De fraude bij De Kanter
Hordijk's Bank te Goes.
De behandeling
voor de Rechtbank te Middelburg.
Op da afdaling Koloniën ondorhiold
H. M. zich met verschillende fabrikanten
om zich te doen inlichten omtrent den
economischer, toestand van ons land en
de moeilijkheden waarmede ons bedrijfs
leven te worstelen heeft, terwijl H. M.
audiëntie verleende, bezichtigde Z. K. H.
Prins Hendrik, begeleid door J h r O p
ten Noort en G. K. F. baron
Krayenhoff verschillende stands.
Ook aan verschillende buitenlandsche
stands werd een bezoek gebracht. Nadat
H. M. haar onderhoud met de verschil
lende fabrikanten had beëindigd, maakten
de Koningin en Prinses Juliana, begeleid
door den heer F. H. Fentener van
V1 i s s i n g e n, een rondgang door een
gedeelte van het nieuwe gebouw, het hou
ten paviljoen en het terrein Vredenburg.
Te circa één uur arriveerden de vorste
lijke personen in de Kamer van den Raad
van Beheer, waar zij hun handteekening
plaatsten in het „gulden boek der Ne-
derlandsche Jaarbeurs" Hare Majesteit
en Prinses Juliana verlieten te omstreeks
kwart over één het administratiegebouw.
Per auto werd een rit door de stad ge
maakt, waarna naar het station werd ge
reden.
Z. K. H. Prins Hendrik nam deel aan
een lunch, welke de Raad van Beheer te
half twee in Hotel des Pays Bas aanbood.
Verschillende gezanten, de Commissaris
der Koningin in.de provincie Utrecht en
de burgemeester der gemeente Utrecht,
zaten mede aan.
Heden werd voor de Rechtbank te Mid
delburg behandeld de zaak tegen J. A. W.
v. R., 63 jaar, wonende te Goes, thans te
's-Gravenhage, W. A. P. F. F. v. B., 51
jaar, te Goes en J. W., 68 jaar, wonende
te Goes, beklaagden in de geruchtmakende
zaak van de Kanter en Hordijks Bank te
Goes.
Aan de uitvoerige dagvaardingen ont-
leenen wij het volgende:
Hun wordt ten laste gelegd
1. alle drie verdachten opzettelijk
zich hebben toegeëigend effecten, toe-
behoorende aan Gerard Nieuwenhuyse,
althans aan een ander dan ver
dachte, en welke effecten Gerard Nieu
wenhuyse op verzoek en advies van ver
dachte Wilton van Reede en verdachte
Van Buren aan deze beiden had ter hand
gesteld en toevertrouwd, om deze effecten
voor hem op de De Kanter en Hordijks
Bank in bewaring te nemen en in bewa
ring te houden en dan voor het knippen
en te gelde maken der coupons zorg te
dragen, daar zij hem dit hadden aangera
den, omdat dit veel gemakkelijker voor
hem zou zijn, dan zelf voor de bewaring,
de te geldemaking en administreering dier
effecten en coupons te moeten zorgen.
2. alle drie verdachten: dat zij opzet
telijk een stuk van f 1000, aandeel Moluk-
sche Handels Vennootschap, toebehooren-
de aan G. Nieuwenhuyse, welk stuk zij
verdachten van G. Nieuwenhuyse in bewa
ring of in onderpand hadden ontvangen,
wederrechtelijk zich hebben toegeëigend;
3. alle drie verdachten: dat zij effecten,
toebehoorende aan W. G. van Oeveren,
welke effecten hij op verzoek en advies
van J. Wingender omstreeks Juli 1928
aan dezen althans aan de De Kanter en
Hordijks Bank N.V. had ter hand gesteld
en toevertrouwd om deze effecten voor
hem in bewaring te nemen, opdat men
daar voor het knippen en te gelde maken
der coupons of dividenden zorg zou dra
gen, wederrechtelijk zich hebben toege-
eigend;
4. alle drie verdachten: dat zij opzet
telijk effecten, welke toebehoorden aan J.
Allemekinders, en op verzoek van hem
(J. Allemekinders) in bewaring hielden
en ook meermalen hadden te verstaan ge
geven, dat zij dit deden, wederrechtelijk
zich hebben toegeëigend;
5. alle drie verdachten: dat zij opzette
lijk effecten, welke toebehoorden aan J.
A. Abrahamse, en welke effecten volgens
uitdrukkelijke afspraak met J. A. Abra
hamse, bij de De Kanter en Hordijks
Bank N.V. in bewaring zouden blijven,
terwijl zij althans enkele van hen meer
malen in bovengenoemd tijdsvlak te ken
nen gaven dat deze effecten bij de De
Kanter en Hordijks Bank N.V. in bewa
ring lagen, wederrechtelijk zich hebben
toegeëigend.
1. W. A. P. F. L. v. B., 51 j., van be
roep procuratiehouder, wonende te Goes.
2. J. A. W. v. R., van beroep bankier,
wonende vroeger te Goes, thans te 's-Gra
venhage.
Wat betreft verdachte van Buren:
a. ter zake dat hij te zamen en in ver-
eeniging met J. Wingender bij afwezig
heid van den Directeur J. A. Wilton van
Reede de koopmansboeken en wel het
Grootboek van de De Kanter en Hordijks-
bank N.V. te Goes, zijnde dit geschriften
waaruit eenig recht eenige verbintenis of
eenige bevrijding van schuld kon ont
staan welke geschriften in ieder geval be
stemd waren om te dienen tot bewijs van
den vermogenstoestand van alles wat het
bedrijf betrof, alsmede van de rechten
en verplichtingen van voornoemde Bank
althans van eenig feit op hierna te ver
melden wijze valschelijk heeft opgemaakt
of doen opmaken, althans heeft ver-
valscht of doen vervalschen althans door
misbruik van gezag opzettelijk heeft uit
gelokt, dat de boekhoudster van voor
noemde Vennootschap A. C. Breetveld
voornoemd koopmansboek valschelijk
heeft opgemaakt of vervalscht,
Op tijd en plaats voornoemd heeft, ver
dachte v. B. in voormelde qualiteit over
leg gepleegd met J. Wingender en is het
met deze eens geworden en heeft zijn
toestemming gegeven, dat de valschheid
zou worden gepleegd in het Grootboek
van de De Kanter en Hordijksbank N.V.
Daarna heeft Wingender ingevolge dat
overleg met verdachte en met diens in
stemming en medeweten opzettelijk aan
de boekhoudster A. C. Breetvelt, die aan
verdachte en J. Wingender ondergeschikt
was de opdracht gegeven, welke opdracht
door haar (A. C. Breetvelt) is uitgevoerd
om effecten, welke toebehoorden aan de
De Kanter en Hordijksbank N.V. althans
niet aan H. J. van Buren, welke effec
ten een gezamenlijke koerswaarde hadden
van f 115313 en wat betreft de a la baisse
verkochte effecten een koerswaarde van
f 12585.voor de aankoopwaarde van die
effecten zijnde f 134798.70 en wat de a
la baisse verkochte effecten voor de
verkoopwaarde zijnde f 10647.32 van de
effecten-rekening van voornoemde Bank
over te hoeken op de rekening van
H. J. van Buren en om vervolgens
de rekening van H. J. van Buren
in de boeken van voornoemde Bank
te debiteeren voor de aankoopwaarde
dier effecten zijnde f 134789.70 en
voor wat de a la baisse verkochte effec
ten betreft voor de verkoopwaarde zijnde
f 10647.30, terwijl hij J. Wingender over
eenkomstig vorenvermeld overleg met
verdachte tegelijkertijd althans geduren
de den tijd en ter plaatse voornoemd
de boekhoudster A. C. Breetvelt opdracht
heeft gegeven, welke opdracht zij weder
om heeft uitgevoerd, om voornoemde ef
fecten berekend naar de aankoopwaarde
dier effecten zijnde f 134798.90 en wat be
treft de a la baisse verkochte effecten
voor de verkoopwaarde, zijnde f 10647.32
terug te boeken op de effectenrekening
van voornoemde Bank en de rekening
van voornoemde H. J. van Buren bij die
Bank voor dezelfde bedragen te credi-
teeren, wetende hij verdachte en J. Win
gender, dat door voorn, handelingen A.
C. Breetvelt, die deze deed ingevolge hun
opdracht voornoemd Grootboek van voor
noemde Vennootschap valschelijk werd
opgemaakt en vervalscht en geschiedende
dit alles door verdachte en J. Wingender
met het oogmerk om voornoemde aldus
valschelijk opgemaakte of vervalschte
Grootboek althans koopmansboek of ge
schrift als echt en onvervalscht te ge
bruiken of door anderen te doen gebrui
ken, terwijl uit dit gebruik eenig nadeel
kon ontstaan;
althans dat hij verdachte opzettelijk be
hulpzaam is geweest tot het plegen van
vorenomschreven valschheid in geschrif
te althans tot vorenomschreven misdrijf
door na overleg met J. Wingerer
goed te vinden en er in toe te stemmen,
dat voren omschreven overboekingen op
vorenomschreven wijze op naam en op re
kening van H. J. van Buren, zijnde zijn
minderjarigen zoon, die zelf geen ver
mogen bezat, plaats hadden en dat der
halve vorenomschreven misdrijf werd ge
pleegd. Voor zoover voor vorenomschre
ven feiten geen veroordeeling mocht
plaats vinden;
ter zake, dat hij opzettelijk vanaf 1926
de navolgende geldsbedragen, toebehoo
rende aan de „De Kanter Hordijk's
Bank N. V.", over welke geldsbedragen
bij als procuratiehouder van de De Kan
ter Hordijks's Bank, op de hieronder
vermelde tijdstippen wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend en wel:
20 Januari 1926 f 743, 22 Januari 1926
f 557.78, Januari-Maart 1926 f 5878, 5
Januari 1926 f 8169.28, Februari 1926
f 1686, 6 Februari 1926 f 449, 24 Febru
ari 1926 f 2157.50, September en October
1926 f 10065.27, 24 September 1926
f 3595.38, Januari en Februari 1927
f 2091.25; 22 Februari 1927 f 2847, 5
Maart 1927 f 3645.46, Mei 1927 f 11056.56,
Mei 1927 f 14927.86, Mei 1927 f 8978.22,
3 Juni 1927 f 7581.25, 3 Augustus 1927
f 11386.36, 11 Augustus 1927 f 2268.40,
18 October 1927 f 6772.64, 27 October 1927
f 1724.06, 1 October 1927 f 2931.56, 14
October 1927 f 3715.23, 7 November 1927
f 1437, 10 November 1927 f 409.36, 9 No
vember 1927 f 3187.64, 2 December 1927
f 4679.48, 10 December 1927 f 4729.70,
29 December 1927 f 1005.
Wat betreft verdachte Jan Adolf Wil
ton van Reede;
b. terzake dat hij: 1ste omstreeks 1928
een balans en een verlies- en winstreke
ning van de „De Kanter Hordijk's Bank
N. V." te Goes over bet jaar 1927, val
schelijk heeft opgemaakt of doen opma
ken, door opzettelijk deze balans en ver
lies- en winstrekening op te maken uit de
onder a. genoemde en op de daar ver
melde wijze vervalschte of valschelijk op
gemaakte koopmansboeken en wel uit de
Grootboeken dier Bank, waarvan de
valschheid of de vervalsching hem be
kend was, met bet oogmerk om die val-
sche of vervalschte balans en winst- en
verliesrekening als echt en onvervalscht
te gebruiken of door anderen te doen ge
bruiken, terwijl uit dat gebruik eenig na
deel kon ontstaan.
2de. omstreeks Mei 1928 opzettelijk ge
bruik heeft gemaakt van vorenvermelde
valschelijk opgemaakte of vervalschte ba
lans en winst- en verliesrekening als ware
deze echt en onvervalscht, door deze ge
schriften en afschriften daarvan toe te
zenden en over te leggen aan de Commis
sarissen van de De Kanter Hordijk's1
Bank N. V. te Goes onder meer, opdat
deze op grond daarvan een voorstel zou
den kunnen doen tot vaststelling van het
dividend en om hen in te lichten omtrent
de resultaten van de werkzaamheden der
Bank over 1927, en door voornoemde ba
lansen en winst- en verliesrekening ter
goedkeuring over te leggen op de verga
dering van Commissarissen op of om
streeks 10 Met 1950 en ftp de verjad' ring
van aandeelhouders op of omstreeks 25
Mei 1928, terwijl uit dat gebruik eenig ntv
deel kon ontstaan.
President der Rechtbank was Mr Jollen,
Officier van Justitie Mr baron van der
Feltz.
Mr H. C. J. Zaayer uit Goes trad als
raadsman op van den verdachte W. v. R.,
Mr J. Winkel uit Rotterdam voor v. B. en
Mr J. H. M. Stieger uit Goes voor W.
Getuige G. Nieuwenhuyse te
Krabbendijke verklaart zaken te hebben
gedaan met de Kanter en Hordijks Bank.
Hij had daar geld in deposito. Hij heeft
effecten van zichzelf en van zijn zuster op
15 April 1930 bij de Bank gebracht en
daarvoor regu gekregen. Op de Bank zou
men ze bewaren. Bewaarloon heeft bij er
niet voor betaald.
President legt over een door hem ge-
teekende verklaring, waarin sprake is van
het geven in onderpand en vraagt of get.
dat wel begrepen heeft.
Get. verklaart alle effecten tegelijk te
hebben gegeven, met de bedoeling, dat
daarmee niet zou worden gespeculeerd.
Aan de Bank vroeg men er om. Get. wilde
ze alleen in bewaring geven, ze mochten
niet te gelde gemaakt worden.
De president vindt het gevaarlijk, dat
getuige de volledige stukken heeft afge
staan. De coupon- dividendbladen waren
voldoende geweest.
De president begrijpt niet, dat getuige
niet direct, toen de Bank failliet ging, ge
ïnformeerd heeft naar zijn stukken.
De Officier van Justitie vraagt of get.
nooit een overeenkomst voor rekening
courant heeft geteekend.
Get. antwoordt ontkennend.
Het blijkt, dat getuige ieder jaar formu
lieren heeft geteekend, die hij niet heeft
begrepen. Het betrof de rekening-courant.
De president begrijpt niet, dat hij deze pa
pieren niet eens heeft laten zien aan dhr
De Roo, die zijn zaken deed.
Mr Zaaier vraagt of de effecten in
April niet gegeven kunnen zijn als onder
pand. Toen had hij een schuld van f 5000.
De president: maar daar stond een de
posito tegenover.
Getuige weet er niet van, dat hem ge
vraagd is om onderpand.
Mr Zaayer vraagt of de Bank geen
opdracht had te koopen en te verkoopen,
als dat in getuiges belang was.
Getuige: Niet zonder mijn toestem
ming.
Mr Zaayer: Maar er is in den loop
der jaren veel gekocht en verkocht. Heeft
getuige daar altijd toestemming voor ge
geven?
Getuige: Dat heb ik maar laten
doen.
Mr Zaayer concludeert, dat er prac-
tisch geen toestemming is gevraagd en ge
kregen. 'Verder vraagt spr. of getuige met
die aankoopen wei eens heeft verdiend.
Getuige antwoordt bevestigend. Maar
de laatste jaren niet.
President: Dat gebeurt ons alle
maal.
Mr Zaayer begrijpt niet, dat de
stand der rekening-courant aan dhr De
Roo nooit is overgdlegd.
Getuige verklaart nu het toch te
hebben gedaan.
Beklaagde Wilton v. Reede ver
klaart, dat getuige in den loop der jaren
steeds de winsten heeft opgenomen.
Beklaagde v. Buren wil ook iets zeggen
en spreekt van: „Die man.
De president: U moet spreken van ge
tuige. Tusschen president en bekl. v. B.
ontstaat een tweegesprek, waaruit wij op
vangen, dat de president niet begrijpt, dat
getuige wel alle stukken moest geven,
maar niet de stukken, die niet door de
groote Banken werden verhandeld. Van B
geeft dit laatste toe.
De Officier van Justitie vraagt
aan getuige of de aan- en verkoopen zon
der zijn uitdrukkelijke toestemming zijn
geschied.
Getuige antwoordt bevestigend
Volgende getuige is accountant B. K.
Kraayeveld.
De president vraagt hem naar de be-
teekenis van in depot geven, die getuige
uiteenzet.
Getuige verklaart, dat verschillende
stukken, in depot gegeven, niet te Goes
aanwezig waren, wel te Amsterdam.
Een tweegesprek tusschen president en
getuige heeft plaats over den stand van de
rekening van Nieuwenhuyzen.
Getuige Kraayeveld kan het aanneme
lijk vinden, dat de Bank de stukken van
get. N. heeft beschouwd als een onder
pand, omdat getuige N. ook wel eens een
schuld had bij de Bank.
De Officier van Justitie wijst er daar
tegenover op, dat er een deposito stond
tegenover de schuld in rekening-courant.
De Off. v. Justitie vraagt aan getuige
inlichtingen over in bewaring geven en
onderpand.
Het blijkt, dat aan getuige Nieuwen
huyse geen bewaarloon in rekening is ge
bracht.
Bekl. Wilton v. Reede verklaart, dat
dit wel werd gedaan, als inderdaad in
bewaring werd gegeven.
De Off. v. Justitie vraagt of er bij de
betrokken Bank geen rekening-courant
overeenkomsten werden opgemaakt en ge
teekend.
Get. antwoordt ontkennend.
Mr Winkel stelt aan getuige, die
tevens curator in het faillissement is,
allerlei vragen over de financieele positie
van de Bank en over die van dhr v. Buu-
ren, die niet alle te volgen zijn.
Wij teekenen er uit op, dat
getuige meent, dat van het
faillissement 30 pet. voor de
betrokkenen terecht komt.
Mr Winkel ontkent, dat de financieele
positie van v. B. zoo is, als in de stukken
wordt voorgesteld.
De president vraagt aan verd&chD:nt
welke werkzaamheden ze bij de bank
hadden.
Verdachten v. B. en W. v. R. antwoor
den: „van alles". Verdachte W. ontving
de opdrachten van de directie en droeg ze
op aan de verschillende bedienden.
Verdachten erkennen stukken naar Am
sterdam te hebben gezonden.
Getuige W. G. v. Oeveren te Wol-
faartsdijk heeft al lang zaken gedaan met
de Bank, stond in rekening-courant met
de Bank, en had effecten in bewaring ge
geven. Dit was hem door de Bank in over
weging gegeven. Er is zelfs een stuk voor
hem gekocht, dat hij nooit gezien heeft.
Als get. schuld had bij de Bank, is er
nooit over onderpand met hem gesproken.
Vond u dat niet vreemd?, aldus de pre
sident.
Ik heb er nooit over nagedacht, ant
woordt get.
Getuige verklaart, dat hij zijn aanslag
in de belastingen steeds mondeling regel
de met den commies.
Verdediger, Mr. Zaayer, wijst er getuige
op, dat aan de achterzijde van het jaar-
lijksch afschrift rekening stond, dat die
effecten in onderpand waren gegeven.
Getuige heeft dat nooit gezien.
Op een vraag van den Officier van Jus
titie zegt ook deze getuige nooit een reke
ning-courant overeenkomst te hebben ge
teekend.
Getuige J. Allemekinders te
K1 o e t i n g e heeft sinds 1918 zaken met
de Bank gedaan. Get. had stukken in be
waring gegeven. Dat deed hij voor het ge
mak.
Get. heeft nooit debet gestaan bij de
Bank. Van onderpand is daarom geen
sprake. Get. heeft nooit toestemming ge
geven tot verkoop van zijn stukken zon
der zijn goedkeuring.
Get. heeft destijds om zijn stukken ge
vraagd. Ze waren echter niet in Goes,
maar in Amsterdam.
Toen hij ze wou hebben, heeft dhr v.
Buren gezegd: Doe dat niet, want dan
maak je de heele zaak kapot.
Mr Zaayer wijst er getuige op, dat hij
geregeld formulieren ontving en teekende,
waarin aan de achterzijde sprake was
van onderpand.
Get. heeft dat nooit zien staan.
Vorder zegt get. in antwoord op vragen
van den Officier van Justitie, dat hij nooit
een rekening-courant overeenkomst met
de Bank heeft gesloten. Hij controleerde
aan de hand van de afschriften alleen den
stand van zijn rekening.
Alle drie verdachten ontkennen, dat er
in bewaargeving heeft plaats gehad.
Getuige J. Abrahamse te Ove-
za nd deed vanaf 1918 zaken met de
Bank. Steeds was get. credit, slechts één
maal debet.
Get. heeft toestemming gegeven, dat er
met een paar stukken zaken konden wor
den gedaan, indien er winst te maken
was. Andere stukken mochten niet wor
den verkocht zonder zijn toestemming.
De gekochte stukken zijn hem nooit ge
leverd. Ze zijn in bewaring genomen door
de Bank. Maar bewaarloon is nooit be
taald.
Ook deze getuige wordt gewezen op de
woorden aan de achterzijde van het
briefje, waarin sprake is van onderpand.
Getuige heeft die briefjes wel geteekend
maar niet goed begrepen, wat er met on
derpand werd bedoeld.
De drie verdachten erken
nen, dat de bedoelde stukk en
naar Amsterdam zijn gezon
den, maar niemand weet, wie
hetgeda an heeft.
Verdachte Wingender verklaart, dat
wanneer inderdaad in bewaargeving
plaats had, op het regue nummer, etc.
werd geschreven.
De officier van Justitie maakt een ont
kennend gebaar.
Getuige Abrahamse verklaart het be
wuste stuk niet in ontvangst te hebben
genomen, omdat dhr Wingender zei, het
in de brandkast te zullen opbergen.
De president vraagt, waar het stuk is
gekocht.
Dhr Wingender: vermoedelijk bij de
Zuider-Hypotheekbank zelf.
De president: dus het is in Goes ge
weest.
Dhr W. antwoordt bevestigend.
Verdachte W. v. R. verklaart directeur
der Bank te zijn geweest vanaf de oprich
ting. Een officieels benoeming heeft niet
plaats gehad.
Verdachte verklaart geen
kennis vanboekhouden te heb
ben en de boeken niet te begrij-
p e n. Hij deed aan de Bank van alles,
menschen ontvangen, enz.
President: waarom hebt U den accoun
tant destijds ontslagen? Er zijn nu din
gen gebeurd, die niet hadden mogen ge
schieden. Verschillende heeren teekenden
q.q. Wist U, wat dat beteekende?
Verdachte W. v. R.: ze teekenden voor
zichzelf.
President: je kunt jezelf toch niet in
tweeën splitsen. Als men q.q. teekent, doet
men dat toch voor een ander.
Op verdere vragen van den president
zegt verdachte W. v. R., dat verdachte
v. B. een zwager van hem is en waar
schijnlijk ook geen verstand
van boekhouding bezit.
Verdachte Van Buren verklaart op
de Bank „van alles" gedaan te hebben.
Verdachte Wingender kreeg de
stukken van de Directie ter behandeling.
President: Deed u geen zaken op
eigen houtje?
W.: Soms wel eens. Maar ik heb geen
stukken weggezonden zonder toestemming
der Directie.
Pres.: Mocht u niet de stukken van
onderpand doen wat u wilde?
W.: J».
Pres.: Ook wannee? er geen sprake was
ven debet?
W.: Ja.
Pres.: Welke betrekkingen hebt u vroe
ger gehad?
W.Ik ben alleen bij deze Bank in func
tie geweest.
Pres. Dus dat is uw eenige leerschool
geweest 1
Spr. vraagt aan verdachte v. B., wat
hij vroeger gedaan heeft.
v. B. deelt mede, vroeger volontair bij
de Bank te zijn geweest. Een leermeester
heeft hij niet gehad. Hij luisterde alleen
maar en overdacht alles.
Pres.: Da's een reuzensprong geweest:
van volontair tot procuratiehouder!
v. B. verklaart verder, nooit in de boek
houding te hebben gewerkt en er zich
niet mee bemoeid te hebben.
De president: Dus maar dividenden en
tantièmes uitgekeerd ten koste van de
slachtoffers.
De Officier van Justitie vraagt
nogmaals of niemand weet, wie de stuk
ken naar Amsterdam heeft gezonden.
Niemand weet het.
De Officier van Justitie: Maar u weet
wel, dat ze er waren.
Verdachten antwoorden bevestigend.
Mr Zaayer vraagt aan get. Kraayeveld, of
hij den indruk heeft, dat verdachten zich
iets persoonlijk hebben toegeëigend.
Getuige K. antwoordt, dat hem daarvan
niets gebleken is. Boeken en kas waren
in orde. Effecten waren niet verdwenen.
Requisitoir.
De Officier van Justitie wil de zaak
eenvoudig stellen. Aan verdachten zijn
vijf gevallen van verduisteringen ten laste
gelegd. Dit getal is uit te breiden tot en
kele tien- en honderdtallen. Het is wel
een nobel drietal personen, dat terecht
staat! Aan deze zaak zit, behalve een
strafrechterlijken, ook een moreelen kant.
Op 't laatste komt Spr. bij de tweede zaak
wel terug.
Een vijftal verduisteringen is ten laste
gelegd. De feiten zijn in de dagvaarding
uitvoerig omschreven.
In 1904, toen de N. V. is opgericht, is
dhr Wilton van Reede tot directeur voor
25 jaar benoemd. Een nieuwe benoeming
heeft na verstrijking van den termiju niet
plaats gehad. Men zou hem dus niet aan
sprakelijk kunnen stellen. Dit bezwaar zou
misschien in civiele zaken kunnen gelden.
Maar in het strafrecht moeten we zeker
met de realiteit rekenen. Dhr W. v. R. is
getolereerd door commissarissen en aan
deelhouders. Men kan spreken van een
stilzwijgende voortzetting der functie.
Getuige van Nieuwenhuysen heeft nooit
anders dan de bedoeling gehad, de stuk
ken in bewaring te geven. Nooit of te nim
mer is door hem in onderpand geving be
doeld of dat de stukken naar Amsterdam
zouden worden gezonden.
Alles wat verdachten in hun vingers
konden krijgen werd gebruikt voor onder
pand. Wanneer men zich streng houdt
aan de boekhoudkundige opvatting, stond
getuige van Nieuwenhuysen debet. Maar
daar stond een deposito naast. En van den
kant van getuige beschouwd, stond hij
credit bij de Bank.
Spr. toont aan, dat de stukken in bewa
ring werden gegeven. En uit de correspon
dentie blijkt, dat door de Bank te Goes
opdracht tot verkoop van stukken werd
gegeven, omdat door Twentsche of Am-
sterdamsche Bank op onderpand werd
aangedrongen.
Ook van een stuk van Van Oeveren
valt hetzelfde te zeggen. Deze getuige
stond, behalve een klein oogenblik, credit.
Ook hier is door getuige steeds bedoeld:
in bewaring geven.
Ook Almekinders verklaart hetzelfde.
Deze man is ook zelden en alleen door
aankoopen van stukken debet geweest
Ook zijn stukken zijn naar Amsterdam ge
zonden en daar gebleven.
Hetzelfde geldt van Abrahamse. Ook
deze heeft niet gedacht aan onderpand.
Er is dus voldoende bewezen. Daaraan
doet niets af de onderteekening van de
rekening-courant-afschriften. Die men
schen kregen een papier, waarvan ze wei
nig begrepen. Ze keken alleen of de be
dragen klopten. Bovendien een rekening-
courant overeenkomst is nooit tot stand
gekomen.
Verdachten mochten geen stukken van
anderen gebruiken om eigen positie in
Amsterdam te verstevigen.
Wanneer een cliënt te Goes aan een
bank te Goes opdracht geeft een stuk te
koopen en dat stuk komt niet te Goes,
maar blijft in Amsterdam, is er dan spra
ke van verduistering?
Spr. leest dienaangaande een conclusie
voor, waaruit blijkt, dat de bank te Goes
in een dergelijk geval eigenares is en niet
de bank te Amsterdam.
Een stuk van de bank te Goes, dat ge
kocht is te Amsterdam op last van de
bank te Goes, heeft men te Goes onder
zich en niet te Amsterdam. Dit blijkt uit
een vroeger arrest van den Hoogen Raad.
Ook van wederrechtelijk zich toeëigenen
is hier sprake blijkens een uitspraak van
den Hoogen Raad. Feitelijk zijn dag in
dag uit verduisteringen gepleegd.
Het beheer bij verschillende banken is
op schandelijke wijze gevoerd. Daarom
zijn zware straffen noodig. Spr. wil aan
nemen, dat W. een ondergeschikte functie
had.
Spr. eischt rekening hou
dende met de tweede zaak,
die v a.n middag aan de orde
komt tegen W. v. R. en v. B.
ieder 2 jaar en tegen W. 1 jaar
ge v. straf.
Hierna pauze.