De fraude bij De Kanter Hordijk's Bank te Goes. De behandeling voor de Rechtbank te Middelburg. Op da afdaling Koloniën ondorhiold H. M. zich met verschillende fabrikanten om zich te doen inlichten omtrent den economischer, toestand van ons land en de moeilijkheden waarmede ons bedrijfs leven te worstelen heeft, terwijl H. M. audiëntie verleende, bezichtigde Z. K. H. Prins Hendrik, begeleid door J h r O p ten Noort en G. K. F. baron Krayenhoff verschillende stands. Ook aan verschillende buitenlandsche stands werd een bezoek gebracht. Nadat H. M. haar onderhoud met de verschil lende fabrikanten had beëindigd, maakten de Koningin en Prinses Juliana, begeleid door den heer F. H. Fentener van V1 i s s i n g e n, een rondgang door een gedeelte van het nieuwe gebouw, het hou ten paviljoen en het terrein Vredenburg. Te circa één uur arriveerden de vorste lijke personen in de Kamer van den Raad van Beheer, waar zij hun handteekening plaatsten in het „gulden boek der Ne- derlandsche Jaarbeurs" Hare Majesteit en Prinses Juliana verlieten te omstreeks kwart over één het administratiegebouw. Per auto werd een rit door de stad ge maakt, waarna naar het station werd ge reden. Z. K. H. Prins Hendrik nam deel aan een lunch, welke de Raad van Beheer te half twee in Hotel des Pays Bas aanbood. Verschillende gezanten, de Commissaris der Koningin in.de provincie Utrecht en de burgemeester der gemeente Utrecht, zaten mede aan. Heden werd voor de Rechtbank te Mid delburg behandeld de zaak tegen J. A. W. v. R., 63 jaar, wonende te Goes, thans te 's-Gravenhage, W. A. P. F. F. v. B., 51 jaar, te Goes en J. W., 68 jaar, wonende te Goes, beklaagden in de geruchtmakende zaak van de Kanter en Hordijks Bank te Goes. Aan de uitvoerige dagvaardingen ont- leenen wij het volgende: Hun wordt ten laste gelegd 1. alle drie verdachten opzettelijk zich hebben toegeëigend effecten, toe- behoorende aan Gerard Nieuwenhuyse, althans aan een ander dan ver dachte, en welke effecten Gerard Nieu wenhuyse op verzoek en advies van ver dachte Wilton van Reede en verdachte Van Buren aan deze beiden had ter hand gesteld en toevertrouwd, om deze effecten voor hem op de De Kanter en Hordijks Bank in bewaring te nemen en in bewa ring te houden en dan voor het knippen en te gelde maken der coupons zorg te dragen, daar zij hem dit hadden aangera den, omdat dit veel gemakkelijker voor hem zou zijn, dan zelf voor de bewaring, de te geldemaking en administreering dier effecten en coupons te moeten zorgen. 2. alle drie verdachten: dat zij opzet telijk een stuk van f 1000, aandeel Moluk- sche Handels Vennootschap, toebehooren- de aan G. Nieuwenhuyse, welk stuk zij verdachten van G. Nieuwenhuyse in bewa ring of in onderpand hadden ontvangen, wederrechtelijk zich hebben toegeëigend; 3. alle drie verdachten: dat zij effecten, toebehoorende aan W. G. van Oeveren, welke effecten hij op verzoek en advies van J. Wingender omstreeks Juli 1928 aan dezen althans aan de De Kanter en Hordijks Bank N.V. had ter hand gesteld en toevertrouwd om deze effecten voor hem in bewaring te nemen, opdat men daar voor het knippen en te gelde maken der coupons of dividenden zorg zou dra gen, wederrechtelijk zich hebben toege- eigend; 4. alle drie verdachten: dat zij opzet telijk effecten, welke toebehoorden aan J. Allemekinders, en op verzoek van hem (J. Allemekinders) in bewaring hielden en ook meermalen hadden te verstaan ge geven, dat zij dit deden, wederrechtelijk zich hebben toegeëigend; 5. alle drie verdachten: dat zij opzette lijk effecten, welke toebehoorden aan J. A. Abrahamse, en welke effecten volgens uitdrukkelijke afspraak met J. A. Abra hamse, bij de De Kanter en Hordijks Bank N.V. in bewaring zouden blijven, terwijl zij althans enkele van hen meer malen in bovengenoemd tijdsvlak te ken nen gaven dat deze effecten bij de De Kanter en Hordijks Bank N.V. in bewa ring lagen, wederrechtelijk zich hebben toegeëigend. 1. W. A. P. F. L. v. B., 51 j., van be roep procuratiehouder, wonende te Goes. 2. J. A. W. v. R., van beroep bankier, wonende vroeger te Goes, thans te 's-Gra venhage. Wat betreft verdachte van Buren: a. ter zake dat hij te zamen en in ver- eeniging met J. Wingender bij afwezig heid van den Directeur J. A. Wilton van Reede de koopmansboeken en wel het Grootboek van de De Kanter en Hordijks- bank N.V. te Goes, zijnde dit geschriften waaruit eenig recht eenige verbintenis of eenige bevrijding van schuld kon ont staan welke geschriften in ieder geval be stemd waren om te dienen tot bewijs van den vermogenstoestand van alles wat het bedrijf betrof, alsmede van de rechten en verplichtingen van voornoemde Bank althans van eenig feit op hierna te ver melden wijze valschelijk heeft opgemaakt of doen opmaken, althans heeft ver- valscht of doen vervalschen althans door misbruik van gezag opzettelijk heeft uit gelokt, dat de boekhoudster van voor noemde Vennootschap A. C. Breetveld voornoemd koopmansboek valschelijk heeft opgemaakt of vervalscht, Op tijd en plaats voornoemd heeft, ver dachte v. B. in voormelde qualiteit over leg gepleegd met J. Wingender en is het met deze eens geworden en heeft zijn toestemming gegeven, dat de valschheid zou worden gepleegd in het Grootboek van de De Kanter en Hordijksbank N.V. Daarna heeft Wingender ingevolge dat overleg met verdachte en met diens in stemming en medeweten opzettelijk aan de boekhoudster A. C. Breetvelt, die aan verdachte en J. Wingender ondergeschikt was de opdracht gegeven, welke opdracht door haar (A. C. Breetvelt) is uitgevoerd om effecten, welke toebehoorden aan de De Kanter en Hordijksbank N.V. althans niet aan H. J. van Buren, welke effec ten een gezamenlijke koerswaarde hadden van f 115313 en wat betreft de a la baisse verkochte effecten een koerswaarde van f 12585.voor de aankoopwaarde van die effecten zijnde f 134798.70 en wat de a la baisse verkochte effecten voor de verkoopwaarde zijnde f 10647.32 van de effecten-rekening van voornoemde Bank over te hoeken op de rekening van H. J. van Buren en om vervolgens de rekening van H. J. van Buren in de boeken van voornoemde Bank te debiteeren voor de aankoopwaarde dier effecten zijnde f 134789.70 en voor wat de a la baisse verkochte effec ten betreft voor de verkoopwaarde zijnde f 10647.30, terwijl hij J. Wingender over eenkomstig vorenvermeld overleg met verdachte tegelijkertijd althans geduren de den tijd en ter plaatse voornoemd de boekhoudster A. C. Breetvelt opdracht heeft gegeven, welke opdracht zij weder om heeft uitgevoerd, om voornoemde ef fecten berekend naar de aankoopwaarde dier effecten zijnde f 134798.90 en wat be treft de a la baisse verkochte effecten voor de verkoopwaarde, zijnde f 10647.32 terug te boeken op de effectenrekening van voornoemde Bank en de rekening van voornoemde H. J. van Buren bij die Bank voor dezelfde bedragen te credi- teeren, wetende hij verdachte en J. Win gender, dat door voorn, handelingen A. C. Breetvelt, die deze deed ingevolge hun opdracht voornoemd Grootboek van voor noemde Vennootschap valschelijk werd opgemaakt en vervalscht en geschiedende dit alles door verdachte en J. Wingender met het oogmerk om voornoemde aldus valschelijk opgemaakte of vervalschte Grootboek althans koopmansboek of ge schrift als echt en onvervalscht te ge bruiken of door anderen te doen gebrui ken, terwijl uit dit gebruik eenig nadeel kon ontstaan; althans dat hij verdachte opzettelijk be hulpzaam is geweest tot het plegen van vorenomschreven valschheid in geschrif te althans tot vorenomschreven misdrijf door na overleg met J. Wingerer goed te vinden en er in toe te stemmen, dat voren omschreven overboekingen op vorenomschreven wijze op naam en op re kening van H. J. van Buren, zijnde zijn minderjarigen zoon, die zelf geen ver mogen bezat, plaats hadden en dat der halve vorenomschreven misdrijf werd ge pleegd. Voor zoover voor vorenomschre ven feiten geen veroordeeling mocht plaats vinden; ter zake, dat hij opzettelijk vanaf 1926 de navolgende geldsbedragen, toebehoo rende aan de „De Kanter Hordijk's Bank N. V.", over welke geldsbedragen bij als procuratiehouder van de De Kan ter Hordijks's Bank, op de hieronder vermelde tijdstippen wederrechtelijk zich heeft toegeëigend en wel: 20 Januari 1926 f 743, 22 Januari 1926 f 557.78, Januari-Maart 1926 f 5878, 5 Januari 1926 f 8169.28, Februari 1926 f 1686, 6 Februari 1926 f 449, 24 Febru ari 1926 f 2157.50, September en October 1926 f 10065.27, 24 September 1926 f 3595.38, Januari en Februari 1927 f 2091.25; 22 Februari 1927 f 2847, 5 Maart 1927 f 3645.46, Mei 1927 f 11056.56, Mei 1927 f 14927.86, Mei 1927 f 8978.22, 3 Juni 1927 f 7581.25, 3 Augustus 1927 f 11386.36, 11 Augustus 1927 f 2268.40, 18 October 1927 f 6772.64, 27 October 1927 f 1724.06, 1 October 1927 f 2931.56, 14 October 1927 f 3715.23, 7 November 1927 f 1437, 10 November 1927 f 409.36, 9 No vember 1927 f 3187.64, 2 December 1927 f 4679.48, 10 December 1927 f 4729.70, 29 December 1927 f 1005. Wat betreft verdachte Jan Adolf Wil ton van Reede; b. terzake dat hij: 1ste omstreeks 1928 een balans en een verlies- en winstreke ning van de „De Kanter Hordijk's Bank N. V." te Goes over bet jaar 1927, val schelijk heeft opgemaakt of doen opma ken, door opzettelijk deze balans en ver lies- en winstrekening op te maken uit de onder a. genoemde en op de daar ver melde wijze vervalschte of valschelijk op gemaakte koopmansboeken en wel uit de Grootboeken dier Bank, waarvan de valschheid of de vervalsching hem be kend was, met bet oogmerk om die val- sche of vervalschte balans en winst- en verliesrekening als echt en onvervalscht te gebruiken of door anderen te doen ge bruiken, terwijl uit dat gebruik eenig na deel kon ontstaan. 2de. omstreeks Mei 1928 opzettelijk ge bruik heeft gemaakt van vorenvermelde valschelijk opgemaakte of vervalschte ba lans en winst- en verliesrekening als ware deze echt en onvervalscht, door deze ge schriften en afschriften daarvan toe te zenden en over te leggen aan de Commis sarissen van de De Kanter Hordijk's1 Bank N. V. te Goes onder meer, opdat deze op grond daarvan een voorstel zou den kunnen doen tot vaststelling van het dividend en om hen in te lichten omtrent de resultaten van de werkzaamheden der Bank over 1927, en door voornoemde ba lansen en winst- en verliesrekening ter goedkeuring over te leggen op de verga dering van Commissarissen op of om streeks 10 Met 1950 en ftp de verjad' ring van aandeelhouders op of omstreeks 25 Mei 1928, terwijl uit dat gebruik eenig ntv deel kon ontstaan. President der Rechtbank was Mr Jollen, Officier van Justitie Mr baron van der Feltz. Mr H. C. J. Zaayer uit Goes trad als raadsman op van den verdachte W. v. R., Mr J. Winkel uit Rotterdam voor v. B. en Mr J. H. M. Stieger uit Goes voor W. Getuige G. Nieuwenhuyse te Krabbendijke verklaart zaken te hebben gedaan met de Kanter en Hordijks Bank. Hij had daar geld in deposito. Hij heeft effecten van zichzelf en van zijn zuster op 15 April 1930 bij de Bank gebracht en daarvoor regu gekregen. Op de Bank zou men ze bewaren. Bewaarloon heeft bij er niet voor betaald. President legt over een door hem ge- teekende verklaring, waarin sprake is van het geven in onderpand en vraagt of get. dat wel begrepen heeft. Get. verklaart alle effecten tegelijk te hebben gegeven, met de bedoeling, dat daarmee niet zou worden gespeculeerd. Aan de Bank vroeg men er om. Get. wilde ze alleen in bewaring geven, ze mochten niet te gelde gemaakt worden. De president vindt het gevaarlijk, dat getuige de volledige stukken heeft afge staan. De coupon- dividendbladen waren voldoende geweest. De president begrijpt niet, dat getuige niet direct, toen de Bank failliet ging, ge ïnformeerd heeft naar zijn stukken. De Officier van Justitie vraagt of get. nooit een overeenkomst voor rekening courant heeft geteekend. Get. antwoordt ontkennend. Het blijkt, dat getuige ieder jaar formu lieren heeft geteekend, die hij niet heeft begrepen. Het betrof de rekening-courant. De president begrijpt niet, dat hij deze pa pieren niet eens heeft laten zien aan dhr De Roo, die zijn zaken deed. Mr Zaaier vraagt of de effecten in April niet gegeven kunnen zijn als onder pand. Toen had hij een schuld van f 5000. De president: maar daar stond een de posito tegenover. Getuige weet er niet van, dat hem ge vraagd is om onderpand. Mr Zaayer vraagt of de Bank geen opdracht had te koopen en te verkoopen, als dat in getuiges belang was. Getuige: Niet zonder mijn toestem ming. Mr Zaayer: Maar er is in den loop der jaren veel gekocht en verkocht. Heeft getuige daar altijd toestemming voor ge geven? Getuige: Dat heb ik maar laten doen. Mr Zaayer concludeert, dat er prac- tisch geen toestemming is gevraagd en ge kregen. 'Verder vraagt spr. of getuige met die aankoopen wei eens heeft verdiend. Getuige antwoordt bevestigend. Maar de laatste jaren niet. President: Dat gebeurt ons alle maal. Mr Zaayer begrijpt niet, dat de stand der rekening-courant aan dhr De Roo nooit is overgdlegd. Getuige verklaart nu het toch te hebben gedaan. Beklaagde Wilton v. Reede ver klaart, dat getuige in den loop der jaren steeds de winsten heeft opgenomen. Beklaagde v. Buren wil ook iets zeggen en spreekt van: „Die man. De president: U moet spreken van ge tuige. Tusschen president en bekl. v. B. ontstaat een tweegesprek, waaruit wij op vangen, dat de president niet begrijpt, dat getuige wel alle stukken moest geven, maar niet de stukken, die niet door de groote Banken werden verhandeld. Van B geeft dit laatste toe. De Officier van Justitie vraagt aan getuige of de aan- en verkoopen zon der zijn uitdrukkelijke toestemming zijn geschied. Getuige antwoordt bevestigend Volgende getuige is accountant B. K. Kraayeveld. De president vraagt hem naar de be- teekenis van in depot geven, die getuige uiteenzet. Getuige verklaart, dat verschillende stukken, in depot gegeven, niet te Goes aanwezig waren, wel te Amsterdam. Een tweegesprek tusschen president en getuige heeft plaats over den stand van de rekening van Nieuwenhuyzen. Getuige Kraayeveld kan het aanneme lijk vinden, dat de Bank de stukken van get. N. heeft beschouwd als een onder pand, omdat getuige N. ook wel eens een schuld had bij de Bank. De Officier van Justitie wijst er daar tegenover op, dat er een deposito stond tegenover de schuld in rekening-courant. De Off. v. Justitie vraagt aan getuige inlichtingen over in bewaring geven en onderpand. Het blijkt, dat aan getuige Nieuwen huyse geen bewaarloon in rekening is ge bracht. Bekl. Wilton v. Reede verklaart, dat dit wel werd gedaan, als inderdaad in bewaring werd gegeven. De Off. v. Justitie vraagt of er bij de betrokken Bank geen rekening-courant overeenkomsten werden opgemaakt en ge teekend. Get. antwoordt ontkennend. Mr Winkel stelt aan getuige, die tevens curator in het faillissement is, allerlei vragen over de financieele positie van de Bank en over die van dhr v. Buu- ren, die niet alle te volgen zijn. Wij teekenen er uit op, dat getuige meent, dat van het faillissement 30 pet. voor de betrokkenen terecht komt. Mr Winkel ontkent, dat de financieele positie van v. B. zoo is, als in de stukken wordt voorgesteld. De president vraagt aan verd&chD:nt welke werkzaamheden ze bij de bank hadden. Verdachten v. B. en W. v. R. antwoor den: „van alles". Verdachte W. ontving de opdrachten van de directie en droeg ze op aan de verschillende bedienden. Verdachten erkennen stukken naar Am sterdam te hebben gezonden. Getuige W. G. v. Oeveren te Wol- faartsdijk heeft al lang zaken gedaan met de Bank, stond in rekening-courant met de Bank, en had effecten in bewaring ge geven. Dit was hem door de Bank in over weging gegeven. Er is zelfs een stuk voor hem gekocht, dat hij nooit gezien heeft. Als get. schuld had bij de Bank, is er nooit over onderpand met hem gesproken. Vond u dat niet vreemd?, aldus de pre sident. Ik heb er nooit over nagedacht, ant woordt get. Getuige verklaart, dat hij zijn aanslag in de belastingen steeds mondeling regel de met den commies. Verdediger, Mr. Zaayer, wijst er getuige op, dat aan de achterzijde van het jaar- lijksch afschrift rekening stond, dat die effecten in onderpand waren gegeven. Getuige heeft dat nooit gezien. Op een vraag van den Officier van Jus titie zegt ook deze getuige nooit een reke ning-courant overeenkomst te hebben ge teekend. Getuige J. Allemekinders te K1 o e t i n g e heeft sinds 1918 zaken met de Bank gedaan. Get. had stukken in be waring gegeven. Dat deed hij voor het ge mak. Get. heeft nooit debet gestaan bij de Bank. Van onderpand is daarom geen sprake. Get. heeft nooit toestemming ge geven tot verkoop van zijn stukken zon der zijn goedkeuring. Get. heeft destijds om zijn stukken ge vraagd. Ze waren echter niet in Goes, maar in Amsterdam. Toen hij ze wou hebben, heeft dhr v. Buren gezegd: Doe dat niet, want dan maak je de heele zaak kapot. Mr Zaayer wijst er getuige op, dat hij geregeld formulieren ontving en teekende, waarin aan de achterzijde sprake was van onderpand. Get. heeft dat nooit zien staan. Vorder zegt get. in antwoord op vragen van den Officier van Justitie, dat hij nooit een rekening-courant overeenkomst met de Bank heeft gesloten. Hij controleerde aan de hand van de afschriften alleen den stand van zijn rekening. Alle drie verdachten ontkennen, dat er in bewaargeving heeft plaats gehad. Getuige J. Abrahamse te Ove- za nd deed vanaf 1918 zaken met de Bank. Steeds was get. credit, slechts één maal debet. Get. heeft toestemming gegeven, dat er met een paar stukken zaken konden wor den gedaan, indien er winst te maken was. Andere stukken mochten niet wor den verkocht zonder zijn toestemming. De gekochte stukken zijn hem nooit ge leverd. Ze zijn in bewaring genomen door de Bank. Maar bewaarloon is nooit be taald. Ook deze getuige wordt gewezen op de woorden aan de achterzijde van het briefje, waarin sprake is van onderpand. Getuige heeft die briefjes wel geteekend maar niet goed begrepen, wat er met on derpand werd bedoeld. De drie verdachten erken nen, dat de bedoelde stukk en naar Amsterdam zijn gezon den, maar niemand weet, wie hetgeda an heeft. Verdachte Wingender verklaart, dat wanneer inderdaad in bewaargeving plaats had, op het regue nummer, etc. werd geschreven. De officier van Justitie maakt een ont kennend gebaar. Getuige Abrahamse verklaart het be wuste stuk niet in ontvangst te hebben genomen, omdat dhr Wingender zei, het in de brandkast te zullen opbergen. De president vraagt, waar het stuk is gekocht. Dhr Wingender: vermoedelijk bij de Zuider-Hypotheekbank zelf. De president: dus het is in Goes ge weest. Dhr W. antwoordt bevestigend. Verdachte W. v. R. verklaart directeur der Bank te zijn geweest vanaf de oprich ting. Een officieels benoeming heeft niet plaats gehad. Verdachte verklaart geen kennis vanboekhouden te heb ben en de boeken niet te begrij- p e n. Hij deed aan de Bank van alles, menschen ontvangen, enz. President: waarom hebt U den accoun tant destijds ontslagen? Er zijn nu din gen gebeurd, die niet hadden mogen ge schieden. Verschillende heeren teekenden q.q. Wist U, wat dat beteekende? Verdachte W. v. R.: ze teekenden voor zichzelf. President: je kunt jezelf toch niet in tweeën splitsen. Als men q.q. teekent, doet men dat toch voor een ander. Op verdere vragen van den president zegt verdachte W. v. R., dat verdachte v. B. een zwager van hem is en waar schijnlijk ook geen verstand van boekhouding bezit. Verdachte Van Buren verklaart op de Bank „van alles" gedaan te hebben. Verdachte Wingender kreeg de stukken van de Directie ter behandeling. President: Deed u geen zaken op eigen houtje? W.: Soms wel eens. Maar ik heb geen stukken weggezonden zonder toestemming der Directie. Pres.: Mocht u niet de stukken van onderpand doen wat u wilde? W.: J». Pres.: Ook wannee? er geen sprake was ven debet? W.: Ja. Pres.: Welke betrekkingen hebt u vroe ger gehad? W.Ik ben alleen bij deze Bank in func tie geweest. Pres. Dus dat is uw eenige leerschool geweest 1 Spr. vraagt aan verdachte v. B., wat hij vroeger gedaan heeft. v. B. deelt mede, vroeger volontair bij de Bank te zijn geweest. Een leermeester heeft hij niet gehad. Hij luisterde alleen maar en overdacht alles. Pres.: Da's een reuzensprong geweest: van volontair tot procuratiehouder! v. B. verklaart verder, nooit in de boek houding te hebben gewerkt en er zich niet mee bemoeid te hebben. De president: Dus maar dividenden en tantièmes uitgekeerd ten koste van de slachtoffers. De Officier van Justitie vraagt nogmaals of niemand weet, wie de stuk ken naar Amsterdam heeft gezonden. Niemand weet het. De Officier van Justitie: Maar u weet wel, dat ze er waren. Verdachten antwoorden bevestigend. Mr Zaayer vraagt aan get. Kraayeveld, of hij den indruk heeft, dat verdachten zich iets persoonlijk hebben toegeëigend. Getuige K. antwoordt, dat hem daarvan niets gebleken is. Boeken en kas waren in orde. Effecten waren niet verdwenen. Requisitoir. De Officier van Justitie wil de zaak eenvoudig stellen. Aan verdachten zijn vijf gevallen van verduisteringen ten laste gelegd. Dit getal is uit te breiden tot en kele tien- en honderdtallen. Het is wel een nobel drietal personen, dat terecht staat! Aan deze zaak zit, behalve een strafrechterlijken, ook een moreelen kant. Op 't laatste komt Spr. bij de tweede zaak wel terug. Een vijftal verduisteringen is ten laste gelegd. De feiten zijn in de dagvaarding uitvoerig omschreven. In 1904, toen de N. V. is opgericht, is dhr Wilton van Reede tot directeur voor 25 jaar benoemd. Een nieuwe benoeming heeft na verstrijking van den termiju niet plaats gehad. Men zou hem dus niet aan sprakelijk kunnen stellen. Dit bezwaar zou misschien in civiele zaken kunnen gelden. Maar in het strafrecht moeten we zeker met de realiteit rekenen. Dhr W. v. R. is getolereerd door commissarissen en aan deelhouders. Men kan spreken van een stilzwijgende voortzetting der functie. Getuige van Nieuwenhuysen heeft nooit anders dan de bedoeling gehad, de stuk ken in bewaring te geven. Nooit of te nim mer is door hem in onderpand geving be doeld of dat de stukken naar Amsterdam zouden worden gezonden. Alles wat verdachten in hun vingers konden krijgen werd gebruikt voor onder pand. Wanneer men zich streng houdt aan de boekhoudkundige opvatting, stond getuige van Nieuwenhuysen debet. Maar daar stond een deposito naast. En van den kant van getuige beschouwd, stond hij credit bij de Bank. Spr. toont aan, dat de stukken in bewa ring werden gegeven. En uit de correspon dentie blijkt, dat door de Bank te Goes opdracht tot verkoop van stukken werd gegeven, omdat door Twentsche of Am- sterdamsche Bank op onderpand werd aangedrongen. Ook van een stuk van Van Oeveren valt hetzelfde te zeggen. Deze getuige stond, behalve een klein oogenblik, credit. Ook hier is door getuige steeds bedoeld: in bewaring geven. Ook Almekinders verklaart hetzelfde. Deze man is ook zelden en alleen door aankoopen van stukken debet geweest Ook zijn stukken zijn naar Amsterdam ge zonden en daar gebleven. Hetzelfde geldt van Abrahamse. Ook deze heeft niet gedacht aan onderpand. Er is dus voldoende bewezen. Daaraan doet niets af de onderteekening van de rekening-courant-afschriften. Die men schen kregen een papier, waarvan ze wei nig begrepen. Ze keken alleen of de be dragen klopten. Bovendien een rekening- courant overeenkomst is nooit tot stand gekomen. Verdachten mochten geen stukken van anderen gebruiken om eigen positie in Amsterdam te verstevigen. Wanneer een cliënt te Goes aan een bank te Goes opdracht geeft een stuk te koopen en dat stuk komt niet te Goes, maar blijft in Amsterdam, is er dan spra ke van verduistering? Spr. leest dienaangaande een conclusie voor, waaruit blijkt, dat de bank te Goes in een dergelijk geval eigenares is en niet de bank te Amsterdam. Een stuk van de bank te Goes, dat ge kocht is te Amsterdam op last van de bank te Goes, heeft men te Goes onder zich en niet te Amsterdam. Dit blijkt uit een vroeger arrest van den Hoogen Raad. Ook van wederrechtelijk zich toeëigenen is hier sprake blijkens een uitspraak van den Hoogen Raad. Feitelijk zijn dag in dag uit verduisteringen gepleegd. Het beheer bij verschillende banken is op schandelijke wijze gevoerd. Daarom zijn zware straffen noodig. Spr. wil aan nemen, dat W. een ondergeschikte functie had. Spr. eischt rekening hou dende met de tweede zaak, die v a.n middag aan de orde komt tegen W. v. R. en v. B. ieder 2 jaar en tegen W. 1 jaar ge v. straf. Hierna pauze.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1932 | | pagina 6