CE lil 5 O S ~H!«S s\s n ffj SD S Is 9^1151 gil a^s^.s^ Voor Vrijheid en Recht Uit het Zeeuwsch Verleden Uit de Historie van Yerseke. lull (=1 3 w H C/> l_ <0 c/> CS cc N f-J 75 *3 a> to a a> u .3 -Ö C a> d a ®h N-S'a 2 ^2-3 s «-"Ts »2': o" 2 :^.H rrt 2*r 3 rrH N C K m ti rrt -- d bfirt a) a. -£ i t! m a) '3 "3 g -g b bo "2 "M "►J.--. 0= Q. M - S 3 5 -ö :=f d -f. -ï: a>^3 d hr, bo 'E si ,a 5f-~ J* 3 ti 0) 5 li, d -S 1 3 »H rt _5 d 1 .2 o f 3 - 'Ei £2 75 Id +z d"bC"S 0 a ..3® do ®rf.d-H ©O rj N d ©trboP'>rdJ5'dxJ>-rd,d.d ■5 lêc i g| tp u d r cd h d C d «1 TTW -Q rd U) a o CUr& tJ £s «5 'gf 2.2 Gz mO-32|^ 0 ,2 s CO r-S CL, 4J dQ o-S TIT rd O ©'"do y -d rt ■g tiD© ~r q) 'd bD— .2d rrl d 'g fc O o r* 3 S3 -2 ÖCrd ■sTTI.^ d «3 ho »d J 51 «a 3 n E'~ C S 9 O pa '3 d S S oo-ra-a g I V, ra d -W d r Q - '01 S ^'C s go 5k® CD^j *J Id J I-Ö o-g S— 0 1 is O, 9 I ■n3T3- S 35 - N d T3 ~-S - 00 O C M "h? "*-> -H '5 n h_. a j3 -s a ,2 Tj -*-» 3 d *0 O M w •o s5! c<J W d)15v- 5: M bfi d g i3 -3 C *H o -d 2 d d d •S-SS-f §22- d O d x g a, O w> -H w d g 9 d5 TS 0 QJ w NJ N tUO d ca d rd tij bjo-d e«.a e g 9 *i3 t1 m M-dP TT m 3 11 3 S O 9 a oj o nj 9 g* d d W c*^ d gS If N -T-j d* N N bod _bd :zp u g c© s O di O N d^ ïï^rrpr o g- 3 - b0.?2, w nH, d d ►-« g a g jü TJ - H W) P d c3 o d J2 to EC M T3 d g^| ■32* Ne S N CO 5 d jd c ss O .d d "o. s r-^'i d 3 d C N a S 2 o P> S 9 d d N bo d M T w d -. rC Cfld 3 H-fl O -d rd rQ N d d d yd 0 o o v K-i •3d 'r; W ■w I© -s hi d drd*^t5 d 5? d d o©ibp©^g^>g'5go,gsg C d O d bOrQ PrQ'ü O S rH -•s o a ®a-ga^ o oa §'m 'C'ï h CaD O'd S tezamen genomen, zien we dat de hoofdper soon in den eenen roman hetzelfde beeld ver toont als in den anderen. Wij hebben reeds op enkele punten van treffende overeen komst gewezen, en vele zijn er nog aan toe te voegen: het leven in en zich tevreden stel len met zeer eenvoudige omstandigheden; een" zich terugtrekken op den achtergrond om aan de jeugd een goede kans te geven: het ruime hart, dat geen grenzen kent, alles en allen in liefde omvatten wil. „Ik ben alleen maar een handwijzer, een oude kerel; ik ben een heel oud man, enVwij kunnen het ons wel veroorloven om een beetje nobel te zijn", zegt oude Pybus; en Sorrell zou het in die omstandigheden niet veel anders gezegd hebben. Zoo is er tusschen deze beide romans een te groote overeenkomst, dan dat ze van de veelzijdigheid van den schrijver getuigen; eerder leggen zij bewijs af van een beperkt heid van zijn kunnen. De stof loopt in beide gevallen wat de hoofdzaak betreft parallel; een korte opsom ming maakt dit reeds duidelijk: Sorrell's le ven is er op gericht om Kit den jongen te brengen waar de vader hem hebben wil, tot een vooraanstaande positie in de wereld. Velerlei opofferingen getroost hij zich om dit doel te bereiken; zoodra dit bereikt is, legt hij zijn taak neer. Oude Pybus heeft geen zoons, voor wie hij leeft; hij schijnt hen verkeerd begrepen te hebben, zooals hij na jaren tegen een van de twee Conrads vader zegt: „Wij schijnen geen van tweeën onze zoons be grepen te hebben. Hebben we dat niet samen gemeen? Kunnen wij ons daarop niet de hand reiken?" Doch schoon er bij ouden Pybus geen contact is met zijn zoons, er komt wèl con tact met den kleinzoon: Conrad. Wat Sor rell voor zijn jongen was, dat wordt oude Pybus voor zijn kleinzoon: toevlucht in al lerlei moeilijkheden, de man, die meedoo- genloos afbreekt wat verkeerd, maar koes tert en sterkt alles wat goed is, en die 't steeds bij het rechte eind blijkt te heb ben... Zoo doen ze hun werk: Sorrell voor Kit, oude Pybus voor Conrad. De jeugd is het doel van hun ouderdom geworden; zij zien die jeugd als de eenige reden waarom zij nog leven. En zoodra Kit getrouwd en gelukkig is, treedt Sorrell op den achtergrond; zoodra oude Pybus ziet, dat het met Conrad in orde komt, weet hij zijn levenstaak vervuld Toch is er ook veel schoons in dezen roman, die ware de herinnering aan „Sor rell en zoon" niet zoo over-duidelijk stel lig in nog ruimer mate aanbevolen kon wor den als het werk van den kunstenaar, die zijn tijd kent èn de menschen van zijn tijd: de ouden in hun streven om de jeugd te helpen en raad te geven een mooie zijde van zelf-handhaving en de jeugd, die on danks alles toch nog wel luisteren wil naar de stem, die spreekt met ervaring van jaren Een enkele zin bewijst reeds iets van het geen we hier bedoelen. Zoo bijvoorbeeld de gelukwensch van ouden Pybus aan het jonge geslacht, waarbij wordt aangeteekend: „Hij wenschte hun niet toe, dat hun leven heele- maal zonder schaduwen zou zijn, want scha duwen zijn nuttig in het leven"Op meer dan één bladzijde toont oude Pybus, dat hij verder dan de oppervlakte ziet, en meestal weet hij zuiver en juist te oordeelen. Een milde warmte straalt in zijn woorden; voor het jonge geslacht is hij iemand, die de er varing en de ondervinding van den ouder dom dienstbaar wil maken tot het geluk van de jeugd. Hij heeft -veel gezien van de wereld, niet omdat hij overal kwam, maar doordat hij menschenkennis opdeed. Die kennis maakt hij dienstbaar aan de jeugd, die zich voor. velerlei moeilijkheden ge plaatst ziet en bij hem om raad komt Van eenig aandeel daarbij wil de oude man niet weten. Alle lof wijst hij af. Hij is mooi in zijn eenvoud; als Conrad hem bedankt voor den steun en de medewerking die hij van zijn grootvader ondervonden heeft, wijst hij dat alles af met een: „Ik heb er maar eens met een lepel in geroerd"... Dat is Pybus een man, zooals de wereld er te weinig kent A. L. VAN O YEN. Een geschiedenis uit den strijd ter afschaf fing der slavernij in Amerika. Door A. L. 0. E. Vrij naar het Engelsct. 19) -o- „Nu we gaan goed vooruit", begon de dok ter. Hij nam een stoel en ging gemakkelijk zitten }f hij voorloopig niet van plan was weer weg te gaan. „Mijn pokkenpatiëntjes zijn al weer op. Het waren gelukkig geen ernstige gevallen Jongeheer Johny zal wel gauw weer naar huis terug kunnen keeren. Als al mijn zieken zoo gauw genazen, kon ik mijn medicijnkist wel sluiten en met vacantie naar New-York gaan". Glimlachend nam hij een snuifje. „Mijnheer, Diddy arme Dido zij de jongens nog verplegen?" vroeg Juba plot seling. „Neen, ze hebben nu geen verpleging meec noodig alleen nog van tijd tot tijd een draai om hun ooren en die kan hun moedei hun wel geven." „Maar Diddy zij teruggegaan is naar de meester, de erge wreede meester?" vroeg Juba vol angst voor het lot van zijn zuster „Maak je maar niet ongerust over je zus ter; die heeft het best", antwoordde de dok ter. „Mijnheer Thompson gaf haar, toen hij wegging, een cadeautje, waarvoor ze min stens een jaar lang mooi gekleurde hoofd doeken kan koopen. Bovendien hoorde ik, dat Dido niet langer aan Tom Sawbones behoort. Hij heeft haar verkocht ik weet niet aan wie." „Daar kan ik u dan nader over inlichten," zeide Mary Parker, even haar werk stakend. „Op mijn aanbeveling heeft een vriendelijke goede dame haar gekocht. Deze heeft be loofd te trachten haar iets te leeren en over haar te waken en haar te beschermen tegen haar zwakheid, u weet wel, wat ik bedoel. De eenige manier, die mijnheer Saw bones toepast om een slaaf van het verkeer de pad af te houden is, hem bij iedere overtreding een stevig pak ransel te geven." „Meester Sawbones hij geen genade; hij banje drink hij zelf; hij zelf dan vreeselijk dronken en nog veel meer slaan", viel Juba juffrouw Parker bij. „Wel, om u de waarheid te zeggen, spijt het me voor die vriendelijke, goede dame. iat ze Dido gekocht heeft", hernam de dokter. „Ik zou nog geen dubbeltje voor haar ge geven hebben. Een man, die drinkt, is niet veel waard, maar een vrouw, dat is nog veel erger." „Dido is geen dronkaard meer", antwoord de Mary. „Ze heeft nu een vriend gevonden, Die haar van haar zwakheid zal genezen en haar vergeven. Ik geloof, dat de mme nu waarlijk bekeerd is." „Neemt u me niet kwalijk, juffrouw Par ker", begon de dokter weer, „maar ik heb niet veel vetrouwen in dat soort bekeerin gen. Je kunt een slinger een zekeren stand geven, maar hij zwaait toch altijd weer terug altijd". Weer nam hij een snuifje uit ::nn doos. „Ik geloof wel in bekeeringen zelfs in die van de meest verharde zondaars", mengde Alleine zich nu in het gesprek. In het leven van één van mijn voorvaders, Jo seph Alleine, heeft zich een gev il voorge daan, dat een dief bekeerd werd juist door het voorwerp, dat hij zich onrechtmatig wil de toeëigenen „Een eigenaardige belangwekkende ge beurtenis", merkte I.Ioyd Garrison op. „Ik zou gaarne eens de bijzonderheden hooren die je zonder twijfel bekend zijn. De naam Joseph Alleine heb ik meer gehoord. Was hij niet een van de tweeduizend predikan ten van de Engelsche kerk, die, onder de regeering van dien nietswaardigen, losban- digen koning Karei den Tweede, liever hun betrekking prijsgaven, dan tegen hun gewe ten in te handelen?"' „Ja, Joseph Alleine was één van hen, die leed en streed voor 't ware evangelie", ant woordde Harry. „Was hij ook niet de schrijver van dat bekende boek, dat men zelfs nu nog leest?" vroeg Mary Parker 'leer dan één boek schreef hij in de ge vangenis, juist als zijn tijdgenoot, de be roemde John Bunyan. De geschiedenis van één van die boeken is zeer eigenaardig en heeft ook betrekking op het geval, waar ik zooeven op doelde." „Nu, laat eens hooren", zeide de dokter. Harry begon „In Elchester gevangenis schreef mijn voorvader een godsdienstig werk. Toen het af was, vertrouwde hij het manuscript aan eenige vrienden toe, die het zouden doen drukken en dan uitgeven. Maar voor dat kon geschieden, moest het boek eerst naar de regeerings-criticus, die, zooals wel te ver wachten was geweest, toestemming tot pu blicatie weigerda" „Er was dus nog geen vrijheid van druk pers," merkte Helen op. „Wat jammer, dat een enkel man het in zijn macht had de uitgave van een goed boek te verhinderen." „Hij kon het niet verhinderen", antwoord de Harry. „Meer dan één oplaag werd ge drukt en in korten tijd uitverkocht, één zelfs door den drukker des konings, Norton, zelf. Deze had het werk doorgekeken, doorgele zen en gevoeld, dat er een groote vraag naar ontstaan zou." De arme Norton moest zijn aandeel in de uitgave van dat godsdienstige werk duur genoeg betalen," vervolgde Alleine. „Hij moest den regeerings-criticus op zijn knieën vergiffenis vragen voor zoo'n zware belee- diging. „En meester bijna vermoord voor de Be vrijder", viel Juba weer in. „Maar krant ga heel ver. Veel menschen hem lezen en woor den ga door hun hart als pijlen. Veel kracht in gedrukte woorden." „Juba, mijn jongen, je moet niet zoo veel spreken," verbood de dokter. „Je tong is al weer rad genoeg, al kun je je beenen nog niet eens bewegen. Ik wil nu mijnheer Al- leine's vernaai hooren." „Een exemplaar van het verboden boek, in een kleurig bandje, lag op een boekenstal letje in Wood-end", vervolgde Harry, „en het aardige omslagje trok de aandacht van een vagebond, die daar toevallig rondslen terde." „Misschien dacht hij dat het een liedjes- boek was, zooals er zooveel in dien tijd uit gegeven werden, toen de literatuur werd misbruikt, om heiligschennende gedachten en lage ondeugden te verbreiden," merkte Garrison op. „Dat is zeer waarschijnlijk," zeide Harry. „Hoe het ook zij, de vagebond stal het boek en slaagde er in, er ongemerkt mee weg te komen. Of de eigenaar het gemist heeft, weet ik niet; maar stel u zijn verbazing voor, toen de dief het den volgenden dag terug bracht, zijn overtreding bekende en vertelde, dat de inhoud van het boek, dat hij gestolen had, da oorzaak van zijn bekeering was geworden," „Wel, wel, dat is zeer opmerkelijk," zei de dokter Prince. „Ik geloof nu heusch, dat er een beetje hoop is voor Dido. Maar wie was die dame die zooveel geld waagde bij dien aankoop. Ik ken toch de meeste gegoe de dames in Boston, en die zouden zich wel tweemaal bedenken!" „Dido werd ook niet door een Bostonsche dame gekocht", antwoordde Mary Parker. „Op mijn verzoek is ze gekocht door juf frouw Gloria Girling met de bedoeling haar eerst te leeren zelfstandig te leven en haar dan vrij te maken." (Wordt, vervolgd.) door A. M. WESSELS. I. Alle dingen hebben een begin, een midden een einde. Een begin, dat men de geboorte en d.e jeugd kan noemen, een midden, 't welk samenvalt met den vollen wasdom, een einde dat overeenstemt met verval en ouder dom. Het lot van hot Oesterdorp Yerseke beantwoordt niet geheel en al aan dien gewonen loop. Het werd geboren, dat staat vast. Maar wanneer, dat weet niemand. On twijfelbaar is het, dat Yerseke in het begin Adventslied. Ontwaakt! het uur gaat spoedig slaan: Verlaat den rouw, doet 't feestkleed aan! 0, mensch, uw doodslaap is geweken, Nu 't licht voor eeuwig aan komt breken. Der doode werken smaad'lijk juk Legt af, met ied'ren last en druk! Na 't droef verlies van jaren slapens, Grijpt thans vol moed naar nieuwe wapens! Gij, die des daags zijt, gaat in 't licht! Te lang voor 's boozen macht gezwicht, Te lang aan 's vleesches lust gekluisterd, Genoeg naar 's werelds stem geluisterd! Naar Martin Opitz. der 12e eeuw, dus omstreeks het jaar 1100, ja, waarschijnlijk reeds vroeger bestond., Ten Oosten van Yerseke lag de voor malige stad Reimerswaal, ook Romerswaal genoemd. Nu wordt beweerd, dat die stad haar ontstaan zou te danken hebben aan de Romeinen, die haar Romanorum Valium noemden, wat ongeveer beteekent „sterkte der Romeinen". Onwaarschijnlijk is dit niet. Immers, het is met bewijzen te staven, dat deze wereldveroveraars op verscheidene plaatsen in Zeeland gewoond hebben. De Roompot (dat is Romanorum portum) de haven der Romeinen, kreeg eveneens van hen zijn naam. Nu dreven de Romeinen een uitgebreiden handel met Engeland, wat natuurlijk vooral ook aan Reimerswale ten goede kwam, omdat daar een groot deel der aangebrachte en nog te vervoeren goe deren werden opgeslagen. Misschien gelijk tijdig met dit volk maar zeker onmiddelijk na zijn verdwijning, legden ook Brabanders zich op dienzelfden handel toe. Deze nu vielen uit zee wel de Roompot binnen, wijl dit de veiligste zeeboezem was, maar inplaats van langs Reimerswaal te zeilen door de Vernoutsee of Kreekrak, om zoodoende dc Schelde te bereiken, kozen zij een korteren weg, n.l. door de Yrsekee. Dit water begon daar, waar tegenwoordig Yerseke ligt en eindigde ongeveer ter plaatse van Hansweert. Het gebruik van dezen nieuwen handels^ weg dreigde voor Reimerswaal een doode- lijke slag te worden. Wat deden nu de poorters der voormalige Zeeuwsohe handels stad. Zij zonden eenige stoutmoedigen uit, die zich aan den mond der Yrsekee nestelden als in een roovershol. Want zoodra een uit uit zoo komend schip den steven in de rich ting van de Yrsekee wendde, schoten de Rei- merswaalsche „Kolonisten" toe, als wilden ze den koopvaarder te lijf. Deze zocht dan zijn heil in de vlucht verder Oostwaarts, waardoor hij langs Reimerswaal moest. En dit was juist, wat deze nieuwbakken Yerseke^ naren wensohten. Of de bewoners der moe derstad een middeltje wisten, om bedoelde koopvaarders een poos op te houden en hun voordeel af te dwingen, vond ik niet uit drukkelijk vermeld, maar uit haar lateren bloei mag men dit wel opmaken. Zoo was dan Yerseke geboren. Het groeide voorspoedig op en werd van beduidende grootte. In 1195 werd te Yrsekeroord zooals het plaatsje toen genoemd werd door den Graaf een tol gevestigd. Voor hem, die met de inning der tol gelden was belast, werd een Grafelijk huis gebouwd tevens bestemd om den landsheer te herbergen, als hij in deze streek ver toefde. Deze grafelijke tol, die rijke baten opleverde, was een leelijke streep door de Reimerwaalsche rekening. Want nu de Graaf, zijn lange, sterke armen uitstrekte naar de voordeelen, die de Brabantsohe kooplieden hem konden verschaffen, duldde hij niet, dat een filiaal van Reimerswaal terzelfde plaatse hetzelfde deed. De bestuurders van Reimerswaal waren echter bij de pinken en lieten hun teleurstel ling niet blijken. Zij vroegen den genadigen Heer, om de tol van Ierseker-oord van hem te mogen pachten. Dit werd toe gestaan en zelfs werd den Reimerswalers, wier edelen feeds een poos te voren de heerlijkheid Yerseke en Yrkschedam hadden verkregen, vergund om van 's Gravens huis te Yerseke gebruik te mogen maken. Natuur lijk waren de kooplieden niet bijster gesticht over dezen maatregel; want de tolpachter liet niet na, zich een behoorlijke winst boven zijn pacht te verzekeren, welke winst en pacht gezamenlijk moesten komen uit de beurs van den Brabanders. 1 Die tolgaarder was nu niet precies een polderwerker, maar een „groote Hans, een Edelman, die natuurlijk de werkzaamheden, aan het „garen" verbonden, aan zijn onder- hoorigen overliet, maar zijn buidel openzette, om de munt er in te laten glijden. De tod van Yerseke bracht don Graaf heel wat op. Het was dan ook geen wonder, maar een staaltje van zijn landsheerlijken plicht, dat hij zijn „gaarder" en diens onderdanen, de bewoners van Yerseke voorrechten schonk bóven anderen. Zoo was er op Woensdag van elke week marktdag. En opdat nu ieder vrij en on verlet die markt zou kunnen bezoeken, wat voor de Yersekenaars zeer gewenscht was, bepaalde de Graaf, dat niemand daar op Woensdag „van zonne tot zonne", d.w.z. van zonsopgang tot den volgenden dag zons opgang, zou mogen vechten. Wie dit toch deed, verbeurde een pond Vlaems, dat is f6.Kon of wilde hij die boete niet betalen, dan moest hij ervoor blijven, wat men tegenwoordig „brommen" noemt. Wie de vechtpartij met zijn tegenwoordigheid ver eerde en daarbij meebracht een staaf, een zwaard, een piek of eenig ander wapen, verbeurde ook een pond, tenminste als hij niet in dienst van don schout stond, en derhalve kwam om de vechtenden te be boeten of in te rekenen. Wie op de Yerseksche marktdag het mes trok, verbeurde een pond; wie er iemand mee wondde, tien pond (f 60.Men mocht, zoolang de markt duurde, geen enkel wapen dragen. De rechtspraak voor Yerseke was tot in de fijnste puntjes verzorgd. Wij zullen dit met enkeie bewijzen staven. Wie b.v. den schout, ot iemand der Regoering, (dus nu Burgemeester of Raadslid) die tot vredeen orde aanspoorde, door woorden of da den ongehoorzaam was, moest onherroepe lijk f 60.betalen, waarvan de eene helft voor den Graaf, de andere helft voor de be- Voor den Graaf, de andere helft voor den be- leedigde was. Dit was een zeer eigenaardige straf, waarvan natuurlijk ook misbruik kan zijn gemaakt. 'tWas dus in dien tijd maar zaak, goede vriendjes met den Burgemeester te blijven. In dit geval was een beleediging den Burgemeester (of Raadslid) aangedaan, diens voordeel. Trad deze een taveerne binnen, waar het wat wild toeging en er waren b.v. 10 per sonen, die niet wilden gehoorzamen, dan ging voor deze 10 personen een boete van f 600.in en de Burgemeester had f 300. in zijn zak. Verdere consequentie's zal ifc nu niet trekken. (Wordt vervolgd.) Beste Nichtjes en Neefjes! Deze keer zal ik nu eens niet met de briefjes beginnen, maar eerst vertellen, wat ieder krijgt, want daar kijken jullie natuur lijk het eerst naar. Als ik iemand vergeten heb, schrijven jul lie hot me wel even. Hebben jullie allemaal het pakje vandaag nog ontvangen? Verder nog veel plezier vanavond. En nu de verrassingen: Roosje te Goes speldekussen van Beuke- nootje; Beukenootje te Ierseke slaapsokjes van Roosje. Nachtegaaltje te Middelburg doosje van Erica; Erica te Goes portemonnaie van Nachtegaaltje. Blauwoog 'te Sorooskerke speldendoosje van Boerinnetje; Boerinnetje te Nieuwdorp handwerktaschje van Blauwoog. Balroosje te Groede kleedje van Kernof- fel; Kernoffel te St. Laurens servetband van Balroosje. Melkmeisje te Souburg kleedje van Pri mula; Primula te Hilversum speldonbal van Melkmeisje. Duinroosje te Goes brievenhanger van Zangvogeltje; Zangvogeltje te Kamperland zakdoekje van Duinroosje. Rakkertje te Nieuwdorp doosje van Re seda; Reseda te Goes, luciferhanger van Rakkertje. Crocusje te Goes tekst van Meibloem; Meibloem te St. Laurens speldenkussen van Crocusje. Lijster te Goes doosje van Africaantje; Africaantje te Rilland eierwarmer van Brei stertje; Breistertje te Kamperland spelden- bal van Lijster. Juffertje in 't Groen te Nieuwdorp por temonnaie van Juffertje; Juffertje te Nieuw dorp kaart van Juffertje in 't Groen. Vinkje te Rilland kousenhanger van Klim- roosje; Klimroosje te Nieuwdorp speldetn- boekje van Vinkje. Clematis te Goes zakdoekje van Winter- koninginnetje. Winterkoninginnetje te So rooskerke inktlap van Clematis. Zwartkopje te Goes hangertje van Zonne straaltje; Zonnestraaltje te Breskens spel denkussen van Zwartkopje. Fluweeltje te Nieuwdorp, leeslegger van Grasklokje; Grasklokje te Kapelle taschje van Fluweeltje. Klaproos te St. Laurens hangertje van Goudoevertje; Goudoevertje te 's Gravenpol der aanvattertje van Sneeuwklokje; Sneeuw klokje te Gpes tekst van Klaproos. Boschviooltje Goes zakdoekje van Dag- bloem Dagbloem te Nieuwdorp kussentje van Bosch viooltje. Het glas van Klavertje is bij de verzen ding gebroken, dus kan ik het niet aan een ander nichtje geven. Kerklaantje te St. Laurens teekening van Karakiet. Karakiet te Goes telkst van Kerklaantje, Zeemeeuw te Lewedorp teekening van Meidoorn; Meidoorn te Aagtekerke teeke ning van "Zeemeeuw. Klaverbloem te Oostkapelle teekening van Zwaluw; Zwaluw te Aagtekerke teekening van Klaverbloem. Merel te Koudekerke haan van Wilde Win gerd; Wilde Wingerd te Nieuwdorp brieven hanger van Merel. Kleine Molenaar te Groede teekening van Klaverblad. Klaverblad St. Laurens teekening van Va ders knecht. Vadersknecht te St. Laurens teekening van Kleine Molenaar. St. Laurens. „Meibloem". Leuk zeg, dat je zuster het kleedje nog heeft, en hoe vind je het cadeautje dat jij nu hebt? Je hebt een mooi raadseltje gemaakt. „Va dersknecht". Zoo'n gezellig avondje is ook wel prettig. Mogen jullie dan meteen in het boekje lezen? Echt fijn voor je, zoo'n paar dagen uit. 'Klaproos". Ja, het was een heele drukte, maar ik vond het wel een prettig werkje. Probeer maar eens een raad sel te maken, als het goed is, zal ik het plaatsen. „Klaverblad". Jij hebt goede plan nen met de plaat. Gezellig dat jij ook afge vaardigde was, dan heb je nog eens echt een extra feestje. Souburg. „Melkmeisje." Wat een onge lukken bij jullie, of was het tweede niet zoo erg. Heb je al gelezen wat je krijgt? Kapelle. „Grasklokje". En nu moet je zeker iedere week met je busje rond. Heb je al veel menschen waar je mag komen? Groede. „Balroosje" en „De kleine Mo lenaar". Niets prettig voor al die kindertjes, dat ze juist op St. Nicolaas de mazelen heb ben. Wat hebben jullie een snoezig post papier; 't is haast jammer om er zooveel tegelijk van te gebruiken. Breskens. „Adelaartje." Ga je altijd zoo laat naar bed, of was het nu alleen om je briefje af te maken. Het lijkt me een echt leuk slabbetje. Bergen op Zoom. „Loolaantje." Je vond het zeker wel jammer dat Vader de som verscheurde, maar ja, het is ook beter dat je ze zelf ook uitrekent. Heb je de repetities goed gemaakt? „Gornelis de Witt". Je hebt flink je best gedaan. Als de meester het nu maar niet vergeet, maar jullie helpt hem zeker wel onthouden. Middelburg. „Nachtegaaltje." Nu is het raadsel opgelost, maar ik dacht toch wel dat het zoo was. Wat zal dat een feest war den de volgende week; veel plezier hoor.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1931 | | pagina 8