van haar vriendinnen had gekregen. In het midden van de kaart was een vers geschre ven ter eere van Gloria, door een harer beste vriendinnen, Dora, gedicht. Daarom heen was een kring van dertig medaillons geteekend, waarin haar kennisjes elk haar eigen naam geschreven hadden. Deze ge dachtenis, haar „vriendschapskrans", zooals Gloria ze noemde, had haar bij al haar rei zen en trekken vergezeld, en had in de zit kamer van haar Amerikaansche huis ge prijkt, als een kostbare herinnering aan de gelukkige dagen harer jeugd. Gedurende al den tijd, dat Gloria in Ame rika had gewoond, had ze briefwisseling ge houden met eenige harer oude vriendinnen het drukst met Dora, Isabella en Blanche en door hen was ze op de hoogte gebleven van al hetgeen een vrouw kan interesseeren. Alle bijzonderheden als huwelijk, vertrek of dood had ze op haar „vriendschapskrans" aange- teekend. Op de kaart stonden de overlijdens data aangeteekend van zeven harer vrien dinnen, die Gloria als jonge, levenslustige meisjes verlaten had; enkelen had ze geheel uit het oog verloren, zooals dat menigmaal gaat, maar van een achttal was haar de woonplaats bekend. Zij waren het, die Gloria naar haar vaderland deed terugverlangen. Ze wilde die oude banden weder aanknoo- pen, die bekende gezichten weer om zich heen zien, vooral haar drie hartsvriendin nen. Alle drie waren ze getrouwd, twee van hen hadden kinderen. „Mijn vriendinnen", dacht Gloria, „zijn van naam veranderd, maar hun hart is hetzelfde gebleven. We zullen spreken over onze schooldagen en over onze blijde jeugd en die gelukkige her inneringen zullen mijn leed verzachten en mij doen vergeten, dat mijn leven een mis lukking is geweest." Toen mevrouw Pomfret in Engeland aan kwam, lagen er al brieven op haar te wach ten. Haar drie vriendinnen waren haar ten minste trouw gebleven. Hartelijk, medelij dend, waren die brieven, iedere schrijfster sprak de hoop uit, haar lieve Gloria spoe dig eens te zien. Gloria herlas de epistels, een gevoel van blijdschap doortintelde haar iets was haar dan toch nog gelaten. Vol hoop vervolgde ze haar reis naar Londen. Na zich in een tweede-rangs hotel wat verfrischt te hebben, reed mevrouw Pomfret naar Lady Somerville, geboren Blanche, die in één van de deftigste wijken van Londen haar villa had. Er was juist ontvangdag, zooveel rijtuigen stonden in de straat te wachten, dat het Gloria moeite kostte, de deur te bereiken. Toen ze eindelijk zoover was, dorst ze niet binnentreden. De gepoe derde lakeien, die de gasten opwachtten, zagen er uit, of ze dachten, dat iemand, die in zoo'n gewoon huurrijtuig kwam, geen recht had, zich onder al die deftige men- schen te mengen. Mevrouw Pomfret gaf al leen haar kaartje met haar adres af en ver zocht met een zucht den koetsier, haar naar Cadogan Palace te rijden, waar Isabella Grey woonde. Dat adres was in een heel ander deel van de stad. Eindelijk kwamen ze dan toch aan het be doelde adres en gelukkig was mevrouw Grey thuis. Met kloppend hart klom Gloria de nauwe trap op. Op het portaal waren twee kinderen aan het spelen. Ze staarden de in zwart gekleede vreemdelinge met groote oogen aan en toen ze hen een hand wilde geven, liepen ze hard weg. Na eenig zoeken vond ze de deur van het appartement, waar de familie verblijf hield. In de woonkamer vond ze Isabella met haar drie dochters. De moeder kwam haar met uitgestoken.handen tegemoet en gaf haar een hartelijken kus met den uitroep„Wel, Gloria, ik zou je nauwelijks herkend hebben." Zeker zou mevrouw Pomfret de levendige vroolijke Isabella Merriman niet herkend hebben in deze vrouw van middelbaren leef tijd, met haar gerimpeld gezicht, door vele zorgen oud voor haar tijd. Mevrouw Grey kon zich eerst weinig bemoeien met haar gast. Haar drie dochters zouden gaan win kelen en Gloria hoorde, hoe haar moeder haar heel wat boodschappen opdroeg. Ech ter bleek uit alles, dat mevrouw Grey elk dubbeltje moest omkeeren, voor ze het uit kon geven. Zelfs toen de meisjes vertrokken waren, kon Isabella haar aandacht niet bij haar zwaar bezochte vriendin bepalen. Mevrouw Grey verwachtte eerder sympathie, dan dat ze die schonk, haar eigen zorgen waren meer dan genoeg voor haar. Mevrouw Grey spaar de haar dan ook niets; Gloria kon er nau welijks een woord tusschen krijgen; ten laaste vroeg ze naar Lady Somerville en op welk uur ze de meeste kans had die „lie ve Blanche" thuis te treffen. Mevrouw Grey haalde veelbeteekenend de schouders op en antwoordde: „O, daar weet ik niets van. Hare Hoogheid heeft het veel te druk met uitgaan en par tijen, ze denkt slechts aan diners en bals. Haar oudste dochter is op het punt een schitterend huwelijk te doen. Lady Sommer- ville, voegde mevrouw Grey er bitter aan toe, „heeft geen tijd voor eenvoudige menschen als wij". Het hart zonk Gloria in de schoenen. „Hoe kon ik ook verwachten," overdacht ze, „dat een gewone schoolmeisjesvriend- schap vijf en twintig jaar zou bestaan!" „We zijn bezig ons klaar te maken voor een uitstapje naar Broadstairs," vervolgde mevrouw Grey, „want zoowel de kinderen als ik zelf hebben verandering van lucht hard noodig. Maar misschien wil je morgen bij me komen koffiedrinken, heel gezellig onder ons. Dan kun je ook mijn jongens eens zien, die nu op school zijn. Maar Gloria wilde de uitnoodiging niet aanvaarden, ze kon immers de huur van het rijtuig niet betalen. Ze ging weer weg en gaf den koetsier het adres van mevrouw Brown op wie haar laatste hoop geves tigd was. „Dora heeft geen kinderen, die haar zor gen geven," dacht de weduwe, „ze was altijd een aardig, hartelijk meisje. Misschien dat ik bij Dora een rustig thuis vind." Mevrouw Brown was al even sterk ver anderd als mevrouw Grey, maar op een an dere manier. Dora was een robuste vrouw geworden met een tamelijk hoog gekleurd gelaat en zooals haar bezoekster al in de eerste vijf minuten opmerkte, iemand met een heel beslist karakter en geprononceerde meeningen. Dora achtte het haar plicht me vrouw Pomfret te laten voelen, hoe ge schrokken ze was, toen ze vernomen had, dat haar oude vriendin en klassegenoot wer kelijk slaven had gehouden en dat haar echtgenoot gesneuveld was voor 'n doel, dat geen mensch met eenig gevoel kan goed keuren. De arme weduwe kromp ineen on der dit ruwe verwijt. Ze stond op, beschaamd en bedroefd. Dit gesprek, waarin Dora zoo ruw de windselen wegtrok van een nog on geheelde wonde, was te veel voor haar. In Gods hemel, voor Zijn trone Is het altoos klare dag, Maar uit liefde kwam Gods Zona Waar Hij glans nog glorie zag. Doch de boden van Gods vrede, Met hun Koning neergedaald, Brachten 't licht des Hemels mede, Dat hen daar zoo vol omstraalt! In Gods hemel, voor Zijn trone Davert alles van Zijn eer, Maar uit liefde kwam Gods Zone Midden onder zondaars neer; Doch de boden van Gods vrede, Uit eerbiedenis voor Hem, Brachten ons hun psalmen mede, Zongen die met heldre stem. In Gods hemel voor Zijn trone Looft en dient men Hem het eerst. Maar uit liefde kwam Gods Zone Hier, waar louter zonde heerscht. Doch de boden van Gods vrede, Van Zijn rijkdom zonder grens, Brachten Gods genade mede; Vrede op aarde en heil den mansch. In Gods hemel, voor Zijn trone, Is het alles warmte en gloed, Maar uit liefde kwam Gods Zone, Waar Hem niets dan koude ontmoet Doch de boden van Gods vrede, In het Bethlehemsche veld Brachten ons hun warmte mede, Die de koude harten smelt. door A. M. WESSELS. We gaan nog eens een bezoek aan de schilderachtige oude veste Zierikzee brengen. Reeds vorig jaar hebben wij een en ander verteld van de onrust en beproevingen, die de stad in bloei en rang deden dalen. Wij hebben toen stilgestaan bij de historie van den Lieven Monstertoren en zullen thans meer uitvoerig schetsen het oproer van 1787, waarvan de archieven een en ander be waard houden. Een kleine historische herinnering ga hieraan vooraf. Zooals wij in onze schets „Goes in den Patriottentijd" meedeelden, was daar onder leiding van een schippers knecht Hein Meurs, het oproer uitgebroken en deze was door het volk, dat de bezinning geheel was kwijt geraakt, gepromoveerd tot z.g. Oranje-Baljuw. Nadat het oproer te Goes gestild was, de Patriotten volkomen verslagen waren en de Oranjemannen op het kussen zaten, be schouwde Meurs zijn taak nog niet als af- geloopen. Immers Zierikzee was nog in de handen der Patriotten, en hij zou daar ook eens even een einde aan hun bewind maken. Hij voer met zijn baas Willem Zuidweg, naar genoemde stad. Nauwelijks aan wal gekomen, begon hij zijn opruiend werk te doen. Al spoedig kwam het de Vroedschap ter oore, die blijk gaf van vrijheidszin, door reeds bij de eerste geruchten van oproeren in Zeeland, te besluiten, dat geen krijgsvolk in dienst der stad, gebruikt mocht wor den bij burgergeschillen. Nu daar openlijk oproer en verzet in de stad Zierikzee gepredikt werd, deed zij dezen Goeschen oproerkraaier op het Stadhuis ge vangen zetten. Schipper Zuidweg kwam dus zonder zijn knecht terug in Goes en deed mededeeling van diens arrestatie. Onmiddellijk werd het nieuwe gezag van Goes bij elkaar geroepen, om over deze zaak te beraadslagen. Dat was meer dan erg, „hun Hein, hun Oranje-Baljuw" gevangen gezet! Dit kon men onmogelijk gedoogen. Een pro test werd bij de Staten ingediend, met dit dreigement, dat wanneer men in Zierikzee niet onmiddellijk Meurs losliet, men alle Zierikzeesche ingezetenen, die zich in Goes zouden vertoonen of er momenteel waren eveneens gevangen zou zetten. De Staten bang voor deze gevolgen drongen er ten zeerste bij de Vroedschap op aan, om aan de eischen der stad Goes toe te geven. Noode gaf Zierikzee toe. Onder enorm gejuich werd Meurs, na zijn loslating aan het Goesche Havenhoofd, door zijn stad- genooten ontvangen, en onder veel eerbetoon, reed hij door de Goesche straten. Toch was de tocht naar Zierikzee niet tevergeefs geweest. Niet, dat Meurs daar nu de gemoederen opgehitst had, dat juist niet Het gistte wel reeds lang, maar tot open lijken strijd tusschen Patriotten en Oranje- gezinden was het nooit gekomen. Wel was er telkens een wrijving tusschen het (Patriottisch) Wapenhandel Genootschap en de Schutterij. Teneinde aan deze wrijving een einde te maken, stelden de leden van den Wapenhandel „Eendracht en Vrijheid" voor, zich bij de Zierikzeesche Schutterij te doen inlijven. Men kan begrijpen, dat dit de Vroedschap wel naar den zin was. 't Voor stel werd uitgevoerd, en de vereenigde troep droeg nu den naam „Bataillon Nieuwe Schutters". Na deze samensmelting gevoelde de Vroed schap, die de zaak der Patriotten was toe gedaan, zich tamelijk rustig. Maar voor alle zekerheid wilde zij zich dekken, opdat, mocht er eens iets gebeuren, men toch mu nitie enz. in voorraad had Aan de Zeeuw- sche Admiraliteit werd onder voorwendsel, dat een aanval van de boeren van het eiland Schouwen gevreesd werd, het noodige kruit gevraagd De Admiraliteit die Oranjegezind was had met dit verzoek niets op en antwoordde op diplomatieke wijze, dat zij „zwaarigheid gevonden had om het gevraagde consent te verleenen, onbewust zijnde, dat de stad Zie rikzee eenig ammunitie tot hare verdediging noodig had, daar, voor zoover de admirali teit wist, de Republiek in vrede was met dezelver naburen. En daarom was zij be vreesd, dat de invoer van ammunitie arg waan en onrust aan de verdere Ingezetenen, voornamelijk van Schouwen en Duiveland zou veroorzaken". Deze, diplomatieke afwijzing viel de Pa- trottische Vroedschap van Zierikzee niet mee en zij protesteerde bij de Staten tegen de weigering van de Admiraliteit Maar ook daar kreeg men geen gehoor. Wel gaf de Raadpensionaris Laurens van de Spiegel een document mee, waarin namens de Staten verklaard werd, dat zij beter gedaan had den, evenals andere steden, „de verklaring tot het handhaven van het Erfstadhouder- schap en van de verdere Prerogativen van het huis van Oranje te teekenen. De blijd schap, waarmede die verklaring door verre weg het grootste gedeelte der Zeeuwsche bevolking ontvangen was, en de bedaard heid der gemoederen, welke dezelve tot ge volg gehad had, moesten ook Zierikzee over tuigen, dat het het beste, ja het eenige middel was, om het wantrouwen weg te nemen, door ook deze missive te teekenen". De Vroedschap wilde daar echter niet van weten. Het Patriottisch standpunt verlaten? Neen, dat was te veel gevergd. Inmiddels brak de Oranjestemming op het eiland Schouwen door. Helaas ging het te Dreischor, Zonnemaire en Noordgouwe wel wat te hardhandig toe, zoodat klachten bij de Vroedschap van Zierikzee binnenkwamen. Deze ontbood den bevelhebber der Zierik zeesche bezetting en eischte, dat hij, met een aantal soldaten, het Gerecht van Zie rikzee zou vergezellen, ter voorkoming van plundering. Deze weigerde pertinent aan dit bevel te gehoorzamen en zeide, dat de klach ten wel overdreven zouden zijn. Men riep nu de hulp in van den Luitenant Verdoorn, commandant van een oorlogsvaartuig, opdat deze met zijn manschappen uit zou trekken. Ook deze weigerde de Vroedschap van Zie rikzee ter wille te zijn. De Raad van Zierikzee was door deze open lijke weigeringen ten zeerst gegriefd en da delijk werd een deputatie afgevaardigd om deze beide militairen aan te klagen. Maar de Gecommiteerde Raden wezen de protesten van Zierikzee af. Ja, de vroede vaderen kre gen zelfs het v e r w ij t te hooren, dat zij de bevolking der Schouwensche dorpen niet zoo belasteren mochten. Ondanks deze openlijke tegenwerking bleef de Patriottische regeering van Zierikzee op het kussen, doch het onweer van het oproer was op til. De Oranjestroom was niet meer te keeren. (Wordt vervolgd.) Beste nichtjes en neefjes! Deze week zijn er niet erg veel briefjes, maar eerlijk gezegd kwam het mij wel goed uit. Ik zal er maar direct aan beginnen: Serooskerke. „Blauwoog". De vorige brief heb ik nog ontvangen, maar je zus heeft nu beter opgepast. Prettig dat je nu met de grooten mee gaat doen, die raadsels zijn heusch niet altijd even moeilijk. „Win- terkoninginnetje". Dat was een prettige week met twee jarigen, nog hartelijk gefeli citeerd. Jullie hebt dus nog wel een poosje de tijd, voor de overgang. „Maurits". De vruchten van Grootvader verlangen naar den zomer, en jij zeker naar de vruchten, of niet? En is het neefje nog geweest? 's Middags was het wel mooi weer om te fietsen. Oostkapelle. „Klaverbloem". Nu, ik heb verleden week wel meer briefkaarten go- kregen, 'twas met de krant ook een beetje raar gegaan hè. Prettig dat het je goed be valt op St. L. Koudekerk e. „Merel". Je hebt het boekje dus ontvangen. Donderdag had je mooi den tijd om het te lezen, of ben je toen uit geweest en bewaar je het tot morgen? Arnemuiden. „Haasje". Nog maar eens flink zoeken, wie weet, vindt je het dan nog niet. 'tls altijd vervelend hè, als je het op moet geven. 's H. A b t s k e r k e. „Robbedoes". Dus je bent ook over. Veel punten ben je niet voor uit, maar in ieder geval is het beter dan achteruit. Wat heb je voor Ned. Taal? Goes. „Duinroosje". Het trof goed, dat je de raadsels deze keer zoo gauw had. Ik wist niet dat jullie ook al groenten in den tuin hebben. Dat smaakt dan zeker wel extra lekker. „Karekiet". Allereerst hartelijk ge feliciteerd met je verjaardag. Je vindt het zeker niets naar dat het op Zaterdag is, je hebt nu een heerlijke middag. Komen er ook nog vriendjes? „Erica". Nee, ik ben er ook niet heen geweest, 't was trouwens geen mooi weer ook. Heel erg zomerachtig is het nog niet, wij hebben tenminste nog heerlijk de kachel aan. „Clematis". Ik heb wel heel wat van 't feest gehoord, maar ben er niet naar toe geweest. De versjes ken ik wel een beetje. Mocht jij 's avonds ook komen? „Crocusje". Leuk dat je er niet op gerekend had, maar daarom was het ook een troostprijsje. Je moet het maar even komen halen, het ligt al klaar, dat van C. ook. „Roosje". Het ge beurt niet vaak, dat je het raadsel niet kunt vinden, maar in jouw geval kan ik het wél begrijpen. Ik ben al nieuwsgierig naar den volgenden brief, dat zal wel een interessan te worden. „Reseda". Je boekje ligt hier nog, maar dat kom je de volgende week ze ker wel even halen? Ben jij Donderdag ook uit geweest? St. Laurens. „Klaverblad". Van jou dus ook het laatste briefje, nu ik zal ze be slist imissen. Prettig, dat je broertje nu voor jou in de plaats komt. Jullie moeten zelf maar een geschikten schuilnaam bedenken. „Meibloem". Ik dacht al dat je het raadsel vergeten had, maar dat is toch niet zoo. Ik zal het gauw eens gebruiken. En 'hoe is het gister gegaan. Ik denk, dat je in de vierde zit. Was bet feestje ook prettig? ^Klap roos" en „Vaderslaiecht". 't Was maar goed, dat ik nog een weekje de tijd heb ge geven, want er kwamen nog zooveel brief jes. Het laatste prijsraadsel moeten jullie den volgenden keer maar meesturen Rilland. „Afrikaantje". De album kwam dus wel goed te pas. Je had heel wat mooie kaarten. Die andere bladzijden zullen wel niet zoo gauw vol zijn. Ja, Cor zal altijd wel heel wat te vertellen hebben, T is ook allemaal zoo nieuw voor hem. Domburg. „Gorrie van Domburg", 't Lijkt me echt fijn, als je het bosoh zoo dicht bij hebt. Jullie zijn 's middags zeker nog gaan wandelen? Was de inhoud van het boekje ook naar je zin? Hilversum „Primula". Ja, je mag tegenwoordig altijd wel een regenjas mee nemen als je gaat fietsen. Je kunt daar bij jullie anders mooie tochten maken. Groede. „De kleine Molenaar" en „Bal roosje". Prettig hoor, dat jullie allemaal over- A - J; - 1

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1932 | | pagina 8