DE ZEEUW In dagen van crisisleed. TWEEDE BLAD. Gebroken Bakken Staten-Generaal. Gemeenteraad van Goes. FEUILLETON. pleitten afbraak van leger en vloot, zon der met de belangen van Nederland en In- dië rekening te houden, terwijl de heer March ant, V.D., op sterkere bezuinig ging aandrong, (Slot.) De heer J. van Tiel wordt vast be noemd tot vakonderwijzer in de gymnas tiek aan de O.L. scholen. Conversie 6 pet. obligatieleening ten laste van de N.V. Centrale Ammoniak- fabriek in een 434 pet. leening. Aange nomen, Beschikbaarstelling van gelden voor verderen aanleg van Bouwplan EU. Z.h.st. aangenomen. Werkloosheidsbestrijding. In behandeling komt nu bet adres der drie Besturenbonden en de voorstellen van de beer en Crucq en Visscber inzake werkverschaffing en steunregeling. Dhr v. d. Wart (G.H.) maakt eeTst eenige algemeene opmerkingen. Spr is door de missive van B. en W. teleurge steld. In de afscheidsrede van den burge meester tot den ouden Raad is iets ge zegd over de democratische strooming die komen zou. Dat gaf Spr. reden tot hoop, dat we nu een anderen kijk zouden krij gen op de werkverschaffing. Maar nu heeft Spr. gehoord, dat weth. Goedbloed, die in Augustus tot de meening kwam, dat er crisis-werkloosheid was, nu weer zou gezegd hebben, dat ze er niet is. Het valt echter niet te ontkennen, dat er ook hier crisis-werkloosheid is. De hoop, dat B. en W. in andere rich ting zouden varen is in rook vervlogen. Er heerscht nog geen andere-sfeer bij B. en W. Kalm weg wordt aangehaald een citaat van B. en W. uit de vroegere pe riode, dat werkloosheidssteun bedeeling is. Maar als dit zoo is, dan worden tal van gemeenten, die steun krijgen voor restauratiewerken, ook bedeeld, dan wordt de landbouw (tarwewet en bietensteun), dan wordt de Kon. Holl. Lloyd ook be deeld. Er zijn hier twee belanghebbenden: de gemeenschap en het individu. Bij flinke, degelijke valide werklieden (niet beroeps- werkloozen) is er ook een gemeenschaps belang betrokken. Het spijt Spr daarom, dat die tirade is overgenomen. Spr. vraagt, of B. en W. niet te laat zijn met hun voorstellen, ook al weet Spr. dat er nu al wat aan werkverschaffing gedaan wordt. Als nu de commissie inge steld wordt, en dan pas moet beslissen over loonen, enz. gaan' er weer een paar weken mee heen. Ook Spr. meent, dat de werkloosheids- commissie niet de beschikking mag heb ben over de gelden der gemeente. Maar de leden der commissie moeten toch alle ge lijke rechten hebben. Ook betoogt Spr., dat er omstandighe den kunnen zijn, die een steunregeling noodig maken. Daarom dienen we die nu in te stellen. Spr. heeft: niet de opdracht namens een fractie te spreken, maar heeft voor zich persoonlijk gesproken. Dhr Crucq (s.d.) betoogt ook, dat B. en W. erg hardleersch zijn. Ze willen wel wat doen, maar het mag geen geld kosten. In de laatste Raadsvergadering is spoed toegezegd met de behandeling van het adres der Besturenbonden. Maar hot heeft 4 a 5 weken geduurd. Spr. is blijkbaar met een kluitje in het riet gestuurd. Volgens uitlatingen van dhr Simons bij de wethoudersverkiezing hadden B. en W. hun houding t.o.v. het werkloozenvraag- stuk herzien. Maar het blijkt wel anders. Nadat B. en W. bezoek hadden gehad van enkele menschen is vliegensvlug deze Raadsvergadering uitgeschreven en een agenda in elkaar gedraaid. Spr verzoekt den secretaris zich buiten de discussie te houden. De secretaris protesteert daarte gen. Hij was in gesprek met weth. Goed bloed. Een stem van de publieke tribune doet zich hooren. De voorzitter dreigt met ontruiming. Dhr Crucq: vorig jaar heette het: we mogen niet van Ged. Staten. Dat was een uitvlucht, want in verschillende plaatsen gebeurt wat in de adressen gevraagd wordt, 't Lijkt wel of niet B. en W. maar iemand uit Zoutelande aan het woord ia geweest in het prae-advies. Spr. is ook voorstander van werkver schaffing. Maar ook een steunregeling moet er zijn, Spr. is eveneens voor lage belastingen. Maar liever wat meer belasting dan de werkloozen in armoede te laten zitten. Goes gaat door voor een welvarende plaats. Maar t.o.v. het werkloosheids vraagstuk komt bet achteraan. Spr. ver dedigt nog verder de ingediende voorstel len der soc.-dem. fractie. De voorzitter merkt op, dat tot het houden van deze Raadsvergadering reeds is besloten op 13 Nov. Dhr Crucq: en de stukken zijn niet eens tijdig bij de fin. comm. geweest. De voorzitter: dat beeft er niets mee te maken. Dhr Visscher (s.d.) is verontwaar digd over bet feit, dat B. en W. den Raad beleedigd hebben. Het adres der drie Be sturenbonden zou met spoed behandeld worden. En bet heeft fijf weken geduurd! Spr. wil, dat een ernstige zaak, door een Raadslid ter sprake gebracht, ook ernstig door B. en W. zal behandeld worden. Spr. laat zich in het vervolg op een dergelijke wijze niet meer behande len. Spr. noemt het prae-advies van B. en W. een prulding. Ze draaien om de feiten heen. Spr. kan begrijpen, dat dhr Simons zich dezen middag niet lekker gevoelt. Is misschien sedert September de cri sis in Goes weer geweken? Spr. wil het graag van de wethouders eens hooren. Spr. betoogt de noodzakelijkheid van een steunregeling, die volgens B. en W. demoraliseerend werkt. Volgens Spr. is het meer demoraliseerend, dat een uitge trokken werklooze naar het Burg. Arm bestuur moet worden verwezen. Ook Spr. verdedigt de voorstellen der soc.-dem. fractie. Spr. erkent, dat in het algemeen de leiding bij B. en W. behoort, maar B. en W. hadden geen voorstel en daarom heeft Sprekers fractie er oen in gediend. Dhr Simons (R.K.) gevoelt zich heel goed. Spr. verheugt zich, dat aan deze zijde van de tafel eens een ander geluid wordt gehoord, dan vroeger (Spr. doelt op dhr v. d. Wart). Vóór September is aan Spr. gezegd, dat er in Goes wel crisis bestond. En nu heeft Spr. gehoord, dat de jongste wethouder tegenover dhr Stevens heeft gezegd, dat er geen crisis meer was. In Sept. wel, in Nov. dus niet! Er is nog steeds geen werkloozencom- missie en reeds hebben valide werkloo zen zich naar het B.A. moeten wenden. Spr betreurt deze houding en noemt deze politiek menschen als Mr Goedbloed on waardig. Een steunregeling is noodig. Dat blijkt wel uit het feit, dat er valide werkloozen naar het B.A. moesten. Spr. kan de consequenties van de voor stellen van dhrn Crucq en Visscher niet overzien. Spr. betreurt het lange uitstel der zaak de verantwoordelijkheid daar voor berust bij B. en W. en vraagt: wat zit daar toch achter? Het is treurig, dat oppassende werk loozen nu al zes weken naar het Armbe stuur moeten gaan om bedeeling. De so ciale politiek van B. en W. is niet volgens onzen tijd. Weth. v. Melle antwoordt, dat hij niet om zijn zetel te behouden van front is veranderd. Eenige toezegging heeft Spr toen niet gedaan. Dhr Simons heeft ge sproken over een besloten vergadering. Hier bestaat geen crisis, zooals de re geering dat verstaat, om steun te ver- leenen. Meer heeft Spr. niet bedoeld. Spr. is overtuigd, dat de werkloosheid beïnvloed wordt door de algemeene cri sis. Maar met een steunregeling moeten we zoo lang mogelijk wachten. Ze werkt demoraliseerend. Dat blijkt wel in de groote plaatsen. Weth. Goedbloed wil enkele per soonlijke dingen recht zetten. Spr vraagt: ben ik nu het bete noir? Spr. voelt even veel voor de werkloozen als de andere leden. Het wordt voorgesteld alsof Spr. in B. en W. de groote boeman tegen de werkloozen is. Spr. zegt tegenover den heer v. d. Wart dat hij niet gewoon is op geruchten af te gaan. Het zou schan delijk zijn, als Spr. gezegd had, dat er in Goes geen crisis-werkloosheid was. De crisisomstandigheden bevorderen de werkloosheid ook in Goes. Alle praatjes dat Spr. in een conferentie bedoelde uit lating zou hebban gedeas wijst Spr. vcjr® van zich af. Maar de regeering stelt ze kere eiaohen, voor ze bijdraag', is de kos ten van werkverschaffing of steun. Spr. betoogt, dat er ook bij bedeeling twee be langhebbenden zijn. Dhr v. d. Wart interrumpeert. Dhr Goedbloed vraagt rustig te mogen uitspreken. Ook de regeering ziet blijkens haar missive in steun een zekere vorm van bedeeling. Daarmee drukt Spr. allerminst een odium van minderwaar digheid up de werkloozen. Spr. zou zich dan daarover moeten schamen. De S.D.A.P. is volkomen juist, als ze steun als een recht opeischt, Maar het is veel beter, dat er werkverschaffing is. Geroep van alle kanten: natuurlijk. Dhr Goedbloed: maar dan treft B. en W. ook geen verwijt. Interrupties: U is te laat. Dhr Goedbloed: in Sept. is al be gonnen met de voorbereiding van de werkverschaffing. B. en W. zijn nooit krenterig geweest. (Gelach.) B. en W. zagen aankomen, dat de be grooting pas in Dec. zou worden behan deld en daarom pleegden ze overleg met het B.A. Daardoor konden de uitgetrok- kenen reeds nu te werk worden gesteld. Dit aantal is volgens Spr. nog niet groot. Onze werkverschaffing voldoet volko men aan de eischen, die de S.D.A.P. stelt. De soc.-democraten trachten een open deur in te trappen, want B. en W. wilden in deze zitting ook met voorstellen komen. Spr. betoogt, dat alle leden van de werkloosheidscommissie evenveel recht van spreken hebben gehad. De Raad heeft geen reden tot veront waardiging. Als de begrooting reeds was aangenomen, was alles in kruiken on kannen. De voorzitter drukt zijn spijt uit, dat dhr v, d. Wart op onredelijken grond B. en W. heeft aangevallen. Denkt dhr v. d. Wart, als hij wethouder was gewor den, dat de zaken dan anders zouden zijn geloopen? Dhr v. d. V/ a r t: op zulke persoonlijke vragen wil ik niet antwoorden. De voorzitter: die illusie zou U wel zijn ontnomen. Dhr v. d. Wart: die illusie heb ik nooit gehad. De voorzitter: des te beteri Spr deelt verder mede, dat in 1931 voor werk verschaffing is uitgegeven f21.500 en in 1930 f 10.000. Dhr Simons: daar gaat het niet om. Het gaat om de wijze waarop. Spr. begrijpt niet, dat uit een onder houd tussclien Ir Stevens en B. en W. geruchten zijn ontstaan. Dhr Stevens zal zeker daarvan aan derden geen mede- deelingen hebben gedaan, Spr. verzeker^ dat dhr Goedbloed de gewraakte uitlating niet heeft gedaan. Wel is gebleken, dat de regeering in crisis iets heel anders ziet dan wat hier in Goes te zien is. Spr. deelt mede, da.t B. en W. geen bezwaar hebben tegen het, voorstel-Crucq en Visscher inzake scheiding tusschen productief- en niet-productief werk, tegen een loon van 36 cent per uur bij een 45-urige werkweek in werkverschaffing en tegen het plaatselijk contractloon bij werkverruiming, mits deze laatste wer ken dan ook zoo economisch mogelijk worden uitgevoerd. Spr zegt toe, dat de werkloozen zoo spoedig mogelijk zullen worden te werk gesteld. Ook met het brengen van een post. op de begrooting gaan B. en W ac.coord. De critiek op B. en W. was niet aangenaam. Ook B en W. ondervinden wel eens wat. Zoo vroegen de 3 Besturenbonden vorige week een onderhoud aan met B. en W., dat op j.l. Dinsdag werd bepaald, mam- alleen de voorzitter van den Chr. Bestu renbond verscheeD. Ook dhr Overhoff heeft in een confe rentie met Spr. verzekerd, dat de werk loozen niet allen achttien karaats waren. Dhr v. Po e 1 g e e s t zou een woord van hulde aan hen, die B. en W. hebben aangevallen, willen brengen. Maar Spr. voelt er niets voor, om politieke kluif jes in de soep te doen of er uit te halen. Daar worden de werkloozen niet beter van. Spr. meent, dat steunregeling nog niet noodig is. Wel moet er gezocht naar VAN VRIJDAG 27 NOV. 1931, Nr 50. Wij vestigen nogmaals de aandacht op den oproep van het Nationaal Crisis- Comité. Evenals wanneer een zware ramp een deel van ons volk teistert, moet ook thans nu een groot deel van ons volk door den crisisnood bedreigd wordt, de éénheid van ons volk tot openbaring komen in het sa- mendragen, zooveel mogelijk van de lasten. Zooals wij reeds meldden is de admi nistratie van „De Zeeuw" gaarne bereid, giften voor dit doel in ontvangst te nemen. Bij eventueele storting op onze post rekening No. 44455 of bij het overmaken per postwissel, gelieve men echter dui delijk aan te geven, dat het bedrag be stemd is voor het Crisis-Comité, daar anders gemakkelijk verwarring ontstaat. „WAT WIL ALBARDA?" Aldus een vraag in de „Sociaal-demo craat". Wij spreken er niet van, zegt de „Ne derlander", om aan den heer Albarda zijn taak te bemoeilijken. Hij heeft het reeds zwaar genoeg om zijn scharen van een revolutionair avontuur terug te houden. Maar het onderwerp zelf is voor de naaste toekomst van ons volk zóó gewich tig, dat het objectief gesproken aller aan dacht verdient. Een der medewerkers aan het blad toch herinnert aan het besluit van de leiding bij S.D.A.P. en N.V.V., om straat demonstraties op te nemen in het pro gram van de actie. „Hiermede is dus" zegt hij „fei telijk het zwaartepunt van de actie ver legd van het parlement naar de verga deringen en de straat. Maar de heer Albarda heeft pas verze kerd, dat hij van een dergelijke massale revolutionaire volksbeweging niets moet hebben. Derhalve: „Het is thans voor deze heele actie in het land noodig, dat Albarda duidelijk spreekt: wil hij geen openbare vergade ringen en straatdemonstraties? Zoo neen, wat wil hij dan wél? Welk ander strijd middel meent hij dat de arbeiders nu ge bruiken kunnen en moeten? Wil hij wèl openbare vergaderingen van verzet en strijd, wil hij dan wèl straatdemonstra ties, laat hij ons dan duidelijk maken, waartoe deze dienen moeten, als 't niet is voor het wekken van verzet en buiten parlementaire actie tegen de aanvallen der regeering. We moeten deze situatie gebruiken voor de versterking onzer organisaties, zal Albarda zeggen. Ongetwijfeld! Maar juist nu, juist in deze door de bourgeoisie geschapen at mosfeer van directen openlijken klassen strijd, kan men de ongeorganiseerden en de werkloozen, en de lauwen en de onver schilligen onder het proletariaat die voor een groot deel lauw en onverschil lig zijn, omdat armoede en honger hen murw geslagen hebben niet oproepen tot versterking onzer organisaties met de boodschap, dat wij dan „straks", mis schien, in een „mogelijke" nieuwe periode van hoogconjunctuur, of bij de verkiezin gen voor de Tweede Kamer, zooveel „ster ker" kunnen staan. Neen dit deel van het proletariaat, de armen en de armsten, tot wie wij ons allereerst hebben te richten (ook al stooten zij misschien een aantal brave kleinburgers van ons af) die moe ten wij oproepen om onze organisaties te versterken, omdat wij er nu mee vech ten willen, en omdat hun hulp onontbeer- door H. Zeeberg. 7) Het luchtige discours, dat in den aan vang van Elsa's bezoek den toon had aangegeven, was nu geheel verdwenen. Vol liefde en bewondering staarde zij de jonge vrouw van den predikant aan, die tegenover haar zat, schijnbaar rustig betoogend, maar intusschen sprekend met een verterend vuur. Die knappe verschij ning met dat donkere haar, bij het zwart af en die reebruine oogen was wel een predikantsvrouw bij de gratie Gods! Als, dacht Elsa, zij Adolf in dit gezin kon binnenbrengen, dan zou er wel een weldadigen invloed ten goede op hem uitgaan. Het was een gemis in zijn leven geweest, dat hij niet karaktervol en tact vol was geleid. Moeder was er te zwak van karakter en te toegevend voor. Zij zat opeens zoo weer in de moeilijk heid, dat zij haar hart uitstortte en ver telde van den van huis ontvangen brief. „Misschien is het niet zoo erg, als je wel vermoedt," polste de ander, geïnte resseerd. „Och, 'kweet niet, wat ik er van den- lijk is tegenover het aanvallende een heidsfront der bourgeoisie. Maar, het is den laatsten tijd wel erg duidelijk geworden: bij die boodschap, die wij aan het Nederlandsche proleta riaat hebben te brengen in deze crisis, dóAr ligt het groote verschil tusschen Albarda en ons." Wij moeten helaas erkennen, dat de schrijver geen ongelijk heeft. Maar wij vertrouwen, dat de heer Al barda in het gezicht van zijn groote ver antwoordelijkheid den moed zal houden om tegenover een onverdedigbaar drijven met klem zijn „neen" te stellen. TWEEDE KAMER. Waterstaat. Nadat de Tweede Kamer gistermiddag een amendement-Knottenbelt, om het be staande systeem van subsidieering van tramwegondernemingen te handhaven, had verworpen met 65 tegen 10 st. (voor liberalen en de heeren Braat (P. B.), Bon- gaerts (11. K.) en Kampschöer (R. K.), werd de begrooting van Waterstaat zon der hoofdelijke stemming aangeno men. Koloniën. Daarna kwam aan de orde de begron- ting van Koloniën. De algemeene beschouwingen liepen in hoofdzaak over den brand op de kolo niale tentoonstelling te Parijs en den eco- nomischen tqestand in Indië. Belangrijke beschouwingen werden hierover echter niet gehouden. -•» Een motie van den heer Wijnkoop dat ooigenblikkelijk maatregelen dienen te worden genomen ter bestrijding van den hongersnood in Indië, werd niet voldoen de gesteund en kon dus niet in behande^ ling komen. Bij de behandeling der artikelen, ver klaarde Minister de Graaf dat van algemeene stopzetting van studietoelagen geen sprake is, wel van stopzetting van uitzending. Voor de Indodogen is dit slechts een uitstel, want bij zoo'n groot corps is steeds behoefte aan aanvulling. Van uitzending van rechterlijke ambtena/- ren kan geen sprake zijn. Zijl, die .thans voor uitzending in aanmerking zouden ko men, zullen den voorrang hebben, als er weer behoefte komt. Omtrent de w e r k 1 o o z e n-r e 11 e- t j e s te Paramaribo verklaarde de Minister nog geen officieel rapport te heb ben gekregen. Spr. heeft niet den indruk, dat het hier zoo fhaar een relletje is ge weest, dat plotseling is uitgebroken na een bioscoop-voorstelling. Hij zou het be treuren, als onmiddellijk gebruik was ge maakt van het middel, dat men later heeft moeten aanwenden, n.l. de ge weren. 'Als na de officieele rapporten nog een speciaal onderzoek gewenscht is, zal spr. dat zeker doen in'sitellen. Vandaag zal over de begroeting worden gestemd. Begrooting van Defensie. In de avondvergadering werd aan de orde gesteld de Defensiebegro ting. De heer v. Rappard, Lib., waar schuwde tegen al te veel reorganisatie en bezuiniging. De heer Duymaer van Twist, A. R., wees er op, dat op geen departement zooveel bezuinigd is in de laatste jaren als op dat van Defensie. Spr. vroeg strengere handhaving, van het verbod van vloeken en keurde het af dat in de school voor verlofsoffi cieren. te Kampen op Zondagavond een danspartij werd gehouden. Voorts wees Spr. er op, dat er nog 753 onderofficieren zijn, die nog niet de aan hun rang verbonden bezoldiging genieten; een gevolg van het verkeerde stelsel der dubbelrangen, waarmee de slechte bevordering samenhangt. De heer v. d. Bilt, R.K., juichtte het toe, dat krachtig wordt bezuinigd. Bij het loodswezen, waar z.i. te veel hooge ambtenaren zijn, zou hierin nog verder gegaan kunnen worden. Verder drong hij er op aan de diensten op Zondag zooveel mogelijk te beperken. De heeren K. ter Laan, v. d. Hou wen en Cramer, allen Soa. Dem., bei- ken en zeggen moet. Te oordeelen naar zijn uitlatingen is Dolf reeds een onge- loovige." Mevrouw Meinema glimlachte. 'tWas een bekoorlijke glimlach, die Elsa gerust stelde, hoewel zij die geruststelling niet verklaren kon. „Ik kan er natuurlijk niet over oordee len, want ik ken je broer niet. Maar Hans zegt altijd, dat je de woorden van jonge menschen niet steeds op een goud schaaltje wegen moet. De jeugd houdt van critiek. Hans weet voorbeelden van menschen, die in hun jonge jaren alle mogelijke critiek op de kerk en den gods dienst hadden en die thans steunpilaren in Gods Koninkrijk zijn. En zoo ken ik er ook wel. Het komt er, in den mid- delijken weg natuurlijk, vooral op aan, dat zij goed worden geleid en dat hun bezwaren en nooden niet spottend wor den genegeerd, maar dat er, zooveel mo gelijk, aandacht aan geschonken wordt. En voor het overige moeten wij het aan God overlaten Zeker is, dat Hij ons wel eens voor raadsels plaatst." „Het kan toch niet ontkend worden, dat er vaak afval is; dat kinderen uit oprecht Christelijke gezinnen, van vrome ouders algeheel hopeloos wegdwalen", meende Elsa. „Die gevallen zijn er bij honderden en duizenden, Els. Het bezit van een vro men vader of een vrome moeder betee- kent niet, dat de kinderen geborgen zijn. Jezus moet onze persoonlijke Borg en Zaligmaker zijn. Maar daar mag op grond van de Schrift toch tegenover ge steld worden, dat er is een: in de lijn der geslachten. Ik heb zelf die ervaring." De sympathieke stem zweeg even, om dan te vervolgen: „Och, ik spreek er zel den over en dan nooit, nooit met vreem den. Maar je moogt wel weten, dat ik kom uit een gzin, waar met God niet werd en wordt gerekend." Elsa wist niet, wat zij hoorde. De ver bazing en mogelijk ook wel het ongeloof was op haar gelaat te lezen. Mevrouw Meinema glimlachte. „Je vraagt je misschien af, hoe dat mogelijk is. Maar het is inderdaad waar. Ik heb midden in de wereld geleefd, Elsa. Midden in de uitgaande wereld. Ik was in de danszalen en in de schouwburgen. 'kHad nooit anders geweten, of het be hoorde zoo. Mijn moeder wist anders. Want zij kwam uit een heel eenvoudig, arm gezin op het platteland, op het dorp, waar Opa Meinema nu nóg predikant is. Maar zij trok naar Rotterdam, omdat het haar huis te eenvoudig was. Daar huwde zij met mijn vader, die afkom stig is uit een ongeloovig gezin. Vader werd architect in Utrecht en het ging hem zeer voorspoedig. 'kHeb gezegd, hoe wij leefden. Het was eenvoudig een flad- derleven..." Elsa luisterde ingespannen toe. Zij ge loofde natuurlijk, wat haar verteld werd, maar zij kon het bijna niet gelooven, dat de predikantsvrouw had geleefd, ge heel vreemd aan God en Zijn gebod. „Dat leven bevredigde mij niet, Elsa. Ik snakte naar een ander. Waarom wist ik niet. Ik kan nu alleen, vol geloof en dankbaarheid, zeggen; God de Heere gaf mij dat machtig verlangen in het hart. Bizonderheden laat ik natuurlijk rusten. Ik wist mijn vader te bewegen, mijn voorspraak bij moeder te zijn. Want ik wilde, het was in het hartje van den winter, naar Grootmoeder, om tot rust te komen..." „Grootmoeder Blankert, over wie Hans het altijd zoo druk heeft?" vroeg Elsa, glimlachend, als zij dan dacht aan den leuken, vluggen rakkert. „Dezelfde. Zij woonde in een klein, on- oogelijk huisje aan den voet van den zee dijk. „Het huisje aan den zeedijk", noem de ik het. En zóó is het blijven heeten tot nu toe, al woont Grootmoeder er niet meer. „Dat meende ik toch ook. Zij is „Op de boerderij, bij haar zoon, oom Adriaan. Zoo lang mogelijk bleef zij in haar huisje aan den zeedijk. Tot zij inzag, dat het niet meer kon en zij het, al kostte het moeite, verlaten heeft, om op de boer derij natuurlijk een kostelijke verzorging te genieten. Maar toen woonde zij in dat kleine huisje. En daar heb ik God ge vonden. Daar heb ik mijn hart aan Je zus gegeven. Dat huisje, dat ik bijna eiken zomer nog zie, herbergt voor mij heilige, dierbare herinneringen. Och, ik weet 't natuurlijk wel, da.t huisje beteekent niets. Men behoeft er waarlijk niet heen te gaan, om God te vinden. Hij is ook in het geroezemoes van deze drukke stad. Maar voor mijn besef is dat huisje mij heilig en dierbaar. Want het was in die omgeving bij Grootmoeder Blankert, in de pastorie bij de Meinema's, in de ge- heele sfeer daar, dat mijn hart tot rust kwam, dat het vrede vond bij het Kruis. Het is niet in eenen gegaan. Ik ben, na een eerste bezoek, thuis geweest, zóó, dat alles mij weer ontzonk. Maar daarna is het volle Licht doorgebroken. „Maar hoe werd het dan. thuis opge nomen?" vroeg Elsa, die zóó ingespan nen zat te luisteren, dat een blos haar wangen bedekte. (Wordt Temdgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1931 | | pagina 5