OE ZEEUW Om het Eeuwige Rijk. TWEEDE BLAD. Uit de Provincie. F EU I LL ÈTO N. VAN MAANDAG 2 NOV. 1931, Nr 28. STEUN AAN GEMEENTEN. Een wetsontwerp ingediend. Bij de Tweede Kamer is het aangekon digde wetsontwerp tot het verstrekken van steun uit 's rijks kas in de financie ring van de kasbehoeften der gemeen ten ingediend. Het eenige artikel luidt ais volgt: 1. In bijzondere gevallen kan aan ge meenten, die ernstige bezwaren onder vinden in de financiering harer kasbe hoeften, uit 's rijks kas steun worden verleend. 2. De in het eerste lid bedoelde steun wordt zooveel mogelijk verleend in den vorm van rentedragende voorschotten of wel in den vorm eener garantie wegens door anderen te verleenen voorschotten en slechts onder zoodanige voorwaarden als door de met de uitvoering van de wet belaste ministers na verhoor van het be trokken gemeentebestuur en het college van Gedeputeerde Staten worden vastge steld. 3. De gemeente, die een steun als be doeld in het eerste lid uit 's rijks kas ont vangt, is verplicht de daaraan verbonden voorwaarden na te leven en de daartoe noodige maatregelen tot stand te brengen. Aan de Memorie van Toelichting wordt het volgende ontleend: Door de terughoudendheid, welke in den laatsten tijd de geldmarkt heeft ge kenmerkt, zijn vele gemeenten, die daar door niet meer in staat zijn haar kasbe hoeften te financieren, in moeilijkheden geraakt. Dezelfde omstandigheid is oor zaak, dat de Bank van Nederlandsche Gemeenten die met een groot aantal ge meenten rekening-courant-overeenkom sten heeft gesloten, krachtens welke aan de gemeenten credieten zijn toegesta.au, thans haar liquiditeit ernstig ziet be dreigd, nu vele gemeenten haar deposito- gelden moeten terugtrekken, terwijl de verleende credieten wel is waar kunnen worden opgezegd, doch door de gemeen ten niet kunnen worden afgelost. Het ge volg van een en ander is geweest, dat de ovengenoemde bank alsook vele gemeen ten zelfstandig zich tot de Regeering heb ben gewend met verzoek om steun uit 's Rijks kas. Het wetsontwerp strekt om den boven omschreven steun onder de voorwaarden, welke daarbij in 't belang van een zoo spoedig mogelijk herstel van 't gemeente- crediet gesteld dienen te worden, mogelijk te maken. Een plechtigheid te Veere. Vrijdagmiddag had op het rustige kerk hof te Veere een aangrijpende plechtigheid plaats en wel het onthullen van een ge denkteeken op het graf van wijlen den heer J. W. P e r r e 1 s, die op 30 April j.l. plotseling op 66-j,arigen leeftijd uit den kring der zijnen, maar ook uit dien van den Algemeenen Nederl. Politiebond werd weggenomen. Op initiatief van de af dee ling van dien Bond, die een oommissie voor dit doel vormde, kon dit monument ter eere van het overleden hoofdbestuurs lid' en afdeeiingsvoorzitter worden ge plaatst. Tegen twee uur vereenigden zich met d'e commissie en de familie van den heer Perrels, o.a. d'e heer D. Harkema uit 's Gravenzande, vertegenwoordiger van het hoofdbestuur; de commissarissen van politie te Middelburg en Goes en tal van leden van de afdeeling Zeeland van d'en Bond, alsmede de burgemeester, de secretaris en verdere vertegenwoordigers van het gemeentebestuur van Veere. De heer R. A. Avink, voorzitter d'er oommissie, wees er op, dlat het reeds 47. o— Het nieuws, dat er een verdediger was gevonden voor hun vervolgde broeders in Thyatira bereikte Sardis al spoedig en toen men vernam, dat deze van plan was naar genoemde stad te verhuizen, bereid den zoowel Melito als zijn gemeente hem een hartelijk welkom. Flaminius waardeerde ten volle de vriendelijkheid, hem aldus betoond en er ontstond een hartelijke vriendschap tus- schen hem en den bisschop, aan wien hij spoedig na zijn aankomst vroeg, wat het beste middel zou zijn om Nerissa uit haar tegenwoordigen toestand te redden en ook om Plautius zijn vrijheid te hergeven. Flavia had Nerissa opgezocht en hel zien van haar geliefde meesteres had haar zoo aangedaan, dat ze bereid was al les te doen, alles te doorstaan, als ze maar uit den tempel bevrijd werd. Flavia zou haar graag weer onmiddellijk teruggeno men hebben als haar persoonlijke hulp. maar Flaminius raadde voorzichtigheid aan en zijn vrouw kende en vertrouwde heih genoeg, om te wéten, dat hij dit niet zonder reden zou verzoeken; zij bond weer ruim een half jaar geleden is, dat men om d'eze groeve geschaard stond van d'en eenvoudigen, verdienstelijken, kundigen heer Perrels. De grijze statige figuur viel eeu bijzondere achting ten deel, niet enkel in de plaats zijner inwo ning, doch vér daarbuiten en niet het minst in d'en A. N P. B., waaraan hij zoo zeer verknocht was. Talrijke verbeteringen zijn verkregen mede door het onvermoeide pogen van dezen strijder, en vooral voor de afdee ling Zeeland' heeft hij zich verdienstelijk gemaakt. Zijn studie voorts in alles wat het oude stadje Veere betrof, zijn zucht naar kennis zijn beschaafden toon en goede omgangs vormen, dat alles deed ervaren, dat hij een bijzonder hoogstaand mensch was. Het denkbeeld om een gedenkteeken op zijn graf te plaatsen vond dan ook alge- meene instemming en d'e commissie ont ving van hoofdbestuur, afdeelingen en leden belangrijke bijdragen welke het mo gelijk maakten, dit schoone plan te ver wezenlijken. Perrels was een man van groote bescheidenheid, iemand die er niet naar streefde om erkentelijkheid in wel ken vorm ook, te verwerven. De Com missie heeft derhalve gemeend, dat deze eenvoud' ook in het gedenkteeken in har monische lijnen tot uitdrukking moest ko men en naar haar meening is d'e ont werper, architect d'e Goeijer uit Bussum daarin volkomen geslaagd. Namens de commissie bracht spreker dank aan allen, die op eenigerlei wijze hebben medegewerkt om door de oprich ting van dezen gedenksteen Perrels' na gedachtenis te eeren. Inzonderheid den architect, die de commissie geheel be langeloos in raad en daad bijstond. Hierna verrichtte spr., geholpen door zijn mede-commissieleden de onthulling v.an het gedenkteeken. Dit bestaat uit een opstaande poullenaysteen waarop in blau we letters het volgende opschrift is aan gebracht: „Ter nagedachtenis aan hun hoofdbe stuurslid en vriend Jacobus Willem Per rels, geboren te Schoondijke, 23 Nov. 1864, overleden 30 April 1931, in leven agent van politie te Veere. De leden van den A. N. P. B." En ongekleurd: Veere 30 October 1931. Rond het graf is een hardsteenen rand aangebracht, eveneens met blauw afgezet en daar tusschen is een langdurig mos geplant, n.L Sagina Salulati. Het geheel maakt een netten en eenvoudigen indruk passend bij den man, wiens nagedachtenis geëerd' werd. De heer Avink zeid'e, na een krans op het graf te hebben neergelegd', ten slotte, dat nu de daad van piëteit tegen over het hoofdbestuurslid en vriend, Ja cobus Willem Perrels was verricht en droeg hij namens do Commissie heteere- teeken, het symbool van Perrels' stand1- vastigen trouw aan d'en Alg. Nederl. Po litiebond, aan de familie over, met de plechtige verzekering, dat zijn nagedach tenis in aangename en d'ankhare herin nering bij allen zal voortleven. Vervolgens trad' de oudste zoon, de heer P. A. Perrels naar voren om d'en dank voor dit blijk te vertolken. Zijn vader was van eenvoudige afkomst die bij de politie kwam geheel onkundig met dit vak, doch die spoedig voelde wat hij tekortkwam aan kennis, wat hij ook bij anderen voelde. Daarom heeft hij in d'e organisatie, die hem zoo boven alles lief was, gewerkt aan d'e geestelijke ontwikkeling. De stoffelijke erkenning stelt de familie dan ook op hoogen prijs. Spr. brengt aan de commissie, aan het hoofdbestuur, aan allen namens de familie hartelijk d'ank. De heter Harkema sprak namens het hoofdbestuur en de afdeeling Z.-Holland van d'en A. N. P. B. Spr. heeft den over ledene leeren kennen als een goed lid, een harde werker. Zijn werk wordt echter voortgezet en zal steeds iets tot anderen hebben te zeggen. Hiermede was de plechtigheid geëindigd. Mr H. J. Dijck meester. "Woensdag 11 Nov. zal het 60 jaar gele den zijn, dat mr H. J. Dijckmeester aan de Leidsche Universiteit werd bevorderd tot doctor in de rechtswetenschappen. Goed afgeloopen. Vrijdag avond kwam een auto van de firma Luyks haar gewezen slavin op het hart, geduid te oefenen tot de meest geschikte tijd voor haar bevrijding was aangebroken. Het viel haar misschien zwaar nu' te wachten,, maai- ze had zooveel ellende over zich zelf gebracht door haar vroe ger ongeduld, dat ze er zich bij neerlegde, te meer daar Flaminius beloofd had naar den prefect van Smyrna te schrijven over Plautius en ook om Julia op te zoeken, die met haar kind nu in Sardis woonde. Hoe Nerissa haar zuster ontdekt had, vertelde ze niet; maar het was duidelijk, dat Julia niets van haar afwist, want, toen Flavia haar ging opzoeken, barstte ze in tranen uit en zei, dat ze vreesde, dat Nerissa dood was. „Neen, neen hoor, ze is niet dood, maar nu kan ze nog niet tot je komen", zei Flavia sussend. „Ze heeft me verzocht naar je toe te gaan en te zeggen, dat ze het goed maakt en dat ze Julia nog niet vergeten is, noch de gelukkige uren in het huisje in Arida doorgebracht." De herinnering aan die gelukkige da- gen in 't verleden bracht tranen in Ju lia's oogen; maar ze drong ze terug en vroeg gretig: „Maar waar is Nerissa dan? Weet ze, dat ik in Sardis ben?" „Ja, ze kwam tot Flaminius om hem te smeeken een goed woordje bij den pre fect van Smyrna te doen terwille van je echtgenoot en ze vertelde me, waar ik je vinden kon." uit Steenbergen de Kerkstraat te Tho- j open ging, waardoor de 16-jarige dochter opgereden, toen plotseling het portier van den brugwachter J. S., welke op het trottoir stond, zoodanig aan het hoofd en den arm werd getroffen, dat zij bewus teloos tegen den grond sloeg. Door voorbij gangers werd zij bij den slager v. d. E. binnen gedragen, welke direct om een dok ter stuurde. Deze kon gelukkig niets ern stigs bespeuren, zoodat zij er met een pijn lijken arm en dik oog af kwam. Middelburg. B. en W. hebben besloten te beginnen met Donderdag 5 November a.s. de z,g. kippen- en konijnenmarkt te doen houden op de Koemarkt en wan neer de ruimte aldaar niet toereikend mocht zijn, ook op de Varkensmarkt, 's-Heerenhoek In de Vrijdagavond al hier gehouden bestuursvergadering van het Wit-Gele Kruis is, na gehouden be spreking met Dr Luyckx besloten dezen winter gelegenheid te geven een cursus „Eerste Hulp bij Ongelukken" te volgen. Deze gelegenheid wordt zoowel voor man nen als voor vrouwen geboden. Aanmeldingen worden ingewacht bij den heer L, J. Favejee, Hoofd R.K. school] Wemeldlnge. Vrijdagmiddag vergaderde de raad voltallig. Na het voorlezen der notulen merkt dhr Lindenbergh op ge meend te 'hebben, dat dhr 'Cijsouw zelve een voorstel 'betreffende een in te voeren ambtsgebed zou indienen en niet dat B. en W. opdracht is gegeven om ter zake van prae-advies te dienen, zooals uit de notulen blijkt. Dhr A. Dominicus zegt, dat dhr Cijsouw in de vorige vergadering het voorstel deed en dat besloten is, dit in een volgende vergadering te behandelen. Thans gaat dit voorstel vergezeld van het advies van B. en W. O.m. wordt overge legd een schrijven van dhr P. Cijsouw, waarbij bij mededeelt, dat hij ontslag neemt als wethouder. Ingekomen is een adres van het Hoofd bestuur van de Ned. Landarbeidersbond en den Nederl. Ghristelijken Landarbei dersbond, houdende verzoek om maatrege len te nemen ter zake van werkverschaf fing, of het in het leven roepen van een steunregeling. De voorzitter licht dit adres toe en zegt, dat dit verzoek juist behelst, hetgeen tot dusver in deze gemeente werd gedaan, met dit verschil, dat waar voor heen de samenstelling der commissie door den Burgemeester plaats had, thans de instelling door den Raad wordt voorge steld. Spr. deelt mede, dat B. en W. voor stellen overeenkomstig dit schrijven te 'handelen en doet voorlezing van een plan van samenstelling der commissie. Dhr J. A. Dominicus acht het beter, dat de Bur gemeester de samenstelling van de com missie regelt, met hét oog op aanvulling van openvallende plaatsen. Het voorstel om een commissie door den Raad te be noemen wordt aangenomen met 5 tegen 2 stemmen; tegen stemden dhrn A. Domini cus en J. A. Dominicus. Dhr Lindenbergh meent, dat de voorzitter de leiding dient te geven in deze commissie en vraagt zich af of het niet wenschelijk is de werkzaam heden dezer commissie uit te breiden door haar te doen behandelen alle crisisaange legenheden; ook dus de zaken in den han del. Dhr Felius merkt op, dat het dan ook wenschelijk was een vertegenwoordiger van de neringdoenden in de commissie zitting te doen nemen. Dhr A. Dominicus wijst op vertegenwoordiging van de land bouw-, tuinbouwvereeniging, boterfabriek e.d. Spr. zou echter niet uitbreiden, dan alleen wanneer behoefte aan uitbreiding blijkt te bestaan. Dhr Lindenbergh dient een voorstel in tot instelling van een zoo danige commissie. Dit voorstel in stem ming gebracht wordt aangenomen met al- gemeene stemmen, behalve die van dhr A. Dominicus. In behandeling komt een adres van d'hr M. Pieterse e.a. houdende het verzoek om terug te komen op het besluit van 30 Sep tember j.l. tot aansluiting aan het boven- grondsch laagspanningsnet. De voorzitter deelt mede, dat B. en W. voorstellen niet op dit verzoek in te gaan. Dhr A. Domi nicus geeft in overweging om de onder handelingen met Kruiningen en omlig gende gemeenten nog af te wachten, al vorens een definitieve 'beslissing te nemen. !Dhr J. A. Dominicus ac'ht uitstel niet wenschelijk; men :kan hier elk oogenbli'k Maar Julia had het laatste deel van den zin niet eens gehoord; het noemen van haar echtgenoot was te veel voor haar geweest en Flavia kwamen de tranen in de oogen bij het zien van haar leed. Ver langend echter haar wat op te beuren, vertelde ze van de pogingen van Flami nius om hem weer vrij te maken, maar Julia snikte: „Nooit zal ik mijn Plautius weerzien; hij heeft meer dan een jaar in de gevangenis gezeten en blijft niet in leven, zelfs al komt hij vrij." „Kom, kom, de' Heer, Die jou heeft bijgestaan en geholpen zal hem niet in den steek laten", zei Flavia op opbeuren den toon. Manx de arme Julia schudde slechts het hoofd. „Ik ben niet opgesloten ge weest in een ongezonde kerker", zei ze. „Ik heb hard moeten werken, dat is waar, maar ik heb frissche, zuivere lucht kunnen inademen en ik had mijn kind bij me, maar Plautius en weer barstte ze in tranen uit. „Waarom heb je Smyrna verlaten en ben je naar Sardis gekomen?" vroeg Fla via om een andere wending aan 't gesprek te geven. „Ik wilde de gemeente niet langer dan noodig was tot last zijn; en hoorend, dat twee vrouwen wier echtgenooten ook ge vangen genomen waren hierheen gingen om aan de weefgetouwen van Sardis te werken, sloot ik me bij haar aan, want beginnen met stroonilevering. Spr. zou daarom gevolg willen geven aan bet adres. Dhr Cijsouw verklaart overtuigd te zijn van het groote gevaar aan een boven- grondisch net verbonden en is daarom over zijn financieel bezwaar heengestapt. Het voorstel van dhr A. Dominicus om de behandeling van dit verzoek aan te houden in stemming gebracht, wordt ver worpen met 4 tegen 3 stemmen, voor stem den dhrn A. Dominicus, D. M. de Jonge en de voorzitter; tegen stemden dhrn P, Cijsouw, P. Lindenbergh, J. A. Dominicus en P. Felius Gzn. Het voorstel van B. en W. om niet in te gaan op dit verzoek wordt verworpen met 5 tegen '2 stemmen, voor stemden dhr A. Dominicus en de voorzitter, zoodat be sloten is ondergrondse be aanslui ting aan het electrisch laagspanningsnet. In behandeling komt de goedkeuring der begrooting van bet Burgerlijk Armbe stuur. Dhr J. A. Dominicus brengt namens de commissie van onderzoek rapport uit. Spr. zegt, dat het de commissie is opge vallen, dat de ontvangen aflossingen niet zijn herbelegd. Spr. acht dit administra tief niet juist. Voorts werd opgemerkt, dat de post voor werkverschaffing voor me morie is geraamd. Vermoed wordt, dat de tamelijk groote post voor onvoorzien hier voor zal worden aangesproken. De Com missie stelt voor de begrooting goed te keuren, doch met de opmerking, dat de ontvangsten wegens aflossing 'dienen te worden belegd. Aldus wordt, besloten. De gemeentebegrooting, dienst 1931, wordt gewijzigd. Daarin is opgenomen een post van f 500 voor werkverschaffing geduren de de maanden November en December 1931. Dhr de Jonge acht deze post gering. De voorzitter deelt mede, dat deze post in aansluiting op die der begrooting voor 1932 bestemd is voor de werkverschaffing in de komende maanden. Thans komt de gemeente-begrooting, dienst 1932, weder in behandeling. De voorzitter zegt, dat zij weder ongewijzigd wordt aangeboden. Dhr J. A. Dominicus verklaart thans met deze begrooting ac- coord te gaan, nu de begrooting 1931 een verhoogde post voor werkverschaffing in houdt. Spr. meent, dat hem gebleken is, dat zelfs voor het bekostigen van het on- dergrondsch net nog gelden disponibel zijn. Dhr Cijsouw vraagt of bet verplich tend is posten voor verzekering van ge meente-eigendommen, enz., in de begroo ting op te nemen. De voorzitter antwoordt dat dit noodig is, omdat een voorzichtig gemeente-beleid zulks vordert. Spr. meent ook, dat zonder deze posten niet de noo dige goedkeuring op de gemeente begroo ting zal worden verkregen. Wanneer het denkbeeld van dhr Cijsouw doorgevoerd werd zou de gemeente zeer zeker in moei lijkheden komen. De begrooting wordt daarna met algemeene stemmen vastge steld. Dhr Cijsouw wenscht te worden ge acht als tegen de post verzekering te heb ben gestemd. Aan de orde komt de benoe ming van een lid van het Burgerlijk Arm bestuur, ter voorziening in de vacature Joh. de Groene. Door het Burgerlijk Arm bestuur wordt ter benoeming aanbevolen dhrn J. Slaakweg en P. A. Lindenbergh. D'hr Felius legt de verklaring af, dat deze aanbeveling blijk geeft van eenzijdigheid voor wat de politieke samenstelling van het Bestuur betreft, gezien de tot dusver gevolgde gewoonte. Overgaande tot benoe ming worden uitgebracht 4 stemmen op dhr Slaakweg, 1 stem op dhr P. A. Lin denbergh, 1 stem op dhr Joh. de Groene en 1 stem blanco. Overgegaan wordt tot benoeming van een wethouder ter voor ziening in de vacature P. Cijsouw. Na gehouden stemming blijkt te zijn uitge bracht 5 stemmen op dhr J. A. Domini cus en 2 stemmen blanco, zoodat dhr J. A. Dominicus is benoemd. Op een vraag van den voorzitter deelt dhr J. A. Domi nicus mede, dat hij de houding van de directie van het Polderbestuur, waardoor dhr Cijsouw verplicht werd zijn functie neer te leggen, betreurt, doch verklaart zijn benoeming aan te nemen. De voorzitter stelt vervolgens aan de orde het voorstel van d'hr Cijsouw om de raadsvergadering voortaan met gebed te openen. Spreker zegt, dat B. en W. dit voorstel overnemen. Op een vraag van dhr Lindenbergh naar de motieven, die tot dit voorstel hebben geleid, zegt dhr Cijsouw dat hiermede er- ik had in Rome de kunst van het weven geleerd", antwoordde Julia. „En kun je daarmee genoeg verdienen om jezelf en je kind te onderhouden?" vroeg Flavia. „Niet heelemaal. Onze gemeente helpt me nog wel zoo nu en dan, maar ik ben dankbaar dat ik niet geheel en al te ha ren laste kom, waar er zoo velen bijstand noodig hebben". En Julia ging haar zoontje halen, dat opgegroeid was tot een flink, stevig kereltje, een toonbeeld van gezondheid en geluk, ondanks het leed, waardoor hij zijn geheele leven omringd was geweest. Flavia speelde even met hem en na hem wat in de hand gestopt te hebben, dat zijn moeder wel zou kunnen gebrui ken, naar ze meende, nam ze afscheid, belovend terug te komen, zoodra ze eenig nieuws had betreffende Plautius. Flaminius hield zich aan zijn belofte en schreef aan den prefect van Smyrna, maar het duurde eenigen tijd voor hij antwoord kreeg. Ondertusschen slaagde hij erin Nerissa te redden uit haar dub belzinnige positie en na eenigen tijd mocht ze weer in Flavia's persoonlijken dienst treden. Ook maakte hij zijn voorgenomen reis naar Epheses om daar zijn slaven Ie verkoopen. Het verzoek van Flaminius om den wijngaardenier vrij te laten, werd einde lijk ingewilligd; maar toen Plautius uit kend wordt de Souvereiniteit Gods zoowel in de raadsvergadering als in het dage- lijksch leven. Dhr de Jonge meent, dat het hier de plaats niet is voor 'het gebed. Men bidt thuis of in de kerk. Dhr Linden bergh acht dit een buitengewoon ernstig onderwerp. In een breedvoerig betoog wijst spreker er op, dat het voorgelezen formulier-gebed gevaar oplevert voor een ijdel vertoon. Spr. staat voorts uitvoerig stil bij bet particulier gebed, het huiselijk gebed en bet openbaar gebed. Bij het laatste merkt spreker op, dat in het alge meen het gebed het meest gewenscht is in vergaderingen waarin de leden een een heid vormen, zooals in de kerk. En wan neer dit niet voor en namens een geheele vergadering kan gebeuren, levert het ge vaar op voor geveinsdheid. Daarvoor heb ben wij ons volgens onze Christelijke leer te wachten. Dhr J. A. Dominicus verklaart voor een kort ambtsgebed te zijn, hiermede spreekt men de erkenning uit, dat de overheid is Gods dienaresse. Het voorstel in stemming gebracht, wordt aangenomen met 5 tegen 2 stemmen, tegen stemden dhrn Linden bergh en de Jonge. Bij de behandeling van het formulier van het gebed wordt na bespreking besloten dit formulier aan te houden tot een volgende vergadering; tegen stemden dhrn A. Dominicus en de voorzitter. Op voorstel van dhr Lindenbergh wordt bij wijze van overgangsbepaling besloten de eerstvolgende vergadering te openen met het thans aangeboden formulier. Voorts komt in behandeling een voorstel van B. en W. om het sluitingsuur der tapperijen op Zondagen en Algemeen er kende Christelijke feestdagen met 1 uur te vervroegen. Dit voorstel wordt met al gemeene stemmen aangenomen, behalve die van d'hr de Jonge. Een voorstel van B. en W. om in te trekken het raadsbe sluit van 27 Mei 1927, waarbij wordt be paald, dat gedurende de zomermaanden de tapperijen een uur langen mogen open blijven, wordt verworpen met 5 tegen 2 stemmen; voor stemden dhrn Cijsouw en de voorzitter. Bij; de rondvraag deelt de voorzitter mede voornemens te zijn de P.Z.E.M. te verzoeken bij de kabellegging en de aan sluiting op het electrisch net alleen werk lieden uit deze gemeente aan te stellen. Dhr Cijsouw wenscht in deze vergadering afscheid te nemen als wethouder, en dankt voor het vertrouwen dat hem is geschon ken. Spr. beeft deze functie met genoegen waargenomen, dank zij de aangename samenwerking met den Burgemeester, zijn collega A. Dominicus en den secre taris. De voorzitter zegt dhr Cijsouw dank voor het werk dat hij voor de gemeente heeft gedaan. Dhr Felius vraagt of reeds een bestemming is gegeven aan de direc teurswoning aan de gasfabriek. De voor zitter deelt mede, dat dit niet is gebeurd met het oog op de afwikkeling van zaken met de gemeente Goes. Dhr de Jonge ver zoekt vóór de raadsvergadering in kennis te worden gesteld met de stukken die in den Raad zullen worden behandeld door toezending van de noodige afschriften, enz. De voorzitter zegt, dat zulks practisch bezwaren medebrengt. Dhr de Jonge ver zoekt den voorzitter voorts de avondver gadering zoo mogelijk te 'bevorderen, b.v. door de vergadering uit te schrijven ten 5 ure. De voorzitter zal met dezen wensch zooveel mogelijk rekening houden. Spr. zegt, dat dit ook reeds gebeurt ten aan zien van de overige raadsleden. Voort durend stuit spreker 'hierbij op bezwaren. Hierna sluiting. Loop der 'bevolking over Oct. 1931. Ingekomen: H. Nijman, van Kruiningen naar „Vrede-best", A 118; J. M. Laven, van Rotterdam naar Wilhelminastraat B 108; A. P. Jobse van Harmeien naar Oranjeboomstraat B 81; M. Openneer, van Kruiningen naar Hoogestraat A 46; A. M. Meijaard en gezin, van IJsselmonde naar Westelijke Kanaaldijk G 8; J. P. Da- vidse, van Middelburg naar Wilhelmina straat B 108; M. G. de Mul van Kapelle naar Oranjeboomstraat B 83; N. de Kun- der en gezin van Borssele naar Hovyweg G 52; M. P. N. M. de Kunder en gezin, van Borssele naar idem; T. H. Hooge- steger, van Kloetinge naar Dorpsstraat B 210; C. Meijaard van Oldebroek naar Oranjeboomstraat B 93. Vertrokken: P. Jonker, naar Kloeting®, de gevangenis kwam, bleek bet maar al te duidelijk, dat zijn dagen op aarde geteld waren. Het lijden en de ontberingen had den hun stempel gedrukt op zijn bleek, uitgeteerd gelaat en gebogen, verschrom pelde gestalte. Zelfs zijn liefhebbende vrouw herkende hem nauwelijks en som mige vrienden twijfelden of hij 't wel was. Arbeid behalve dan heel licht, kon hij niet meer verrichten, want zijn mannelijke kracht was in de gevangenis gesloopt en het scheen twijfelachtig, of hij nog vele weken zou leven. Alles wat vriendenzor gen en vrouwelijke toegenegenheid voor hem konden doen, werd voor hem gedaan en aanvankelijk scheen hij dan ook wat op te knappen. Flaminius was verlangend iets voor Plautius te doen en daar de wijngaarde nier naar bezigheid scheen te haken, be sloot hij eindelijk een villa te koopen even buiten een dorpje gelegen, tusschen Sar dis en Smyrna en in de verzorging van den tuin, die er bij hoorde, kon zijn lands man gezondheid en bezigheid vinden, overwegingen, die zoowel Flavia als Si- sidona onmiddellijk met het plan deden instemmen. Reeds in het vroege voorjaar trokken ze naar hun landelijke woning en Plautius en zijn vrouw gingen met hen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1931 | | pagina 5