Gemengd Nieuws. Voor huis en hof. Het Vrouwenhoekje. Dammen. te doen is met de verdere droogmakingen. Prof. Visser te Wageningen ziet achter de woorden vein den Minister in zijn toelichting bij de begrooting de wensch, om de f 8 milHoen van de be grooting te schrappen. Pit zou slechts een schijnwinst zijn, want ongeveer een gelijk bedrag zou noodig zijn voor armwezen. De Zuiderzeewerken zijn van groote waar de als werkverschaffing en bezorgen werk aan de industrie. Stelt men nu uit, dan krijgt men later inpoldering bij stukjes en beetjes tege lijk. Een polder als de N. O.-polder is schitterend gelegen voor werkverschaf fing. De commissie voor ontwatering wordt nu aangespoord om werken voor werkverschaffing te vinden. Men geeft groote bedragen uit voor werken in Drente b.v. en wat krijgt men dan? Nog niet anders dan vrij waardelooze grond. De Zuiderzee zal daarentegen goeden grond opleveren. Spr. is daarom voor doorzetten. Stop zetting zou te betreuren zijn. De heer S. L. Louwes ontkent, dat de werkverschaffing in Overijsel heide grond zou opleveren. Spr. meent, dat men bij het spreken over de Zuiderzee over gaat van de zakelijke sfeer naar die van do romantiek. We hebben een nieuwe be rekening noodig, waar we houvast aan hebben. De commissie-Dovink had wel eens mogen waarschuwen, toen de wer ken naar hare meening verkeerd werden aangepakt. Er moet nu klare wijn worden geschonken. Men wil om het uur een lepel vol ingeven, maar zoo slikken we de heele pudding. De basis bij de drooglegging van de Zuiderzee moet zóó zijn, dat een eco nomische beoefening van den landbouw er mogelijk moet zijn. Dan pas is het geld goed belegd. Anders is het weggegooid. Het Nederlandsche volk toone eerst, dat het zijn landbouw levensmogelijkheid wil schenken en denke dan pas aan de Zui derzee. De heer Westerdijk merkt te genover de debaters op, dat het loo- nend maken van den landbouw voor den Staat ontzaglijk veel zal kosten. En moe ten daar dan nog bijkomen de millioenen voor de drooglegging der Zuiderzee? Spr. erkent nog, dat er voor stopzetting en doorzetting beide argumenten aan te voeren zijn. De gegevens, die we nu heb ben, zijn onvoldoende. De voorzitter zegt den heer Wes terdijk hartelijk dank voor zijn inleiding. Laatste spreker was de heer Ir G. G. P. van Goor, secretaris-ingenieur van de wegen-commissie A.N.W.B.K.N.A.C. te 's-Gravenhage, over het onderwerp: Waf kan geschieden in het belang van de z.g. tertiaire wegen? Worden de kunstwegen buiten de be bouwde kommen, welke niet voorkomen op het Rijkswegenplan of op de provin ciale wegenplans, tertiaire wegen ge noemd, dan kunnen deze worden ver deeld in: a. tertiaire wegen voor doorgaand (in- terlocaal) verkeer; b. tertiaire wegen voor plaatselijk (lo caal) verkeer. De tertiaire wegen zijn veelal aangelegd door de localiteiten (gemeenten), c.q. waterschappen, commissiën of particulie ren en hebben oorspronkelijk ten doel gehad het plaatselijk verkeer te dienen. Door het groeiende motorrijtuigenver- keer is dit doel op den achtergrond ge raakt. Het is als een onbillijkheid te beschou wen, dat de tertiaire wegen voor door gaand verkeer moeten worden verbeterd en onderhouden door locale wegbeheer- ders, terwijl het doorgaande verkeer het meeste genot van die wegen heeft en de slijtage daaraan veroorzaakt. Bovendien zijn de beheerders van ter tiaire wegen voor doorgaand verkeer veelal financieel niet voldoende krach tig om de noodige fondsen beschikbaar te stellen voor het vermeerderde onder houd van- en de noodzakelijke verbete ringen aan hunne wegen. Voor de tertiaire wegen voor doorgaand verkeer is naar alle waarschijnlijkheid van het Rijk geen hulp te verwachten dan na afloop van den termijn van 15 jaren, bedoeld in art. 32 sub 2 van de wegen belastingwet (dus het jaar 1942), gedu rende welken termijn de verdeeling van de opbrengst van de wegen- en de Rijks- rijwielbelasting tusschen Rijk en Pro vinciën is vastgesteld. De beheerders van interlocale wegen zullen derhalve waakzaam dienen te zijn om van 1942 af hun naar billijkheid en wettelijk te regelen aandeel uit het wegen fonds deelachtig te worden. De beheerders van tertiaire interlocale wegen kunnen met het oog op de instand houding en de noodige verbeteringen van hunne wegen niet zoolang wachten; di- récte hulp, zoowel in hun belang als in dat van de weggebruikers, is noodzake lijk. De provinciën zouden hulp kunnen ver schaffen door voor de wegen van een be hoorlijk vast te stellen aanvullend pro vinciaal wegenplan, waarop de belang rijkste interlocale wegen (die niet op de Rijks- of provinciale plannen voorko men) zullen kunnen worden geplaatst, op systematische wijze uit de algemeene middelen gelden beschikbaar te stellen, b.v. op de wijze zooals thans in de Pro vincie Noord-Holland is geschied. Een andere methode om op systema tische wijze hulp te verleenen aan de be heerders van tertiaire wegen voor door gaand verkeer, die deze hulp het meest van noode hebben en welke door de pro vincie Noord-Brabant wordt gevolgd, be staat daarin, dat in de provinciën fondsen worden, gevormd uit do gewone middelen, waaruit bijdragen kunnen worden ver strekt voor onderhoud en verbetering van interlocale wegen, welke bijdragen afhan kelijk dienen te worden gesteld van de financieele draagkracht van de betrokken onderhoudsinstanties en van het aantal kilometers weg voor doorgaand verkeer, waarvoor de zorg op hare schouders rust. De met tertiaire wegen voor doorgaand verkeer topzwaar belaste instanties zul len aldus kunnen worden geholpen, naar mate de beschikbaar te stellen middelen uit de provinciale kas grooter of kleiner zijn. Eventueel zal de voor hulp van tertiaire wegen benoodigde bijdrage uit de provin ciale algemeene middelen kunnen worden gevonden door voor afwerking van het provinciale wegenplannet minder directe gelden uit de algemeene middelen beschik baar te stellen en te leenen, c.q. meer te leenen; rente en aflossing van deze leenin gen kunnen worden bestreden met de toe komstige uitkeeringen uit het wegenfonds en kunnen dus ten laste komen van de toekomstige weggebruikers. Deze leenin gen zijn financieel te verantwoorden, om dat zij betrekking hebben op productieve werken, die het algemeen belang dienen en bovendien tegemoet komen aan het euvel der werkeloosheid. De provinciën kunnen voorts in hooge mate de efficiency van het wegenonder- houd en de wegenverbetering bevorderen door mede te werken aan concentratie van beheer. De beheerders van tertiaire wegen kun nen zichzelf veel meer dan tot dusver hulp verschaffen door te streven naar en loyaal mede te werken aan concen tratie van wegbeheer. De beheerders der tertiaire wegen kun nen met de beschikbare fondsen dikwijls meer doen dan thans het geval is door het doen besteden van de uiterste zorg aan het dagelijksch onderhoud van de we gen; niet geregeld ouderhoud wreekt zich onvermijdelijk door onevenredig hooge, dikwijls zeer bezwarende herstellings kosten. Bespreking. Dhr Stroink pro testeert met klem er tegen, dat de gelden van de wegenbelasting in hoofdzaak ten goede van de centra komen en dat het platteland weer schromelijk achteraan komt. Spr. gelooft niet, dat we spoedig goede tertiaire wegen zullen krijgen. Men heeft verder verzuimd op de begrooting een jaarlijks stijgend bedrag voor onder houd uit te trekken. Het onderhoud der tertiaire wegen kost nu voor de gemeen ten ongeveer 10 maal zooveel als veertig jaar geleden. Als we op het Rijk moeten wachten tot 1942, rijden we op puin. Verder merkt Spr. op, dat de gemeen te duur werkt, de provincie duurder en het Rijk het duurst. Spr. weet niet, hoe de plattelandsge meenten aan het geld moeten komen, daar het belastbare inkomen op de dor pen ontzaglijk is gedaald. De gemeenten zitten met het hoofd tegen het plafond. Ook sommige provincies kunnen geen geld er voor vinden. Het is het billijkst dat het geld uit den grooten pot komt. Dhr Ir S w a a b wil ook den indruk wegnemen, dat het met de tertiaire wegen goed is en dat het geld voor verbetering er is. Het geld moet komen uit het rijks wegenfonds. Zeker 30 40 pCt. der mo torrijtuigen komen bijna nooit anders dan op de tertiaire wegen. Daarvoor is een vergoeding op haar plaats. Volgens matige berekening kost verbe tering der tertiaire wegen f75 miljoen. Sommige er van zijn levensgevaarlijk. Laat men niet langer het platteland ach terstellen. De provincies krijgen al niet voldoende geld om de secundaire wegen te verbeteren. De middelen, die dhr Van Goor heeft aangegeven, zijn schijnmidde- len en niets anders. Verbetering is on mogelijk zonder een bijdrage uit het rijks wegenfonds. Het schijnt, dat er voor den Minister van Waterstaat geen tertiaire wegen be staan. Alles gaat naar de primaire wegen en wel in die mate, dat voortzetting op die wijze niet lang mogelijk zal zijn. De beheerders van de tertiaire wegen bedelen niet, zij vragen een recht. Prof. Visser heeft al in 1925 over dit onderwerp geschreven. Men moet onder scheid maken tusschen wegen, die in be heer zijn bij het Rijk, provincie en ge meente eenerzij ds en die door de polders, dus de boeren, worden onderhouden. Daarom zou extrabelasting voor de paar- dentractie over polderwegen dwaasheid zijn. Steun aan de polderwegen is daar om vóór alles noodig. Over die onbil lijkheid is de regeering heengeloopen. De heer Van Goor beantwoordt de sprekers. Spr. voorziet, dat we bij de re- geeering aan doovemansdeur zullen klop pen. Wel zou Spr. het zeer billijk vinden, indien een deel der benzinebelasting werd aangewend voor de tertiaire wegen. Maar ook daarvan ziet Spr. niets komen. Spr. zou de bedragen, die de provincies nu besteden voor de secundaire wegen willen verminderen ten bate van de ter tiaire wegen, want voor de secundaire wegen kan geleend worden. Men moet de tertiaire wegen niet alle over één kolom scheren. En dat deed dhr Swaab. Er zijn er, waarover heel weinig verkeer gaat. De voorzitter dankt den inleider voor zijn betoog en spreekt de hoop uit, dat de regeering rekening zal houden met de hier uitgesproken wenschen. De heer Mr P. Dieleman dankt het Bestuur, dat het Vlissingen heeft geko zen als vergaderplaats. Spr. brengt daar na den voorzitter dank voor al hetgeen hij voor den landbouw doet en hoopt, dat hij nog lang ook de leiding van deze congressen moge houden. Hierna sluit de voorzitter het congres. Gisteravond vereenigden de bezoekers zich aan een maaltijd, terwijl heden morgen een autorit door Walcheren ge maakt wordt. De burgemeester, die zich dom hield. Een eigenaardige compli catie, aldus vinden we vermeld in het Centraal Verslag der Arbeidsinspectie, deed zich voor bij het vaststellen van de verantwoordelijkheid voor clandestien overwerk bij den bouw van een gemeente huis in een plattelandsgemeente. Bij be zoek bleek, dat nooit minder dan 10 uur per dag werd gewerkt. De architect regel de als uitvoerder het werk, de gemeente ontvanger betaalde Zaterdags de loonen uit en de burgemeester voerde zelf met dezen architect-uitvoerder de besprekin gen over dit werk. Tegen den aanwezigen uitvoerder werd proces-verbaal opgemaakt wegens het doen verrichten van verboden arbeid. Eenige dagen later werd opnieuw een bezoek aan dit bouwwerk gebracht en bleek, dat nog steeds te lang gewerkt werd. De burgemeester, tevens waarne mend kantonrechter, die daarna gehoord werd, weigerde elke inlichting op grond hiervan, dat hij als verdachte werd be schouwd en dus niet verplicht was tot antwoorden. Hem kon niet duidelijk ge maakt worden, dat eerst moest blijken gemerkt. Of hij hoofd of bestuurder was, deze onderneming was en dat hij pas daarna als verdachte kon worden aan gemerkt. Of hij hoofd of besturder was, vond hij zelf een puzzle; het was best mogelijk, hij had geen tijd zich daarmede bezig te houden en wist verder niets meer. Om deze kwestie tot klaarheid te bren gen, werd eerst door de verbaliseerende ambtenaren inzage verzocht van het raadsbesluit, waarbij tot den bouw van het raadhuis was besloten, daarna door het districthoofd en tot slot door den Commissaris der Koningin, doch de bur gemeester bleef weigeren. De griffier der Staten zond evenwel een afschrift van het raadsbesluit toe, waaruit mocht wor den opgemaakt, dat de burgemeester als hoofd der onderneming diende te wor den beschouwd. Derhalve werd proces verbaal opgemaakt, zoowel wegens over treding van art. 24 als van art. 79, daar hij weigerde aan de bevoegde ambtena ren de verlangde inlichtingen te geven. HOOG WATER. Stand, van Zondag 20 Sept. 1931. vm. nm. Terneuzen 9.10 9.59 Borsselen 8.50 9.39 Breskens en Vlissingen 8.35 9.24 Hoedekenskerke 9.30 10.19 Hansweert 9.50 10.39 Veere 9.— 9.49 Colijnsplaat 9.25 10.14 Goesche Sas 10.20 11.09 Wemeldinge 10.25 11.14 Ierseke 10.30 11.19 Tholen 10.45 11.34 Zierikzee 9.40 10.29 Stand van Maandag 21 Sept. 1931. vm. nm. Tholen 10.49 11.33 Borsselen 10.29 11.13 Breskens en Vlissingen 10.14 10.58 Hoedekenskerke 11.09 11.53 Hansweert 11.29 Veere 10.39 11.23" Colijnsplaat 11.04 11.48 Goesche Sas 11.59 Wemeldinge 12.04 's midd. Ierseke 12.09 's midd. Tholen 12.24 i 's midd. Zierikzee 11.19 Hyacinthen op glazen. Het in bloei brengen van bloembollen in de kamer is een heel aardig en pret tig werk, mits mislukkingen ons dit ge noegen niet vergallen. En dit laatste ge beurt helaas nog maar al te vaak en dan is Leiden in last. Ieder jaar ontvang ik via de redactie ontzagwekkende stapeltjes brieven over mislukkingen, met het vrien delijk verzoek de oorzaak hiervan aan te geven. Ieder vakman kent dit jaarlijksche klachtenliedje van buiten. Aanvankelijk ging het uitstekend met de bollen, de wor tels ontwikkelden zich in het donker goed, de bloemneus kwam nieuwsgierig voor den dag en dan was het plotseling mis, het bleef een onooglijk en leelijk propje ge speend van iedere schoonheid, welke na enkele weken van ergernis naar de vuil nisbak werd verwezen. Verreweg het leeuwendeel dezer klach ten is te wijten aan te weinig geduld bij het in bloei trekken. Velen beginnen reeds met de fout te laat de bollen te bestellen en trachten dit te herstellen door de bol len te vroeg in het licht te brengen. De meest heetgebakerden brengen reeds einde October de bollen in het licht en hebben dan ook de zekerheid dat de teleurstelling over de mislukking kort en snel is. Begin daarom steeds met vroegtijdig de bollen bij een solied adres te bestellen en plaats de ontvangen bollen reeds einde Augustus op de glazen. Eind Augustus op glazen geplaatste bollen kunnen in de tweede helft van December zoover ontwik keld zijn, dat ze in het licht geplaatst kun nen worden. De wortels hebben zich dan flink en tot op den bodem van het glas ontwikkeld en de door de omsluitende en naar buiten ombuigende bladeren en bloemknop hebben dan een lengte van on geveer 7 9 q.M. bereikt. Tot dien tijd blijven de glazen in 't don ker op een koele en vorstvrije plaats. Een donkere kast of een goede kelder is daar voor een geschikte plaats. Moeten de bol len in de kelder gezet worden, dan plaat sen we over de glazen een omgekeerde kartonnen doos of iets dergelijks, omdat ze anders nog te veel in 't licht staan. Van tijd tot tijd worden ze geregeld geïnspec teerd en zoo noodig worden de glazen steeds bijgevuld. Bij het plaatsen op de glazen en later ook bij het bijvullen mag het water de onderkant der bollen niet raken, daar anders zeer gemakkelijk rot ting optreedt en dan loopt het ook mis. Zoodra de bollen in het licht kunnen plaatsen we ze vlak voor het venster, liefst in een niet te warme kamer of serre en in ieder geval zoo ver mogelijk van de warm tebron verwijderd. De overgang vanuit het donker naar het licht is zeer groot en daarom zorgen we de eerste dagen er voor dat ze niet in de zon komen. Te weinig licht is echter eveneens gevaarlijk, daar dan de bladeren en de bloemstengel spoe dig slap worden en knakken. Het geregeld draaien der voor de ramen geplaatste bollen bevordert het symetrisch opgroeien. Schoolmoeheid Van veel ziekten en gebreken krijgt de school ten onrechte de schuld, zoo schrijft dr Enklaar in „Het 'Gentrum". Menig ouder heeft in de weken, die de vacantie voorafgaan, bij zijn kinderen verschijn selen kunnen waarnemen, die meer of minder direct met het schoolleven in ver band staan en welke ik niet beter meen te kunnen betitelen dan: schoolmoeheid. De verschijnselen waren: algemeene lus teloosheid en geprikkeldheid, waarvoor wij in Amsterdam het typeerende woord: „saggerijnig" hebben vastgelegd. Verder verminderde of zelfs totaal verdwenen eetlust, slecht uitzien, plotseling betrek ken en bleekheid, verder gestuwde of ver traagde spijsvertering, onrustige slaap, terwijl buikpijn en braken zelden worden gemist. Ontleden wij een en ander nader, dan blijkt bij geneeskundig onderzoek in de eerste plaats, dat wij meestal met gevoe lige, nerveuze kinderen te maken hebben. Verschillende ongunstige factoren spe len een rol. Een niet gering gedeelte hoort thuis bij de voeding en het milieu, waarin het kind verkeert, maar eveneens een niet onbelangrijk gedeelte wordt ge leverd door de school en wat daarmee samenhangt. Hoewel het huiswerk niet bovenmatig veel is, wordt er door de huishouding drang uitgeoefend, zoo spoedig mogelijk na het einde der schooluren daarmee te beginnen. Het lijkt mij noodzake- 1 ij k om de kinderen na de school een behoorlijke gees telijke rust te geven van min stens een uur, waarin zij bui ten, liefst in de vrije lucht eens kunnen uitrazen. Een tweede bron van fouten zijn de velerlei bijlessen, «waarmee veel kinderen worden gezegend. Muziek, zang, hout snijkunst enz., mogen het leven veraan genamen, maar men verlieze de hoofdza ken hierbij niet uit het oog. De groote remedie voor deze kwaal is de vacantie. Dan dienen de geestelijke accumulatoren te worden geladen. Enkele recepten. Een gehakt-recept. Men klutst een ei met wat zout en nootmuskaat in een diepe kom, doet daarna het gehakt en fijn gestooten beschuit er bij. Reken drie beschuiten op één pond gehakt. Als alles samen goed gekneed is, maakt men er ballen van, en rolt die nog even door een weinig gries of paneermeel. Intussohen de pan met vet (of wil men boter en vet) met liefst een klein scheutje slaolie er bij goed heet laten worden. Daarin de ballen even laten stoven op een middelmatig vuur, ze af en toe voor zichtig omkeerend. Wanneer zich een korstje er omheen heeft gevormd, 'het vuur temperen, en het deksel los om de pan leggen. Nu telkens bedruipen met wat jus van den vorigen dag, en na een half uur heeft men prachtige ballen enmooie bruine jus. Lekkere eierkoekjes maakt men van 2 ons versche boter, die men tot room roert. Daarbij voegt men twee hardgekookte, fijngewreven dooiers van eieren, 'A pond gezeefde bloem, IA ons poedersuiker en kneedt alles flink door elkaar tot een stevigen bal, dien men met de deegrol uitrolt tot een dikte van een rijksdaalder. Met een wijnglas steekt men er koekjes uit, die men op een met boter besmeerde bakplaat in den oven gaar en lichtbruin bakt. Brusselse he wafelen. 2 ons boter wordt tot room geroerd; daar wor den één voor één zes eierdooiers bijge- roerd, vervolgens 2 ons bloem, wat zout en 5 gr. met wat suikerwater aange mengde gist. Nadat dit een poosje gerezen is, wordt er 1 d.L. room en de 6 stijfgeklopte eiwit ten doorgeroerd. Het wafelijzer wordt verwarmd en be boterd (met een dotje of een kwastje), een weinig van het deeg wordt er op gelegd, en het dicht geslagen ijzer wordt aan beide kanten boven matig warm vuur ge houden tot de wafels goed van kleur zijn. Ze worden na bekoeling met een weinig gesmolten boter bedruppeld en met poe dersuiker bestrooid. Eenige wenken. Druiven kan men tot het voorjaar goed houden als men ze afsnijdt als ze voor 7/8 rijp zijn het snijvlak met was afdekt en ze op een koele plaats ophangt, Als men na het schoonmaken van roodekool de handen inwrijft met een schijfje citroen, „vliegen" de vlekken weg. Kneed harde boter met een hou ten spaantje of houten lepel tot ze wat soepeler is geworden. Meng er dan op 1 pond 1 theelepeltje zout en 1 theelepeltje suiker, opgelost in een half theekopje koud, gekookt water door. Kneed en roer net zoolang tot het vocht geheel in de boter is verwerkt. Op deze wijze krijgt men gemakkelijk smeerbare boter, die zacht blijft en niets van haar smaak in boet. Stukjes linoleum moet ge niet wegdoen. Als ge er rondjes, vierkantjes of zeshoeken van knipt, kunnen deze in de keuken uitstekende diensten bewijzen als onderleggers voor pannen. Behandeling van regenjassen. Regenjassen, die van gummi gemaakt zijn, moeten nooit blootgesteld worden aan de inwerking van bijtende stoffen. Het beste is om alleen te werken met zui ver water. Met een spons, in deze vloei stof gedoopt, over de vlekken wrijven en zien of ze op die manier verdwijnen. Lukt dat niet, dan moet men informeeren of met chemisch reinigen iets te bereiken valt. Is het kleedingstuk van zeildoek ge maakt, dan reinigt men het met spons en zeem. Daarna zoo noodig een beetje zeep sop, benzine of tetra gebruiken. Het is een zeer verkeerde gewoonte, om moderne regenjassen, die niet altijd solide zijn, ook bij warm of zonnig weer te dra gen. En dit gebeurt zeer dikwijls. Gummi kleedingstukken zijn er echter alleen op berekend, bij regenachtig weer dienst te doen. Tegen de inwerking van warmte is ook een droge gummimantel niet bestand 1 (Hdbld.) Gelieve alles, deze rubriek betreffende, te adresseeren aan P. Moris, We3terstraat 221, Amsterdam. Oplossing probleem No. 208. Auteur: J. Metz, Amsterdam. Stand. Zw. 10 sch. op: 10, 12 tot 15, 18, 19, 29, 35 en 36. Wit 11 sch. op: 23, 27, 28, 31, 34, 39, 40, 44, 45, 47 en 48. Oplossing. Wit: 47—41 39—33 4G-39 48—42 27X20 42X33 45X5. Zw.: 36X47 29X38 35X22 18X 40 15X24 47X29. Oplossing probleem 209 en 210. Auteur: J. Rendering, Amsterdam. Stand. Zw. 9 sch. op: 5, 8, 9, 13, 17, 19, 27, 28 en 36. Wit 8 sch. op: 15, 20, 34, 38, 41, 44, 48 en 49. Oplossing. Wit: 49—43 20—14 14X14 15X4. Zw.: 36X47 47X49 49X10. Oplossing probleem No. 211. Auteur: P. Snom, Amsterdam. Zw. 9 sch. op: 3, 8, 11, 12, 17, 19, 20, 25 en 27. Wit 9 sch. op: 22, 28, 29, 30, 31, 33, 34, 38 en 44. Oplossing. Wit: 29—24 30—24 24X2 2X1. Zw.: 20X49 49X23 17X39. Oplossing probleem No. 212. Auteur: II. A. Luyt, Halfweg. Stand. Zw. 10 sch. op: 7 tot 10, 12, 14, 19, 20, 26 en 36. Wit 10 sch. op: 23, 27, 28, 32, 33, 38, 39, 42, 46 en 47. Oplossing. Wit: 47—41 27—21 4641 28—22 33X13. Zw.: 36X47 26X17 47X36 36X28. Goede oplossingen. Ontvangen van: A. Verhage, A. Wil- lemse, A. de Visser Lzn, S. Blaas, P. de Visser, S. Bosselaar, allen te Aagtekerke; M. J. Ie Clercq, Kruiningen; J. A. van Dixhoom, Zaamslag; J. Daane, Zoute- lande; A. Moggré Janz., Schoondijke; M. A. de Bel, nos 208, 209 en 211, Ierseke; J. Huïssoon, Nieuwdorp; J. Scheele, Zaamslag; D. de Hullu, Oostburg; J. Geel hoed, Zoutelande; J. Kok, Kruiningen; L. C. v. Vijven, Goes; Jac. Almekinders Jz., Oostburg. Probleem No. 215. Auteur: P. Groterik, Amsterdam. 1 2 3 4 5 Zw. 11 sch. op: 6, 8, 9, 10, 12, 18, 19, 20, 23, 31 en 36. Wit 10 sch. op: 16, 17, 29, 33, 34, 35, 41, 42, 47 en 49. Wit speelt 'en wint. Oplossingen binnen 8 dagen na laatste plaatsing in elke maand.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1931 | | pagina 6