DE Z EEUW TWEEDE BLAD. Gebroken Bakken FEUILLETON Staten-Generaal Zoeklichtjes. Stukken voor den Gemeenteraad van Middelburg. VAN DONDERDAG 10 MAART 1932, Nr. 133. EEN ONDERHOUD MET MINISTER DECKERS. De minister van Defensie, dr L. N. Deckers, die gisterochtend uit Indië in Den Haag is terugge keerd, heeft gistermid dag een re dacteur van het Neder- landsch Correspon dentiebu reau voor dagbladen ontvangen en hem een onderhoud over zijn Indische reis toege staan. „Het doel van uw reis, Excellentie, was voor uw vertrek ge formuleerd als het bezoeken van de in stellingen der marine in onze Oost en het voeren van verschillende besprekingen. Kunt u dit thans wellicht iets meer pre ciseeren?" „Het doel van mijn reis was: zien, hoo- ren en leeren", antwoordde de minister. „Ik ging naar Indië om de marine-instel lingen te zien en heb natuurlijk tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt on derwerpen, welke met de marine verband houden, te bespreken met die heeren, met wie ik telkens schriftelijk in aanraking kom. Dit is in de eerste plaats de com mandant der zeemacht. Dank zij het feit, dat hij mij tot Medan is tegemoet gereisd, konden onze besprekingen reeds aan boord een aanvang nemen. Ik voel dik-, wijls bij mijn werk, dat een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid van den mi nister van defensie in Indië ligt en om mij persoonlijk van de toestanden op de hoogte te stellen, heb ik de reis gemaakt. Ik ben in Soerabaja, in de opleidings school te Makassar en te Balik Panan geweest en heb ook het practische werk onzer marine van nabij beschouwd. En dit moet ik zeggen: Er wordt in Indië hard en met toewijding gewerkt, zoowel door officieren als door minderen. Mijn reis was goed voorbereid en dank zij deze goede voorbereiding was het mij mogelijk in drie weken zeer veel van Indië te zien, zonder dat het een oppervlakkig stukje werk is geworden. Wat ik gezien heb, heb ik goed gezien. Maar daarom heb ik ook veel, van wat de gewone tourist doet, moeten laten rusten." „Mogen wij informeeren excellentie, hoe het thans staat met de kwestie van den derden kruiser?" „De bewering, ook in de Nederlandsche pers geuit, dat ik alleen of in hoofdzaak in verband met deze kwestie naar Indië gegaan ben, is absoluut onwaar. Natuur lijk heb ik er over geconfereerd, maar aangezien er uit de Kamer aan de regee ring vragen over deze aangelegenheid zijn gesteld, acht ik het minder correct, daar over thans reeds mededeelingen te doen. Over de noodzakelijkheid en wenschelijk- heid had ik natuurlijk al een meening, vóórdat ik naar Indië ging." „Is in het vraagstuk der kostenverdee- ling nog eenige wijziging gekomen?" „Dit vraagstuk is natuurlijk niet be perkt tot den kruiser. In het algemeen kan men hier twee stroomingen onder scheiden. De eene zegt: laat Indië alles betalen, maar daar behoor ik niet toe. De andere richting wenscht, dat Neder land alles betaalt, dat wensch ik natuur lijk evenmin. Het is de moeilijkheid, hier den gulden middenweg te vinden. Kort na mijn optreden ben ik begonnen met een voorontwerp inzake deze materie. Dit is nu zoowel hier als in Indië in onder zoek en de officieele adviezen zullen wel binnen niet te langen tijd tegemoet gezien kunnen worden." 84) door H. Zeeberg. „Dat Cor dan het oude leventje weer gaat voortzetten. En O, dat moet niet. Dan wordt het weer ellende. Je weet niet half, wat er al gepasseerd is. Ik zal het ook niet vertellen. Zoo mooi is het niet. O, Elsa, Elsa, ik voel mijn zonden als een zware last. Ik kom er niet uit; ik kom er niet uit. Waarom heb ik toch niet geluis terd naar moeder, en naar jou en naai anderen." „Jongen, Dolf", zei Elsa hartelijk en zij sloeg den arm om zijn schouder, „pie ker daarover nu niet. Dat is voorbij. Het baat niet, om daarover te piekeren. Je zegt zelf, dat je je zonden voelt als een looden last. Egbert en ik bemerken ook wel, dat je vecht. Maar, jongen, je maakt het je zelf zoo moeilijk. Je w e e t toch den wegl Aan den voet van het kruis, Dolf. De Heere wil al je zonden vergeven, al zijn ze nog zoo zwaar. Dat weet je. Vlucht toch tot Hem, mijn jongen. Hij heeft je toch duidelijk te verstaan gegeven, dat het „Gaarne zouden wij nog uw oordeel vernemen over den algemeenen toestand van Indië." „Daar kan ik eigenlijk moeilijk iets over zeggen. Wanneer ik zeg: Indië komt er wel weer bovenop, dan wordt mij verwe ten, dat ik na een bezoek van drie weken daar niets van kan weten. En als ik een meer pessimistischen indruk gekregen had, dan beweert men natuurlijk dat zoo'n kort verblijf geen grond kan zijn om zoo donker de toekomst in te zien. Maar uit besprekingen, welke ik met particulieren ook in de industrie, heb gevoerd, heb ik sterk gevoeld, dat de oeconomische om standigheden zeer moeilijk zijn. Men heeft zich zeer veel moeite gegeven mij ervan te doordringen, voor zoover ik dit nog niet wist dat het in Indië ver schrikkelijk 'slecht is. Maar daarnaast stonden weer anderen, die vol vertrouwen waren, dat er binnen zekeren tijd ver betering zal komen. In het algemeen be waart men wel zijn optimisme." „Is u het tropische klimaat nog al mee gevallen? Wij hoorden, dat u zelfs den moed had in een zwart costuum aan land te gaan?" „Natuurlijk had ik het warm, vooral toen ik in het zwart was. Daar heeft men wel eens grapjes over gemaakt, maar het was een kwestie van beleefdheid jegens Indië en jegens den gouverneur-gene raal. Dat kleine offer van een zwart pak en hooge hoed heb ik gaarne aan de wel levendheid gebracht. In het algemeen zoo eindigde de heer Deckers het onderhoud, is het een mooi bezoek geworden. De ambtenaren en de bevolking en in het bijzonder de lei dende personen hebben het gewaardeerd. Ook leidende personen uit de nationalis tische beweging hebben mij er hun inge nomenheid mede betuigd. Juist in dezen tijd, nu het geen couleur de rose is, heeft men dit blijk van medeleven der Neder landsche regeering op hoogen prijs ge steld." EERSTE KAMER. Begrooting van Arbeid, Handel en Nijverheid. Gisteren kwam aan de orde de begroo ting van aibeid, handel en nijverheid. De heer Heerkens Thyssen (R.K.) brengt hulde aan den minister voor diens voortvarendheid. Hij bepleit versobering van administratiekosten bij de Rijksverzekeringsbank. De beer Gelderman (Lib.) boopt, dat de minister een algemeene daling Van het prijzenniveau zal bevorderen om de concurrentiemogeljjkheid voor de indus trie te vergrooten. De heer Serrarens (R.K.) verde digt de koopkrachttheorie, welke z.i. haar bewijs vindt in de geweldige productie stijging en productie-mogelijkheden. Het is hem een raadsel, hoe een internationale loondaling den afzet van producten zou kunnen bevorderen. De regeering late zich niet voor het wagentje der algemeene loonsverlaging spannen. De heer W i b a u t (S.D.) vraagt, of bouwcredieten ook aan de gemeenten en woningbouwvereenigingen zullen worden verleend. De heer Danz (S.D.) bestrijdt de op vatting, als zou verlaging van loonen de koopkracht kunnen bevorderen. Voorts bepleit hij verbetering van steun aan werkloozenkassen, die door de langdurige crisis in moeilijkheden zijn geraakt. Verder dient z.i. de beperking van den arbeidsduur alle bedrijven te omvatten. De heer T e r H a a r (G.H.) meent, dat moet worden voorkomen, dat de gemeen tebesturen door grondmonopolie den particulieren woningbouw belemmeren. De heer Koster (Lib.) juicht het toe, dat de verlaging van de productiekosten zal worden bevorderd. Hij bestrijdt pro tectionistische maatregelen en te sterke contingenteering, die de concurrentie mogeljjkheid van onze industrie verzwakt. Een loonpeil, dat uitgaat boven de loo nen in de omringende landen, kan op den duur niet worden gehandhaafd. De heer Jansen (R.K.) bepleit be spoediging van maatregelen in het belang van de waterverversching in Zuid-Lim burg. Mevrouw Pothui s—S m i t (S.D.) wenscht maatregelen in het belang van de arbeiderskinderen in de veenkoloniën. leven zonder Hem niets is dan een zwarte nacht. Als iemand dat ondervonden heeft en dan nog wel in zoo korten tijd, dan ben jij het toch wel, Dolf. Moeder „Ik heb moeder den dood ingejaagd", zei hij somber. „Ik kan er niet aan den ken." „Maar dat was ook onder Gods bestel, jongen. Het was alles zoo in Zijn Rand bepaald. Misgun moeder de eeuwige rust niet. Ik heb alleen wel eens gedacht jammer, dat moeder het niet meer bele ven mag, dat Dolf op den terugweg is; dat zij niet meer mag zien, de verhooring van haar gebeden." „Ben ik op den terugweg?" vroeg hij. Onwillekeurig vergeleek Elsa deze dis cussie met de vroegere, toen Dolf zoo fier en welbewust sprak, God als het ware uit dagend. Hij kon wel leven zonder God. En nu zat hij daar, klein en nietig, voelend het volle gewicht van zijn zonden; zoe kend om steun; vragend, als een klein kind, dat verdwaald is geraakt, naar den juisten weg, om weer thuis te komen, hulpeloos en verlaten. „Zeker ben je op den terugweg, jon gen. Je hebt de hand slechts uit te strek ken en de Heere neemt je aan. Dan zul je eens zien, hoe licht het in je ziel wordt. De heer Van Embden (V. D.) be spreekt de wenschelijkheid van wettelijke regeling der huis-industrie en van de ver grooting van de veiligheid in de bedrijven. De heer Polak (S. D.) betoogt de noodzakelijkheid van werkloosheidsverze kering, waarbij hij de aandacht vestigt op het denkbeeld van den heer Keesing, die verzekering bepleit voor den ganschen duur der werkloosheid, zonder dat de ar beiders een cent betalen. De Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, de heer Verschuur, wijst erop, dat over onderwerpen van zeer uit eenloopenden aard is gesproken. De contingenteering, waarover veel is gesproken, zal binnenkort weer aan de orde komen bij de komende goedkeurings wetjes. Het verwonderde spreker, dat dhr Kos ter thans reeds zoo'n definitief oordeel uitsprak over de contingenteering in het algemeen. De heer Koster heeft niet blijk gegeven, dat hij kennis had genomen van alle feitelijke gegevens. Een contingentee ring van 100 pet. van den normalen invoer is niet zonder meer te vergen; men moet rekening houden met de waardedaling en met de vermindering van de consumptie. Er zijn nog andere factoren, welke men in rekening moet brengen en van verschil lende artikelen zijn exorbitante voorraden opgeslagen, juist met het oog op moge lijke contingenteering. Deze zullen eerst moeten zijn opgeruimd, voor een contin genteering van 100 pet. van den normalen invoer kan worden toegepast. Ook moet worden gelet op de gedeeltelijke wegval ling van onzen uitvoer. Er is buiten deze Kamer groote geneigdheid om zonder een voorafgaand onderzoek luchthartig over contingenteering te spreken. Spr. zal vandaag zijn rede voortzetten. TWEEDE KAMER. Interpellatie-Wijnkoop. In de vergadering van gisteren werd de interpellatie-Wijnkoop over eenige zaken van 'buitenlandsche politiek met betrek king tot het conflict te Shanghai toege staan, zij zal worden gehouden op een na der te bepalen dag. Accijnzen en invoerrechten. Voortgezet werd daarna de behandeling van het wetsontwerp tot het verhoogen van eenige accijnzen en het heffen van een invoerrecht op Zuidvruchten. Het amendement-Ter Laan (het invoerrecht op Zuidvruchten vervalt) wordt verworpen met 5328 stem men. Vóór: S.D.A.P. en V.D., communis ten, liberalen en Floris Vos. 'Het amendement-Ter Laan (verhooging der suikerbelasting vervalt) wordt verworpen met '5822 stem men. Hier stemden de liberalen tegen. Het amendement-Bierema (verhooging van de wijnbelasting vervalt) wordt verworpen met 737 stemmen. Vóór de liberalen en de beer Floris Vos. De heer J. terLaan (S.D.A.P.) trekt zijn amendement op art. 9 (om den siga- rettenaccijns niet te verhoogen) in. Art. 9 (verhooging opcenten op den siga retten-accijns) wordt aangenomen met 6021 stemmen. Het wetsontwerp wordt hierna aan genomen met 6021 stemmen. Tegen: S.D.A.P., communisten en Floris Vos. Indische begrooting. Aan de orde is daarna de voortzetting van de behandeling der Indische begroo- t'ng. De heer K or ten hors t (R.K.) be pleit een nauwere economische samenwer king tusschen Indië en Nederland. Het is van groot belang, dat Nederland in Indië niet uit de markt gaat, vooral niet na den val van Japansche Yen. De heer Joekes (V.D.) betoogt, dat het ernstige tekort over 1931 niet aan het gevolgde regeeringsbeleid is te wijten. Deze economische depressie was in dezen om vang niet te voorzien. Van een lichtzin nige financieel© politiek is dan ook geen sprake geweest. Alleen is het waar, dat de aanpassing wat langzaam is gegaan. Het is nu plicht de zaken zoo te regelen, dat binnen eenige jaren weer een sluitende begrooting verkregen wordt. Spr. waar schuwt om voor Indië bet vrijhandelsbe ginsel niet prijs te geven. VeTder voerden nog het woord de hee ren Engels (R.K.), die waarschuwde de religieuse belangen van de Ir dische bevolking niet uit 'het oog te verhezen en de heer E er dm an s (Lib.), die zich in •hoofdzaak achter de regeering plaatste, 0 jongen, geloof het toch! Als jij tot God gaat en je belijdt voor Hem je zonden, die Hij alle, alle kent, dan trekt de Heere een streep door het verleden en dan zal Hij1 je in de toekomst helpen, en steunen bij de moeilijkheden,die komen zullen. Want d a t zij zullen komen, of liever kun nen komen, geloof ik stellig." „Je bedoelt met Cor?" vroeg hij met schorre stem. „Ook dat. Maar ook andere moeilijk heden. Want al zal je verlost zijn uit den greep van Satan, dan beteekent dat nog niet, dat hij je dan met rust zal laten. Je zult nog aanvechtingen genoeg heb ben. Doch geen nood. Want dan zal de Heere je helpen. Maar je moet eerst tot Hem, Dolf. Je moet op de knieën." „Ik worstel halve nachten", bekende hij met een stokkende stem. Elsa's hart sprong op van vreugde: de Heere was aan het werk; Dolf zou Thuis komen! O, had moeder het nog mogen beleven! „Dan zul je ook vinden, Dolf", schrei de zij. „Onze gebeden worden verhoord. God is goed." Er viel een lange stilte in, Vijf, tien, vijftien minuten kropen de wijzers van de klok op den schoorsteenmantel, zonder hoewel hij meer regelmatig overleg met Indische experts gewenscht zou achten. Tenslotte betoogde spr. dat een sterk ge zag de hoeksteen is van rust en orde. Af wezigheid van een sterk gezag zou hier kwade gevolgen hebben, maar daar nood- lottige. TEGEN EEN NIEUW MOERDIJK KANAAL. Een adres aan den Ministerraad. Eenige vooraanstaande Rotterdamsche ingezetenen hebben zich vereenigd tot een comité, dat een actie wil ontplooien over bet geheele land, ter onderteekening van een request aan den Ministerraad, waarin een beroep wordt gedaan op de regeering, om geen maatregelen inzake de Antwer- pen-Rijnverbinding te nemen, welke een onherstelbare schade zouden berokkenen aan onze nationale havens en daardoor aan de welvaart van ons land. In het request, onderteekend door de heeren J. Brautigam, Mr F. J. Brevet, H. Diemer, E. J. H. M. Driebeek, N. Eyken Sluyters, R. Gransberg, Jhr. H. A. Graswinckel, Mr H. Haeringen, W. H. Hudig, J. Hudig, A. Kievit, G. van Lede, I. B. J. Ratté, A. Reyers, W. Ruys Bzn, J. van der Sluis, en. W. Strijbis Pzn, wordt gezegd: dat het ten zeerste gewenscht is de be trekkingen met België op vriendschappe lijke en voor beide landen bevredigende wijze te regelen; dat onze regeering aan de billijke ver langens van België voor verbetering der bestaande waterwegen behoort tegemoet te komen; dat echter de wensch om de goede ver standhouding met onzen nabuurstaat te vestigen en in stand te houden niet mag leiden tot het toestaan van concessies, die de levensbelangen van ons land ernstig zouden schaden; dat het tot stand komen van een kanaal waardoor de haven van Antwerpen prac- tisch zou komen te behooren tot 't stroom gebied van den Rijn en onberekenbare schade zou toebrengen aan onze nationale havens en dientengevolge aan de welvaart van ons geheele land; dat een vermindering van welvaart niet alleen de uitvoering en toepassing der so ciale wetten in gevaar zal brengen, doch tevens een verlaging van het levenspeil van het Nederlandsche volk tengevolge zal hebben; - dat van Nederland dit offer niet ge vergd mag worden en dat België niet op rechtvaardige gronden van ons kan eischen een dergelijke kunstmatige be voordeeling van haar haven, die toch door haar natuurlijke ligging en achterland reeds in een zooveel gunstiger positie is dan de Nederlandsche havens; dat daarom een zoodanig kanaal geheel en al in strijd zou zijn met het belang van ons land en dat geen overwegingen van internationale politiek kunnen opwegen tegen de ontzaglijke nadeelen, die dit ka naal voor ons land zou medebrengen; waarom verzocht wordt bij do onder handelingen met België met het boven staande ten volle rekening te houden en onder geen beding er in toe te stemmen, dat een zoodanig kanaal door ons grond gebied gegraven zou worden. Deze actie is niet alleen in Rotterdam, doch ook tegelijkertijd in enkele andere plaatsen begonnen, zooals o.a. te Ftrecht. en te Dordrecht. Het comité hoopt, dat in zooveel mogelijk plaatsen comité's zullen worden opgericht, die dan deze plaats met haar omgeving kunnen bewerken. De onderteekening van het request kan zoowel door vrouwelijke als door manne lijke staatsburgers geschieden. In de laatste jaren zijn in de Lelie straat verschillende woningen verrezen, die alle met haar voorgevels in de nieuwe rooilijnen werden gebouwd. Dientenge volge kwamen talrijke strooken grond tusschen bedoelde woningen en de open bare straat vrij. De eigenaren der be trokken woningen hebben zich thans be reid verklaard, vorenvermelde strooken, voor zooverre zij nog niet aan de gemeen te in eigendom werden overgedragen, aan haar af te staan, waartegenover zij den aanleg van een trottoir hebben bedongen. Burg. en Weth. stellen voor de pacht van het grasgewas op de bermen dat een van beide ook maar één woord zeide. „Ik zie nog geen licht, Elsa", zeide hij dan, zonder eenige inleiding. „Het zal komen, Dolf", antwoordde zij vol vertrouwen. „God houdt Zijn beloften. Wie Mij aanroept in den nood, vindt een gunst, oneindig groot." „Ik wilde wel eens met dominé Meine- ma praten. Zou hij mij ontvangen?" „Maar jongen, natuurlijk. Waarom niet?" ,,'k Heb hem onheusch behandeld toen. Ik meende.... Och, laat ik daarover maar niet spreken. Ik heb nu geleerd, wat het zeggen wil, zonder God te leven. Zou ik eens naar hem toegaan?" „Doe dat, Dolf. Je zult er geen spijt van hebben. En over h$t gepasseerde spreekt dominé Meinema- niet." „Ik zal er over spreken. In mijn eigen wijsheid heb ik hem onheusch behan deld. Jullie meenden het allen goed met mij. En ik was zoo dwaas, om er bedillerij en vitzucht in te zien." „Dat was het natuurlijk niet. Ik heb je met angst in het hart naar Rotterdam zien komen, Dolf. Maar laat ons daarover niet spreken. Je hebt dezen weg moeten gaan, om tot God te komen. Het licht sol De beschikbaarstelling van goedkoope ammoniak door het Nationaal Crisisco mité is op een groote teleurstelling uitge- loopen. Niet zoo weinigen hebben zich blij ge maakt met een doode musck. Ik las van een gemeente waar f 3000 was opgezonden want het ging bij vooruitbetaling en waar f 2774 gere tourneerd -werd plus een minime hoeveel heid ammoniak. Men was nog meer aan rente en andere kosten kwijt dan de ont vangen ammoniak waard was. En zoo ging het naar rato overal. Heel veel teleurstelling en ergernis en zoo goed als geen kunstmest. Ik wil graag de goede bedoelingen van het N. G. C. waardeeren. Maar ik geloof toch dat dergelijke be schikbaarstellingen die enorm veel ad ministratie vragen en waardoor niemand geholpen wordt, liever niet herhaald moe- ton worden. OPMERKER. langs den Nieuwen Vlissingschen weg, tusschen den Langevielesingel en den Abeeischen weg over te schrijven van W. Roose op J. W, Willemse te Koudekerke. Burg. en Weth. stellen voor inzake de onbewoonbaar verklaarde woning Vischmarkt H 160 nader te bepalen, dat de ontruiming er van niet behoeft plaats te hebben zoolang de bewoning door M. G. Schuit als eigenaar voortduurt. Overeenkomstig het verzoek der Commissie van beheer over den straat weg van Middelburg naar Veere, stellen Burg. en Weth. voor enkele perceelen grond bij de Dam en groot ongeveer 100 M2. in eigendom af te slaap aan de Pro vincie. Naar aanleiding van het in hun handen om advies gestelde voorstel van den heer mr van Andel om te besluiten Burg. en Weth. uit te noodigen, om te ko men met voorstellen tot reorganisatie van de bruggenbediening, deelen Burg. en Weth. mede, dat het gedane voorstel niet veel houvast biedt, in welke richting een eventueele reorganisatie zou moeten gaan. Neemt men aan, dat een reorganisatie zou moeten bestaan in een verpachting der inning van de voor de gemeente gel dende bruggelden, zoo zou zij gepaard moetan gaan met op wachtgeldstelling van de 3 thans functioneerende brug wachters. Naar den toestand van dit oogenblik wordt voor de 3 brugwachters totaal per jaar (pensioenstorting en ver strekking van dienstkleeding inbegrepen) f 5104.98 uitgegeven. Van 1927 tot en met 1931 is gemiddeld per jaar aan brug geld ontvangen f 1534.40 en blijft dus ge middeld per jaar ten laste der gemeente f 3570.58. Bij op wachtgeldstelling b.v. op 1 Juli 1932, kost dit helt eerste jaar f3117.62, het 2e jaar f 2282.17het 3e jaar f2163, het 4e jaar f2163; het 5e jaar f 1620.96, het zesde jaar f 1213.33 enz., en wordt f 1534.40 per jaar aan bruggeld gemist. Tot en met het 4e jaar zal dus in ieder geval de toestand voor de gemeente nadeeliger zijn dan nu. En zal de verpachting voor de gemeente een bate opleveren, of zal zij veeleer meer het karakter van een uitbesteding dragen, waarbij aan hem, die voor het laagste bedrag inschrijft de bediening wordt ge gund? B. en W. voorzien dit laatste. Daarbij moet dan nog in aanmerking worden genomen, dat bij verpachting veel minder waarborgen zullen bestaan voor een behoorlijke behandeling van de tamelijk kostbare onderdeelen der bruggen. Een afzonderlijk toezicht daarop zou ook weer een grootere uitgaaf vragen. Intusschen hebben B. en W. in de opmer kingen, over de bediening van de bruggen gemaakt, bij de begrootings-behandeling aanleiding gevonden, een regeling te tref fen, krach ten's welke de diensttijd der brugwachters meer bezet is, door uitvoe ring van verschillende kleine werkzaam heden, zooals teren en meniën van ijzer werk der bruggen, teren van het dék der bruggen, schoonhouden der kaaimuren, smerender bruggen en dergelijke. Op grond van een en ander meenen B. en W. te moeten adviseeren tot verwerping van het voorstel-Van Andel, zooals het daar ligt. B. en W. stellen voor het voorschot voor je dagen, jongen. En dan kunnen er nog moeilijkheden komen. Maar het is ook wel mogelijk, dat je, als Cor weer ge heel beter is, een gelukkig leven hebben kunt. God alleen weet bet. Klem je maar aan Hem vast." „Mijn huwelijk kan niet gelukkig zijn", meende hij. „Daar weet je niets van, Dolf. Ik weet welals jij God gevonden hebt, en een maal komt dat oogenblik, dan wordt het moeilijk, omdat Cor geheel andere opvat tingen heeft. Dat kan wrijving geven. Zulk" een huwelijk is niet aanbevelenswaardig, is af te keuren, als je er vóór staat. Maar jouw geval is anders. En dan kan er, al ontbreekt de angel ook niet, nog geluk zijn. Wanneer althans de oprechte liefde er is. Daar kan ik natuurlijk niet in komen." „Ik benijd eiken dag jullie geluk, Elsje" zeide hij somber. „Zóó kan het nooit nooit worden." „Dat moet je niet zeggen. Dat wéét je niet. Ik wéét wel, dat Cor naar den Zater dag snakt, dat jij komt. Dat is een goed teeken. Zij houdt van jou." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1932 | | pagina 5