CE
lil
5
O
S ~H!«S
s\s
n ffj SD
S
Is 9^1151
gil a^s^.s^
Voor Vrijheid en Recht
Uit het Zeeuwsch Verleden
Uit de Historie van Yerseke.
lull
(=1
3
w
H
C/> l_
<0
c/>
CS
cc
N
f-J
75
*3
a>
to
a
a> u
.3 -Ö
C
a> d
a ®h N-S'a 2 ^2-3 s «-"Ts »2': o" 2
:^.H rrt 2*r 3 rrH N C K m ti rrt -- d
bfirt a) a. -£ i t! m a) '3 "3 g -g b bo "2 "M
"►J.--. 0= Q. M - S 3
5 -ö :=f d -f. -ï:
a>^3 d hr, bo 'E
si ,a 5f-~ J* 3 ti
0)
5 li, d -S
1 3
»H rt _5
d
1 .2 o
f
3 -
'Ei £2 75 Id +z d"bC"S 0 a
..3® do ®rf.d-H ©O rj
N d ©trboP'>rdJ5'dxJ>-rd,d.d
■5 lêc i g|
tp u d r cd h
d C d «1
TTW
-Q
rd
U)
a
o
CUr&
tJ
£s
«5 'gf 2.2
Gz mO-32|^
0 ,2 s
CO r-S
CL, 4J
dQ o-S
TIT
rd O
©'"do
y
-d rt
■g tiD©
~r q)
'd
bD—
.2d
rrl
d 'g
fc O
o
r* 3
S3 -2
ÖCrd
■sTTI.^
d «3 ho »d J
51 «a 3
n E'~ C S
9 O pa '3 d
S
S oo-ra-a
g I V, ra d
-W d r Q
-
'01 S ^'C
s go
5k®
CD^j *J
Id J
I-Ö
o-g
S— 0 1
is O, 9 I
■n3T3-
S 35 -
N d
T3
~-S -
00 O C
M
"h? "*->
-H '5
n h_. a j3
-s
a
,2
Tj -*-»
3 d
*0
O
M
w
•o
s5!
c<J
W d)15v-
5: M bfi d
g i3
-3 C *H
o -d
2 d d d
•S-SS-f
§22-
d O
d x
g a,
O w>
-H w
d
g 9
d5 TS 0
QJ w
NJ N tUO
d ca d rd
tij bjo-d
e«.a e g 9
*i3 t1
m
M-dP
TT
m 3
11
3 S
O 9
a oj
o nj
9
g*
d
d
W
c*^
d
gS
If
N -T-j
d*
N
N
bod
_bd
:zp u
g
c©
s
O
di O
N
d^
ïï^rrpr
o g-
3 -
b0.?2, w nH,
d d ►-«
g a
g jü TJ -
H W) P
d c3 o d J2
to EC M T3 d
g^|
■32*
Ne S
N CO
5
d
jd c
ss O
.d d
"o.
s
r-^'i
d
3 d
C
N
a S 2 o
P>
S 9
d d
N
bo d
M
T w d -.
rC Cfld 3 H-fl
O -d
rd rQ N d d d
yd 0 o o v K-i
•3d 'r; W
■w
I© -s hi
d drd*^t5 d 5? d d
o©ibp©^g^>g'5go,gsg
C d O d bOrQ PrQ'ü O
S
rH
-•s o a
®a-ga^
o oa
§'m
'C'ï h
CaD O'd S
tezamen genomen, zien we dat de hoofdper
soon in den eenen roman hetzelfde beeld ver
toont als in den anderen. Wij hebben reeds
op enkele punten van treffende overeen
komst gewezen, en vele zijn er nog aan toe
te voegen: het leven in en zich tevreden stel
len met zeer eenvoudige omstandigheden;
een" zich terugtrekken op den achtergrond
om aan de jeugd een goede kans te geven: het
ruime hart, dat geen grenzen kent, alles en
allen in liefde omvatten wil. „Ik ben alleen
maar een handwijzer, een oude kerel; ik ben
een heel oud man, enVwij kunnen het ons
wel veroorloven om een beetje nobel te zijn",
zegt oude Pybus; en Sorrell zou het in die
omstandigheden niet veel anders gezegd
hebben. Zoo is er tusschen deze beide romans
een te groote overeenkomst, dan dat ze van
de veelzijdigheid van den schrijver getuigen;
eerder leggen zij bewijs af van een beperkt
heid van zijn kunnen.
De stof loopt in beide gevallen wat de
hoofdzaak betreft parallel; een korte opsom
ming maakt dit reeds duidelijk: Sorrell's le
ven is er op gericht om Kit den jongen
te brengen waar de vader hem hebben wil,
tot een vooraanstaande positie in de wereld.
Velerlei opofferingen getroost hij zich om dit
doel te bereiken; zoodra dit bereikt is, legt
hij zijn taak neer.
Oude Pybus heeft geen zoons, voor wie hij
leeft; hij schijnt hen verkeerd begrepen te
hebben, zooals hij na jaren tegen een van
de twee Conrads vader zegt: „Wij
schijnen geen van tweeën onze zoons be
grepen te hebben. Hebben we dat niet samen
gemeen? Kunnen wij ons daarop niet de
hand reiken?"
Doch schoon er bij ouden Pybus geen
contact is met zijn zoons, er komt wèl con
tact met den kleinzoon: Conrad. Wat Sor
rell voor zijn jongen was, dat wordt oude
Pybus voor zijn kleinzoon: toevlucht in al
lerlei moeilijkheden, de man, die meedoo-
genloos afbreekt wat verkeerd, maar koes
tert en sterkt alles wat goed is, en die
't steeds bij het rechte eind blijkt te heb
ben...
Zoo doen ze hun werk: Sorrell voor Kit,
oude Pybus voor Conrad. De jeugd is het
doel van hun ouderdom geworden; zij zien
die jeugd als de eenige reden waarom zij
nog leven.
En zoodra Kit getrouwd en gelukkig is,
treedt Sorrell op den achtergrond; zoodra
oude Pybus ziet, dat het met Conrad in orde
komt, weet hij zijn levenstaak vervuld
Toch is er ook veel schoons in dezen
roman, die ware de herinnering aan „Sor
rell en zoon" niet zoo over-duidelijk stel
lig in nog ruimer mate aanbevolen kon wor
den als het werk van den kunstenaar, die
zijn tijd kent èn de menschen van zijn tijd:
de ouden in hun streven om de jeugd te
helpen en raad te geven een mooie zijde
van zelf-handhaving en de jeugd, die on
danks alles toch nog wel luisteren wil naar
de stem, die spreekt met ervaring van
jaren
Een enkele zin bewijst reeds iets van het
geen we hier bedoelen. Zoo bijvoorbeeld de
gelukwensch van ouden Pybus aan het jonge
geslacht, waarbij wordt aangeteekend: „Hij
wenschte hun niet toe, dat hun leven heele-
maal zonder schaduwen zou zijn, want scha
duwen zijn nuttig in het leven"Op meer
dan één bladzijde toont oude Pybus, dat hij
verder dan de oppervlakte ziet, en meestal
weet hij zuiver en juist te oordeelen. Een
milde warmte straalt in zijn woorden; voor
het jonge geslacht is hij iemand, die de er
varing en de ondervinding van den ouder
dom dienstbaar wil maken tot het geluk
van de jeugd. Hij heeft -veel gezien van de
wereld, niet omdat hij overal kwam, maar
doordat hij menschenkennis opdeed. Die
kennis maakt hij dienstbaar aan de jeugd,
die zich voor. velerlei moeilijkheden ge
plaatst ziet en bij hem om raad komt
Van eenig aandeel daarbij wil de oude
man niet weten. Alle lof wijst hij af. Hij
is mooi in zijn eenvoud; als Conrad hem
bedankt voor den steun en de medewerking
die hij van zijn grootvader ondervonden
heeft, wijst hij dat alles af met een: „Ik heb
er maar eens met een lepel in geroerd"...
Dat is Pybus een man, zooals de wereld
er te weinig kent
A. L. VAN O YEN.
Een geschiedenis uit den strijd ter afschaf
fing der slavernij in Amerika.
Door A. L. 0. E.
Vrij naar het Engelsct.
19) -o-
„Nu we gaan goed vooruit", begon de dok
ter. Hij nam een stoel en ging gemakkelijk
zitten }f hij voorloopig niet van plan was
weer weg te gaan. „Mijn pokkenpatiëntjes
zijn al weer op. Het waren gelukkig geen
ernstige gevallen Jongeheer Johny zal wel
gauw weer naar huis terug kunnen keeren.
Als al mijn zieken zoo gauw genazen, kon
ik mijn medicijnkist wel sluiten en met
vacantie naar New-York gaan". Glimlachend
nam hij een snuifje.
„Mijnheer, Diddy arme Dido zij de
jongens nog verplegen?" vroeg Juba plot
seling.
„Neen, ze hebben nu geen verpleging meec
noodig alleen nog van tijd tot tijd een
draai om hun ooren en die kan hun moedei
hun wel geven."
„Maar Diddy zij teruggegaan is naar de
meester, de erge wreede meester?" vroeg
Juba vol angst voor het lot van zijn zuster
„Maak je maar niet ongerust over je zus
ter; die heeft het best", antwoordde de dok
ter. „Mijnheer Thompson gaf haar, toen hij
wegging, een cadeautje, waarvoor ze min
stens een jaar lang mooi gekleurde hoofd
doeken kan koopen. Bovendien hoorde ik,
dat Dido niet langer aan Tom Sawbones
behoort. Hij heeft haar verkocht ik weet
niet aan wie."
„Daar kan ik u dan nader over inlichten,"
zeide Mary Parker, even haar werk stakend.
„Op mijn aanbeveling heeft een vriendelijke
goede dame haar gekocht. Deze heeft be
loofd te trachten haar iets te leeren en
over haar te waken en haar te beschermen
tegen haar zwakheid, u weet wel, wat ik
bedoel. De eenige manier, die mijnheer Saw
bones toepast om een slaaf van het verkeer
de pad af te houden is, hem bij iedere
overtreding een stevig pak ransel te geven."
„Meester Sawbones hij geen genade; hij
banje drink hij zelf; hij zelf dan vreeselijk
dronken en nog veel meer slaan", viel Juba
juffrouw Parker bij.
„Wel, om u de waarheid te zeggen, spijt
het me voor die vriendelijke, goede dame.
iat ze Dido gekocht heeft", hernam de
dokter.
„Ik zou nog geen dubbeltje voor haar ge
geven hebben. Een man, die drinkt, is niet
veel waard, maar een vrouw, dat is nog
veel erger."
„Dido is geen dronkaard meer", antwoord
de Mary. „Ze heeft nu een vriend gevonden,
Die haar van haar zwakheid zal genezen
en haar vergeven. Ik geloof, dat de mme
nu waarlijk bekeerd is."
„Neemt u me niet kwalijk, juffrouw Par
ker", begon de dokter weer, „maar ik heb
niet veel vetrouwen in dat soort bekeerin
gen. Je kunt een slinger een zekeren stand
geven, maar hij zwaait toch altijd weer
terug altijd". Weer nam hij een snuifje
uit ::nn doos.
„Ik geloof wel in bekeeringen zelfs in
die van de meest verharde zondaars",
mengde Alleine zich nu in het gesprek. In
het leven van één van mijn voorvaders, Jo
seph Alleine, heeft zich een gev il voorge
daan, dat een dief bekeerd werd juist door
het voorwerp, dat hij zich onrechtmatig wil
de toeëigenen
„Een eigenaardige belangwekkende ge
beurtenis", merkte I.Ioyd Garrison op. „Ik
zou gaarne eens de bijzonderheden hooren
die je zonder twijfel bekend zijn. De naam
Joseph Alleine heb ik meer gehoord. Was
hij niet een van de tweeduizend predikan
ten van de Engelsche kerk, die, onder de
regeering van dien nietswaardigen, losban-
digen koning Karei den Tweede, liever hun
betrekking prijsgaven, dan tegen hun gewe
ten in te handelen?"'
„Ja, Joseph Alleine was één van hen, die
leed en streed voor 't ware evangelie", ant
woordde Harry.
„Was hij ook niet de schrijver van dat
bekende boek, dat men zelfs nu nog leest?"
vroeg Mary Parker
'leer dan één boek schreef hij in de ge
vangenis, juist als zijn tijdgenoot, de be
roemde John Bunyan. De geschiedenis van
één van die boeken is zeer eigenaardig en
heeft ook betrekking op het geval, waar ik
zooeven op doelde."
„Nu, laat eens hooren", zeide de dokter.
Harry begon
„In Elchester gevangenis schreef mijn
voorvader een godsdienstig werk. Toen het
af was, vertrouwde hij het manuscript aan
eenige vrienden toe, die het zouden doen
drukken en dan uitgeven. Maar voor dat
kon geschieden, moest het boek eerst naar
de regeerings-criticus, die, zooals wel te ver
wachten was geweest, toestemming tot pu
blicatie weigerda"
„Er was dus nog geen vrijheid van druk
pers," merkte Helen op.
„Wat jammer, dat een enkel man het in
zijn macht had de uitgave van een goed boek
te verhinderen."
„Hij kon het niet verhinderen", antwoord
de Harry. „Meer dan één oplaag werd ge
drukt en in korten tijd uitverkocht, één zelfs
door den drukker des konings, Norton, zelf.
Deze had het werk doorgekeken, doorgele
zen en gevoeld, dat er een groote vraag
naar ontstaan zou."
De arme Norton moest zijn aandeel in de
uitgave van dat godsdienstige werk duur
genoeg betalen," vervolgde Alleine. „Hij
moest den regeerings-criticus op zijn knieën
vergiffenis vragen voor zoo'n zware belee-
diging.
„En meester bijna vermoord voor de Be
vrijder", viel Juba weer in. „Maar krant ga
heel ver. Veel menschen hem lezen en woor
den ga door hun hart als pijlen. Veel kracht
in gedrukte woorden."
„Juba, mijn jongen, je moet niet zoo
veel spreken," verbood de dokter. „Je tong is
al weer rad genoeg, al kun je je beenen nog
niet eens bewegen. Ik wil nu mijnheer Al-
leine's vernaai hooren."
„Een exemplaar van het verboden boek,
in een kleurig bandje, lag op een boekenstal
letje in Wood-end", vervolgde Harry, „en
het aardige omslagje trok de aandacht van
een vagebond, die daar toevallig rondslen
terde."
„Misschien dacht hij dat het een liedjes-
boek was, zooals er zooveel in dien tijd uit
gegeven werden, toen de literatuur werd
misbruikt, om heiligschennende gedachten
en lage ondeugden te verbreiden," merkte
Garrison op.
„Dat is zeer waarschijnlijk," zeide Harry.
„Hoe het ook zij, de vagebond stal het boek
en slaagde er in, er ongemerkt mee weg
te komen. Of de eigenaar het gemist heeft,
weet ik niet; maar stel u zijn verbazing voor,
toen de dief het den volgenden dag terug
bracht, zijn overtreding bekende en vertelde,
dat de inhoud van het boek, dat hij gestolen
had, da oorzaak van zijn bekeering was
geworden,"
„Wel, wel, dat is zeer opmerkelijk," zei
de dokter Prince. „Ik geloof nu heusch, dat
er een beetje hoop is voor Dido. Maar wie
was die dame die zooveel geld waagde bij
dien aankoop. Ik ken toch de meeste gegoe
de dames in Boston, en die zouden zich
wel tweemaal bedenken!"
„Dido werd ook niet door een Bostonsche
dame gekocht", antwoordde Mary Parker.
„Op mijn verzoek is ze gekocht door juf
frouw Gloria Girling met de bedoeling haar
eerst te leeren zelfstandig te leven en haar
dan vrij te maken."
(Wordt, vervolgd.)
door A. M. WESSELS.
I.
Alle dingen hebben een begin, een midden
een einde. Een begin, dat men de geboorte
en d.e jeugd kan noemen, een midden, 't
welk samenvalt met den vollen wasdom, een
einde dat overeenstemt met verval en ouder
dom. Het lot van hot Oesterdorp Yerseke
beantwoordt niet geheel en al aan dien
gewonen loop. Het werd geboren, dat staat
vast. Maar wanneer, dat weet niemand. On
twijfelbaar is het, dat Yerseke in het begin
Adventslied.
Ontwaakt! het uur gaat spoedig slaan:
Verlaat den rouw, doet 't feestkleed aan!
0, mensch, uw doodslaap is geweken,
Nu 't licht voor eeuwig aan komt breken.
Der doode werken smaad'lijk juk
Legt af, met ied'ren last en druk!
Na 't droef verlies van jaren slapens,
Grijpt thans vol moed naar nieuwe wapens!
Gij, die des daags zijt, gaat in 't licht!
Te lang voor 's boozen macht gezwicht,
Te lang aan 's vleesches lust gekluisterd,
Genoeg naar 's werelds stem geluisterd!
Naar Martin Opitz.
der 12e eeuw, dus omstreeks het jaar 1100,
ja, waarschijnlijk reeds vroeger bestond.,
Ten Oosten van Yerseke lag de voor
malige stad Reimerswaal, ook Romerswaal
genoemd. Nu wordt beweerd, dat die stad
haar ontstaan zou te danken hebben aan
de Romeinen, die haar Romanorum Valium
noemden, wat ongeveer beteekent „sterkte
der Romeinen". Onwaarschijnlijk is dit niet.
Immers, het is met bewijzen te staven,
dat deze wereldveroveraars op verscheidene
plaatsen in Zeeland gewoond hebben. De
Roompot (dat is Romanorum portum) de
haven der Romeinen, kreeg eveneens van
hen zijn naam. Nu dreven de Romeinen
een uitgebreiden handel met Engeland, wat
natuurlijk vooral ook aan Reimerswale ten
goede kwam, omdat daar een groot deel
der aangebrachte en nog te vervoeren goe
deren werden opgeslagen. Misschien gelijk
tijdig met dit volk maar zeker onmiddelijk
na zijn verdwijning, legden ook Brabanders
zich op dienzelfden handel toe.
Deze nu vielen uit zee wel de Roompot
binnen, wijl dit de veiligste zeeboezem was,
maar inplaats van langs Reimerswaal te
zeilen door de Vernoutsee of Kreekrak, om
zoodoende dc Schelde te bereiken, kozen zij
een korteren weg, n.l. door de Yrsekee.
Dit water begon daar, waar tegenwoordig
Yerseke ligt en eindigde ongeveer ter plaatse
van Hansweert.
Het gebruik van dezen nieuwen handels^
weg dreigde voor Reimerswaal een doode-
lijke slag te worden. Wat deden nu de
poorters der voormalige Zeeuwsohe handels
stad.
Zij zonden eenige stoutmoedigen uit, die
zich aan den mond der Yrsekee nestelden
als in een roovershol. Want zoodra een uit
uit zoo komend schip den steven in de rich
ting van de Yrsekee wendde, schoten de Rei-
merswaalsche „Kolonisten" toe, als wilden
ze den koopvaarder te lijf. Deze zocht dan
zijn heil in de vlucht verder Oostwaarts,
waardoor hij langs Reimerswaal moest. En
dit was juist, wat deze nieuwbakken Yerseke^
naren wensohten. Of de bewoners der moe
derstad een middeltje wisten, om bedoelde
koopvaarders een poos op te houden en hun
voordeel af te dwingen, vond ik niet uit
drukkelijk vermeld, maar uit haar lateren
bloei mag men dit wel opmaken.
Zoo was dan Yerseke geboren. Het groeide
voorspoedig op en werd van beduidende
grootte. In 1195 werd te Yrsekeroord
zooals het plaatsje toen genoemd werd
door den Graaf een tol gevestigd.
Voor hem, die met de inning der tol
gelden was belast, werd een Grafelijk huis
gebouwd tevens bestemd om den landsheer
te herbergen, als hij in deze streek ver
toefde. Deze grafelijke tol, die rijke baten
opleverde, was een leelijke streep door de
Reimerwaalsche rekening. Want nu de Graaf,
zijn lange, sterke armen uitstrekte naar de
voordeelen, die de Brabantsohe kooplieden
hem konden verschaffen, duldde hij niet, dat
een filiaal van Reimerswaal terzelfde plaatse
hetzelfde deed.
De bestuurders van Reimerswaal waren
echter bij de pinken en lieten hun teleurstel
ling niet blijken. Zij vroegen den genadigen
Heer, om de tol van Ierseker-oord van
hem te mogen pachten. Dit werd toe
gestaan en zelfs werd den Reimerswalers,
wier edelen feeds een poos te voren de
heerlijkheid Yerseke en Yrkschedam hadden
verkregen, vergund om van 's Gravens huis
te Yerseke gebruik te mogen maken. Natuur
lijk waren de kooplieden niet bijster gesticht
over dezen maatregel; want de tolpachter
liet niet na, zich een behoorlijke winst boven
zijn pacht te verzekeren, welke winst en
pacht gezamenlijk moesten komen uit de
beurs van den Brabanders.
1 Die tolgaarder was nu niet precies een
polderwerker, maar een „groote Hans, een
Edelman, die natuurlijk de werkzaamheden,
aan het „garen" verbonden, aan zijn onder-
hoorigen overliet, maar zijn buidel openzette,
om de munt er in te laten glijden. De
tod van Yerseke bracht don Graaf heel wat
op. Het was dan ook geen wonder, maar een
staaltje van zijn landsheerlijken plicht, dat
hij zijn „gaarder" en diens onderdanen, de
bewoners van Yerseke voorrechten schonk
bóven anderen.
Zoo was er op Woensdag van elke week
marktdag. En opdat nu ieder vrij en on
verlet die markt zou kunnen bezoeken, wat
voor de Yersekenaars zeer gewenscht was,
bepaalde de Graaf, dat niemand daar op
Woensdag „van zonne tot zonne", d.w.z.
van zonsopgang tot den volgenden dag zons
opgang, zou mogen vechten. Wie dit
toch deed, verbeurde een pond Vlaems, dat
is f6.Kon of wilde hij die boete niet
betalen, dan moest hij ervoor blijven, wat
men tegenwoordig „brommen" noemt. Wie
de vechtpartij met zijn tegenwoordigheid ver
eerde en daarbij meebracht een staaf, een
zwaard, een piek of eenig ander wapen,
verbeurde ook een pond, tenminste als hij
niet in dienst van don schout stond, en
derhalve kwam om de vechtenden te be
boeten of in te rekenen.
Wie op de Yerseksche marktdag het mes
trok, verbeurde een pond; wie er iemand
mee wondde, tien pond (f 60.Men mocht,
zoolang de markt duurde, geen enkel wapen
dragen.
De rechtspraak voor Yerseke was tot in
de fijnste puntjes verzorgd. Wij zullen dit
met enkeie bewijzen staven. Wie b.v. den
schout, ot iemand der Regoering, (dus nu
Burgemeester of Raadslid) die tot vredeen
orde aanspoorde, door woorden of da
den ongehoorzaam was, moest onherroepe
lijk f 60.betalen, waarvan de eene helft
voor den Graaf, de andere helft voor de be-
Voor den Graaf, de andere helft voor den be-
leedigde was. Dit was een zeer eigenaardige
straf, waarvan natuurlijk ook misbruik kan
zijn gemaakt. 'tWas dus in dien tijd maar
zaak, goede vriendjes met den Burgemeester
te blijven. In dit geval was een beleediging
den Burgemeester (of Raadslid) aangedaan,
diens voordeel.
Trad deze een taveerne binnen, waar het
wat wild toeging en er waren b.v. 10 per
sonen, die niet wilden gehoorzamen, dan
ging voor deze 10 personen een boete van
f 600.in en de Burgemeester had f 300.
in zijn zak. Verdere consequentie's zal ifc
nu niet trekken.
(Wordt vervolgd.)
Beste Nichtjes en Neefjes!
Deze keer zal ik nu eens niet met de
briefjes beginnen, maar eerst vertellen, wat
ieder krijgt, want daar kijken jullie natuur
lijk het eerst naar.
Als ik iemand vergeten heb, schrijven jul
lie hot me wel even.
Hebben jullie allemaal het pakje vandaag
nog ontvangen?
Verder nog veel plezier vanavond.
En nu de verrassingen:
Roosje te Goes speldekussen van Beuke-
nootje; Beukenootje te Ierseke slaapsokjes
van Roosje.
Nachtegaaltje te Middelburg doosje van
Erica; Erica te Goes portemonnaie van
Nachtegaaltje.
Blauwoog 'te Sorooskerke speldendoosje
van Boerinnetje; Boerinnetje te Nieuwdorp
handwerktaschje van Blauwoog.
Balroosje te Groede kleedje van Kernof-
fel; Kernoffel te St. Laurens servetband
van Balroosje.
Melkmeisje te Souburg kleedje van Pri
mula; Primula te Hilversum speldonbal van
Melkmeisje.
Duinroosje te Goes brievenhanger van
Zangvogeltje; Zangvogeltje te Kamperland
zakdoekje van Duinroosje.
Rakkertje te Nieuwdorp doosje van Re
seda; Reseda te Goes, luciferhanger van
Rakkertje.
Crocusje te Goes tekst van Meibloem;
Meibloem te St. Laurens speldenkussen van
Crocusje.
Lijster te Goes doosje van Africaantje;
Africaantje te Rilland eierwarmer van Brei
stertje; Breistertje te Kamperland spelden-
bal van Lijster.
Juffertje in 't Groen te Nieuwdorp por
temonnaie van Juffertje; Juffertje te Nieuw
dorp kaart van Juffertje in 't Groen.
Vinkje te Rilland kousenhanger van Klim-
roosje; Klimroosje te Nieuwdorp speldetn-
boekje van Vinkje.
Clematis te Goes zakdoekje van Winter-
koninginnetje. Winterkoninginnetje te So
rooskerke inktlap van Clematis.
Zwartkopje te Goes hangertje van Zonne
straaltje; Zonnestraaltje te Breskens spel
denkussen van Zwartkopje.
Fluweeltje te Nieuwdorp, leeslegger van
Grasklokje; Grasklokje te Kapelle taschje
van Fluweeltje.
Klaproos te St. Laurens hangertje van
Goudoevertje; Goudoevertje te 's Gravenpol
der aanvattertje van Sneeuwklokje; Sneeuw
klokje te Gpes tekst van Klaproos.
Boschviooltje Goes zakdoekje van Dag-
bloem Dagbloem te Nieuwdorp kussentje
van Bosch viooltje.
Het glas van Klavertje is bij de verzen
ding gebroken, dus kan ik het niet aan een
ander nichtje geven.
Kerklaantje te St. Laurens teekening van
Karakiet.
Karakiet te Goes telkst van Kerklaantje,
Zeemeeuw te Lewedorp teekening van
Meidoorn; Meidoorn te Aagtekerke teeke
ning van "Zeemeeuw.
Klaverbloem te Oostkapelle teekening van
Zwaluw; Zwaluw te Aagtekerke teekening
van Klaverbloem.
Merel te Koudekerke haan van Wilde Win
gerd; Wilde Wingerd te Nieuwdorp brieven
hanger van Merel.
Kleine Molenaar te Groede teekening van
Klaverblad.
Klaverblad St. Laurens teekening van Va
ders knecht.
Vadersknecht te St. Laurens teekening van
Kleine Molenaar.
St. Laurens. „Meibloem". Leuk zeg,
dat je zuster het kleedje nog heeft, en
hoe vind je het cadeautje dat jij nu hebt?
Je hebt een mooi raadseltje gemaakt. „Va
dersknecht". Zoo'n gezellig avondje is ook
wel prettig. Mogen jullie dan meteen in het
boekje lezen? Echt fijn voor je, zoo'n paar
dagen uit. 'Klaproos". Ja, het was een
heele drukte, maar ik vond het wel een
prettig werkje. Probeer maar eens een raad
sel te maken, als het goed is, zal ik het
plaatsen. „Klaverblad". Jij hebt goede plan
nen met de plaat. Gezellig dat jij ook afge
vaardigde was, dan heb je nog eens echt
een extra feestje.
Souburg. „Melkmeisje." Wat een onge
lukken bij jullie, of was het tweede niet zoo
erg. Heb je al gelezen wat je krijgt?
Kapelle. „Grasklokje". En nu moet je
zeker iedere week met je busje rond. Heb
je al veel menschen waar je mag komen?
Groede. „Balroosje" en „De kleine Mo
lenaar". Niets prettig voor al die kindertjes,
dat ze juist op St. Nicolaas de mazelen heb
ben. Wat hebben jullie een snoezig post
papier; 't is haast jammer om er zooveel
tegelijk van te gebruiken.
Breskens. „Adelaartje." Ga je altijd
zoo laat naar bed, of was het nu alleen om
je briefje af te maken. Het lijkt me een echt
leuk slabbetje.
Bergen op Zoom. „Loolaantje." Je
vond het zeker wel jammer dat Vader de som
verscheurde, maar ja, het is ook beter dat je
ze zelf ook uitrekent. Heb je de repetities
goed gemaakt? „Gornelis de Witt". Je hebt
flink je best gedaan. Als de meester het nu
maar niet vergeet, maar jullie helpt hem
zeker wel onthouden.
Middelburg. „Nachtegaaltje." Nu is
het raadsel opgelost, maar ik dacht toch wel
dat het zoo was. Wat zal dat een feest war
den de volgende week; veel plezier hoor.