DE ZEEUW Om het Eeuwige Rijk. TWEEDE BLAD. Wat er deze week voorviel HET ADRES A. WILKING Brieven uit Middelburg. FEUILLETON VAN ZATERDAG 3 OCTOBER 1931, Nr 3. De internationale financieele crisis le verde deze week ook in ons land veel stof op voor dagbladartikelen, beschouwingen, verklaringen, interview's en conferenties. Geen wonder I Ook de gevolgen voor ons land zijn diepingrijpend en kunnen, in dien God het niet verhoedt en niet de uiterste krahtsinspanning wordt be toond, nog veel ernstiger worden. Gelukkig mochten we het deze week van de Nederlandsche Bank vernemen, dat onze gulden een stevige positie heeft en dat er voor ons land geen inflatie- gevaar dreigt. Ook Minister de Geer en de oud-minister Colijn waren van gelijke meening, mits ook regeering en volks vertegenwoordiging een wijs en voorzich tig beleid blijven voeren. In dit verband verklaarde Minister de Geer, dat de door hem voorgestelde maatregelen absoluut noodzakelijk waren. Niet alle Kamerleden zullen echter daarvan overtuigd zijn, zoodat we ons wel kunnen voorbereiden op breedvoerige de batten over de Staatsbegrooting, die de Tweede Kamer nu bezig is in de af dee lingen te onderzoeken. Te betreuren is, dat onze uitvoer naar Engeland door de financieele gebeurte nissen aldaar zoo ernstig benadeeld wordt. Speciaal onze land- en tuinbouw- en zuivelproducten loopen gevaar. Daar om is reeds deze week aan het Departe ment van Landbouw een vergadering van belanghebbenden gehouden, waarin een commissie is benoemd, die dit vraagstuk zal bestudeeren. Onze Nederlandsche landbouw leed de zer dagen een ernstig verlies door het overlijden van den hoogst bekwamen en gewaardeerden adviseur van den land bouw, den heer I. G. J. Kakebeeke. Aan zijn graf is door vele sprekers op de vele verdiensten van den overledene gewezen. De Christelijk-sociale conferentie, die deze week te Lunteren werd gehouden, stond voor het grootste deel in het teeken van de crisis. Met blijdschap mag alvast geconstateerd, dat twee mannen, die den laatsten tijd op te scherpe wijze met el kander polemiseerden, er dichter tot el kander gekomen zijn. In Engeland praat en schrijft men druk over de vraag, of er spoedig nieuwe ver kiezingen zullen plaats hebben. Een be slissing schijnt nog niet genomen te zijn. De conservatieven, die van nieuwe ver kiezingen een belangrijke versterking van hun positie verwachten blijven op Mac Donald een geduchte pressie oefenen, maar de liberalen verzetten zich krachtig tegen nieuwe verkiezingen in de bestaan de omstandigheden. Zoo blijft een beslisi- sing nog hangende. Onzeker is eveneens de toestand in Mantsjoerije, waar China en Japan met elkaar aan het bakkeleien (geweest?) zijn. Het feit, dat zoowel van Japansche als van Chineesche zijde de alarmeeren- de- berichten aanhouden, wijst nog niet op een ontspanning in de situatie. Trou wens heeft de Raad van den Volkenbond ook zelf wel begrepen, dat men omtrent den werkelijken toestand in Mantsjoerije nog volkomen in het duister verkeert en de Raad heeft dan ook het besluit geno men zijn zitting niet te beëindigen, maar slechts te verdagen tot 14 October. Het belangrijkste feit der twaalfde Volkenbondsvergadering ligt echter in het initiatief van een bewapeningsvacantie, genomen zoowel door de Nederlandsch- Scandinavisch-Zwitsersche groep als, ver derstrekkend, door den Italiaanschen ge delegeerde Grandi. Den lsten November zullen wij weten, welke naties een stilstand in hun be wapening aanvaarden. Misschien, dat de crisis in dezen een handje helptl LXXVI. Amice, In „Het Volk" wordt een schrijven af gedrukt van Minister Deckers, gericht aan de 'directie van de N.V. „De Arbeiders pers", waarin wordt medegedeeld, dat de Minister, mede in verband met het arti kel „Een van de Infanterie" in het num mer van 1 Sept. j.l., zich genoodzaakt heeft gezien, het ter lezing leggen van „Het Volk" en „Het 'Haagsche Volk" in de militaire cantines te verbieden. Tegen ernstige misstanden helpen al leen doeltreffende middelen. Wanneer het de spuigaten uitloopt, dient gehandeld. Als een der huisgenooten niets anders doet dan den goeden gang van zaken en de huisorde verstoren en daartoe in huis allerlei minderwaardige middelen aan wendt, dan moeten die middelen eerst en, als het niet baat, bok hijzelf, uit het huis worden verwijderd. In „Het Volk", dat nu in de cantines is verboden, zijn artikelen geplaatst over de Troonrede en de Millioenennato, die, zoo als het (lib.) Vaderland het uitdrukt, niet anders kunnen worden genoemd „dan als van kleinzielige, misleidende en venijnige demagogie (volksmennerij)". Het socialistisch blad, ofschoon zeer goed wetende, dat minister De Geer in zijne inillioenenrede omstandig en gemoti veerd zijn beschouwingen over den finan- cieelen toestand ten beste heeft gegeven en voorts eveneens duidelijk en met 'klem van redenen heeft aangetoond, welke mid delen dienen te worden aangewend om zooveel doenlijk een sluitende begrooting aan de Kamers te kunnen voorleggen, De Geref. Jongelingsvereen. „Herman Faukeel" te Middelburg, die dezer dagen haar 65-jarig bestaan herdacht. 28) o— „Ook jullie hoofd is een kroon beloofd door Jezus Christus zelf, is het niet?" vroeg Plautius. „Ik wist niet, dat Smyrna een kroon toekende aan den priester van van god Bacchus, maar wel heb ik ver nomen, dat Polycarpus een speciale bood schap is geworden door den mond van zijn meester en leeraar Johannes, en dat hem een kroon beloofd is, zelfs een kroon des levens. Germanicus glimlachte. „Het verheugt mij, dat ge van de broeders in Rome iets over onzen geliefden bisschop gehoord hebt. Hij is een waardig leerling zelfs van een groot man als Johannes. Maar spreek niet te veel over zijn kroon, want voor velen is het een droevig iets om aan te denken; volgens hen toch moet dit zoo worden opgevat, dat hem de kroon der martelaren zal geworden." Plautius verbleekte. „Worden de broe ders hier vervolgd door de aanbidders van die afgoden?" vroeg hij. „Hoe zou het anders kunnen, waar wij ons niet aan dezelfde excessen te buiten gaan als zij in den eeredienst van hun goden?" vroeg Germanicus. „In Rome worden de broeders beschul digd van nog slechter dingen dan ze zelf doen. Ze beweren, dat onze heilige mys teries van het agape en het Heilig Avond maal nog erger zijn dan hun Eleusini- sche mysteries, omdat niemand er bij toe gelaten wordt, die niet gedoopt is." „Maar hun mysteries mogen slechts de ingewijden bijwonen, waarom beklagen ze zich dan, dat wij niet iedereen toela ten? Ik weet, dat er lage beschuldigin gen tegen ons ingebracht worden; maar wij weten, dat de eeredienst voor hun Rhea en Dionysos zoo schandelijk is, dat we hem niet zouden willen bijwonen dat wij geen vrienden zouden kunnen zijn met hen,, die aan zooiets deelnemen; en ofschoon we nog even arm zijn, als toen Johannes te Patmos was, zijn er slechts weinig verkeerde dingen bij ons ingeslopen, want we hebben hard gestre den om ons rein te houden van alle we- reldsche ondeugden. „O, het is een voortdurende strijd voor iemand, die zich met zulke dingen ver trouwd heeft gemaakt", zei Plautius met een zucht Germanicus keek hem verbaasd aan, heeft den moed om te schrijven: „Troon rede speelt stommetje". Als men drie uren nadat de Troonrede is uitgespro ken, de financieele beschouwingen en plannen der Regeering voor zich heeft, is zulk een bewering een bewuste onwaar heid. Zulk een wijze van optreden is alleen te verklaren, wanneer men in het oog houdt, dat bij de S. D. A. P. men zich altijd richt naar het devies van de ten toonstelling, 'die verleden week te Mid delburg werd gehouden. Het is R.I.A. en nog eens R.I.A.reclame is alles. Wat de concurrent tentoonstelt is in ferieur goed, doch wat men zelf exposeert is „first quality", eerste kwaliteit. Voorts wordt beweerd: „Financiën heeft meer dan ooit de leiding. Het zal weer aanslagen op de volgsbelangen regenen. Acht millioen minder voor het invalidi- teitsfonds." Dit laatste om den indruk te wekken dat de invaliditeitsrente zeker zal worden verminderd, hoewel men weet, dat dit niet zoo is. Deze „mieserige venijnigheid is erger dan de niets ontziende aanval van de „Tribune", zegt het „Vaderland". „Ons bezwaar" zegt dit blad, „is, dat „Het Volk" op 'het beroep van de Regeering op de offervaardigheid en het gevoel van saamhoorighei'd van het Nederlandsche volk geantwoord heeft met verdachtma king van de bedoelingen van de Regeering en misleidende qualificaties van hare voorstellen." Het feit, dat in dezen tijd met zijn vele ontevredenen, het goud van de propa ganda zoo maar voor het grijpen op straat ligt, is „Het Volk" te machtig geweest, al moet het dan ook uit den modder wor den geraapt. Opbouwende critiek wordt niet verno men. Andere middelen om uit den finan- cieelen nood te geraken worden niet aan gewezen. 't Eenige wat men nog hoort als een flauwe echo uit vroeger dagen is: Bezuinigen op Defensie. Als het eens tot internationale ontwapening mocht ko men en het Departement van Defensie Departement van Politie wordt, waarop niet meer valt te bezuinigen, zal men wat nieuws moeten vinden. Vooral als dit nieuwe politie-departement hoe langer hoe meer zal gaan kosten, vermits het aantal controleerende politieambtenaren steeds zal moeten toenemen, wil men de nale ving van de nieuw in te voeren dwang maatregelen verzekeren. Het is weer de tijd, dat de gemeente verslagen inkomen. Zoo kwam dezer da gen in mijn handen het verslag van den Middelburgschen Schoolarts (lees: school- hygiënist) over 1930'31. Bij vergelijking van dit verslag met dat over 1929'30 kwam een en ander naar voren, dat merkwaardig is. Door den Schoolarts werden in 1929 '30 641 kinderen onderzocht met 1583 diverse kwalen. In 1930'31 waren die getallen 757 en 1895. In 1929'30 had ieder kind gemiddeld 2.47 kwalen en over 1930'31 gemiddeld 2.5 kwalen. Dit ziet er niet best uit met den gezondheidstoe stand der Middelburgsehe jeugd. Gelukkig is er ééne lichtzijde. Bij die kwalen wor den over 1929'30 meegeteld 600 geval len van „wolf" in één of meer tanden of kiezen en in 1930'31 zelfs 700 gevallen. Dit onrustbarend aantal wolfgevallen doet den schoolarts zeggen: „Gave gebitten worden zeer zelden aangetroffen. De eenig goede methode om daarin verbete ring te brengen is het onderwerpen van tanden en kiezen aan conserveerende tandheelkundige hulp van af de pril ste j e u g d". En als nu, na den sehoolplichtigen leef tijd, die tanden en kiezen weer verslech teren? Dan zal die behandeling toch moe ten worden voortgezet en met het koste loos verschaffen van kunstgebitten moe ten worden bekroond. Anders is het half werk immers? Wanneer ouders de voor onderzoek aangewezen kinderen niet zenden en als reden opgeven: „Wij hebben een huisarts" of: „Ons kind is gezond", dan worden dit door den schoolarts „niet steekhoudende argumenten" genoemd. Dus: een huisarts is onvoldoende. En toch verwijst de schoolarts kleuters, die de moeder mee brengt, al® een ander, schoolplichtig kind moet worden onderzocht, naar den huis arts, hoewel, naar hij erkent, dit eigenlijk buiten zijn terrein ligt. Kinderen, lijdende aan bepaalde ziekten mogen, volgens de politieverordening, de school niet bezoe „Maar zeker hebt ge u toch nooit aan zulke uitspattingen overgegeven?" zei hij. Plautius legde de hand op den schouder van den jongen man. „Waren je ouders reeds Christenen?" vroeg hij. „Ja zeker. Mijn moeder heeft me vaak verteld, dat ze naar Johannes ging luis teren, toen hij uit zijn verbanning was teruggekeerd en ook mijn vader was reeds een volgeling van Christus, voor hij Rome verliet. „Dank dan God, dat je hebt geleerd Hem lief te hebben, toen je nog jong was, want je weet niet, hoe hard het is slechte gewoonten en zonden, waartoe men maar al te gaarne vervalt, af te wennen, en na te laten. Ik zeg je, dat ze even moeilijk te breken zijn als een koord van wingerd ranken en ze binden je even stevig. Slechts de adem van den Almachtigen God kan ze verwoesten en Hij alleen kan verhoeden, dat je er weer door gebon den wordt, want steeds weer trachten ze je te verstrikken." „Maar ge kunt toch niet verlangen, aan zulke wilde uitspattingen deel te ne men?" zei Germanicus. „Kunt niet!" herhaalde Plautius.. „Ge looft ge niet, dat ik, toen ik slechts leefde voor het feest van Bacchus, genoot van die herrie en drinkgelagen? ken, tenzij met toestemming van een arts. Volgens den schoolarts moet die lijst van ziekten worden uitgebreid en de woorden „een arts" worden vervangen door „den schoolarts". De bevoegdheid van den huis arts in deze moet dus overgaan naar den schoolarts. Ook het werk van den lager- onderwijs-inspecteur tracht de schoolarts te annexeeren (overvolle klassen, de ban ken stonden tegen den muur). Als men dit alles zoo leest, dan blijkt duidelijk, dat de schoolarts de- eene be voegdheid na de andere wil inpalmen en verstaat men het, dat een door hem rond gezonden kaart moet worden gewijzigd, om dezelfde reden. Alles wordt er op toegelegd, om den ar beid van den schoolarts belangrijk te m a- k e n, ja onmisbaar. Wanneer de Over heid dit voor hare openbare scholen ge- loovig wil aannemen, het zij zoo. Doch van de nuchtere besturen der bizondere scholen verwachten wij wat anders. Zij zouden dankbaar de verzekering van den schoolarts kunnen aannemen, dat ern stige gevallen van pediculosis (luizen) weinig en gevallen van favus (hoofd- onrein) niet voorkomen en daarmede, evenals de vereeniging Kinderzorg, den schoolarts voorts dankzeggen voor zijn arbeid op hunne scholen. De verzekering, dat „alle onderwijzers en medici" door hun medewerking hebben getoond het geneeskundig schooltoezicht een warm hart toe te dragen, moet ern stig worden betwijfeld. Trouwens in 1930 1931 is er reeds „een enkele uitzonde ring". Doch deze moet dienst doen om den „regel" te bevestigen Vriendschappelijk groetend, t.t., METELLUS. voor Manufacturen. Dames- en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST CHRIST. SOCIALE CONFERENTIE TE LUNTEREN. Wij laten hier nog volgen het slot van de discussie over het referaat van den heer Smeenk, over de overwinning der crisismoeilijkl: eden. De heer Smeenk wilde eerst iets zeg gen over de opmerking, dat hij, „als een rekenmeester" gesproken zou hebben. Spr. kan dat verstaan al is het niet ge heel rechtvaardig. Onze beweging heeft zooveel verant woordelijkheid voor den gang van. het economische leven gekregen, dat derge lijke arbeid noodig is. Er is op het terrein con het economi sche leven een hang naar pax, maar daarmede komt men niet verder. Hoe is op het oogenblik de toestand in ons land? De landbouw staat er buitengewoon slecht voor. Dat daarin spoedig veran dering zal komen gelooft spr. niet. De toestanden in het buitenland zijn daartoo te ongunstig. Ook de toestand in de radio-industrie de textielnijverheid, de metaal-industrie is verre van gunstig. Hoe kan verbetering worden aange bracht? Kan het van het kapitaal ko men? Spr. gelooft van niet. Er is gewe zen op de hooge dividenden, die uitge keerd werden. Dat betrof echter geien industrieele bedrijven maar hypotheek banken met een klein aandeelenkapitaal. Een matige winst komt hier ten goede aan een klein getal aandeelhouders waar door ze een vrij goed figuur slaan. Spr. wees in dit verband op de moei lijkheden die dreigen als het tot gedwon gen verkoop van onroerend goed, waarop hypotheek verstrekt is, zou komen. De moeilijkheden zouden voor een be langrijk deel kunnen worden opgeheven als men tot ratificeering van overeen komsten en tot afbreken van tolmuren in Genève zou kunnen komen. Maar daar vordert de arbeid niet. Al te veel wordt die arbeid door de lands- politiek beheerscht. Nederland moet exporteeren. Daarom moeten de lasten op de bedrijven tot de noodzakelijke beperkt worden. Worden de loonen verlaagd dan zal naar spr.'s oordeel de kleinhandel zich moeten aansluiten aan de economisch da lende beweging. Spr. pleitte in dit verband voor over leg tusschen boeren- en arbeidersorgani saties voor levering van levensmiddelen rechtstreeks. De loonsdaling zou dan kunnen gecompenseerd worden. De vakbeweging staat voor groote moei lijkheden. Zij: moet haar leden van de noodzakelijkheid van deze dingen over tuigen. In breeden kring wordt nog gesugge reerd, dat de toestand zoo ernstig niet is. Die gedachte is volkomen fout. En in de tweede plaats moet getracht worden tot zoo breed mogelijk overleg van werkgevers en arbeiders te geraken. Op die wijze zal eigen positie gestevigd worden. De positie der arbeiders is sedert de laatste 50 jaar ten zeerste verbeterd. Men zal daarvan nu iets moeten afstaan. Maar daarna zal herstel intreden bij een gun stige ontwikkeling der organisatie. Spr. is zeer getroffen door bet per soonlijk woord van den heer Kruithof. Hij heeft gewezen op de mogelijkheid van het „vallen tusschen twee stoelen". Spr. zou daaraan niets kunnen doen. Hij heeft alleen met zijn geweten te rekenen. Wat in de laatste maanden gebeurd is, is niet buiten hem omgegaan. Wanneer men iedere week moet schrijven in zeer beperkten tijd en daarbij niet eenzijdig Woensdag werd op den 's Gravenpolderschen straatweg de rijksveldwachter Dre- ver door een Belgische auto aangereden. De photo hierboven doet zien, hoe de auto tegen een boom is opgereden. „Maar nu zoudt ge er toch niet meer van genieten?" zei zijn vriend. „Ik hoop van niet, maar ik weet het nog niet zoo zeker. Ik ben dikwijls bang, dat die oude hartstocht me weer zal over- heerschen, en zoo zie je, dat het een voortdurende strijd is, en daarom smeek ik God dagelijks, dat die afgodendienarij maar een einde mag nemen." Luid klonken die laatste woorden van Plautius en op hetzelfde oogenblik ver scheen er een hoofd aan de andere zijde van de heg, waarlangs ze gingen en keek hen beiden aan. Germanicus zag dien blik en hoopte, dat de man niet verstaan had, wat er ge zegd was; maar hij wist het niet, want de vreemde had niet gesproken. Nogmaals waarschuwde hij Plautius zich niet noo- delöos bloot te stellen niet alleen aan be- leedigingen, maar ook aan mogelijk ge vaar, door zoo openlijk den wensch uit te spreken, dat de goden vernietigd moch ten worden; de wijngaardenier beloofde het. Julia had liever eerst haar zuster opge zocht dan naar de wijngaarden te gaan kijken, maar haar man was zoo verlan gend de omgeving te zien, waarin hiji zijn brood zou verdienen, dat ze het doen van informaties maar tot den volgenden dag had uitgesteld. Sommige leden van de Christenge meente zouden haar zeker wel kennen, had Platius gezegd en Julia begon haar onderzoekingen door Germanicüs te vra gen, of hij. misschien van een Romeinsche slavin had gehoord, Nerissa, die zich als lidmaat had aangemeld. De jonge man schudde het höofd. „Ik zeg niet, dat ze geen lid is van de Chris tengemeente in Smyrna, maar ik ken haar niet. „Ze is nog niet lang in de stad," zei Julia, „kunt ge u niet herinneren, wie er in den laatster tijd toegetreden zijn?" „Ja, ik ken ze allen, want het waren er niet velen," antwoordde de gids. „Maar missohien is zo naar oen van de gemeen ten buiten de stad gegaan." „Neen, dat heeft ze vast niet gedaan. Ze was veel te verlangend om onder uw bisschop Polycarpus te komen, want, daar hij zelf in slavernij geweest is, meende Nerissa, dat hij beter dan iemand anders de moeilijkheden en zor gen van een slaaf zou begrijpen," ant woordde Julia haastig. Ze begon zich on gerust te maken over haar zuster, on danks alles, wat haar man zei om haar angst te verdrijven. (Wordt vervclgd,)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1931 | | pagina 5