DE Z EEUW
TWEEDE BLAD.
Gebroken Bakken
FEUILLETON
Staten-Generaal
Zoeklichtjes.
Stukken voor den Gemeenteraad
van Middelburg.
VAN
DONDERDAG 10 MAART 1932, Nr. 133.
EEN ONDERHOUD MET MINISTER
DECKERS.
De minister van Defensie, dr L. N.
Deckers, die gisterochtend uit Indië in
Den Haag
is terugge
keerd, heeft
gistermid
dag een re
dacteur van
het Neder-
landsch
Correspon
dentiebu
reau voor
dagbladen
ontvangen
en hem een
onderhoud
over zijn
Indische
reis toege
staan.
„Het doel
van uw reis,
Excellentie, was voor uw vertrek ge
formuleerd als het bezoeken van de in
stellingen der marine in onze Oost en het
voeren van verschillende besprekingen.
Kunt u dit thans wellicht iets meer pre
ciseeren?"
„Het doel van mijn reis was: zien, hoo-
ren en leeren", antwoordde de minister.
„Ik ging naar Indië om de marine-instel
lingen te zien en heb natuurlijk tevens
van de gelegenheid gebruik gemaakt on
derwerpen, welke met de marine verband
houden, te bespreken met die heeren, met
wie ik telkens schriftelijk in aanraking
kom. Dit is in de eerste plaats de com
mandant der zeemacht. Dank zij het feit,
dat hij mij tot Medan is tegemoet gereisd,
konden onze besprekingen reeds aan
boord een aanvang nemen. Ik voel dik-,
wijls bij mijn werk, dat een belangrijk deel
van de verantwoordelijkheid van den mi
nister van defensie in Indië ligt en om
mij persoonlijk van de toestanden op de
hoogte te stellen, heb ik de reis gemaakt.
Ik ben in Soerabaja, in de opleidings
school te Makassar en te Balik Panan
geweest en heb ook het practische werk
onzer marine van nabij beschouwd. En
dit moet ik zeggen: Er wordt in Indië
hard en met toewijding gewerkt, zoowel
door officieren als door minderen. Mijn
reis was goed voorbereid en dank zij deze
goede voorbereiding was het mij mogelijk
in drie weken zeer veel van Indië te zien,
zonder dat het een oppervlakkig stukje
werk is geworden. Wat ik gezien heb, heb
ik goed gezien. Maar daarom heb ik ook
veel, van wat de gewone tourist doet,
moeten laten rusten."
„Mogen wij informeeren excellentie,
hoe het thans staat met de kwestie van
den derden kruiser?"
„De bewering, ook in de Nederlandsche
pers geuit, dat ik alleen of in hoofdzaak
in verband met deze kwestie naar Indië
gegaan ben, is absoluut onwaar. Natuur
lijk heb ik er over geconfereerd, maar
aangezien er uit de Kamer aan de regee
ring vragen over deze aangelegenheid zijn
gesteld, acht ik het minder correct, daar
over thans reeds mededeelingen te doen.
Over de noodzakelijkheid en wenschelijk-
heid had ik natuurlijk al een meening,
vóórdat ik naar Indië ging."
„Is in het vraagstuk der kostenverdee-
ling nog eenige wijziging gekomen?"
„Dit vraagstuk is natuurlijk niet be
perkt tot den kruiser. In het algemeen
kan men hier twee stroomingen onder
scheiden. De eene zegt: laat Indië alles
betalen, maar daar behoor ik niet toe.
De andere richting wenscht, dat Neder
land alles betaalt, dat wensch ik natuur
lijk evenmin. Het is de moeilijkheid, hier
den gulden middenweg te vinden. Kort
na mijn optreden ben ik begonnen met
een voorontwerp inzake deze materie. Dit
is nu zoowel hier als in Indië in onder
zoek en de officieele adviezen zullen wel
binnen niet te langen tijd tegemoet gezien
kunnen worden."
84)
door H. Zeeberg.
„Dat Cor dan het oude leventje weer
gaat voortzetten. En O, dat moet niet. Dan
wordt het weer ellende. Je weet niet half,
wat er al gepasseerd is. Ik zal het ook
niet vertellen. Zoo mooi is het niet. O,
Elsa, Elsa, ik voel mijn zonden als een
zware last. Ik kom er niet uit; ik kom er
niet uit. Waarom heb ik toch niet geluis
terd naar moeder, en naar jou en naai
anderen."
„Jongen, Dolf", zei Elsa hartelijk en
zij sloeg den arm om zijn schouder, „pie
ker daarover nu niet. Dat is voorbij. Het
baat niet, om daarover te piekeren. Je
zegt zelf, dat je je zonden voelt als een
looden last. Egbert en ik bemerken ook
wel, dat je vecht. Maar, jongen, je maakt
het je zelf zoo moeilijk. Je w e e t toch den
wegl Aan den voet van het kruis, Dolf.
De Heere wil al je zonden vergeven, al
zijn ze nog zoo zwaar. Dat weet je. Vlucht
toch tot Hem, mijn jongen. Hij heeft je
toch duidelijk te verstaan gegeven, dat het
„Gaarne zouden wij nog uw oordeel
vernemen over den algemeenen toestand
van Indië."
„Daar kan ik eigenlijk moeilijk iets over
zeggen. Wanneer ik zeg: Indië komt er
wel weer bovenop, dan wordt mij verwe
ten, dat ik na een bezoek van drie weken
daar niets van kan weten. En als ik een
meer pessimistischen indruk gekregen
had, dan beweert men natuurlijk dat zoo'n
kort verblijf geen grond kan zijn om zoo
donker de toekomst in te zien. Maar uit
besprekingen, welke ik met particulieren
ook in de industrie, heb gevoerd, heb ik
sterk gevoeld, dat de oeconomische om
standigheden zeer moeilijk zijn. Men
heeft zich zeer veel moeite gegeven mij
ervan te doordringen, voor zoover ik
dit nog niet wist dat het in Indië ver
schrikkelijk 'slecht is. Maar daarnaast
stonden weer anderen, die vol vertrouwen
waren, dat er binnen zekeren tijd ver
betering zal komen. In het algemeen be
waart men wel zijn optimisme."
„Is u het tropische klimaat nog al mee
gevallen? Wij hoorden, dat u zelfs den
moed had in een zwart costuum aan land
te gaan?"
„Natuurlijk had ik het warm, vooral
toen ik in het zwart was. Daar heeft men
wel eens grapjes over gemaakt, maar het
was een kwestie van beleefdheid jegens
Indië en jegens den gouverneur-gene
raal. Dat kleine offer van een zwart pak
en hooge hoed heb ik gaarne aan de wel
levendheid gebracht.
In het algemeen zoo eindigde de
heer Deckers het onderhoud, is het een
mooi bezoek geworden. De ambtenaren en
de bevolking en in het bijzonder de lei
dende personen hebben het gewaardeerd.
Ook leidende personen uit de nationalis
tische beweging hebben mij er hun inge
nomenheid mede betuigd. Juist in dezen
tijd, nu het geen couleur de rose is, heeft
men dit blijk van medeleven der Neder
landsche regeering op hoogen prijs ge
steld."
EERSTE KAMER.
Begrooting van Arbeid, Handel en
Nijverheid.
Gisteren kwam aan de orde de begroo
ting van aibeid, handel en nijverheid.
De heer Heerkens Thyssen
(R.K.) brengt hulde aan den minister
voor diens voortvarendheid. Hij bepleit
versobering van administratiekosten bij
de Rijksverzekeringsbank.
De beer Gelderman (Lib.) boopt,
dat de minister een algemeene daling Van
het prijzenniveau zal bevorderen om de
concurrentiemogeljjkheid voor de indus
trie te vergrooten.
De heer Serrarens (R.K.) verde
digt de koopkrachttheorie, welke z.i. haar
bewijs vindt in de geweldige productie
stijging en productie-mogelijkheden. Het
is hem een raadsel, hoe een internationale
loondaling den afzet van producten zou
kunnen bevorderen. De regeering late zich
niet voor het wagentje der algemeene
loonsverlaging spannen.
De heer W i b a u t (S.D.) vraagt, of
bouwcredieten ook aan de gemeenten en
woningbouwvereenigingen zullen worden
verleend.
De heer Danz (S.D.) bestrijdt de op
vatting, als zou verlaging van loonen de
koopkracht kunnen bevorderen. Voorts
bepleit hij verbetering van steun aan
werkloozenkassen, die door de langdurige
crisis in moeilijkheden zijn geraakt.
Verder dient z.i. de beperking van den
arbeidsduur alle bedrijven te omvatten.
De heer T e r H a a r (G.H.) meent, dat
moet worden voorkomen, dat de gemeen
tebesturen door grondmonopolie den
particulieren woningbouw belemmeren.
De heer Koster (Lib.) juicht het toe,
dat de verlaging van de productiekosten
zal worden bevorderd. Hij bestrijdt pro
tectionistische maatregelen en te sterke
contingenteering, die de concurrentie
mogeljjkheid van onze industrie verzwakt.
Een loonpeil, dat uitgaat boven de loo
nen in de omringende landen, kan op den
duur niet worden gehandhaafd.
De heer Jansen (R.K.) bepleit be
spoediging van maatregelen in het belang
van de waterverversching in Zuid-Lim
burg.
Mevrouw Pothui s—S m i t (S.D.)
wenscht maatregelen in het belang van de
arbeiderskinderen in de veenkoloniën.
leven zonder Hem niets is dan een zwarte
nacht. Als iemand dat ondervonden heeft
en dan nog wel in zoo korten tijd, dan ben
jij het toch wel, Dolf. Moeder
„Ik heb moeder den dood ingejaagd",
zei hij somber. „Ik kan er niet aan den
ken."
„Maar dat was ook onder Gods bestel,
jongen. Het was alles zoo in Zijn Rand
bepaald. Misgun moeder de eeuwige rust
niet. Ik heb alleen wel eens gedacht
jammer, dat moeder het niet meer bele
ven mag, dat Dolf op den terugweg is;
dat zij niet meer mag zien, de verhooring
van haar gebeden."
„Ben ik op den terugweg?" vroeg hij.
Onwillekeurig vergeleek Elsa deze dis
cussie met de vroegere, toen Dolf zoo fier
en welbewust sprak, God als het ware uit
dagend. Hij kon wel leven zonder God. En
nu zat hij daar, klein en nietig, voelend
het volle gewicht van zijn zonden; zoe
kend om steun; vragend, als een klein
kind, dat verdwaald is geraakt, naar den
juisten weg, om weer thuis te komen,
hulpeloos en verlaten.
„Zeker ben je op den terugweg, jon
gen. Je hebt de hand slechts uit te strek
ken en de Heere neemt je aan. Dan zul
je eens zien, hoe licht het in je ziel wordt.
De heer Van Embden (V. D.) be
spreekt de wenschelijkheid van wettelijke
regeling der huis-industrie en van de ver
grooting van de veiligheid in de bedrijven.
De heer Polak (S. D.) betoogt de
noodzakelijkheid van werkloosheidsverze
kering, waarbij hij de aandacht vestigt op
het denkbeeld van den heer Keesing, die
verzekering bepleit voor den ganschen
duur der werkloosheid, zonder dat de ar
beiders een cent betalen.
De Minister van Arbeid, Handel en
Nijverheid, de heer Verschuur, wijst
erop, dat over onderwerpen van zeer uit
eenloopenden aard is gesproken.
De contingenteering, waarover veel is
gesproken, zal binnenkort weer aan de
orde komen bij de komende goedkeurings
wetjes.
Het verwonderde spreker, dat dhr Kos
ter thans reeds zoo'n definitief oordeel
uitsprak over de contingenteering in het
algemeen. De heer Koster heeft niet blijk
gegeven, dat hij kennis had genomen van
alle feitelijke gegevens. Een contingentee
ring van 100 pet. van den normalen invoer
is niet zonder meer te vergen; men moet
rekening houden met de waardedaling en
met de vermindering van de consumptie.
Er zijn nog andere factoren, welke men in
rekening moet brengen en van verschil
lende artikelen zijn exorbitante voorraden
opgeslagen, juist met het oog op moge
lijke contingenteering. Deze zullen eerst
moeten zijn opgeruimd, voor een contin
genteering van 100 pet. van den normalen
invoer kan worden toegepast. Ook moet
worden gelet op de gedeeltelijke wegval
ling van onzen uitvoer. Er is buiten deze
Kamer groote geneigdheid om zonder een
voorafgaand onderzoek luchthartig over
contingenteering te spreken.
Spr. zal vandaag zijn rede voortzetten.
TWEEDE KAMER.
Interpellatie-Wijnkoop.
In de vergadering van gisteren werd de
interpellatie-Wijnkoop over eenige zaken
van 'buitenlandsche politiek met betrek
king tot het conflict te Shanghai toege
staan, zij zal worden gehouden op een na
der te bepalen dag.
Accijnzen en invoerrechten.
Voortgezet werd daarna de behandeling
van het wetsontwerp tot het verhoogen
van eenige accijnzen en het heffen van
een invoerrecht op Zuidvruchten.
Het amendement-Ter Laan
(het invoerrecht op Zuidvruchten vervalt)
wordt verworpen met 5328 stem
men. Vóór: S.D.A.P. en V.D., communis
ten, liberalen en Floris Vos.
'Het amendement-Ter Laan
(verhooging der suikerbelasting vervalt)
wordt verworpen met '5822 stem
men. Hier stemden de liberalen tegen.
Het amendement-Bierema
(verhooging van de wijnbelasting vervalt)
wordt verworpen met 737 stemmen.
Vóór de liberalen en de beer Floris Vos.
De heer J. terLaan (S.D.A.P.) trekt
zijn amendement op art. 9 (om den siga-
rettenaccijns niet te verhoogen) in.
Art. 9 (verhooging opcenten op den siga
retten-accijns) wordt aangenomen
met 6021 stemmen.
Het wetsontwerp wordt hierna aan
genomen met 6021 stemmen. Tegen:
S.D.A.P., communisten en Floris Vos.
Indische begrooting.
Aan de orde is daarna de voortzetting
van de behandeling der Indische begroo-
t'ng.
De heer K or ten hors t (R.K.) be
pleit een nauwere economische samenwer
king tusschen Indië en Nederland. Het is
van groot belang, dat Nederland in Indië
niet uit de markt gaat, vooral niet na den
val van Japansche Yen.
De heer Joekes (V.D.) betoogt, dat
het ernstige tekort over 1931 niet aan het
gevolgde regeeringsbeleid is te wijten. Deze
economische depressie was in dezen om
vang niet te voorzien. Van een lichtzin
nige financieel© politiek is dan ook geen
sprake geweest. Alleen is het waar, dat
de aanpassing wat langzaam is gegaan.
Het is nu plicht de zaken zoo te regelen,
dat binnen eenige jaren weer een sluitende
begrooting verkregen wordt. Spr. waar
schuwt om voor Indië bet vrijhandelsbe
ginsel niet prijs te geven.
VeTder voerden nog het woord de hee
ren Engels (R.K.), die waarschuwde
de religieuse belangen van de Ir dische
bevolking niet uit 'het oog te verhezen en
de heer E er dm an s (Lib.), die zich in
•hoofdzaak achter de regeering plaatste,
0 jongen, geloof het toch! Als jij tot God
gaat en je belijdt voor Hem je zonden,
die Hij alle, alle kent, dan trekt de Heere
een streep door het verleden en dan zal
Hij1 je in de toekomst helpen, en steunen
bij de moeilijkheden,die komen zullen.
Want d a t zij zullen komen, of liever kun
nen komen, geloof ik stellig."
„Je bedoelt met Cor?" vroeg hij met
schorre stem.
„Ook dat. Maar ook andere moeilijk
heden. Want al zal je verlost zijn uit den
greep van Satan, dan beteekent dat nog
niet, dat hij je dan met rust zal laten.
Je zult nog aanvechtingen genoeg heb
ben. Doch geen nood. Want dan zal de
Heere je helpen. Maar je moet eerst tot
Hem, Dolf. Je moet op de knieën."
„Ik worstel halve nachten", bekende hij
met een stokkende stem.
Elsa's hart sprong op van vreugde: de
Heere was aan het werk; Dolf zou Thuis
komen! O, had moeder het nog mogen
beleven!
„Dan zul je ook vinden, Dolf", schrei
de zij. „Onze gebeden worden verhoord.
God is goed."
Er viel een lange stilte in, Vijf, tien,
vijftien minuten kropen de wijzers van
de klok op den schoorsteenmantel, zonder
hoewel hij meer regelmatig overleg met
Indische experts gewenscht zou achten.
Tenslotte betoogde spr. dat een sterk ge
zag de hoeksteen is van rust en orde. Af
wezigheid van een sterk gezag zou hier
kwade gevolgen hebben, maar daar nood-
lottige.
TEGEN EEN NIEUW MOERDIJK
KANAAL.
Een adres aan den Ministerraad.
Eenige vooraanstaande Rotterdamsche
ingezetenen hebben zich vereenigd tot een
comité, dat een actie wil ontplooien over
bet geheele land, ter onderteekening van
een request aan den Ministerraad, waarin
een beroep wordt gedaan op de regeering,
om geen maatregelen inzake de Antwer-
pen-Rijnverbinding te nemen, welke een
onherstelbare schade zouden berokkenen
aan onze nationale havens en daardoor
aan de welvaart van ons land.
In het request, onderteekend door de
heeren J. Brautigam, Mr F. J. Brevet,
H. Diemer, E. J. H. M. Driebeek, N.
Eyken Sluyters, R. Gransberg, Jhr. H. A.
Graswinckel, Mr H. Haeringen, W. H.
Hudig, J. Hudig, A. Kievit, G. van Lede,
I. B. J. Ratté, A. Reyers, W. Ruys Bzn,
J. van der Sluis, en. W. Strijbis Pzn, wordt
gezegd:
dat het ten zeerste gewenscht is de be
trekkingen met België op vriendschappe
lijke en voor beide landen bevredigende
wijze te regelen;
dat onze regeering aan de billijke ver
langens van België voor verbetering der
bestaande waterwegen behoort tegemoet
te komen;
dat echter de wensch om de goede ver
standhouding met onzen nabuurstaat te
vestigen en in stand te houden niet mag
leiden tot het toestaan van concessies, die
de levensbelangen van ons land ernstig
zouden schaden;
dat het tot stand komen van een kanaal
waardoor de haven van Antwerpen prac-
tisch zou komen te behooren tot 't stroom
gebied van den Rijn en onberekenbare
schade zou toebrengen aan onze nationale
havens en dientengevolge aan de welvaart
van ons geheele land;
dat een vermindering van welvaart niet
alleen de uitvoering en toepassing der so
ciale wetten in gevaar zal brengen, doch
tevens een verlaging van het levenspeil
van het Nederlandsche volk tengevolge
zal hebben; -
dat van Nederland dit offer niet ge
vergd mag worden en dat België niet op
rechtvaardige gronden van ons kan
eischen een dergelijke kunstmatige be
voordeeling van haar haven, die toch door
haar natuurlijke ligging en achterland
reeds in een zooveel gunstiger positie is
dan de Nederlandsche havens;
dat daarom een zoodanig kanaal geheel
en al in strijd zou zijn met het belang van
ons land en dat geen overwegingen van
internationale politiek kunnen opwegen
tegen de ontzaglijke nadeelen, die dit ka
naal voor ons land zou medebrengen;
waarom verzocht wordt bij do onder
handelingen met België met het boven
staande ten volle rekening te houden en
onder geen beding er in toe te stemmen,
dat een zoodanig kanaal door ons grond
gebied gegraven zou worden.
Deze actie is niet alleen in Rotterdam,
doch ook tegelijkertijd in enkele andere
plaatsen begonnen, zooals o.a. te Ftrecht.
en te Dordrecht. Het comité hoopt, dat in
zooveel mogelijk plaatsen comité's zullen
worden opgericht, die dan deze plaats met
haar omgeving kunnen bewerken.
De onderteekening van het request kan
zoowel door vrouwelijke als door manne
lijke staatsburgers geschieden.
In de laatste jaren zijn in de Lelie
straat verschillende woningen verrezen,
die alle met haar voorgevels in de nieuwe
rooilijnen werden gebouwd. Dientenge
volge kwamen talrijke strooken grond
tusschen bedoelde woningen en de open
bare straat vrij. De eigenaren der be
trokken woningen hebben zich thans be
reid verklaard, vorenvermelde strooken,
voor zooverre zij nog niet aan de gemeen
te in eigendom werden overgedragen, aan
haar af te staan, waartegenover zij den
aanleg van een trottoir hebben bedongen.
Burg. en Weth. stellen voor de
pacht van het grasgewas op de bermen
dat een van beide ook maar één woord
zeide.
„Ik zie nog geen licht, Elsa", zeide hij
dan, zonder eenige inleiding.
„Het zal komen, Dolf", antwoordde zij
vol vertrouwen. „God houdt Zijn beloften.
Wie Mij aanroept in den nood, vindt een
gunst, oneindig groot."
„Ik wilde wel eens met dominé Meine-
ma praten. Zou hij mij ontvangen?"
„Maar jongen, natuurlijk. Waarom
niet?"
,,'k Heb hem onheusch behandeld toen.
Ik meende.... Och, laat ik daarover
maar niet spreken. Ik heb nu geleerd,
wat het zeggen wil, zonder God te leven.
Zou ik eens naar hem toegaan?"
„Doe dat, Dolf. Je zult er geen spijt
van hebben. En over h$t gepasseerde
spreekt dominé Meinema- niet."
„Ik zal er over spreken. In mijn eigen
wijsheid heb ik hem onheusch behan
deld. Jullie meenden het allen goed met
mij. En ik was zoo dwaas, om er bedillerij
en vitzucht in te zien."
„Dat was het natuurlijk niet. Ik heb je
met angst in het hart naar Rotterdam
zien komen, Dolf. Maar laat ons daarover
niet spreken. Je hebt dezen weg moeten
gaan, om tot God te komen. Het licht sol
De beschikbaarstelling van goedkoope
ammoniak door het Nationaal Crisisco
mité is op een groote teleurstelling uitge-
loopen.
Niet zoo weinigen hebben zich blij ge
maakt met een doode musck.
Ik las van een gemeente waar f 3000
was opgezonden want het ging bij
vooruitbetaling en waar f 2774 gere
tourneerd -werd plus een minime hoeveel
heid ammoniak. Men was nog meer aan
rente en andere kosten kwijt dan de ont
vangen ammoniak waard was.
En zoo ging het naar rato overal.
Heel veel teleurstelling en ergernis en
zoo goed als geen kunstmest.
Ik wil graag de goede bedoelingen van
het N. G. C. waardeeren.
Maar ik geloof toch dat dergelijke be
schikbaarstellingen die enorm veel ad
ministratie vragen en waardoor niemand
geholpen wordt, liever niet herhaald moe-
ton worden.
OPMERKER.
langs den Nieuwen Vlissingschen weg,
tusschen den Langevielesingel en den
Abeeischen weg over te schrijven van W.
Roose op J. W, Willemse te Koudekerke.
Burg. en Weth. stellen voor inzake
de onbewoonbaar verklaarde woning
Vischmarkt H 160 nader te bepalen, dat
de ontruiming er van niet behoeft plaats
te hebben zoolang de bewoning door M.
G. Schuit als eigenaar voortduurt.
Overeenkomstig het verzoek der
Commissie van beheer over den straat
weg van Middelburg naar Veere, stellen
Burg. en Weth. voor enkele perceelen
grond bij de Dam en groot ongeveer 100
M2. in eigendom af te slaap aan de Pro
vincie.
Naar aanleiding van het in hun
handen om advies gestelde voorstel van
den heer mr van Andel om te besluiten
Burg. en Weth. uit te noodigen, om te ko
men met voorstellen tot reorganisatie van
de bruggenbediening, deelen Burg. en
Weth. mede, dat het gedane voorstel niet
veel houvast biedt, in welke richting
een eventueele reorganisatie zou moeten
gaan.
Neemt men aan, dat een reorganisatie
zou moeten bestaan in een verpachting
der inning van de voor de gemeente gel
dende bruggelden, zoo zou zij gepaard
moetan gaan met op wachtgeldstelling
van de 3 thans functioneerende brug
wachters. Naar den toestand van dit
oogenblik wordt voor de 3 brugwachters
totaal per jaar (pensioenstorting en ver
strekking van dienstkleeding inbegrepen)
f 5104.98 uitgegeven. Van 1927 tot en
met 1931 is gemiddeld per jaar aan brug
geld ontvangen f 1534.40 en blijft dus ge
middeld per jaar ten laste der gemeente
f 3570.58. Bij op wachtgeldstelling b.v. op
1 Juli 1932, kost dit helt eerste jaar
f3117.62, het 2e jaar f 2282.17het
3e jaar f2163, het 4e jaar f2163; het 5e
jaar f 1620.96, het zesde jaar f 1213.33
enz., en wordt f 1534.40 per jaar aan
bruggeld gemist. Tot en met het 4e jaar
zal dus in ieder geval de toestand voor
de gemeente nadeeliger zijn dan nu. En
zal de verpachting voor de gemeente een
bate opleveren, of zal zij veeleer meer het
karakter van een uitbesteding dragen,
waarbij aan hem, die voor het laagste
bedrag inschrijft de bediening wordt ge
gund? B. en W. voorzien dit laatste.
Daarbij moet dan nog in aanmerking
worden genomen, dat bij verpachting veel
minder waarborgen zullen bestaan
voor een behoorlijke behandeling van
de tamelijk kostbare onderdeelen der
bruggen. Een afzonderlijk toezicht daarop
zou ook weer een grootere uitgaaf vragen.
Intusschen hebben B. en W. in de opmer
kingen, over de bediening van de bruggen
gemaakt, bij de begrootings-behandeling
aanleiding gevonden, een regeling te tref
fen, krach ten's welke de diensttijd der
brugwachters meer bezet is, door uitvoe
ring van verschillende kleine werkzaam
heden, zooals teren en meniën van ijzer
werk der bruggen, teren van het dék der
bruggen, schoonhouden der kaaimuren,
smerender bruggen en dergelijke. Op
grond van een en ander meenen B. en W.
te moeten adviseeren tot verwerping van
het voorstel-Van Andel, zooals het daar
ligt.
B. en W. stellen voor het voorschot
voor je dagen, jongen. En dan kunnen er
nog moeilijkheden komen. Maar het is
ook wel mogelijk, dat je, als Cor weer ge
heel beter is, een gelukkig leven hebben
kunt. God alleen weet bet. Klem je maar
aan Hem vast."
„Mijn huwelijk kan niet gelukkig zijn",
meende hij.
„Daar weet je niets van, Dolf. Ik weet
welals jij God gevonden hebt, en een
maal komt dat oogenblik, dan wordt het
moeilijk, omdat Cor geheel andere opvat
tingen heeft. Dat kan wrijving geven. Zulk"
een huwelijk is niet aanbevelenswaardig,
is af te keuren, als je er vóór staat. Maar
jouw geval is anders. En dan kan er,
al ontbreekt de angel ook niet, nog geluk
zijn. Wanneer althans de oprechte liefde
er is. Daar kan ik natuurlijk niet in
komen."
„Ik benijd eiken dag jullie geluk, Elsje"
zeide hij somber. „Zóó kan het nooit
nooit worden."
„Dat moet je niet zeggen. Dat wéét je
niet. Ik wéét wel, dat Cor naar den Zater
dag snakt, dat jij komt. Dat is een goed
teeken. Zij houdt van jou."
(Wordt vervolgd.)