OE ZEEUW
Om het Eeuwige Rijk.
TWEEDE BLAD.
Uit de Provincie.
F EU I LL ÈTO N.
VAN
MAANDAG 2 NOV. 1931, Nr 28.
STEUN AAN GEMEENTEN.
Een wetsontwerp ingediend.
Bij de Tweede Kamer is het aangekon
digde wetsontwerp tot het verstrekken
van steun uit 's rijks kas in de financie
ring van de kasbehoeften der gemeen
ten ingediend. Het eenige artikel luidt
ais volgt:
1. In bijzondere gevallen kan aan ge
meenten, die ernstige bezwaren onder
vinden in de financiering harer kasbe
hoeften, uit 's rijks kas steun worden
verleend.
2. De in het eerste lid bedoelde steun
wordt zooveel mogelijk verleend in den
vorm van rentedragende voorschotten of
wel in den vorm eener garantie wegens
door anderen te verleenen voorschotten
en slechts onder zoodanige voorwaarden
als door de met de uitvoering van de wet
belaste ministers na verhoor van het be
trokken gemeentebestuur en het college
van Gedeputeerde Staten worden vastge
steld.
3. De gemeente, die een steun als be
doeld in het eerste lid uit 's rijks kas ont
vangt, is verplicht de daaraan verbonden
voorwaarden na te leven en de daartoe
noodige maatregelen tot stand te brengen.
Aan de Memorie van Toelichting wordt
het volgende ontleend:
Door de terughoudendheid, welke in
den laatsten tijd de geldmarkt heeft ge
kenmerkt, zijn vele gemeenten, die daar
door niet meer in staat zijn haar kasbe
hoeften te financieren, in moeilijkheden
geraakt. Dezelfde omstandigheid is oor
zaak, dat de Bank van Nederlandsche
Gemeenten die met een groot aantal ge
meenten rekening-courant-overeenkom
sten heeft gesloten, krachtens welke aan
de gemeenten credieten zijn toegesta.au,
thans haar liquiditeit ernstig ziet be
dreigd, nu vele gemeenten haar deposito-
gelden moeten terugtrekken, terwijl de
verleende credieten wel is waar kunnen
worden opgezegd, doch door de gemeen
ten niet kunnen worden afgelost. Het ge
volg van een en ander is geweest, dat de
ovengenoemde bank alsook vele gemeen
ten zelfstandig zich tot de Regeering heb
ben gewend met verzoek om steun uit
's Rijks kas.
Het wetsontwerp strekt om den boven
omschreven steun onder de voorwaarden,
welke daarbij in 't belang van een zoo
spoedig mogelijk herstel van 't gemeente-
crediet gesteld dienen te worden, mogelijk
te maken.
Een plechtigheid te Veere.
Vrijdagmiddag had op het rustige kerk
hof te Veere een aangrijpende plechtigheid
plaats en wel het onthullen van een ge
denkteeken op het graf van wijlen den
heer J. W. P e r r e 1 s, die op 30 April j.l.
plotseling op 66-j,arigen leeftijd uit den
kring der zijnen, maar ook uit dien van
den Algemeenen Nederl. Politiebond werd
weggenomen. Op initiatief van de af dee
ling van dien Bond, die een oommissie
voor dit doel vormde, kon dit monument
ter eere van het overleden hoofdbestuurs
lid' en afdeeiingsvoorzitter worden ge
plaatst.
Tegen twee uur vereenigden zich met
d'e commissie en de familie van den
heer Perrels, o.a. d'e heer D. Harkema
uit 's Gravenzande, vertegenwoordiger van
het hoofdbestuur; de commissarissen van
politie te Middelburg en Goes en tal
van leden van de afdeeling Zeeland van
d'en Bond, alsmede de burgemeester, de
secretaris en verdere vertegenwoordigers
van het gemeentebestuur van Veere.
De heer R. A. Avink, voorzitter d'er
oommissie, wees er op, dlat het reeds
47. o—
Het nieuws, dat er een verdediger was
gevonden voor hun vervolgde broeders in
Thyatira bereikte Sardis al spoedig en
toen men vernam, dat deze van plan was
naar genoemde stad te verhuizen, bereid
den zoowel Melito als zijn gemeente hem
een hartelijk welkom.
Flaminius waardeerde ten volle de
vriendelijkheid, hem aldus betoond en er
ontstond een hartelijke vriendschap tus-
schen hem en den bisschop, aan wien hij
spoedig na zijn aankomst vroeg, wat het
beste middel zou zijn om Nerissa uit haar
tegenwoordigen toestand te redden en ook
om Plautius zijn vrijheid te hergeven.
Flavia had Nerissa opgezocht en hel
zien van haar geliefde meesteres had
haar zoo aangedaan, dat ze bereid was al
les te doen, alles te doorstaan, als ze maar
uit den tempel bevrijd werd. Flavia zou
haar graag weer onmiddellijk teruggeno
men hebben als haar persoonlijke hulp.
maar Flaminius raadde voorzichtigheid
aan en zijn vrouw kende en vertrouwde
heih genoeg, om te wéten, dat hij dit niet
zonder reden zou verzoeken; zij bond
weer ruim een half jaar geleden is, dat
men om d'eze groeve geschaard stond
van d'en eenvoudigen, verdienstelijken,
kundigen heer Perrels. De grijze statige
figuur viel eeu bijzondere achting ten
deel, niet enkel in de plaats zijner inwo
ning, doch vér daarbuiten en niet het
minst in d'en A. N P. B., waaraan hij
zoo zeer verknocht was.
Talrijke verbeteringen zijn verkregen
mede door het onvermoeide pogen van
dezen strijder, en vooral voor de afdee
ling Zeeland' heeft hij zich verdienstelijk
gemaakt.
Zijn studie voorts in alles wat het oude
stadje Veere betrof, zijn zucht naar kennis
zijn beschaafden toon en goede omgangs
vormen, dat alles deed ervaren, dat hij
een bijzonder hoogstaand mensch was.
Het denkbeeld om een gedenkteeken op
zijn graf te plaatsen vond dan ook alge-
meene instemming en d'e commissie ont
ving van hoofdbestuur, afdeelingen en
leden belangrijke bijdragen welke het mo
gelijk maakten, dit schoone plan te ver
wezenlijken. Perrels was een man van
groote bescheidenheid, iemand die er niet
naar streefde om erkentelijkheid in wel
ken vorm ook, te verwerven. De Com
missie heeft derhalve gemeend, dat deze
eenvoud' ook in het gedenkteeken in har
monische lijnen tot uitdrukking moest ko
men en naar haar meening is d'e ont
werper, architect d'e Goeijer uit Bussum
daarin volkomen geslaagd.
Namens de commissie bracht spreker
dank aan allen, die op eenigerlei wijze
hebben medegewerkt om door de oprich
ting van dezen gedenksteen Perrels' na
gedachtenis te eeren. Inzonderheid den
architect, die de commissie geheel be
langeloos in raad en daad bijstond.
Hierna verrichtte spr., geholpen door
zijn mede-commissieleden de onthulling
v.an het gedenkteeken. Dit bestaat uit een
opstaande poullenaysteen waarop in blau
we letters het volgende opschrift is aan
gebracht:
„Ter nagedachtenis aan hun hoofdbe
stuurslid en vriend Jacobus Willem Per
rels, geboren te Schoondijke, 23 Nov.
1864, overleden 30 April 1931, in leven
agent van politie te Veere. De leden van
den A. N. P. B."
En ongekleurd: Veere 30 October 1931.
Rond het graf is een hardsteenen rand
aangebracht, eveneens met blauw afgezet
en daar tusschen is een langdurig mos
geplant, n.L Sagina Salulati. Het geheel
maakt een netten en eenvoudigen indruk
passend bij den man, wiens nagedachtenis
geëerd' werd.
De heer Avink zeid'e, na een krans
op het graf te hebben neergelegd', ten
slotte, dat nu de daad van piëteit tegen
over het hoofdbestuurslid en vriend, Ja
cobus Willem Perrels was verricht en
droeg hij namens do Commissie heteere-
teeken, het symbool van Perrels' stand1-
vastigen trouw aan d'en Alg. Nederl. Po
litiebond, aan de familie over, met de
plechtige verzekering, dat zijn nagedach
tenis in aangename en d'ankhare herin
nering bij allen zal voortleven.
Vervolgens trad' de oudste zoon, de
heer P. A. Perrels naar voren om d'en
dank voor dit blijk te vertolken.
Zijn vader was van eenvoudige afkomst
die bij de politie kwam geheel onkundig
met dit vak, doch die spoedig voelde wat
hij tekortkwam aan kennis, wat hij ook
bij anderen voelde. Daarom heeft hij
in d'e organisatie, die hem zoo boven
alles lief was, gewerkt aan d'e geestelijke
ontwikkeling. De stoffelijke erkenning stelt
de familie dan ook op hoogen prijs.
Spr. brengt aan de commissie, aan
het hoofdbestuur, aan allen namens de
familie hartelijk d'ank.
De heter Harkema sprak namens het
hoofdbestuur en de afdeeling Z.-Holland
van d'en A. N. P. B. Spr. heeft den over
ledene leeren kennen als een goed lid,
een harde werker. Zijn werk wordt echter
voortgezet en zal steeds iets tot anderen
hebben te zeggen.
Hiermede was de plechtigheid geëindigd.
Mr H. J. Dijck meester.
"Woensdag 11 Nov. zal het 60 jaar gele
den zijn, dat mr H. J. Dijckmeester aan de
Leidsche Universiteit werd bevorderd tot
doctor in de rechtswetenschappen.
Goed afgeloopen. Vrijdag
avond kwam een auto van de firma Luyks
haar gewezen slavin op het hart, geduid
te oefenen tot de meest geschikte tijd
voor haar bevrijding was aangebroken.
Het viel haar misschien zwaar nu' te
wachten,, maai- ze had zooveel ellende
over zich zelf gebracht door haar vroe
ger ongeduld, dat ze er zich bij neerlegde,
te meer daar Flaminius beloofd had naar
den prefect van Smyrna te schrijven over
Plautius en ook om Julia op te zoeken,
die met haar kind nu in Sardis woonde.
Hoe Nerissa haar zuster ontdekt had,
vertelde ze niet; maar het was duidelijk,
dat Julia niets van haar afwist, want,
toen Flavia haar ging opzoeken, barstte
ze in tranen uit en zei, dat ze vreesde,
dat Nerissa dood was.
„Neen, neen hoor, ze is niet dood, maar
nu kan ze nog niet tot je komen", zei
Flavia sussend. „Ze heeft me verzocht
naar je toe te gaan en te zeggen, dat ze
het goed maakt en dat ze Julia nog niet
vergeten is, noch de gelukkige uren in
het huisje in Arida doorgebracht."
De herinnering aan die gelukkige da-
gen in 't verleden bracht tranen in Ju
lia's oogen; maar ze drong ze terug en
vroeg gretig: „Maar waar is Nerissa dan?
Weet ze, dat ik in Sardis ben?"
„Ja, ze kwam tot Flaminius om hem
te smeeken een goed woordje bij den pre
fect van Smyrna te doen terwille van je
echtgenoot en ze vertelde me, waar ik je
vinden kon."
uit Steenbergen de Kerkstraat te Tho- j
open ging, waardoor de 16-jarige dochter
opgereden, toen plotseling het portier
van den brugwachter J. S., welke op
het trottoir stond, zoodanig aan het hoofd
en den arm werd getroffen, dat zij bewus
teloos tegen den grond sloeg. Door voorbij
gangers werd zij bij den slager v. d. E.
binnen gedragen, welke direct om een dok
ter stuurde. Deze kon gelukkig niets ern
stigs bespeuren, zoodat zij er met een pijn
lijken arm en dik oog af kwam.
Middelburg. B. en W. hebben besloten te
beginnen met Donderdag 5 November
a.s. de z,g. kippen- en konijnenmarkt
te doen houden op de Koemarkt en wan
neer de ruimte aldaar niet toereikend
mocht zijn, ook op de Varkensmarkt,
's-Heerenhoek In de Vrijdagavond al
hier gehouden bestuursvergadering van
het Wit-Gele Kruis is, na gehouden be
spreking met Dr Luyckx besloten dezen
winter gelegenheid te geven een cursus
„Eerste Hulp bij Ongelukken" te volgen.
Deze gelegenheid wordt zoowel voor man
nen als voor vrouwen geboden.
Aanmeldingen worden ingewacht bij
den heer L, J. Favejee, Hoofd R.K.
school]
Wemeldlnge. Vrijdagmiddag vergaderde
de raad voltallig. Na het voorlezen der
notulen merkt dhr Lindenbergh op ge
meend te 'hebben, dat dhr 'Cijsouw zelve
een voorstel 'betreffende een in te voeren
ambtsgebed zou indienen en niet dat B.
en W. opdracht is gegeven om ter zake
van prae-advies te dienen, zooals uit de
notulen blijkt. Dhr A. Dominicus zegt, dat
dhr Cijsouw in de vorige vergadering het
voorstel deed en dat besloten is, dit in een
volgende vergadering te behandelen.
Thans gaat dit voorstel vergezeld van het
advies van B. en W. O.m. wordt overge
legd een schrijven van dhr P. Cijsouw,
waarbij bij mededeelt, dat hij ontslag
neemt als wethouder.
Ingekomen is een adres van het Hoofd
bestuur van de Ned. Landarbeidersbond
en den Nederl. Ghristelijken Landarbei
dersbond, houdende verzoek om maatrege
len te nemen ter zake van werkverschaf
fing, of het in het leven roepen van een
steunregeling. De voorzitter licht dit adres
toe en zegt, dat dit verzoek juist behelst,
hetgeen tot dusver in deze gemeente werd
gedaan, met dit verschil, dat waar voor
heen de samenstelling der commissie door
den Burgemeester plaats had, thans de
instelling door den Raad wordt voorge
steld. Spr. deelt mede, dat B. en W. voor
stellen overeenkomstig dit schrijven te
'handelen en doet voorlezing van een plan
van samenstelling der commissie. Dhr J.
A. Dominicus acht het beter, dat de Bur
gemeester de samenstelling van de com
missie regelt, met hét oog op aanvulling
van openvallende plaatsen. Het voorstel
om een commissie door den Raad te be
noemen wordt aangenomen met 5 tegen 2
stemmen; tegen stemden dhrn A. Domini
cus en J. A. Dominicus. Dhr Lindenbergh
meent, dat de voorzitter de leiding dient
te geven in deze commissie en vraagt zich
af of het niet wenschelijk is de werkzaam
heden dezer commissie uit te breiden door
haar te doen behandelen alle crisisaange
legenheden; ook dus de zaken in den han
del. Dhr Felius merkt op, dat het dan ook
wenschelijk was een vertegenwoordiger
van de neringdoenden in de commissie
zitting te doen nemen. Dhr A. Dominicus
wijst op vertegenwoordiging van de land
bouw-, tuinbouwvereeniging, boterfabriek
e.d. Spr. zou echter niet uitbreiden, dan
alleen wanneer behoefte aan uitbreiding
blijkt te bestaan. Dhr Lindenbergh dient
een voorstel in tot instelling van een zoo
danige commissie. Dit voorstel in stem
ming gebracht wordt aangenomen met al-
gemeene stemmen, behalve die van dhr A.
Dominicus.
In behandeling komt een adres van d'hr
M. Pieterse e.a. houdende het verzoek om
terug te komen op het besluit van 30 Sep
tember j.l. tot aansluiting aan het boven-
grondsch laagspanningsnet. De voorzitter
deelt mede, dat B. en W. voorstellen niet
op dit verzoek in te gaan. Dhr A. Domi
nicus geeft in overweging om de onder
handelingen met Kruiningen en omlig
gende gemeenten nog af te wachten, al
vorens een definitieve 'beslissing te nemen.
!Dhr J. A. Dominicus ac'ht uitstel niet
wenschelijk; men :kan hier elk oogenbli'k
Maar Julia had het laatste deel van den
zin niet eens gehoord; het noemen van
haar echtgenoot was te veel voor haar
geweest en Flavia kwamen de tranen in
de oogen bij het zien van haar leed. Ver
langend echter haar wat op te beuren,
vertelde ze van de pogingen van Flami
nius om hem weer vrij te maken, maar
Julia snikte: „Nooit zal ik mijn Plautius
weerzien; hij heeft meer dan een jaar in
de gevangenis gezeten en blijft niet in
leven, zelfs al komt hij vrij."
„Kom, kom, de' Heer, Die jou heeft
bijgestaan en geholpen zal hem niet in
den steek laten", zei Flavia op opbeuren
den toon.
Manx de arme Julia schudde slechts
het hoofd. „Ik ben niet opgesloten ge
weest in een ongezonde kerker", zei ze.
„Ik heb hard moeten werken, dat is
waar, maar ik heb frissche, zuivere lucht
kunnen inademen en ik had mijn kind
bij me, maar Plautius en weer barstte
ze in tranen uit.
„Waarom heb je Smyrna verlaten en
ben je naar Sardis gekomen?" vroeg Fla
via om een andere wending aan 't gesprek
te geven.
„Ik wilde de gemeente niet langer dan
noodig was tot last zijn; en hoorend, dat
twee vrouwen wier echtgenooten ook ge
vangen genomen waren hierheen gingen
om aan de weefgetouwen van Sardis te
werken, sloot ik me bij haar aan, want
beginnen met stroonilevering. Spr. zou
daarom gevolg willen geven aan bet adres.
Dhr Cijsouw verklaart overtuigd te zijn
van het groote gevaar aan een boven-
grondisch net verbonden en is daarom
over zijn financieel bezwaar heengestapt.
Het voorstel van dhr A. Dominicus om
de behandeling van dit verzoek aan te
houden in stemming gebracht, wordt ver
worpen met 4 tegen 3 stemmen, voor stem
den dhrn A. Dominicus, D. M. de Jonge
en de voorzitter; tegen stemden dhrn P,
Cijsouw, P. Lindenbergh, J. A. Dominicus
en P. Felius Gzn.
Het voorstel van B. en W. om niet in
te gaan op dit verzoek wordt verworpen
met 5 tegen '2 stemmen, voor stemden dhr
A. Dominicus en de voorzitter, zoodat be
sloten is ondergrondse be aanslui
ting aan het electrisch laagspanningsnet.
In behandeling komt de goedkeuring
der begrooting van bet Burgerlijk Armbe
stuur. Dhr J. A. Dominicus brengt namens
de commissie van onderzoek rapport uit.
Spr. zegt, dat het de commissie is opge
vallen, dat de ontvangen aflossingen niet
zijn herbelegd. Spr. acht dit administra
tief niet juist. Voorts werd opgemerkt, dat
de post voor werkverschaffing voor me
morie is geraamd. Vermoed wordt, dat de
tamelijk groote post voor onvoorzien hier
voor zal worden aangesproken. De Com
missie stelt voor de begrooting goed te
keuren, doch met de opmerking, dat de
ontvangsten wegens aflossing 'dienen te
worden belegd. Aldus wordt, besloten. De
gemeentebegrooting, dienst 1931, wordt
gewijzigd. Daarin is opgenomen een post
van f 500 voor werkverschaffing geduren
de de maanden November en December
1931. Dhr de Jonge acht deze post gering.
De voorzitter deelt mede, dat deze post in
aansluiting op die der begrooting voor
1932 bestemd is voor de werkverschaffing
in de komende maanden.
Thans komt de gemeente-begrooting,
dienst 1932, weder in behandeling. De
voorzitter zegt, dat zij weder ongewijzigd
wordt aangeboden. Dhr J. A. Dominicus
verklaart thans met deze begrooting ac-
coord te gaan, nu de begrooting 1931 een
verhoogde post voor werkverschaffing in
houdt. Spr. meent, dat hem gebleken is,
dat zelfs voor het bekostigen van het on-
dergrondsch net nog gelden disponibel
zijn. Dhr Cijsouw vraagt of bet verplich
tend is posten voor verzekering van ge
meente-eigendommen, enz., in de begroo
ting op te nemen. De voorzitter antwoordt
dat dit noodig is, omdat een voorzichtig
gemeente-beleid zulks vordert. Spr. meent
ook, dat zonder deze posten niet de noo
dige goedkeuring op de gemeente begroo
ting zal worden verkregen. Wanneer het
denkbeeld van dhr Cijsouw doorgevoerd
werd zou de gemeente zeer zeker in moei
lijkheden komen. De begrooting wordt
daarna met algemeene stemmen vastge
steld. Dhr Cijsouw wenscht te worden ge
acht als tegen de post verzekering te heb
ben gestemd. Aan de orde komt de benoe
ming van een lid van het Burgerlijk Arm
bestuur, ter voorziening in de vacature
Joh. de Groene. Door het Burgerlijk Arm
bestuur wordt ter benoeming aanbevolen
dhrn J. Slaakweg en P. A. Lindenbergh.
D'hr Felius legt de verklaring af, dat deze
aanbeveling blijk geeft van eenzijdigheid
voor wat de politieke samenstelling van
het Bestuur betreft, gezien de tot dusver
gevolgde gewoonte. Overgaande tot benoe
ming worden uitgebracht 4 stemmen op
dhr Slaakweg, 1 stem op dhr P. A. Lin
denbergh, 1 stem op dhr Joh. de Groene
en 1 stem blanco. Overgegaan wordt tot
benoeming van een wethouder ter voor
ziening in de vacature P. Cijsouw. Na
gehouden stemming blijkt te zijn uitge
bracht 5 stemmen op dhr J. A. Domini
cus en 2 stemmen blanco, zoodat dhr J.
A. Dominicus is benoemd. Op een vraag
van den voorzitter deelt dhr J. A. Domi
nicus mede, dat hij de houding van de
directie van het Polderbestuur, waardoor
dhr Cijsouw verplicht werd zijn functie
neer te leggen, betreurt, doch verklaart
zijn benoeming aan te nemen.
De voorzitter stelt vervolgens aan de
orde het voorstel van d'hr Cijsouw om de
raadsvergadering voortaan met gebed te
openen. Spreker zegt, dat B. en W. dit
voorstel overnemen.
Op een vraag van dhr Lindenbergh naar
de motieven, die tot dit voorstel hebben
geleid, zegt dhr Cijsouw dat hiermede er-
ik had in Rome de kunst van het weven
geleerd", antwoordde Julia.
„En kun je daarmee genoeg verdienen
om jezelf en je kind te onderhouden?"
vroeg Flavia.
„Niet heelemaal. Onze gemeente helpt
me nog wel zoo nu en dan, maar ik ben
dankbaar dat ik niet geheel en al te ha
ren laste kom, waar er zoo velen bijstand
noodig hebben". En Julia ging haar
zoontje halen, dat opgegroeid was tot een
flink, stevig kereltje, een toonbeeld van
gezondheid en geluk, ondanks het leed,
waardoor hij zijn geheele leven omringd
was geweest.
Flavia speelde even met hem en na
hem wat in de hand gestopt te hebben,
dat zijn moeder wel zou kunnen gebrui
ken, naar ze meende, nam ze afscheid,
belovend terug te komen, zoodra ze eenig
nieuws had betreffende Plautius.
Flaminius hield zich aan zijn belofte en
schreef aan den prefect van Smyrna,
maar het duurde eenigen tijd voor hij
antwoord kreeg. Ondertusschen slaagde
hij erin Nerissa te redden uit haar dub
belzinnige positie en na eenigen tijd mocht
ze weer in Flavia's persoonlijken dienst
treden. Ook maakte hij zijn voorgenomen
reis naar Epheses om daar zijn slaven Ie
verkoopen.
Het verzoek van Flaminius om den
wijngaardenier vrij te laten, werd einde
lijk ingewilligd; maar toen Plautius uit
kend wordt de Souvereiniteit Gods zoowel
in de raadsvergadering als in het dage-
lijksch leven. Dhr de Jonge meent, dat het
hier de plaats niet is voor 'het gebed. Men
bidt thuis of in de kerk. Dhr Linden
bergh acht dit een buitengewoon ernstig
onderwerp. In een breedvoerig betoog
wijst spreker er op, dat het voorgelezen
formulier-gebed gevaar oplevert voor een
ijdel vertoon. Spr. staat voorts uitvoerig
stil bij bet particulier gebed, het huiselijk
gebed en bet openbaar gebed. Bij het
laatste merkt spreker op, dat in het alge
meen het gebed het meest gewenscht is in
vergaderingen waarin de leden een een
heid vormen, zooals in de kerk. En wan
neer dit niet voor en namens een geheele
vergadering kan gebeuren, levert het ge
vaar op voor geveinsdheid. Daarvoor heb
ben wij ons volgens onze Christelijke leer
te wachten.
Dhr J. A. Dominicus verklaart voor een
kort ambtsgebed te zijn, hiermede spreekt
men de erkenning uit, dat de overheid is
Gods dienaresse. Het voorstel in stemming
gebracht, wordt aangenomen met 5 tegen
2 stemmen, tegen stemden dhrn Linden
bergh en de Jonge. Bij de behandeling
van het formulier van het gebed wordt
na bespreking besloten dit formulier aan
te houden tot een volgende vergadering;
tegen stemden dhrn A. Dominicus en de
voorzitter.
Op voorstel van dhr Lindenbergh wordt
bij wijze van overgangsbepaling besloten
de eerstvolgende vergadering te openen
met het thans aangeboden formulier.
Voorts komt in behandeling een voorstel
van B. en W. om het sluitingsuur der
tapperijen op Zondagen en Algemeen er
kende Christelijke feestdagen met 1 uur
te vervroegen. Dit voorstel wordt met al
gemeene stemmen aangenomen, behalve
die van d'hr de Jonge. Een voorstel van
B. en W. om in te trekken het raadsbe
sluit van 27 Mei 1927, waarbij wordt be
paald, dat gedurende de zomermaanden
de tapperijen een uur langen mogen open
blijven, wordt verworpen met 5 tegen 2
stemmen; voor stemden dhrn Cijsouw en
de voorzitter.
Bij; de rondvraag deelt de voorzitter
mede voornemens te zijn de P.Z.E.M. te
verzoeken bij de kabellegging en de aan
sluiting op het electrisch net alleen werk
lieden uit deze gemeente aan te stellen.
Dhr Cijsouw wenscht in deze vergadering
afscheid te nemen als wethouder, en dankt
voor het vertrouwen dat hem is geschon
ken. Spr. beeft deze functie met genoegen
waargenomen, dank zij de aangename
samenwerking met den Burgemeester,
zijn collega A. Dominicus en den secre
taris. De voorzitter zegt dhr Cijsouw dank
voor het werk dat hij voor de gemeente
heeft gedaan. Dhr Felius vraagt of reeds
een bestemming is gegeven aan de direc
teurswoning aan de gasfabriek. De voor
zitter deelt mede, dat dit niet is gebeurd
met het oog op de afwikkeling van zaken
met de gemeente Goes. Dhr de Jonge ver
zoekt vóór de raadsvergadering in kennis
te worden gesteld met de stukken die in
den Raad zullen worden behandeld door
toezending van de noodige afschriften,
enz. De voorzitter zegt, dat zulks practisch
bezwaren medebrengt. Dhr de Jonge ver
zoekt den voorzitter voorts de avondver
gadering zoo mogelijk te 'bevorderen, b.v.
door de vergadering uit te schrijven ten
5 ure. De voorzitter zal met dezen wensch
zooveel mogelijk rekening houden. Spr.
zegt, dat dit ook reeds gebeurt ten aan
zien van de overige raadsleden. Voort
durend stuit spreker 'hierbij op bezwaren.
Hierna sluiting.
Loop der 'bevolking over Oct. 1931.
Ingekomen: H. Nijman, van Kruiningen
naar „Vrede-best", A 118; J. M. Laven,
van Rotterdam naar Wilhelminastraat B
108; A. P. Jobse van Harmeien naar
Oranjeboomstraat B 81; M. Openneer, van
Kruiningen naar Hoogestraat A 46; A.
M. Meijaard en gezin, van IJsselmonde
naar Westelijke Kanaaldijk G 8; J. P. Da-
vidse, van Middelburg naar Wilhelmina
straat B 108; M. G. de Mul van Kapelle
naar Oranjeboomstraat B 83; N. de Kun-
der en gezin van Borssele naar Hovyweg
G 52; M. P. N. M. de Kunder en gezin,
van Borssele naar idem; T. H. Hooge-
steger, van Kloetinge naar Dorpsstraat B
210; C. Meijaard van Oldebroek naar
Oranjeboomstraat B 93.
Vertrokken: P. Jonker, naar Kloeting®,
de gevangenis kwam, bleek bet maar al te
duidelijk, dat zijn dagen op aarde geteld
waren. Het lijden en de ontberingen had
den hun stempel gedrukt op zijn bleek,
uitgeteerd gelaat en gebogen, verschrom
pelde gestalte. Zelfs zijn liefhebbende
vrouw herkende hem nauwelijks en som
mige vrienden twijfelden of hij 't wel was.
Arbeid behalve dan heel licht, kon hij niet
meer verrichten, want zijn mannelijke
kracht was in de gevangenis gesloopt en
het scheen twijfelachtig, of hij nog vele
weken zou leven. Alles wat vriendenzor
gen en vrouwelijke toegenegenheid voor
hem konden doen, werd voor hem gedaan
en aanvankelijk scheen hij dan ook wat
op te knappen.
Flaminius was verlangend iets voor
Plautius te doen en daar de wijngaarde
nier naar bezigheid scheen te haken, be
sloot hij eindelijk een villa te koopen even
buiten een dorpje gelegen, tusschen Sar
dis en Smyrna en in de verzorging van
den tuin, die er bij hoorde, kon zijn lands
man gezondheid en bezigheid vinden,
overwegingen, die zoowel Flavia als Si-
sidona onmiddellijk met het plan deden
instemmen. Reeds in het vroege voorjaar
trokken ze naar hun landelijke woning
en Plautius en zijn vrouw gingen met hen.
(Wordt vervolgd.)