■a
-^Iciu jyiyjui
§11.
s •gd^ teS^^
■SSg^dfl^ h
Voor Vrijheid en Recht
Uit Gods Hemel.
Uit het Zeeuwsch Verleden
Uit de historie van Zierikzee.
Voor de jeugd.
B
o
O
O
y M
S 2
•J Z M
3 S <2
K
O
O
a
B)
CÖ
Q bmmM
09
S3
CU
E
K
-C
Cm
E
OP
■O
ca
3
e
Lü
O
5ï
M
Bk*
o
Ui
ad
3-.-21-9 K
a
+-« 3)
cö bfl
M d m g S
Si .3-3" a J4 S3
■„02 "i P O •- s ]S
^^i2>^iö-3.©öo
£8jj<5*9-9
2
-a
d ej
MS"**
4=3 «3
3 u a
9 «j
£o-r
CQ
"3
bC-^
J li 1-8 fl-
S d 3 ffl
a ^>2 g O-s
!f ®-§ I
-'bIÏb
~2
d
d
giJ
-d
I" mg 9 O
.3-d „-a
P £J
O
'd
03 M
o cd
-d
flSd
Jd®
aM a
s
d?
K
2
w ?c
si»
««F|
M
p« N
rS
T3 <d
d
cd
aS
60^,
o3
Sp
f>
Ê-4 -ü
S***
S3
-M h
-§ "3
I
3 is 3
d <s
d
e-
d
M -e
o
m d a
.sl-S^ggs^^^
_'33 3) fl ^■h M"d
fe _-Q Ogcjftgd
3 w -S Js -2 c Q, 3
a.12 i5 rj m -M 3
go-g dW O „3S
(jj <*V O. fel fe rj-4
9-
—1 VJJ
.3
Pt d
ni
cd
T3
P
cd g
cd
bfl
I-s
o. d
3%
'^"3
d M
®3
r-l Cd
3 -d
bo d -
-
Pt-;
O
00
l-g «'3
1.^3 -
dS|^S^
®34 H3a
- -o 3 iï mR
Oo^o^x-Ss] s XI
r-i
||®3®ddx.
§9§3ill|S®»o°
H 'd faoR o dud udij o m
!S^.
t
dtï^^
I
9 1 9
-14 g 1 I
ig'iaSlgl
t» N d M
Gij mannen en vrouwen volgt onze vlag;
ontwaakt! ontwaakt tot den nieuwen dag!
Aan 'twerk voor de grootheid van
['t vaderland!
t gediend met doeming van hoofd en handt
Hoogmoed spreekt uit dit woord; waan.
Gelooft hén niet, maar de moeder, zegt
Emmanuel.
Doch hoe zouden die duizenden in de moe
de; gelooven? Het conflict is er; de ontevre
denheid is algemeen. Men vraagt zich af:
BH<>e kan zij vrede brengen, als haar kin-
de en zelf haar gebod niet verstaan?"
.De scheiding heeft zich voltrokken; wat
■a' m één weg moet loopen, gaat uiteen...
Oude woorden hebben hun tooverkracht
verloren; alleen wat nieuw is, lokt Het
woord van de moeder trekt niet meer; is
haar taak ten einde?
De Fascisten winnen enkelen, trekken
triomfantelijk heen-
Een beschouwend koor vraagt: „Wie kan
ontwarren den wereldknoop?" Een ander
koor antwoordt en het tweede bedrijf is
ten einde
Er is een die 't kan
die helpen kan en heelen;
God kan voleinden
wat hij begon;
maar als bloemen zijn wij,
geknakt op hun stelen
die buigen naar d'aarde,
al roept hen de zon.
Het derde bedrijf wordt ingeluid met een
oproep tot alle makkers, die immers iillen
kinderen van de moeder zijn: Keer terug
tot haar, „slaat allen uw armen om de groote
moeder heen".
Dan komen zij: een oude arbeider, een
klerk, een anarchist, een werklooze, een
rijke, een geloovige. Zij zeggen haar wat leeft
in him ziel aan droom en gedachte, wil en
daad, streven en hoop. Talloos vele moeilijk
heden zijn er in hun leven; tegenstrijdig
heden ontdekken zij allerwegen. Een steeds
terugkeerend: waarom?" is de achtergrond
van alle vragen.
De moeder heeft weer de oude plaats terug
gekregen. De nood der kinderen ligt haar
na aan het hart. Elkeen antwoordt zij naar-
dat hij behoeft Den werklooze roept zij toe
een woord vol diepen zin
Kom hier mijn kind en zie mij aan.
Ik faalde vaak, ik was dikwijls zwak,
maar we mogen niet uit elkander gaan...
Zie: ik ben de boom en jij bent de tak:
we kunnen niet buiten elkaar bestaan.
Maar in het woord, dat zij tot den ge
loovige richt, legt zij eigen diepste armoede
en tegelijk sterke eigenwaan wel op aller
duidelijkste wijze bloot, als zij zegt:
Lang heb ik gepoogd zonder God te gaan,
steunend enkel op eigen kracht,
en waarlijk heb ik veel bestaan,
en waarlijk heb ik ook iets volbracht-
Wie zelf een zoeker is, kan geen leider zijn.
Wie geen zekerheid kent, mist de kracht
om anderen tot steun te zijn.
Wie in de zelfverzekerden veel afkeurt,
spreekt niet alzoo.
Hier velt de moeder haar eigen vonnis-
van-machteloosheid.
Zij belijdt het ook zelf: „Ik heb niet ge
noeg licht, niet genoeg kracht; ik beef voor
den strijd". En het koor wijst vonnis in de
woorden:
Ge hebt Eén veracht,
Ge hebt Eén vergeten,
hem, die winden doet zwelle' en
mensch-harten beweegt:
ge groeft eigenmachtig uw spoor,
ge vocht in uw eigen veete:
eens blonk zijn naam door uw daden:
ge hebt dien uitgeveegd
De moeder ontdekt dan haar armoede,
roept uit: „Kan ik worden gered? Kan ik
worden genezen?" Koren hebben tot haar
gesproken over krachten, die er zijn, doch
welker naam zij niet weten. Men lette er wél
op, dat hier alles zich verliest in het vage;
over „krachten" en „wonderen" spreekt men,
niet over den naam, die alles omvat: God.
Dat is de armoede, die der moeder gemis
wil vervullen!
Deze dingen dienen wèl onderscheiden en
in 't juiste licht gesteid, als wij aan 'tslot
den jubel van het beschouwend koor in
sterke extaze hooren zingen:
Nog kunt ge worden
gered genezen;
nog kunt ge worden
Gods vlam, Gods zwaard;
nog kunt ge staan
herboren herrezen;
zoo ge wilt wenden u
Gode-waart.
Wanneer deze boodschap maar op de eenig-
juiste wijze wordt opgevat, wanneer dit
woord maar geldt als het hoogst-belangrijke
dat alles omspant, dan kan alles weer
goed worden! Doch wie niet blind is voor
de krachten, die hier drijven van God èf
inplaats van naar Hem heen, weet, dat velen
Hem en Zijn goddelijke genade op die wegen
nooit zullen vinden.
A. L. VAN OYEN.
Een geschiedenis uit den strijd ter afschaf
fing der slavernij in Amerika.
Vrij naar het Engelsch.
Door A. L. 0. E.
41) -o-
HOOFDSTUK XXVIII.
Een treurig lot.
Slechts weinig had Gloria overgehouden,
wat ze het hare kon noemen. Tot die weinige
bezittingen behoorde een kaart in gouden
lijst, die ze, toen ze de school verliet, van
haar vriendinnen had gekregen. In het
midden van de kaart was een vers geschre
ven ter eere van Gloria, door een harer
beste vriendinnen, Dora, gedicht. Daarom
heen was een kring van dertig medaillons
geteekend, waarin haar kennisjes elk haar
eigen naam geschreven hadden. Deze ge
dachtenis, haar „vriendschapskrans", zooals
Gloria ze noemde, had haar bij al haar rei
zen en trekken vergezeld, en had in de zit
kamer van haar Amerikaansche huis ge
prijkt, als een kostbare herinnering aan de
gelukkige dagen harer jeugd.
Gedurende al den tijd, dat Gloria in Ame
rika had gewoond, had ze briefwisseling ge
houden met eenige harer oude vriendinnen
het drukst met Dora, Isabella en Blanche en
door hen was ze op de hoogte gebleven van
al hetgeen een vrouw kan interesseeren. Alle
bijzonderheden als huwelijk, vertrek of dood
had ze op haar „vriendschapskrans" aange-
teekend. Op de kaart stonden de overlijdens
data aangeteekend van zeven harer vrien
dinnen, die Gloria als jonge, levenslustige
meisjes verlaten had; enkelen had ze geheel
uit het oog verloren, zooals dat menigmaal
gaat, maar van een achttal was haar de
woonplaats bekend. Zij waren het, die Gloria
naar haar vaderland deed terugverlangen.
Ze wilde die oude banden weder aanknoo-
pen, die bekende gezichten weer om zich
heen zien, vooral haar drie hartsvriendin
nen. Alle drie waren ze getrouwd, twee van
hen hadden kinderen. „Mijn vriendinnen",
dacht Gloria, „zijn van naam veranderd,
maar hun hart is hetzelfde gebleven. We
zullen spreken over onze schooldagen en
over onze blijde jeugd en die gelukkige her
inneringen zullen mijn leed verzachten en
mij doen vergeten, dat mijn leven een mis
lukking is geweest."
Toen mevrouw Pomfret in Engeland aan
kwam, lagen er al brieven op haar te wach
ten. Haar drie vriendinnen waren haar ten
minste trouw gebleven. Hartelijk, medelij
dend, waren die brieven, iedere schrijfster
sprak de hoop uit, haar lieve Gloria spoe
dig eens te zien. Gloria herlas de epistels,
een gevoel van blijdschap doortintelde haar
iets was haar dan toch nog gelaten. Vol hoop
vervolgde ze haar reis naar Londen.
Na zich in een tweede-rangs hotel wat
verfrischt te hebben, reed mevrouw Pomfret
naar Lady Somerville, geboren Blanche, die
in één van de deftigste wijken van Londen
haar villa had. Er was juist ontvangdag,
zooveel rijtuigen stonden in de straat te
wachten, dat het Gloria moeite kostte, de
deur te bereiken. Toen ze eindelijk zoover
was, dorst ze niet binnentreden. De gepoe
derde lakeien, die de gasten opwachtten,
zagen er uit, of ze dachten, dat iemand, die
in zoo'n gewoon huurrijtuig kwam, geen
recht had, zich onder al die deftige men-
schen te mengen. Mevrouw Pomfret gaf al
leen haar kaartje met haar adres af en ver
zocht met een zucht den koetsier, haar naar
Cadogan Palace te rijden, waar Isabella
Grey woonde. Dat adres was in een heel
ander deel van de stad.
Eindelijk kwamen ze dan toch aan het be
doelde adres en gelukkig was mevrouw Grey
thuis. Met kloppend hart klom Gloria de
nauwe trap op. Op het portaal waren twee
kinderen aan het spelen. Ze staarden de in
zwart gekleede vreemdelinge met groote
oogen aan en toen ze hen een hand wilde
geven, liepen ze hard weg. Na eenig zoeken
vond ze de deur van het appartement, waar
de familie verblijf hield. In de woonkamer
vond ze Isabella met haar drie dochters. De
moeder kwam haar met uitgestoken.handen
tegemoet en gaf haar een hartelijken kus
met den uitroep„Wel, Gloria, ik zou je
nauwelijks herkend hebben."
Zeker zou mevrouw Pomfret de levendige
vroolijke Isabella Merriman niet herkend
hebben in deze vrouw van middelbaren leef
tijd, met haar gerimpeld gezicht, door vele
zorgen oud voor haar tijd. Mevrouw Grey
kon zich eerst weinig bemoeien met haar
gast. Haar drie dochters zouden gaan win
kelen en Gloria hoorde, hoe haar moeder
haar heel wat boodschappen opdroeg. Ech
ter bleek uit alles, dat mevrouw Grey elk
dubbeltje moest omkeeren, voor ze het uit
kon geven.
Zelfs toen de meisjes vertrokken waren,
kon Isabella haar aandacht niet bij haar
zwaar bezochte vriendin bepalen. Mevrouw
Grey verwachtte eerder sympathie, dan dat
ze die schonk, haar eigen zorgen waren meer
dan genoeg voor haar. Mevrouw Grey spaar
de haar dan ook niets; Gloria kon er nau
welijks een woord tusschen krijgen; ten
laaste vroeg ze naar Lady Somerville en op
welk uur ze de meeste kans had die „lie
ve Blanche" thuis te treffen.
Mevrouw Grey haalde veelbeteekenend de
schouders op en antwoordde:
„O, daar weet ik niets van. Hare Hoogheid
heeft het veel te druk met uitgaan en par
tijen, ze denkt slechts aan diners en bals.
Haar oudste dochter is op het punt een
schitterend huwelijk te doen. Lady Sommer-
ville, voegde mevrouw Grey er bitter aan toe,
„heeft geen tijd voor eenvoudige menschen
als wij".
Het hart zonk Gloria in de schoenen.
„Hoe kon ik ook verwachten," overdacht
ze, „dat een gewone schoolmeisjesvriend-
schap vijf en twintig jaar zou bestaan!"
„We zijn bezig ons klaar te maken voor
een uitstapje naar Broadstairs," vervolgde
mevrouw Grey, „want zoowel de kinderen
als ik zelf hebben verandering van lucht
hard noodig. Maar misschien wil je morgen
bij me komen koffiedrinken, heel gezellig
onder ons. Dan kun je ook mijn jongens
eens zien, die nu op school zijn.
Maar Gloria wilde de uitnoodiging niet
aanvaarden, ze kon immers de huur van
het rijtuig niet betalen. Ze ging weer weg en
gaf den koetsier het adres van mevrouw
Brown op wie haar laatste hoop geves
tigd was.
„Dora heeft geen kinderen, die haar zor
gen geven," dacht de weduwe, „ze was altijd
een aardig, hartelijk meisje. Misschien dat
ik bij Dora een rustig thuis vind."
Mevrouw Brown was al even sterk ver
anderd als mevrouw Grey, maar op een an
dere manier. Dora was een robuste vrouw
geworden met een tamelijk hoog gekleurd
gelaat en zooals haar bezoekster al in de
eerste vijf minuten opmerkte, iemand met
een heel beslist karakter en geprononceerde
meeningen. Dora achtte het haar plicht me
vrouw Pomfret te laten voelen, hoe ge
schrokken ze was, toen ze vernomen had,
dat haar oude vriendin en klassegenoot wer
kelijk slaven had gehouden en dat haar
echtgenoot gesneuveld was voor 'n doel, dat
geen mensch met eenig gevoel kan goed
keuren. De arme weduwe kromp ineen on
der dit ruwe verwijt. Ze stond op, beschaamd
en bedroefd. Dit gesprek, waarin Dora zoo
ruw de windselen wegtrok van een nog on
geheelde wonde, was te veel voor haar.
In Gods hemel, voor Zijn trone
Is het altoos klare dag,
Maar uit liefde kwam Gods Zona
Waar Hij glans nog glorie zag.
Doch de boden van Gods vrede,
Met hun Koning neergedaald,
Brachten 't licht des Hemels mede,
Dat hen daar zoo vol omstraalt!
In Gods hemel, voor Zijn trone
Davert alles van Zijn eer,
Maar uit liefde kwam Gods Zone
Midden onder zondaars neer;
Doch de boden van Gods vrede,
Uit eerbiedenis voor Hem,
Brachten ons hun psalmen mede,
Zongen die met heldre stem.
In Gods hemel voor Zijn trone
Looft en dient men Hem het eerst.
Maar uit liefde kwam Gods Zone
Hier, waar louter zonde heerscht.
Doch de boden van Gods vrede,
Van Zijn rijkdom zonder grens,
Brachten Gods genade mede;
Vrede op aarde en heil den mansch.
In Gods hemel, voor Zijn trone,
Is het alles warmte en gloed,
Maar uit liefde kwam Gods Zone,
Waar Hem niets dan koude ontmoet
Doch de boden van Gods vrede,
In het Bethlehemsche veld
Brachten ons hun warmte mede,
Die de koude harten smelt.
door A. M. WESSELS.
We gaan nog eens een bezoek aan de
schilderachtige oude veste Zierikzee brengen.
Reeds vorig jaar hebben wij een en ander
verteld van de onrust en beproevingen, die
de stad in bloei en rang deden dalen. Wij
hebben toen stilgestaan bij de historie van
den Lieven Monstertoren en zullen thans
meer uitvoerig schetsen het oproer van 1787,
waarvan de archieven een en ander be
waard houden.
Een kleine historische herinnering ga
hieraan vooraf. Zooals wij in onze schets
„Goes in den Patriottentijd" meedeelden,
was daar onder leiding van een schippers
knecht Hein Meurs, het oproer uitgebroken
en deze was door het volk, dat de bezinning
geheel was kwijt geraakt, gepromoveerd tot
z.g. Oranje-Baljuw.
Nadat het oproer te Goes gestild was, de
Patriotten volkomen verslagen waren en de
Oranjemannen op het kussen zaten, be
schouwde Meurs zijn taak nog niet als af-
geloopen. Immers Zierikzee was nog in de
handen der Patriotten, en hij zou daar ook
eens even een einde aan hun bewind maken.
Hij voer met zijn baas Willem Zuidweg,
naar genoemde stad. Nauwelijks aan wal
gekomen, begon hij zijn opruiend werk te
doen.
Al spoedig kwam het de Vroedschap ter
oore, die blijk gaf van vrijheidszin, door
reeds bij de eerste geruchten van oproeren
in Zeeland, te besluiten, dat geen krijgsvolk
in dienst der stad, gebruikt mocht wor
den bij burgergeschillen.
Nu daar openlijk oproer en verzet in de
stad Zierikzee gepredikt werd, deed zij dezen
Goeschen oproerkraaier op het Stadhuis ge
vangen zetten. Schipper Zuidweg kwam dus
zonder zijn knecht terug in Goes en deed
mededeeling van diens arrestatie.
Onmiddellijk werd het nieuwe gezag van
Goes bij elkaar geroepen, om over deze zaak
te beraadslagen. Dat was meer dan erg, „hun
Hein, hun Oranje-Baljuw" gevangen gezet!
Dit kon men onmogelijk gedoogen. Een pro
test werd bij de Staten ingediend, met dit
dreigement, dat wanneer men in Zierikzee
niet onmiddellijk Meurs losliet, men alle
Zierikzeesche ingezetenen, die zich in Goes
zouden vertoonen of er momenteel waren
eveneens gevangen zou zetten.
De Staten bang voor deze gevolgen
drongen er ten zeerste bij de Vroedschap
op aan, om aan de eischen der stad Goes
toe te geven. Noode gaf Zierikzee toe. Onder
enorm gejuich werd Meurs, na zijn loslating
aan het Goesche Havenhoofd, door zijn stad-
genooten ontvangen, en onder veel eerbetoon,
reed hij door de Goesche straten.
Toch was de tocht naar Zierikzee niet
tevergeefs geweest. Niet, dat Meurs daar nu
de gemoederen opgehitst had, dat juist niet
Het gistte wel reeds lang, maar tot open
lijken strijd tusschen Patriotten en Oranje-
gezinden was het nooit gekomen.
Wel was er telkens een wrijving tusschen
het (Patriottisch) Wapenhandel Genootschap
en de Schutterij. Teneinde aan deze wrijving
een einde te maken, stelden de leden van
den Wapenhandel „Eendracht en Vrijheid"
voor, zich bij de Zierikzeesche Schutterij te
doen inlijven. Men kan begrijpen, dat dit
de Vroedschap wel naar den zin was. 't Voor
stel werd uitgevoerd, en de vereenigde troep
droeg nu den naam „Bataillon Nieuwe
Schutters".
Na deze samensmelting gevoelde de Vroed
schap, die de zaak der Patriotten was toe
gedaan, zich tamelijk rustig. Maar voor alle
zekerheid wilde zij zich dekken, opdat,
mocht er eens iets gebeuren, men toch mu
nitie enz. in voorraad had Aan de Zeeuw-
sche Admiraliteit werd onder voorwendsel,
dat een aanval van de boeren van het eiland
Schouwen gevreesd werd, het noodige kruit
gevraagd
De Admiraliteit die Oranjegezind was
had met dit verzoek niets op en antwoordde
op diplomatieke wijze, dat zij „zwaarigheid
gevonden had om het gevraagde consent te
verleenen, onbewust zijnde, dat de stad Zie
rikzee eenig ammunitie tot hare verdediging
noodig had, daar, voor zoover de admirali
teit wist, de Republiek in vrede was met
dezelver naburen. En daarom was zij be
vreesd, dat de invoer van ammunitie arg
waan en onrust aan de verdere Ingezetenen,
voornamelijk van Schouwen en Duiveland
zou veroorzaken".
Deze, diplomatieke afwijzing viel de Pa-
trottische Vroedschap van Zierikzee niet
mee en zij protesteerde bij de Staten tegen
de weigering van de Admiraliteit Maar ook
daar kreeg men geen gehoor. Wel gaf de
Raadpensionaris Laurens van de Spiegel een
document mee, waarin namens de Staten
verklaard werd, dat zij beter gedaan had
den, evenals andere steden, „de verklaring
tot het handhaven van het Erfstadhouder-
schap en van de verdere Prerogativen van
het huis van Oranje te teekenen. De blijd
schap, waarmede die verklaring door verre
weg het grootste gedeelte der Zeeuwsche
bevolking ontvangen was, en de bedaard
heid der gemoederen, welke dezelve tot ge
volg gehad had, moesten ook Zierikzee over
tuigen, dat het het beste, ja het eenige
middel was, om het wantrouwen weg te
nemen, door ook deze missive te teekenen".
De Vroedschap wilde daar echter niet van
weten. Het Patriottisch standpunt verlaten?
Neen, dat was te veel gevergd.
Inmiddels brak de Oranjestemming op het
eiland Schouwen door. Helaas ging het te
Dreischor, Zonnemaire en Noordgouwe wel
wat te hardhandig toe, zoodat klachten bij
de Vroedschap van Zierikzee binnenkwamen.
Deze ontbood den bevelhebber der Zierik
zeesche bezetting en eischte, dat hij, met
een aantal soldaten, het Gerecht van Zie
rikzee zou vergezellen, ter voorkoming van
plundering. Deze weigerde pertinent aan dit
bevel te gehoorzamen en zeide, dat de klach
ten wel overdreven zouden zijn. Men riep
nu de hulp in van den Luitenant Verdoorn,
commandant van een oorlogsvaartuig, opdat
deze met zijn manschappen uit zou trekken.
Ook deze weigerde de Vroedschap van Zie
rikzee ter wille te zijn.
De Raad van Zierikzee was door deze open
lijke weigeringen ten zeerst gegriefd en da
delijk werd een deputatie afgevaardigd om
deze beide militairen aan te klagen. Maar
de Gecommiteerde Raden wezen de protesten
van Zierikzee af. Ja, de vroede vaderen kre
gen zelfs het v e r w ij t te hooren, dat zij de
bevolking der Schouwensche dorpen niet zoo
belasteren mochten.
Ondanks deze openlijke tegenwerking bleef
de Patriottische regeering van Zierikzee op
het kussen, doch het onweer van het oproer
was op til. De Oranjestroom was niet meer
te keeren. (Wordt vervolgd.)
Beste nichtjes en neefjes!
Deze week zijn er niet erg veel briefjes,
maar eerlijk gezegd kwam het mij wel goed
uit.
Ik zal er maar direct aan beginnen:
Serooskerke. „Blauwoog". De vorige
brief heb ik nog ontvangen, maar je zus
heeft nu beter opgepast. Prettig dat je nu
met de grooten mee gaat doen, die raadsels
zijn heusch niet altijd even moeilijk. „Win-
terkoninginnetje". Dat was een prettige
week met twee jarigen, nog hartelijk gefeli
citeerd. Jullie hebt dus nog wel een poosje
de tijd, voor de overgang. „Maurits". De
vruchten van Grootvader verlangen naar den
zomer, en jij zeker naar de vruchten, of niet?
En is het neefje nog geweest? 's Middags
was het wel mooi weer om te fietsen.
Oostkapelle. „Klaverbloem". Nu, ik
heb verleden week wel meer briefkaarten go-
kregen, 'twas met de krant ook een beetje
raar gegaan hè. Prettig dat het je goed be
valt op St. L.
Koudekerk e. „Merel". Je hebt het
boekje dus ontvangen. Donderdag had je
mooi den tijd om het te lezen, of ben je toen
uit geweest en bewaar je het tot morgen?
Arnemuiden. „Haasje". Nog maar
eens flink zoeken, wie weet, vindt je het dan
nog niet. 'tls altijd vervelend hè, als je het
op moet geven.
's H. A b t s k e r k e. „Robbedoes". Dus je
bent ook over. Veel punten ben je niet voor
uit, maar in ieder geval is het beter dan
achteruit. Wat heb je voor Ned. Taal?
Goes. „Duinroosje". Het trof goed, dat je
de raadsels deze keer zoo gauw had. Ik wist
niet dat jullie ook al groenten in den tuin
hebben. Dat smaakt dan zeker wel extra
lekker. „Karekiet". Allereerst hartelijk ge
feliciteerd met je verjaardag. Je vindt het
zeker niets naar dat het op Zaterdag is, je
hebt nu een heerlijke middag. Komen er ook
nog vriendjes? „Erica". Nee, ik ben er ook
niet heen geweest, 't was trouwens geen mooi
weer ook. Heel erg zomerachtig is het nog
niet, wij hebben tenminste nog heerlijk de
kachel aan. „Clematis". Ik heb wel heel wat
van 't feest gehoord, maar ben er niet naar
toe geweest. De versjes ken ik wel een beetje.
Mocht jij 's avonds ook komen? „Crocusje".
Leuk dat je er niet op gerekend had, maar
daarom was het ook een troostprijsje. Je
moet het maar even komen halen, het ligt
al klaar, dat van C. ook. „Roosje". Het ge
beurt niet vaak, dat je het raadsel niet kunt
vinden, maar in jouw geval kan ik het wél
begrijpen. Ik ben al nieuwsgierig naar den
volgenden brief, dat zal wel een interessan
te worden. „Reseda". Je boekje ligt hier
nog, maar dat kom je de volgende week ze
ker wel even halen? Ben jij Donderdag ook
uit geweest?
St. Laurens. „Klaverblad". Van jou
dus ook het laatste briefje, nu ik zal ze be
slist imissen. Prettig, dat je broertje nu voor
jou in de plaats komt. Jullie moeten zelf
maar een geschikten schuilnaam bedenken.
„Meibloem". Ik dacht al dat je het raadsel
vergeten had, maar dat is toch niet zoo. Ik
zal het gauw eens gebruiken. En 'hoe is het
gister gegaan. Ik denk, dat je in de vierde
zit. Was bet feestje ook prettig? ^Klap
roos" en „Vaderslaiecht". 't Was maar
goed, dat ik nog een weekje de tijd heb ge
geven, want er kwamen nog zooveel brief
jes. Het laatste prijsraadsel moeten jullie den
volgenden keer maar meesturen
Rilland. „Afrikaantje". De album
kwam dus wel goed te pas. Je had heel wat
mooie kaarten. Die andere bladzijden zullen
wel niet zoo gauw vol zijn. Ja, Cor zal
altijd wel heel wat te vertellen hebben, T is
ook allemaal zoo nieuw voor hem.
Domburg. „Gorrie van Domburg", 't
Lijkt me echt fijn, als je het bosoh zoo dicht
bij hebt. Jullie zijn 's middags zeker nog
gaan wandelen? Was de inhoud van het
boekje ook naar je zin?
Hilversum „Primula". Ja, je mag
tegenwoordig altijd wel een regenjas mee
nemen als je gaat fietsen. Je kunt daar bij
jullie anders mooie tochten maken.
Groede. „De kleine Molenaar" en „Bal
roosje". Prettig hoor, dat jullie allemaal over-
A
- J;
- 1