DE ZEEUW
In dagen van crisisleed.
TWEEDE BLAD.
Gebroken Bakken
Staten-Generaal.
Gemeenteraad van Goes.
FEUILLETON.
pleitten afbraak van leger en vloot, zon
der met de belangen van Nederland en In-
dië rekening te houden, terwijl de heer
March ant, V.D., op sterkere bezuinig
ging aandrong,
(Slot.)
De heer J. van Tiel wordt vast be
noemd tot vakonderwijzer in de gymnas
tiek aan de O.L. scholen.
Conversie 6 pet. obligatieleening ten
laste van de N.V. Centrale Ammoniak-
fabriek in een 434 pet. leening. Aange
nomen,
Beschikbaarstelling van gelden voor
verderen aanleg van Bouwplan EU. Z.h.st.
aangenomen.
Werkloosheidsbestrijding.
In behandeling komt nu bet adres der
drie Besturenbonden en de voorstellen
van de beer en Crucq en Visscber inzake
werkverschaffing en steunregeling.
Dhr v. d. Wart (G.H.) maakt eeTst
eenige algemeene opmerkingen. Spr is
door de missive van B. en W. teleurge
steld. In de afscheidsrede van den burge
meester tot den ouden Raad is iets ge
zegd over de democratische strooming die
komen zou. Dat gaf Spr. reden tot hoop,
dat we nu een anderen kijk zouden krij
gen op de werkverschaffing. Maar nu
heeft Spr. gehoord, dat weth. Goedbloed,
die in Augustus tot de meening kwam,
dat er crisis-werkloosheid was, nu weer
zou gezegd hebben, dat ze er niet is. Het
valt echter niet te ontkennen, dat er ook
hier crisis-werkloosheid is.
De hoop, dat B. en W. in andere rich
ting zouden varen is in rook vervlogen.
Er heerscht nog geen andere-sfeer bij B.
en W. Kalm weg wordt aangehaald een
citaat van B. en W. uit de vroegere pe
riode, dat werkloosheidssteun bedeeling
is. Maar als dit zoo is, dan worden tal
van gemeenten, die steun krijgen voor
restauratiewerken, ook bedeeld, dan wordt
de landbouw (tarwewet en bietensteun),
dan wordt de Kon. Holl. Lloyd ook be
deeld.
Er zijn hier twee belanghebbenden: de
gemeenschap en het individu. Bij flinke,
degelijke valide werklieden (niet beroeps-
werkloozen) is er ook een gemeenschaps
belang betrokken. Het spijt Spr daarom,
dat die tirade is overgenomen.
Spr. vraagt, of B. en W. niet te laat
zijn met hun voorstellen, ook al weet Spr.
dat er nu al wat aan werkverschaffing
gedaan wordt. Als nu de commissie inge
steld wordt, en dan pas moet beslissen
over loonen, enz. gaan' er weer een paar
weken mee heen.
Ook Spr. meent, dat de werkloosheids-
commissie niet de beschikking mag heb
ben over de gelden der gemeente. Maar de
leden der commissie moeten toch alle ge
lijke rechten hebben.
Ook betoogt Spr., dat er omstandighe
den kunnen zijn, die een steunregeling
noodig maken. Daarom dienen we die
nu in te stellen.
Spr. heeft: niet de opdracht namens een
fractie te spreken, maar heeft voor zich
persoonlijk gesproken.
Dhr Crucq (s.d.) betoogt ook, dat B.
en W. erg hardleersch zijn. Ze willen wel
wat doen, maar het mag geen geld kosten.
In de laatste Raadsvergadering is spoed
toegezegd met de behandeling van het
adres der Besturenbonden. Maar hot heeft
4 a 5 weken geduurd. Spr. is blijkbaar
met een kluitje in het riet gestuurd.
Volgens uitlatingen van dhr Simons bij
de wethoudersverkiezing hadden B. en W.
hun houding t.o.v. het werkloozenvraag-
stuk herzien. Maar het blijkt wel anders.
Nadat B. en W. bezoek hadden gehad
van enkele menschen is vliegensvlug deze
Raadsvergadering uitgeschreven en een
agenda in elkaar gedraaid.
Spr verzoekt den secretaris zich buiten
de discussie te houden.
De secretaris protesteert daarte
gen. Hij was in gesprek met weth. Goed
bloed.
Een stem van de publieke tribune doet
zich hooren. De voorzitter dreigt
met ontruiming.
Dhr Crucq: vorig jaar heette het: we
mogen niet van Ged. Staten. Dat was een
uitvlucht, want in verschillende plaatsen
gebeurt wat in de adressen gevraagd
wordt, 't Lijkt wel of niet B. en W. maar
iemand uit Zoutelande aan het woord ia
geweest in het prae-advies.
Spr. is ook voorstander van werkver
schaffing. Maar ook een steunregeling
moet er zijn,
Spr. is eveneens voor lage belastingen.
Maar liever wat meer belasting dan de
werkloozen in armoede te laten zitten.
Goes gaat door voor een welvarende
plaats. Maar t.o.v. het werkloosheids
vraagstuk komt bet achteraan. Spr. ver
dedigt nog verder de ingediende voorstel
len der soc.-dem. fractie.
De voorzitter merkt op, dat tot het
houden van deze Raadsvergadering reeds
is besloten op 13 Nov.
Dhr Crucq: en de stukken zijn niet
eens tijdig bij de fin. comm. geweest.
De voorzitter: dat beeft er niets
mee te maken.
Dhr Visscher (s.d.) is verontwaar
digd over bet feit, dat B. en W. den Raad
beleedigd hebben. Het adres der drie Be
sturenbonden zou met spoed behandeld
worden. En bet heeft fijf weken geduurd!
Spr. wil, dat een ernstige zaak, door
een Raadslid ter sprake gebracht, ook
ernstig door B. en W. zal behandeld
worden. Spr. laat zich in het vervolg op
een dergelijke wijze niet meer behande
len.
Spr. noemt het prae-advies van B. en
W. een prulding. Ze draaien om de feiten
heen. Spr. kan begrijpen, dat dhr Simons
zich dezen middag niet lekker gevoelt.
Is misschien sedert September de cri
sis in Goes weer geweken? Spr. wil het
graag van de wethouders eens hooren.
Spr. betoogt de noodzakelijkheid van
een steunregeling, die volgens B. en W.
demoraliseerend werkt. Volgens Spr. is
het meer demoraliseerend, dat een uitge
trokken werklooze naar het Burg. Arm
bestuur moet worden verwezen.
Ook Spr. verdedigt de voorstellen der
soc.-dem. fractie. Spr. erkent, dat in het
algemeen de leiding bij B. en W. behoort,
maar B. en W. hadden geen voorstel en
daarom heeft Sprekers fractie er oen in
gediend.
Dhr Simons (R.K.) gevoelt zich heel
goed. Spr. verheugt zich, dat aan deze
zijde van de tafel eens een ander geluid
wordt gehoord, dan vroeger (Spr. doelt
op dhr v. d. Wart).
Vóór September is aan Spr. gezegd, dat
er in Goes wel crisis bestond. En nu heeft
Spr. gehoord, dat de jongste wethouder
tegenover dhr Stevens heeft gezegd, dat er
geen crisis meer was. In Sept. wel, in
Nov. dus niet!
Er is nog steeds geen werkloozencom-
missie en reeds hebben valide werkloo
zen zich naar het B.A. moeten wenden.
Spr betreurt deze houding en noemt deze
politiek menschen als Mr Goedbloed on
waardig.
Een steunregeling is noodig. Dat blijkt
wel uit het feit, dat er valide werkloozen
naar het B.A. moesten.
Spr. kan de consequenties van de voor
stellen van dhrn Crucq en Visscher niet
overzien. Spr. betreurt het lange uitstel
der zaak de verantwoordelijkheid daar
voor berust bij B. en W. en vraagt:
wat zit daar toch achter?
Het is treurig, dat oppassende werk
loozen nu al zes weken naar het Armbe
stuur moeten gaan om bedeeling. De so
ciale politiek van B. en W. is niet volgens
onzen tijd.
Weth. v. Melle antwoordt, dat hij
niet om zijn zetel te behouden van front
is veranderd. Eenige toezegging heeft Spr
toen niet gedaan. Dhr Simons heeft ge
sproken over een besloten vergadering.
Hier bestaat geen crisis, zooals de re
geering dat verstaat, om steun te ver-
leenen. Meer heeft Spr. niet bedoeld.
Spr. is overtuigd, dat de werkloosheid
beïnvloed wordt door de algemeene cri
sis. Maar met een steunregeling moeten
we zoo lang mogelijk wachten. Ze werkt
demoraliseerend. Dat blijkt wel in de
groote plaatsen.
Weth. Goedbloed wil enkele per
soonlijke dingen recht zetten. Spr vraagt:
ben ik nu het bete noir? Spr. voelt even
veel voor de werkloozen als de andere
leden. Het wordt voorgesteld alsof Spr.
in B. en W. de groote boeman tegen de
werkloozen is. Spr. zegt tegenover den
heer v. d. Wart dat hij niet gewoon is
op geruchten af te gaan. Het zou schan
delijk zijn, als Spr. gezegd had, dat er in
Goes geen crisis-werkloosheid was.
De crisisomstandigheden bevorderen
de werkloosheid ook in Goes. Alle praatjes
dat Spr. in een conferentie bedoelde uit
lating zou hebban gedeas wijst Spr. vcjr®
van zich af. Maar de regeering stelt ze
kere eiaohen, voor ze bijdraag', is de kos
ten van werkverschaffing of steun. Spr.
betoogt, dat er ook bij bedeeling twee be
langhebbenden zijn.
Dhr v. d. Wart interrumpeert.
Dhr Goedbloed vraagt rustig te
mogen uitspreken. Ook de regeering ziet
blijkens haar missive in steun een zekere
vorm van bedeeling. Daarmee drukt Spr.
allerminst een odium van minderwaar
digheid up de werkloozen. Spr. zou zich
dan daarover moeten schamen.
De S.D.A.P. is volkomen juist, als ze
steun als een recht opeischt, Maar het is
veel beter, dat er werkverschaffing is.
Geroep van alle kanten: natuurlijk.
Dhr Goedbloed: maar dan treft B.
en W. ook geen verwijt.
Interrupties: U is te laat.
Dhr Goedbloed: in Sept. is al be
gonnen met de voorbereiding van de
werkverschaffing. B. en W. zijn nooit
krenterig geweest. (Gelach.)
B. en W. zagen aankomen, dat de be
grooting pas in Dec. zou worden behan
deld en daarom pleegden ze overleg met
het B.A. Daardoor konden de uitgetrok-
kenen reeds nu te werk worden gesteld.
Dit aantal is volgens Spr. nog niet groot.
Onze werkverschaffing voldoet volko
men aan de eischen, die de S.D.A.P. stelt.
De soc.-democraten trachten een open
deur in te trappen, want B. en W. wilden
in deze zitting ook met voorstellen komen.
Spr. betoogt, dat alle leden van de
werkloosheidscommissie evenveel recht
van spreken hebben gehad.
De Raad heeft geen reden tot veront
waardiging. Als de begrooting reeds was
aangenomen, was alles in kruiken on
kannen.
De voorzitter drukt zijn spijt uit,
dat dhr v, d. Wart op onredelijken grond
B. en W. heeft aangevallen. Denkt dhr
v. d. Wart, als hij wethouder was gewor
den, dat de zaken dan anders zouden zijn
geloopen?
Dhr v. d. V/ a r t: op zulke persoonlijke
vragen wil ik niet antwoorden.
De voorzitter: die illusie zou U wel
zijn ontnomen.
Dhr v. d. Wart: die illusie heb ik
nooit gehad.
De voorzitter: des te beteri Spr
deelt verder mede, dat in 1931 voor werk
verschaffing is uitgegeven f21.500 en in
1930 f 10.000.
Dhr Simons: daar gaat het niet om.
Het gaat om de wijze waarop.
Spr. begrijpt niet, dat uit een onder
houd tussclien Ir Stevens en B. en W.
geruchten zijn ontstaan. Dhr Stevens
zal zeker daarvan aan derden geen mede-
deelingen hebben gedaan, Spr. verzeker^
dat dhr Goedbloed de gewraakte uitlating
niet heeft gedaan. Wel is gebleken, dat
de regeering in crisis iets heel anders
ziet dan wat hier in Goes te zien is.
Spr. deelt mede, da.t B. en W. geen
bezwaar hebben tegen het, voorstel-Crucq
en Visscher inzake scheiding tusschen
productief- en niet-productief werk, tegen
een loon van 36 cent per uur bij een
45-urige werkweek in werkverschaffing
en tegen het plaatselijk contractloon bij
werkverruiming, mits deze laatste wer
ken dan ook zoo economisch mogelijk
worden uitgevoerd.
Spr zegt toe, dat de werkloozen zoo
spoedig mogelijk zullen worden te werk
gesteld.
Ook met het brengen van een post. op
de begrooting gaan B. en W ac.coord. De
critiek op B. en W. was niet aangenaam.
Ook B en W. ondervinden wel eens wat.
Zoo vroegen de 3 Besturenbonden vorige
week een onderhoud aan met B. en W.,
dat op j.l. Dinsdag werd bepaald, mam-
alleen de voorzitter van den Chr. Bestu
renbond verscheeD.
Ook dhr Overhoff heeft in een confe
rentie met Spr. verzekerd, dat de werk
loozen niet allen achttien karaats waren.
Dhr v. Po e 1 g e e s t zou een woord van
hulde aan hen, die B. en W. hebben
aangevallen, willen brengen. Maar Spr.
voelt er niets voor, om politieke kluif
jes in de soep te doen of er uit te halen.
Daar worden de werkloozen niet beter
van.
Spr. meent, dat steunregeling nog niet
noodig is. Wel moet er gezocht naar
VAN
VRIJDAG 27 NOV. 1931, Nr 50.
Wij vestigen nogmaals de aandacht
op den oproep van het Nationaal Crisis-
Comité.
Evenals wanneer een zware ramp een
deel van ons volk teistert, moet ook thans
nu een groot deel van ons volk door den
crisisnood bedreigd wordt, de éénheid van
ons volk tot openbaring komen in het sa-
mendragen, zooveel mogelijk van de
lasten.
Zooals wij reeds meldden is de admi
nistratie van „De Zeeuw" gaarne bereid,
giften voor dit doel in ontvangst te
nemen.
Bij eventueele storting op onze post
rekening No. 44455 of bij het overmaken
per postwissel, gelieve men echter dui
delijk aan te geven, dat het bedrag be
stemd is voor het Crisis-Comité, daar
anders gemakkelijk verwarring ontstaat.
„WAT WIL ALBARDA?"
Aldus een vraag in de „Sociaal-demo
craat".
Wij spreken er niet van, zegt de „Ne
derlander", om aan den heer Albarda zijn
taak te bemoeilijken. Hij heeft het reeds
zwaar genoeg om zijn scharen van een
revolutionair avontuur terug te houden.
Maar het onderwerp zelf is voor de
naaste toekomst van ons volk zóó gewich
tig, dat het objectief gesproken aller aan
dacht verdient.
Een der medewerkers aan het blad
toch herinnert aan het besluit van de
leiding bij S.D.A.P. en N.V.V., om straat
demonstraties op te nemen in het pro
gram van de actie.
„Hiermede is dus" zegt hij „fei
telijk het zwaartepunt van de actie ver
legd van het parlement naar de verga
deringen en de straat.
Maar de heer Albarda heeft pas verze
kerd, dat hij van een dergelijke massale
revolutionaire volksbeweging niets moet
hebben.
Derhalve:
„Het is thans voor deze heele actie in
het land noodig, dat Albarda duidelijk
spreekt: wil hij geen openbare vergade
ringen en straatdemonstraties? Zoo neen,
wat wil hij dan wél? Welk ander strijd
middel meent hij dat de arbeiders nu ge
bruiken kunnen en moeten? Wil hij wèl
openbare vergaderingen van verzet en
strijd, wil hij dan wèl straatdemonstra
ties, laat hij ons dan duidelijk maken,
waartoe deze dienen moeten, als 't niet is
voor het wekken van verzet en buiten
parlementaire actie tegen de aanvallen
der regeering.
We moeten deze situatie gebruiken
voor de versterking onzer organisaties,
zal Albarda zeggen.
Ongetwijfeld! Maar juist nu, juist in
deze door de bourgeoisie geschapen at
mosfeer van directen openlijken klassen
strijd, kan men de ongeorganiseerden en
de werkloozen, en de lauwen en de onver
schilligen onder het proletariaat die
voor een groot deel lauw en onverschil
lig zijn, omdat armoede en honger hen
murw geslagen hebben niet oproepen
tot versterking onzer organisaties met
de boodschap, dat wij dan „straks", mis
schien, in een „mogelijke" nieuwe periode
van hoogconjunctuur, of bij de verkiezin
gen voor de Tweede Kamer, zooveel „ster
ker" kunnen staan. Neen dit deel van het
proletariaat, de armen en de armsten, tot
wie wij ons allereerst hebben te richten
(ook al stooten zij misschien een aantal
brave kleinburgers van ons af) die moe
ten wij oproepen om onze organisaties te
versterken, omdat wij er nu mee vech
ten willen, en omdat hun hulp onontbeer-
door H. Zeeberg.
7)
Het luchtige discours, dat in den aan
vang van Elsa's bezoek den toon had
aangegeven, was nu geheel verdwenen.
Vol liefde en bewondering staarde zij
de jonge vrouw van den predikant aan,
die tegenover haar zat, schijnbaar rustig
betoogend, maar intusschen sprekend met
een verterend vuur. Die knappe verschij
ning met dat donkere haar, bij het zwart
af en die reebruine oogen was wel een
predikantsvrouw bij de gratie Gods!
Als, dacht Elsa, zij Adolf in dit gezin
kon binnenbrengen, dan zou er wel een
weldadigen invloed ten goede op hem
uitgaan. Het was een gemis in zijn leven
geweest, dat hij niet karaktervol en tact
vol was geleid. Moeder was er te zwak
van karakter en te toegevend voor.
Zij zat opeens zoo weer in de moeilijk
heid, dat zij haar hart uitstortte en ver
telde van den van huis ontvangen brief.
„Misschien is het niet zoo erg, als je
wel vermoedt," polste de ander, geïnte
resseerd.
„Och, 'kweet niet, wat ik er van den-
lijk is tegenover het aanvallende een
heidsfront der bourgeoisie.
Maar, het is den laatsten tijd wel erg
duidelijk geworden: bij die boodschap,
die wij aan het Nederlandsche proleta
riaat hebben te brengen in deze crisis,
dóAr ligt het groote verschil tusschen
Albarda en ons."
Wij moeten helaas erkennen, dat de
schrijver geen ongelijk heeft.
Maar wij vertrouwen, dat de heer Al
barda in het gezicht van zijn groote ver
antwoordelijkheid den moed zal houden
om tegenover een onverdedigbaar drijven
met klem zijn „neen" te stellen.
TWEEDE KAMER.
Waterstaat.
Nadat de Tweede Kamer gistermiddag
een amendement-Knottenbelt, om het be
staande systeem van subsidieering van
tramwegondernemingen te handhaven,
had verworpen met 65 tegen 10 st. (voor
liberalen en de heeren Braat (P. B.), Bon-
gaerts (11. K.) en Kampschöer (R. K.),
werd de begrooting van Waterstaat zon
der hoofdelijke stemming aangeno
men.
Koloniën.
Daarna kwam aan de orde de begron-
ting van Koloniën.
De algemeene beschouwingen liepen in
hoofdzaak over den brand op de kolo
niale tentoonstelling te Parijs en den eco-
nomischen tqestand in Indië. Belangrijke
beschouwingen werden hierover echter
niet gehouden. -•»
Een motie van den heer Wijnkoop
dat ooigenblikkelijk maatregelen dienen te
worden genomen ter bestrijding van den
hongersnood in Indië, werd niet voldoen
de gesteund en kon dus niet in behande^
ling komen.
Bij de behandeling der artikelen, ver
klaarde Minister de Graaf dat van
algemeene stopzetting van studietoelagen
geen sprake is, wel van stopzetting van
uitzending. Voor de Indodogen is dit
slechts een uitstel, want bij zoo'n groot
corps is steeds behoefte aan aanvulling.
Van uitzending van rechterlijke ambtena/-
ren kan geen sprake zijn. Zijl, die .thans
voor uitzending in aanmerking zouden ko
men, zullen den voorrang hebben, als er
weer behoefte komt.
Omtrent de w e r k 1 o o z e n-r e 11 e-
t j e s te Paramaribo verklaarde de
Minister nog geen officieel rapport te heb
ben gekregen. Spr. heeft niet den indruk,
dat het hier zoo fhaar een relletje is ge
weest, dat plotseling is uitgebroken na
een bioscoop-voorstelling. Hij zou het be
treuren, als onmiddellijk gebruik was ge
maakt van het middel, dat men later
heeft moeten aanwenden, n.l. de ge
weren. 'Als na de officieele rapporten
nog een speciaal onderzoek gewenscht
is, zal spr. dat zeker doen in'sitellen.
Vandaag zal over de begroeting worden
gestemd.
Begrooting van Defensie.
In de avondvergadering werd
aan de orde gesteld de Defensiebegro
ting.
De heer v. Rappard, Lib., waar
schuwde tegen al te veel reorganisatie
en bezuiniging.
De heer Duymaer van Twist, A.
R., wees er op, dat op geen departement
zooveel bezuinigd is in de laatste jaren
als op dat van Defensie.
Spr. vroeg strengere handhaving, van
het verbod van vloeken en keurde
het af dat in de school voor verlofsoffi
cieren. te Kampen op Zondagavond een
danspartij werd gehouden.
Voorts wees Spr. er op, dat er nog
753 onderofficieren zijn, die nog niet
de aan hun rang verbonden bezoldiging
genieten; een gevolg van het verkeerde
stelsel der dubbelrangen, waarmee de
slechte bevordering samenhangt.
De heer v. d. Bilt, R.K., juichtte
het toe, dat krachtig wordt bezuinigd. Bij
het loodswezen, waar z.i. te veel hooge
ambtenaren zijn, zou hierin nog verder
gegaan kunnen worden. Verder drong hij
er op aan de diensten op Zondag zooveel
mogelijk te beperken.
De heeren K. ter Laan, v. d. Hou
wen en Cramer, allen Soa. Dem., bei-
ken en zeggen moet. Te oordeelen naar
zijn uitlatingen is Dolf reeds een onge-
loovige."
Mevrouw Meinema glimlachte. 'tWas
een bekoorlijke glimlach, die Elsa gerust
stelde, hoewel zij die geruststelling niet
verklaren kon.
„Ik kan er natuurlijk niet over oordee
len, want ik ken je broer niet. Maar
Hans zegt altijd, dat je de woorden van
jonge menschen niet steeds op een goud
schaaltje wegen moet. De jeugd houdt
van critiek. Hans weet voorbeelden van
menschen, die in hun jonge jaren alle
mogelijke critiek op de kerk en den gods
dienst hadden en die thans steunpilaren
in Gods Koninkrijk zijn. En zoo ken ik
er ook wel. Het komt er, in den mid-
delijken weg natuurlijk, vooral op aan,
dat zij goed worden geleid en dat hun
bezwaren en nooden niet spottend wor
den genegeerd, maar dat er, zooveel mo
gelijk, aandacht aan geschonken wordt.
En voor het overige moeten wij het aan
God overlaten Zeker is, dat Hij ons wel
eens voor raadsels plaatst."
„Het kan toch niet ontkend worden,
dat er vaak afval is; dat kinderen uit
oprecht Christelijke gezinnen, van vrome
ouders algeheel hopeloos wegdwalen",
meende Elsa.
„Die gevallen zijn er bij honderden en
duizenden, Els. Het bezit van een vro
men vader of een vrome moeder betee-
kent niet, dat de kinderen geborgen zijn.
Jezus moet onze persoonlijke Borg
en Zaligmaker zijn. Maar daar mag op
grond van de Schrift toch tegenover ge
steld worden, dat er is een: in de lijn
der geslachten. Ik heb zelf die ervaring."
De sympathieke stem zweeg even, om
dan te vervolgen: „Och, ik spreek er zel
den over en dan nooit, nooit met vreem
den. Maar je moogt wel weten, dat ik
kom uit een gzin, waar met God niet
werd en wordt gerekend."
Elsa wist niet, wat zij hoorde. De ver
bazing en mogelijk ook wel het ongeloof
was op haar gelaat te lezen.
Mevrouw Meinema glimlachte.
„Je vraagt je misschien af, hoe dat
mogelijk is. Maar het is inderdaad waar.
Ik heb midden in de wereld geleefd, Elsa.
Midden in de uitgaande wereld. Ik was
in de danszalen en in de schouwburgen.
'kHad nooit anders geweten, of het be
hoorde zoo. Mijn moeder wist anders.
Want zij kwam uit een heel eenvoudig,
arm gezin op het platteland, op het dorp,
waar Opa Meinema nu nóg predikant is.
Maar zij trok naar Rotterdam, omdat het
haar huis te eenvoudig was. Daar
huwde zij met mijn vader, die afkom
stig is uit een ongeloovig gezin. Vader
werd architect in Utrecht en het ging
hem zeer voorspoedig. 'kHeb gezegd, hoe
wij leefden. Het was eenvoudig een flad-
derleven..."
Elsa luisterde ingespannen toe. Zij ge
loofde natuurlijk, wat haar verteld werd,
maar zij kon het bijna niet gelooven,
dat de predikantsvrouw had geleefd, ge
heel vreemd aan God en Zijn gebod.
„Dat leven bevredigde mij niet, Elsa.
Ik snakte naar een ander. Waarom wist
ik niet. Ik kan nu alleen, vol geloof
en dankbaarheid, zeggen; God de Heere
gaf mij dat machtig verlangen in het
hart. Bizonderheden laat ik natuurlijk
rusten. Ik wist mijn vader te bewegen,
mijn voorspraak bij moeder te zijn. Want
ik wilde, het was in het hartje van den
winter, naar Grootmoeder, om tot rust
te komen..."
„Grootmoeder Blankert, over wie Hans
het altijd zoo druk heeft?" vroeg Elsa,
glimlachend, als zij dan dacht aan den
leuken, vluggen rakkert.
„Dezelfde. Zij woonde in een klein, on-
oogelijk huisje aan den voet van den zee
dijk. „Het huisje aan den zeedijk", noem
de ik het. En zóó is het blijven heeten tot
nu toe, al woont Grootmoeder er niet
meer.
„Dat meende ik toch ook. Zij is
„Op de boerderij, bij haar zoon, oom
Adriaan. Zoo lang mogelijk bleef zij in
haar huisje aan den zeedijk. Tot zij inzag,
dat het niet meer kon en zij het, al kostte
het moeite, verlaten heeft, om op de boer
derij natuurlijk een kostelijke verzorging
te genieten. Maar toen woonde zij in dat
kleine huisje. En daar heb ik God ge
vonden. Daar heb ik mijn hart aan Je
zus gegeven. Dat huisje, dat ik bijna eiken
zomer nog zie, herbergt voor mij heilige,
dierbare herinneringen. Och, ik weet
't natuurlijk wel, da.t huisje beteekent
niets. Men behoeft er waarlijk niet heen
te gaan, om God te vinden. Hij is ook in
het geroezemoes van deze drukke stad.
Maar voor mijn besef is dat huisje mij
heilig en dierbaar. Want het was in die
omgeving bij Grootmoeder Blankert, in
de pastorie bij de Meinema's, in de ge-
heele sfeer daar, dat mijn hart tot rust
kwam, dat het vrede vond bij het Kruis.
Het is niet in eenen gegaan. Ik ben, na
een eerste bezoek, thuis geweest, zóó, dat
alles mij weer ontzonk. Maar daarna is
het volle Licht doorgebroken.
„Maar hoe werd het dan. thuis opge
nomen?" vroeg Elsa, die zóó ingespan
nen zat te luisteren, dat een blos haar
wangen bedekte.
(Wordt Temdgd.)