Gemengd Nieuws.
Voor huis en hof.
Het Vrouwenhoekje.
Dammen.
te doen is met de verdere droogmakingen.
Prof. Visser te Wageningen ziet
achter de woorden vein den Minister in
zijn toelichting bij de begrooting de
wensch, om de f 8 milHoen van de be
grooting te schrappen. Pit zou slechts een
schijnwinst zijn, want ongeveer een gelijk
bedrag zou noodig zijn voor armwezen.
De Zuiderzeewerken zijn van groote waar
de als werkverschaffing en bezorgen werk
aan de industrie.
Stelt men nu uit, dan krijgt men later
inpoldering bij stukjes en beetjes tege
lijk. Een polder als de N. O.-polder is
schitterend gelegen voor werkverschaf
fing. De commissie voor ontwatering
wordt nu aangespoord om werken voor
werkverschaffing te vinden. Men geeft
groote bedragen uit voor werken in
Drente b.v. en wat krijgt men dan? Nog
niet anders dan vrij waardelooze grond.
De Zuiderzee zal daarentegen goeden
grond opleveren.
Spr. is daarom voor doorzetten. Stop
zetting zou te betreuren zijn.
De heer S. L. Louwes ontkent, dat
de werkverschaffing in Overijsel heide
grond zou opleveren. Spr. meent, dat men
bij het spreken over de Zuiderzee over
gaat van de zakelijke sfeer naar die van
do romantiek. We hebben een nieuwe be
rekening noodig, waar we houvast aan
hebben. De commissie-Dovink had wel
eens mogen waarschuwen, toen de wer
ken naar hare meening verkeerd werden
aangepakt. Er moet nu klare wijn worden
geschonken. Men wil om het uur een lepel
vol ingeven, maar zoo slikken we de heele
pudding. De basis bij de drooglegging van
de Zuiderzee moet zóó zijn, dat een eco
nomische beoefening van den landbouw
er mogelijk moet zijn. Dan pas is het geld
goed belegd. Anders is het weggegooid.
Het Nederlandsche volk toone eerst, dat
het zijn landbouw levensmogelijkheid wil
schenken en denke dan pas aan de Zui
derzee.
De heer Westerdijk merkt te
genover de debaters op, dat het loo-
nend maken van den landbouw voor den
Staat ontzaglijk veel zal kosten. En moe
ten daar dan nog bijkomen de millioenen
voor de drooglegging der Zuiderzee?
Spr. erkent nog, dat er voor stopzetting
en doorzetting beide argumenten aan te
voeren zijn. De gegevens, die we nu heb
ben, zijn onvoldoende.
De voorzitter zegt den heer Wes
terdijk hartelijk dank voor zijn inleiding.
Laatste spreker was de heer Ir G. G.
P. van Goor, secretaris-ingenieur van
de wegen-commissie A.N.W.B.K.N.A.C.
te 's-Gravenhage, over het onderwerp:
Waf kan geschieden in het belang van
de z.g. tertiaire wegen?
Worden de kunstwegen buiten de be
bouwde kommen, welke niet voorkomen
op het Rijkswegenplan of op de provin
ciale wegenplans, tertiaire wegen ge
noemd, dan kunnen deze worden ver
deeld in:
a. tertiaire wegen voor doorgaand (in-
terlocaal) verkeer;
b. tertiaire wegen voor plaatselijk (lo
caal) verkeer.
De tertiaire wegen zijn veelal aangelegd
door de localiteiten (gemeenten), c.q.
waterschappen, commissiën of particulie
ren en hebben oorspronkelijk ten doel
gehad het plaatselijk verkeer te dienen.
Door het groeiende motorrijtuigenver-
keer is dit doel op den achtergrond ge
raakt.
Het is als een onbillijkheid te beschou
wen, dat de tertiaire wegen voor door
gaand verkeer moeten worden verbeterd
en onderhouden door locale wegbeheer-
ders, terwijl het doorgaande verkeer het
meeste genot van die wegen heeft en de
slijtage daaraan veroorzaakt.
Bovendien zijn de beheerders van ter
tiaire wegen voor doorgaand verkeer
veelal financieel niet voldoende krach
tig om de noodige fondsen beschikbaar
te stellen voor het vermeerderde onder
houd van- en de noodzakelijke verbete
ringen aan hunne wegen.
Voor de tertiaire wegen voor doorgaand
verkeer is naar alle waarschijnlijkheid
van het Rijk geen hulp te verwachten dan
na afloop van den termijn van 15 jaren,
bedoeld in art. 32 sub 2 van de wegen
belastingwet (dus het jaar 1942), gedu
rende welken termijn de verdeeling van
de opbrengst van de wegen- en de Rijks-
rijwielbelasting tusschen Rijk en Pro
vinciën is vastgesteld.
De beheerders van interlocale wegen
zullen derhalve waakzaam dienen te zijn
om van 1942 af hun naar billijkheid en
wettelijk te regelen aandeel uit het wegen
fonds deelachtig te worden.
De beheerders van tertiaire interlocale
wegen kunnen met het oog op de instand
houding en de noodige verbeteringen van
hunne wegen niet zoolang wachten; di-
récte hulp, zoowel in hun belang als in
dat van de weggebruikers, is noodzake
lijk.
De provinciën zouden hulp kunnen ver
schaffen door voor de wegen van een be
hoorlijk vast te stellen aanvullend pro
vinciaal wegenplan, waarop de belang
rijkste interlocale wegen (die niet op de
Rijks- of provinciale plannen voorko
men) zullen kunnen worden geplaatst, op
systematische wijze uit de algemeene
middelen gelden beschikbaar te stellen,
b.v. op de wijze zooals thans in de Pro
vincie Noord-Holland is geschied.
Een andere methode om op systema
tische wijze hulp te verleenen aan de be
heerders van tertiaire wegen voor door
gaand verkeer, die deze hulp het meest
van noode hebben en welke door de pro
vincie Noord-Brabant wordt gevolgd, be
staat daarin, dat in de provinciën fondsen
worden, gevormd uit do gewone middelen,
waaruit bijdragen kunnen worden ver
strekt voor onderhoud en verbetering van
interlocale wegen, welke bijdragen afhan
kelijk dienen te worden gesteld van de
financieele draagkracht van de betrokken
onderhoudsinstanties en van het aantal
kilometers weg voor doorgaand verkeer,
waarvoor de zorg op hare schouders rust.
De met tertiaire wegen voor doorgaand
verkeer topzwaar belaste instanties zul
len aldus kunnen worden geholpen, naar
mate de beschikbaar te stellen middelen
uit de provinciale kas grooter of kleiner
zijn.
Eventueel zal de voor hulp van tertiaire
wegen benoodigde bijdrage uit de provin
ciale algemeene middelen kunnen worden
gevonden door voor afwerking van het
provinciale wegenplannet minder directe
gelden uit de algemeene middelen beschik
baar te stellen en te leenen, c.q. meer te
leenen; rente en aflossing van deze leenin
gen kunnen worden bestreden met de toe
komstige uitkeeringen uit het wegenfonds
en kunnen dus ten laste komen van de
toekomstige weggebruikers. Deze leenin
gen zijn financieel te verantwoorden, om
dat zij betrekking hebben op productieve
werken, die het algemeen belang dienen
en bovendien tegemoet komen aan het
euvel der werkeloosheid.
De provinciën kunnen voorts in hooge
mate de efficiency van het wegenonder-
houd en de wegenverbetering bevorderen
door mede te werken aan concentratie van
beheer.
De beheerders van tertiaire wegen kun
nen zichzelf veel meer dan tot dusver
hulp verschaffen door te streven naar
en loyaal mede te werken aan concen
tratie van wegbeheer.
De beheerders der tertiaire wegen kun
nen met de beschikbare fondsen dikwijls
meer doen dan thans het geval is door
het doen besteden van de uiterste zorg
aan het dagelijksch onderhoud van de we
gen; niet geregeld ouderhoud wreekt zich
onvermijdelijk door onevenredig hooge,
dikwijls zeer bezwarende herstellings
kosten.
Bespreking. Dhr Stroink pro
testeert met klem er tegen, dat de gelden
van de wegenbelasting in hoofdzaak ten
goede van de centra komen en dat het
platteland weer schromelijk achteraan
komt. Spr. gelooft niet, dat we spoedig
goede tertiaire wegen zullen krijgen. Men
heeft verder verzuimd op de begrooting
een jaarlijks stijgend bedrag voor onder
houd uit te trekken. Het onderhoud der
tertiaire wegen kost nu voor de gemeen
ten ongeveer 10 maal zooveel als veertig
jaar geleden. Als we op het Rijk moeten
wachten tot 1942, rijden we op puin.
Verder merkt Spr. op, dat de gemeen
te duur werkt, de provincie duurder en
het Rijk het duurst.
Spr. weet niet, hoe de plattelandsge
meenten aan het geld moeten komen,
daar het belastbare inkomen op de dor
pen ontzaglijk is gedaald. De gemeenten
zitten met het hoofd tegen het plafond.
Ook sommige provincies kunnen geen
geld er voor vinden. Het is het billijkst
dat het geld uit den grooten pot komt.
Dhr Ir S w a a b wil ook den indruk
wegnemen, dat het met de tertiaire wegen
goed is en dat het geld voor verbetering
er is. Het geld moet komen uit het rijks
wegenfonds. Zeker 30 40 pCt. der mo
torrijtuigen komen bijna nooit anders dan
op de tertiaire wegen. Daarvoor is een
vergoeding op haar plaats.
Volgens matige berekening kost verbe
tering der tertiaire wegen f75 miljoen.
Sommige er van zijn levensgevaarlijk.
Laat men niet langer het platteland ach
terstellen. De provincies krijgen al niet
voldoende geld om de secundaire wegen
te verbeteren. De middelen, die dhr Van
Goor heeft aangegeven, zijn schijnmidde-
len en niets anders. Verbetering is on
mogelijk zonder een bijdrage uit het rijks
wegenfonds.
Het schijnt, dat er voor den Minister
van Waterstaat geen tertiaire wegen be
staan. Alles gaat naar de primaire wegen
en wel in die mate, dat voortzetting op
die wijze niet lang mogelijk zal zijn.
De beheerders van de tertiaire wegen
bedelen niet, zij vragen een recht.
Prof. Visser heeft al in 1925 over dit
onderwerp geschreven. Men moet onder
scheid maken tusschen wegen, die in be
heer zijn bij het Rijk, provincie en ge
meente eenerzij ds en die door de polders,
dus de boeren, worden onderhouden.
Daarom zou extrabelasting voor de paar-
dentractie over polderwegen dwaasheid
zijn. Steun aan de polderwegen is daar
om vóór alles noodig. Over die onbil
lijkheid is de regeering heengeloopen.
De heer Van Goor beantwoordt de
sprekers. Spr. voorziet, dat we bij de re-
geeering aan doovemansdeur zullen klop
pen. Wel zou Spr. het zeer billijk vinden,
indien een deel der benzinebelasting
werd aangewend voor de tertiaire wegen.
Maar ook daarvan ziet Spr. niets komen.
Spr. zou de bedragen, die de provincies
nu besteden voor de secundaire wegen
willen verminderen ten bate van de ter
tiaire wegen, want voor de secundaire
wegen kan geleend worden.
Men moet de tertiaire wegen niet alle
over één kolom scheren. En dat deed
dhr Swaab. Er zijn er, waarover heel
weinig verkeer gaat.
De voorzitter dankt den inleider
voor zijn betoog en spreekt de hoop uit,
dat de regeering rekening zal houden
met de hier uitgesproken wenschen.
De heer Mr P. Dieleman dankt het
Bestuur, dat het Vlissingen heeft geko
zen als vergaderplaats. Spr. brengt daar
na den voorzitter dank voor al hetgeen
hij voor den landbouw doet en hoopt, dat
hij nog lang ook de leiding van deze
congressen moge houden.
Hierna sluit de voorzitter het congres.
Gisteravond vereenigden de bezoekers
zich aan een maaltijd, terwijl heden
morgen een autorit door Walcheren ge
maakt wordt.
De burgemeester, die zich
dom hield. Een eigenaardige compli
catie, aldus vinden we vermeld in het
Centraal Verslag der Arbeidsinspectie,
deed zich voor bij het vaststellen van de
verantwoordelijkheid voor clandestien
overwerk bij den bouw van een gemeente
huis in een plattelandsgemeente. Bij be
zoek bleek, dat nooit minder dan 10 uur
per dag werd gewerkt. De architect regel
de als uitvoerder het werk, de gemeente
ontvanger betaalde Zaterdags de loonen
uit en de burgemeester voerde zelf met
dezen architect-uitvoerder de besprekin
gen over dit werk. Tegen den aanwezigen
uitvoerder werd proces-verbaal opgemaakt
wegens het doen verrichten van verboden
arbeid. Eenige dagen later werd opnieuw
een bezoek aan dit bouwwerk gebracht
en bleek, dat nog steeds te lang gewerkt
werd. De burgemeester, tevens waarne
mend kantonrechter, die daarna gehoord
werd, weigerde elke inlichting op grond
hiervan, dat hij als verdachte werd be
schouwd en dus niet verplicht was tot
antwoorden. Hem kon niet duidelijk ge
maakt worden, dat eerst moest blijken
gemerkt. Of hij hoofd of bestuurder was,
deze onderneming was en dat hij pas
daarna als verdachte kon worden aan
gemerkt. Of hij hoofd of besturder was,
vond hij zelf een puzzle; het was best
mogelijk, hij had geen tijd zich daarmede
bezig te houden en wist verder niets meer.
Om deze kwestie tot klaarheid te bren
gen, werd eerst door de verbaliseerende
ambtenaren inzage verzocht van het
raadsbesluit, waarbij tot den bouw van
het raadhuis was besloten, daarna door
het districthoofd en tot slot door den
Commissaris der Koningin, doch de bur
gemeester bleef weigeren. De griffier der
Staten zond evenwel een afschrift van
het raadsbesluit toe, waaruit mocht wor
den opgemaakt, dat de burgemeester als
hoofd der onderneming diende te wor
den beschouwd. Derhalve werd proces
verbaal opgemaakt, zoowel wegens over
treding van art. 24 als van art. 79, daar
hij weigerde aan de bevoegde ambtena
ren de verlangde inlichtingen te geven.
HOOG WATER.
Stand, van Zondag 20 Sept. 1931.
vm. nm.
Terneuzen
9.10
9.59
Borsselen
8.50
9.39
Breskens en Vlissingen 8.35
9.24
Hoedekenskerke
9.30
10.19
Hansweert
9.50
10.39
Veere
9.—
9.49
Colijnsplaat
9.25
10.14
Goesche Sas
10.20
11.09
Wemeldinge
10.25
11.14
Ierseke
10.30
11.19
Tholen
10.45
11.34
Zierikzee
9.40
10.29
Stand van Maandag 21 Sept. 1931.
vm.
nm.
Tholen
10.49
11.33
Borsselen
10.29
11.13
Breskens en Vlissingen 10.14
10.58
Hoedekenskerke
11.09
11.53
Hansweert
11.29
Veere
10.39
11.23"
Colijnsplaat
11.04
11.48
Goesche Sas
11.59
Wemeldinge
12.04
's midd.
Ierseke
12.09
's midd.
Tholen
12.24
i
's midd.
Zierikzee
11.19
Hyacinthen op glazen.
Het in bloei brengen van bloembollen
in de kamer is een heel aardig en pret
tig werk, mits mislukkingen ons dit ge
noegen niet vergallen. En dit laatste ge
beurt helaas nog maar al te vaak en dan
is Leiden in last. Ieder jaar ontvang ik
via de redactie ontzagwekkende stapeltjes
brieven over mislukkingen, met het vrien
delijk verzoek de oorzaak hiervan aan te
geven. Ieder vakman kent dit jaarlijksche
klachtenliedje van buiten. Aanvankelijk
ging het uitstekend met de bollen, de wor
tels ontwikkelden zich in het donker goed,
de bloemneus kwam nieuwsgierig voor den
dag en dan was het plotseling mis, het
bleef een onooglijk en leelijk propje ge
speend van iedere schoonheid, welke na
enkele weken van ergernis naar de vuil
nisbak werd verwezen.
Verreweg het leeuwendeel dezer klach
ten is te wijten aan te weinig geduld bij
het in bloei trekken. Velen beginnen reeds
met de fout te laat de bollen te bestellen
en trachten dit te herstellen door de bol
len te vroeg in het licht te brengen. De
meest heetgebakerden brengen reeds einde
October de bollen in het licht en hebben
dan ook de zekerheid dat de teleurstelling
over de mislukking kort en snel is.
Begin daarom steeds met vroegtijdig de
bollen bij een solied adres te bestellen en
plaats de ontvangen bollen reeds einde
Augustus op de glazen. Eind Augustus op
glazen geplaatste bollen kunnen in de
tweede helft van December zoover ontwik
keld zijn, dat ze in het licht geplaatst kun
nen worden. De wortels hebben zich dan
flink en tot op den bodem van het glas
ontwikkeld en de door de omsluitende en
naar buiten ombuigende bladeren en
bloemknop hebben dan een lengte van on
geveer 7 9 q.M. bereikt.
Tot dien tijd blijven de glazen in 't don
ker op een koele en vorstvrije plaats. Een
donkere kast of een goede kelder is daar
voor een geschikte plaats. Moeten de bol
len in de kelder gezet worden, dan plaat
sen we over de glazen een omgekeerde
kartonnen doos of iets dergelijks, omdat
ze anders nog te veel in 't licht staan. Van
tijd tot tijd worden ze geregeld geïnspec
teerd en zoo noodig worden de glazen
steeds bijgevuld. Bij het plaatsen op de
glazen en later ook bij het bijvullen mag
het water de onderkant der bollen niet
raken, daar anders zeer gemakkelijk rot
ting optreedt en dan loopt het ook mis.
Zoodra de bollen in het licht kunnen
plaatsen we ze vlak voor het venster, liefst
in een niet te warme kamer of serre en in
ieder geval zoo ver mogelijk van de warm
tebron verwijderd. De overgang vanuit
het donker naar het licht is zeer groot en
daarom zorgen we de eerste dagen er voor
dat ze niet in de zon komen. Te weinig
licht is echter eveneens gevaarlijk, daar
dan de bladeren en de bloemstengel spoe
dig slap worden en knakken. Het geregeld
draaien der voor de ramen geplaatste
bollen bevordert het symetrisch opgroeien.
Schoolmoeheid
Van veel ziekten en gebreken krijgt de
school ten onrechte de schuld, zoo schrijft
dr Enklaar in „Het 'Gentrum". Menig
ouder heeft in de weken, die de vacantie
voorafgaan, bij zijn kinderen verschijn
selen kunnen waarnemen, die meer of
minder direct met het schoolleven in ver
band staan en welke ik niet beter meen te
kunnen betitelen dan: schoolmoeheid.
De verschijnselen waren: algemeene lus
teloosheid en geprikkeldheid, waarvoor
wij in Amsterdam het typeerende woord:
„saggerijnig" hebben vastgelegd. Verder
verminderde of zelfs totaal verdwenen
eetlust, slecht uitzien, plotseling betrek
ken en bleekheid, verder gestuwde of ver
traagde spijsvertering, onrustige slaap,
terwijl buikpijn en braken zelden worden
gemist.
Ontleden wij een en ander nader, dan
blijkt bij geneeskundig onderzoek in de
eerste plaats, dat wij meestal met gevoe
lige, nerveuze kinderen te maken hebben.
Verschillende ongunstige factoren spe
len een rol. Een niet gering gedeelte
hoort thuis bij de voeding en het milieu,
waarin het kind verkeert, maar eveneens
een niet onbelangrijk gedeelte wordt ge
leverd door de school en wat daarmee
samenhangt.
Hoewel het huiswerk niet bovenmatig
veel is, wordt er door de huishouding
drang uitgeoefend, zoo spoedig mogelijk
na het einde der schooluren daarmee te
beginnen. Het lijkt mij noodzake-
1 ij k om de kinderen na de
school een behoorlijke gees
telijke rust te geven van min
stens een uur, waarin zij bui
ten, liefst in de vrije lucht
eens kunnen uitrazen.
Een tweede bron van fouten zijn de
velerlei bijlessen, «waarmee veel kinderen
worden gezegend. Muziek, zang, hout
snijkunst enz., mogen het leven veraan
genamen, maar men verlieze de hoofdza
ken hierbij niet uit het oog.
De groote remedie voor deze kwaal is
de vacantie. Dan dienen de geestelijke
accumulatoren te worden geladen.
Enkele recepten.
Een gehakt-recept. Men klutst
een ei met wat zout en nootmuskaat in
een diepe kom, doet daarna het gehakt
en fijn gestooten beschuit er bij. Reken
drie beschuiten op één pond gehakt. Als
alles samen goed gekneed is, maakt men
er ballen van, en rolt die nog even door
een weinig gries of paneermeel.
Intussohen de pan met vet (of wil men
boter en vet) met liefst een klein scheutje
slaolie er bij goed heet laten worden.
Daarin de ballen even laten stoven op
een middelmatig vuur, ze af en toe voor
zichtig omkeerend.
Wanneer zich een korstje er omheen
heeft gevormd, 'het vuur temperen, en het
deksel los om de pan leggen.
Nu telkens bedruipen met wat jus van
den vorigen dag, en na een half uur heeft
men prachtige ballen enmooie bruine
jus.
Lekkere eierkoekjes maakt
men van 2 ons versche boter, die men
tot room roert. Daarbij voegt men twee
hardgekookte, fijngewreven dooiers van
eieren, 'A pond gezeefde bloem, IA ons
poedersuiker en kneedt alles flink door
elkaar tot een stevigen bal, dien men met
de deegrol uitrolt tot een dikte van een
rijksdaalder. Met een wijnglas steekt men
er koekjes uit, die men op een met boter
besmeerde bakplaat in den oven gaar en
lichtbruin bakt.
Brusselse he wafelen. 2 ons
boter wordt tot room geroerd; daar wor
den één voor één zes eierdooiers bijge-
roerd, vervolgens 2 ons bloem, wat zout
en 5 gr. met wat suikerwater aange
mengde gist.
Nadat dit een poosje gerezen is, wordt
er 1 d.L. room en de 6 stijfgeklopte eiwit
ten doorgeroerd.
Het wafelijzer wordt verwarmd en be
boterd (met een dotje of een kwastje), een
weinig van het deeg wordt er op gelegd,
en het dicht geslagen ijzer wordt aan
beide kanten boven matig warm vuur ge
houden tot de wafels goed van kleur zijn.
Ze worden na bekoeling met een weinig
gesmolten boter bedruppeld en met poe
dersuiker bestrooid.
Eenige wenken.
Druiven kan men tot het voorjaar
goed houden als men ze afsnijdt als ze
voor 7/8 rijp zijn het snijvlak met was
afdekt en ze op een koele plaats ophangt,
Als men na het schoonmaken van
roodekool de handen inwrijft met een
schijfje citroen, „vliegen" de vlekken weg.
Kneed harde boter met een hou
ten spaantje of houten lepel tot ze wat
soepeler is geworden. Meng er dan op 1
pond 1 theelepeltje zout en 1 theelepeltje
suiker, opgelost in een half theekopje
koud, gekookt water door. Kneed en
roer net zoolang tot het vocht geheel in
de boter is verwerkt. Op deze wijze krijgt
men gemakkelijk smeerbare boter, die
zacht blijft en niets van haar smaak in
boet.
Stukjes linoleum moet ge niet
wegdoen. Als ge er rondjes, vierkantjes
of zeshoeken van knipt, kunnen deze in
de keuken uitstekende diensten bewijzen
als onderleggers voor pannen.
Behandeling van regenjassen.
Regenjassen, die van gummi gemaakt
zijn, moeten nooit blootgesteld worden
aan de inwerking van bijtende stoffen.
Het beste is om alleen te werken met zui
ver water. Met een spons, in deze vloei
stof gedoopt, over de vlekken wrijven en
zien of ze op die manier verdwijnen. Lukt
dat niet, dan moet men informeeren of
met chemisch reinigen iets te bereiken
valt.
Is het kleedingstuk van zeildoek ge
maakt, dan reinigt men het met spons en
zeem. Daarna zoo noodig een beetje zeep
sop, benzine of tetra gebruiken.
Het is een zeer verkeerde gewoonte, om
moderne regenjassen, die niet altijd solide
zijn, ook bij warm of zonnig weer te dra
gen. En dit gebeurt zeer dikwijls. Gummi
kleedingstukken zijn er echter alleen op
berekend, bij regenachtig weer dienst te
doen. Tegen de inwerking van warmte is
ook een droge gummimantel niet bestand 1
(Hdbld.)
Gelieve alles, deze rubriek betreffende,
te adresseeren aan P. Moris, We3terstraat
221, Amsterdam.
Oplossing probleem No. 208.
Auteur: J. Metz, Amsterdam.
Stand.
Zw. 10 sch. op: 10, 12 tot 15, 18, 19, 29,
35 en 36.
Wit 11 sch. op: 23, 27, 28, 31, 34, 39,
40, 44, 45, 47 en 48.
Oplossing.
Wit: 47—41 39—33 4G-39 48—42 27X20
42X33 45X5.
Zw.: 36X47 29X38 35X22 18X 40 15X24
47X29.
Oplossing probleem 209 en 210.
Auteur: J. Rendering, Amsterdam.
Stand.
Zw. 9 sch. op: 5, 8, 9, 13, 17, 19, 27, 28
en 36.
Wit 8 sch. op: 15, 20, 34, 38, 41, 44, 48
en 49.
Oplossing.
Wit: 49—43 20—14 14X14 15X4.
Zw.: 36X47 47X49 49X10.
Oplossing probleem No. 211.
Auteur: P. Snom, Amsterdam.
Zw. 9 sch. op: 3, 8, 11, 12, 17, 19, 20,
25 en 27.
Wit 9 sch. op: 22, 28, 29, 30, 31, 33, 34,
38 en 44.
Oplossing.
Wit: 29—24 30—24 24X2 2X1.
Zw.: 20X49 49X23 17X39.
Oplossing probleem No. 212.
Auteur: II. A. Luyt, Halfweg.
Stand.
Zw. 10 sch. op: 7 tot 10, 12, 14, 19, 20,
26 en 36.
Wit 10 sch. op: 23, 27, 28, 32, 33, 38,
39, 42, 46 en 47.
Oplossing.
Wit: 47—41 27—21 4641 28—22 33X13.
Zw.: 36X47 26X17 47X36 36X28.
Goede oplossingen.
Ontvangen van: A. Verhage, A. Wil-
lemse, A. de Visser Lzn, S. Blaas, P. de
Visser, S. Bosselaar, allen te Aagtekerke;
M. J. Ie Clercq, Kruiningen; J. A. van
Dixhoom, Zaamslag; J. Daane, Zoute-
lande; A. Moggré Janz., Schoondijke; M.
A. de Bel, nos 208, 209 en 211, Ierseke;
J. Huïssoon, Nieuwdorp; J. Scheele,
Zaamslag; D. de Hullu, Oostburg; J. Geel
hoed, Zoutelande; J. Kok, Kruiningen;
L. C. v. Vijven, Goes; Jac. Almekinders
Jz., Oostburg.
Probleem No. 215.
Auteur: P. Groterik, Amsterdam.
1 2 3 4 5
Zw. 11 sch. op: 6, 8, 9, 10, 12, 18, 19, 20,
23, 31 en 36.
Wit 10 sch. op: 16, 17, 29, 33, 34, 35, 41,
42, 47 en 49.
Wit speelt 'en wint.
Oplossingen binnen 8 dagen na laatste
plaatsing in elke maand.