jazijn
uums
DEKENS
DE ZEEDW
ELBURG.
UIT
n
Vervolgd en bevrijd
EPAKJES.
EN
ANK n.v.
TWEEDE BLAD.
Wat er deze week voorviel
HET ADRES
A. WILKiNG
Zoekfichtjes.
Uit de Provincie
Heerenbaai EEN DUBBELTJE
ÏTRAAT 7
Jaar f 5.—
54 f 12.50
:M.
lOMEN EN
VOGELS.
Brieven uit Middelburg.
feuTllet onT
to t^rov»ooi mrtoot cf f?o
elscht,
■tike* ver
werkt
dealler-
toort, die
r
soliditeit en
t Is het zeer
s nieuw.
40 ct.
ste
d.
C
de van
verkrijg-
INNIA-
sit wol;
foon No. 420
1.10, Tel. No. 6
ber vierk. Meter.
VAN
ZATERDAG 4 JULI 1931, No. 231.
De voorbijgegane week zal nog lang in
veler berinnering voortleven, in verband
met den schrikkelijken brand, waardoor
bet kostelijke en kostbare Nederlandscbe
paviljoen op de Koloniale tentoonstelling
te Parijs werd vernield.
't Was wel een zware slag in de eerste
plaats voor ben, die dit paviljoen tot
stand brachten maar verder ook voor ons
beele volk.
Aan de schitterende tentoonstelling
die de bewondering van heel de wereld
afdwong, is met een slag een einde ge
komen. En nu zal wel getracht worden
nog een ander paviljoen in te richten
en we hebben respect voor de doortas
tendheid van onze gedelegeerden, die
zich niet uit het veld lieten slaan,
maar wat verloren ging kan niet meer
worden herbouwd. En de kunstschatten
die verbrandden komen niet terug.
Zoo bleek ook hier weer, dat niets
hier op aarde zijn stand kan behouden
en dat, wat uit stof is, vroeger of later
een einde neemt.
Een belangrijk punt dat de laatste da
gen voortdurend de aandacht vroeg, is
het plan van president Hoover, dat reeds
in werking zou zijn getreden indien van
de zijde van Frankrijk niet allerlei be
zwaren waren ingebracht, 'tls wel jam
mer, dat door Frankrijk een spaak in
het wiel werd gestoken, maar alles wijst
er op, dat uitstel in dit geval geen af
stel zal beteekenen. Dat is van belang niet
alleen voor Duitschland, maar voor ge
heel Europa, en naar te hopen is, ook
voor ons land.
Tegenover deze goede tijding staan dè
berichten, die spreken van een dreigen
de beperking van onze kolenuitvoer naar
Frankrijk en België. De eerste berichten
hieromtrent waren al zeer onrustbarend.
Latere tijdingen waren gunstiger, maar
toch zullen onze mijnen er naar het
schijnt, wel niet zonder schade afkomen.
Dat ondanks ale moeilijkheden op eco
nomisch gebied de fut er bij ons volk
nog niet uit is, blijkt wel uit de jaarbeurs
of tentoonstelling die deze week te Bres-
kens werd geopend en die er, naar wij
hopen, toe zal bijdragen, dat Zeeuwsch-
Vlaanderen zich straks in nieuwen bloei
mag verheugen.
Het leven is vol tegenstellingen.
Terwijl te Ritthem de nieuwe burge
meester, de heer Ter Haar, met vreugde-
muziek werd binnengehaald, staat de be
volking van Haamstede bij het graf van
haren burgemeester, Jhr van Citters, die
in den bloei zijner jaren werd weggeno
men.
En te Goes is oud en weibedaagd over
leden de heer N. J. Bastmeijer, die hoe
oud ook, nog steeds in vuur kWam als hij
mocht getuigen en hij deed niets lie
ver van zijnen Heiland en Koning.
De gedachtenis van dezen rechtvaardige
zal bij zeer velen in onze provincie in
dankbare herinnering blijven voortleven.
LXIII.
Amice,
Nu de verkiezingen voor de gemeente
raden achter den rug zijn, komt de vraag
aan de orde: welke personen dienen de
nieuwgekozen raadsleden te kiezen tot
wethouders? Zoowel het Antirev. Dag
blad „De Zeeuw", als het Dagblad „De Stan
daard", hielden zich reeds met deze vraag
onledig.
Alvorens na te gaan wat de ten deze
verdedigde opvattingen zijn, moet ons
eerst een relaas uit de pen van wat op
Eersten Pinksterdag te Arnhem, de hoofd
stad van het schoone Gelderland, voor
viel.
De Arbeiders-Sportbond, een vereeni-
ging van Sociaal-Democratischen huize,
ontving zoo zegt het orgaan der Ned.
Historisch verhaal uit den Napoleon-
tischen tijd.
35.) o
Nellie trok de kaper dieper over 't ge
laat en liep haastig, met kloppend hart
door. Weldra onderscheidde zij de gestal
ten van drie mannen, die, nu eens zin
gend, dan weer pratend, langzaam naar
Barneveld slenterden. Zij hoopte onbe
merkt voorbij te snellen, doch dit was mis.
„Hé, hoe laoter op den weg, hoe
schooner volk!" riep een van hen, ter
wijl hij haar in. den weg trad. „Waar mot
ie nog zoo late wèzen, juffertjen?"
„Waar ik nog niet ben," was het korte
antwoord van Nellie, en ze beproefde om
den man heen te loopen. Maar deze,
wiens nieuwsgierigheid was opgewekt,
greep haar bij den arm en trachtte haar
in 't aangezicht te zien.
„Zoo haastig niete, schatjen; ie kunt
eerst wel is fersoenlijk zeggen waar ie
heengaot."
„Kom, laat me lös;ik moet naar K., daar
word ik gewacht",zeide Nellie, rukte piot-
stelling haar arm uit de hand van den vrij
postige en zette het op een loopen. Had
Middernachtzendingsvereeniging van 1
Juni 1931 voor 'n sportfeest op de Pink
sterdagen te Arnhem van het Dagelijksch
Bestuur, niet in 't minst van den Burge
meester van Arnhem, allerlei privileges.
De gemeenteraad maakte er gratis re
clame voor en men stelde zelfs de remise
beschikbaar oor gratis-berging van rij
wielen en auto's.
Schoolgebouwen evenals het kasteel in
't schoone park Zijpendaal werden gra
tis voor nachtverblijf ingericht en open
gesteld.
En nu is blijkens een optocht, op den
avond van den Eersten Pinksterdag met
vergunning des burgemeesters gehouden
in sportcostuum, gebleken, dat de „Vrije
Lichaams-cultuurbeweging" gelijk heeft
gekregen, toen zij in haar Open Brief ver
klaarde, dat ondanks verzet de naakt-
1 o o p e r ij toch zou komen.
Vele duizenden waren, dank zij de wel
willendheid van B. en W. naar Arnhem
gekomen. Tot die duizenden behoorden
niet alleen jeugdige personen, maar ook
lieden van meer gevorderden leeftijd.
Die optocht is, naar mededeeling van
het Anti-rev. raadslid te Arnhem, de heer
van Munster, een walgelijke vertooning
geworden. Groepen vrouwen en meisjes,
ook wel mannen, hadden zich schier van
elk redelijk kleedingstuk ontdaan en be
wogen zich op den publieken weg in
een toestand, die aanleiding gaf, öf tot
allerlei minderwaardige, ruwe, vieze op
merkingen óf tot 'n uiting van een gevoel
van afkeer. De laatste opmerkingen wer
den, 't'spreekt, gebezigd door 't beste deel
der burgerij, dat den optocht aanschouw
de. Een sterk verzet is hiertegen ontstaan.
In een stroom van ingezonden stukken,
dien de Arnhemsche pers zelfs niet ver
werken kon, verklaarde men zich onom
wonden en lang niet malsch tegen de
verleende vergunning. In deze artikelen
kwam ook tot uiting, dat zeer vele man
nen en vrouwen, jongens en meisjes zich
dien avond, met groot gebrek aan klee
ding, op de buitenwegen der stad en in
de parken, ja zelfs in 't midden der stad,
vrijelijk bewogen, zonder dat van over
heidswege daarop eenige aanmerking
tegenwerd gemaakt.
Een groot deel der burgerij van allerlei
schakeering, heeft zich tegen dit wal
gelijk gedoe verzet. Verschillende brie
ven van allerlei kerkelijke en andere
corporaties hebben! den Burgemeester
doen zien, dat de burgerij niet gesteld
is op eene vertooning, die elk begrip van
welgevoegelijkheid uitsluit.
In den Arnhemschen gemeenteraad is
de zaak besproken, naar aanleiding van
een interpellatie, die vijf uur heeft ge
duurd. En het standpunt van den heer
van Munster, is, behalve dan door de
Sociaal-democraten, die nog geen derde
deel van 't stadsbestuur uitmaken, door
woordvoerders van alle partij
en gesteund.
Nu vraagt gij: Wat heeft dit alles nu
te maken met de Wethoudersbenoeming?
Eenvoudig dit, dat het groot schandaal,
door ons beschreven, in Arnhem alleen
mogelijk is geworden, „door den over
wegenden invloed van twee so
ciaal-democratische wethou
ders in 'tDagelijkschi Bstuur
der gemeent".
Toen wij het bovenstaande lazen, dach
ten we ook aan Middelburg en vroe
gen we ons af: Is het voor het behoud
van de Chr. grondslagen van ons volks
leven wel gewenscht zooveel invloed te
leggen in de hand van sociaal-democra
ten? Heeft de spoorwegstaking van 1903,
met haar samenzwering van socialisten
en anarchisten; heeft de greep naar de
macht in 1918; heeft de dappere onge
hoorzaamheid uit den laatsten tijd, „wat
in werkelijkheid niets anders beteekent",
zegt „De Zeeuw", dan dat de S.D.A.P.
„zich het recht voorbehoudt in de meest
„critieke oogenblikken de Regeering in
den rug aan te vallen, en haar de uit
oefening van haar taak onmogelijk te
maken", den nieuw-gekozen A.R. raads
leden niets te zeggen?
Immers de S.D.A.P. blijft zichzelve ge
lijk. Als zij de kans heeft Troelstra
heeft het in zijn Gedenkschriften ruiter
lijk erkend grijpt zij naar de revolutie.
Is het gewenscht in dergelijke dagen,
dat het Raadhuis bezet is, althans ten
deele, door revolutionnairen en hunne
handlangers? Men kan dit alles nu wel
goedpraten en zeggen, dat iedere so
ciaal-democraat nu niet van die kracht
zij verwacht, op deze wijze vrij te komen,
dan faalde haar berekening; de lieden
uitten eenige woorden van verbazing en
jaagden haar achterna. De partijen waren
ongelijk, en zoo duurde het geen twee mi
nuten, of zij was weer in hun macht.
„Dacht ie ons zoo te ontsnappen, deer
ne?" zei de man, die haar het eerst had
aangesproken, „noe kom je er zoo gemak
kelijk niet af; zoo'n sjiek juffertjen hef
zeker goed wat geld bie haor. Ie zult ons
elk een fiksch drinkgeld géven, of an
ders!".
„Wat plaag je me toch!" zeide Nellie
half schreiend, „ik heb gerust geen geld
bij me; laat me toch gaan asjeblieft!"
„Hahaha, gien geld op zak", zeide de
ander, „da' kan 'k wel an oe kleeren
zién, mèken! Berend, hold haor maor is
goed vaste, dan zal ik wel is inhaor zak
ken zeuken", meteen trad hij op haar toe,
Doch nu werd het Nellie toch wat te be
nauwd. Zij gilde en worstelde, om los te
komen tevergeefs; de mannen, die de
zaak blijkbaar als een grapje beschouw
den, hielden haar lachend vast en maak
ten aanstalten, om haar zakken te door
zoeken.
Maar nü kwam er hulp. Eensklaps
sprong iemand tusschenbeide, en deelde
met een zwaar voorwerp eenige geduchte
klappen uit.
is, doch men weet, dat in dagen van om
wenteling de gematigden door de heftige
drijvers worden geregeerd ej meegesleept.
In „De Zeeuw" van 26 Juni 1.1. stond
een advies van het „gemeenteraadscol
lege der Antirev, partij" van Juni
1918. Dat dit college sub 5o beweert,
dat het A.-R. beginsel van het recht dei-
minderheden niet mag op zij geschoven
worden, op grond, dat de een of andere
minderheid nu en dan de consequentie
van haar beginsel bloot legt, gelijk met
de socialisten het geval was in 1903 e n
sterker nog in November 1918,
getuigt van haar profetischen blik, doch
zelfs dit mag ons niet doen vergeten,
dat wij dit ongevraagd en in geen enkel
opzicht bindend advies rustig naast ons
kunnen neerleggen, omdat zie „De
Zeeuw" van 27 Juni 1.1. het niet aan
gaat „hier algemeene regelen te
stellen, die onder alle omstan
digheden als leiddraad kun
nen d i e n e n".
Daarom kunnen wij volmaakt instem
men met het door dit blad gegeven ad
vies, dat in elk geval de Raadsfractie
eerst hare houding voorloopig bepale en
zij voorts gelegenheid ontvange hare hou
ding in een vergadering der Kiesvereeni-
ging toe te lichten.
Geen mandat impératief, geen uitdruk
kelijke opdracht, doch wèl versterking
van den zedelijken band tusschen kiezers
en gekozenen.
Met vriendelijken groet
t.t„
METELLUS.
voor Manufacturen.
Dames- en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES HULST
HERBERT HOOVER, DE MAN, DIE
AANPAKT.
Hoover's voorstel over het moratorium
heeft een zucht van verlichting door de
wereld doen gaan. Hoover is nu de popu
laire man, die niet alleen praat, maar ook
doet.
Die eigenschap heeft hij, zegt de Maas
bode, trouwens reeds eerder getoond.
Het was in Augustus 1914, toen midden
in het reisseizoen de oorlog uitbrak en
een igroot getal Amerikaansche toeristen
over geheel Europa was verspreid. Daar
bijna overal gelijktijdig de mobilisatie
werd afgekondigd, waren de spoorwegen
voor militaire doeleinden in beslag geno
men en de burgers kwamen pas op de
tweede plaats.
De Amerikaansc'he touristen voelden
zich dan ook als schipbreukelingen. Hun
koffers waren zoek en met hun crediet-
brieven konden ze weinig of niets begin
nen. Als hulpelooze kinderen klampten ze
zich in Londen vast aan den Amerikaan-
schen consul-generaal A. Skinner, die
echter evenmin wist, wat hij met deze
wanhopige menschen moest beginnen en
•hij riep Hoover, die juist in Londen ver
bleef te hulp.
Deze 'had de zaak binnen enkele uren
voor elkaar. Hij huurde de eerste verdie
ping van het Savoy Hotel en vestigde hier
zijn hoofdkwartier. Uit de Amerikaansche
kolonie te Londen recruteerde hij vrijwil
ligers, om hem behulpzaam te zijn de
vluchtelingen naar hun land terug te bren
gen en naar algemeen beweerd wordt,
schoot hij het foenoodigde geld persoonlijk
voor.
De Amerikaansche regeering zond een
oorlogsschip met een hoeveelheid gemunt
goud, en binnen twee maanden waren on
geveer 150.000 Amerikanen naar hun
land teruggevoerd.
Intussc'hen had zijn organisatie-geest
nog ander werk gevonden, want voordat
de Amerikanen waren vertrokken, waren
honderdduizenden Belgen, opgedreven
door het Duitsche leger, uit hun land ge
vlucht en Frankrijk, Nederland en Enge
lland binnengestroomd.
„Wacht, laffe schobbejakken!" riep hij
onder dit bedrijf, „hoe durf je een een
zaam meisje aan te randen!" „Maakt bee-
nen, of anders krijg je met het scherp vaii
mijn degen, in plaats van met het plat!"
De lafaards wachtten het slot van de
redevoering niet af; zonder omzien licht
ten zij de hielen, en verdwenen elk een
kant uit in de duisternis,
Nellie was bij de onverwachte redding
half flauw op den grond gezakt, en zat
nu te snikken van belang. De helper keer
de zich tot haar.
„Dat is nu wel het onverstandigste, wat
ge doen kunt, juffertje",'zeide hij zich
bukkend.„het is veel te koud om hier
tranen te vergieten, bewaar ze liever tot
straks. Probeer eens op te staan en te
loopen, ge zult nu wel mijn geleide niet
afwijzen, niet waar?"
Nellie zag op, en herkende tot haar
verbazing den vreemden heer. AI haar
ruwe antwoorden, in zoo scherpe tegen
stelling met zijn trouwe hulpvaardigheid
kwamen haar voor den geest, en nu wist
zij niets anders te zeggen dan: „vergeef
me!"
„Dat is van lateT zorg", hervatte de
vreemde, „sta nu op", en den arm om
haar heenslaande, hielp hij haar overeind
Het was goed, dat zij een steun had, want
zij beefde als een riet.
Hoover had de leiding voor hun voed
selvoorziening en werkverschaffing en
voor de Belgen, die niet hadden kunnen
ontvluchten, werd einde October 1914 de
Amerikaansche G-R.B., 'Commission for
Relief in Belgium, onder zijn leiding op
gericht.
Die hulpverleening in Engeland en Bel
gië moeten we niet onderschatten. Het
eerste land kon niet al te royal met zijn
voedingsmiddelen omspringen, want het
leger ging voor. Bovendien waren er krin
gen, die de Belgen wantrouwden uit angst,
dat er Duitsche spionnen bij zouden zijn,
met het gevolg, dat velen geen animo
hadden om 'hen te heipen.
Een andere moeilijkheid was de trans
port-kwestie. De Engelsche admiraliteit
had op alle beschikbare schepen beslag ge
legd en had eveneens een groot deel van
het spoorwegmateriaal noodig voor het
troepen-vervoer.
Hoover was echter niet de man om zich
door deze moeilijkheden te laten overwin
nen zelfs niet door grootere. Want gere
geld had hij het, nu eens met de Engel
sche dan wee'' fhet de Duitsche regeering
aan den stok. Zoo had een Duitsche duik
boot eens een schip met voedsel in den
grond geboord en andere schepen waren
door Duitsche vliegtuigen aangevallen.
Onmiddellijk toog Hoover naar Berlijn
om zijn beklag in te dienen bij' de betrok
ken autoriteiten, met het nadrukkelijk
verzoek aan de commandanten van duik-
booten en aan de bestuurders van vlieg
tuigen order te geven de vlag der C.R.B.
te eerbiedigen.
Zoöals gewoonlijk, draaide men om de
zaak 'heen, zei dat het een betreurens
waardige vergissing was en dat men zoo
veel mogelijk zou trachten, deze onaan
genaamheden te voorkomen.
„Dat begrijp ik natuurlijk," antwoordde
Hoover kalm, „maar uw antwoord doet
me denken aan den man, die door den
hond van zijn buurman naar de beenen
was gevlogen en zich hierover komt be
klagen.
„Maak je niet ongerust, 'hij zal niet
bijten."
„Dat kan wel," zei de man- „Het is best
mogelijk, dat U daar zoo over denkt, maar
denkt uw hond daar ook zoo over?"
Zelfs een Duitsche hoofdambtenaar was
vatbaar voor humor; hij ging even weg en
toen 'hij' terugkwam zei hij: „Ik heb de
zaak met den hond behandeld en hij is nu
geheel op de hoogte."
Bij zijn regeling van de voedselvoorzie
ning kwam Hoover herhaaldelijk in con
flict met het in die dagen zoo bloeiende
gilde van hamsteraars en opkoopers.
Zoo had hij eens een groote hoeveelheid
boonen noodig. Dit scheen bekend te zijn
en onmiddellijk waren de opkoopers bezig
•de prijzen omhoog te drijven. Door zijn
agenten liet Hoover toen op plaatselijke
markten kleine partijtjes koopen, waar
door hij duizend ton bij elkaar kreeg. Deze
wierp hij nu plotseling op de markt, een
prijsdaling was het gevolg en Hoover was
in staat duizenden tonnen boonen goed
koop in te slaan.
Vóór Amerika zich in den oorlog meng
de, genoot hij het vertrouwen van alle re
geeringen. Zelfs in de kritiekste oorlogs
dagen bewoog hij zich door Duitschland,
Frankrijk, België en Engeland en voor
een buitenstaander was het onmogelijk te
beoordeelen met welke der beide partijen
hij sympathiseerde.
Hij was voor buitenstaanders de man,
die slechts één ideaal had: de voeding van
België.
Toen Amerika zich in den wereldoorlog
mengde, organiseerde Hoover tevens de
voedselvoorziening in dat land, om na het
sluiten van den Wapenstilstand weer on
middellijk naar Europa te trekken, waar
in de totaal uitgeputte landen zijn hulp
meer noodig was dan in Amerika. Hij ves
tigde zich in Parijs en richtte de Ameri
can Relief Commission op.
Teneinde het opkomende geslacht te
redden, organiseerde hij eerst in België
en daarna in andere landen 'n voedsel
voorziening, om den kinderen tenminste
één goed maal daags te verschaffen.
Hartelijkheid is maar alles.
Vrijz.-Dem. wethouder den nieuwen Chr.-
Hist. burgemeester den heer Elgersma
installeren.
Dit vrijzinnige neerschap had
daarbij den moed zivh aldus uit ie laten:
„He* zou mij oen groote eer en een
waar genoegen geweest zijn, wanneer ik
hier in plaats van u een ander had mo
gen instalieeren als burgemeester onzer
gemeente. Iemand van erkende bekwaam
heid, die naar algemeen oordeel de rech
te man op de rechte plaats zou zijn ge
weest. Maar dit mocht niot zoo zijn.
Maar, zult gij wellicht vragen, is dan
de installatie van den heer Elgersma voor
u niet een eer en genoegen? En dar moet
ik daar volmondig op antwoorden n« r-
want ik ben van meening, dat uwe be
noeming, mijnheer Elgersma, is een zui
vere partijbeiioerning en niet een benoe
ming op grond van uwe capaciteiten. Wie
van ons had vooraf iets van n gehoord,
dat ging boven het middelmatige? Som
migen wisten zelfs van uw bestaan niei.s
af en vroegen mij wat voor man gij waart.
En aan neb ik steeds gezegd, dai gy
christelijk-historisch was en dat dit zeer
zeker wel de oorzaak van uwe benoeming
zal zijn geweest. En voor mij staat dan
ook vast, en ik wil dit bij deze gelegen
heid herhalen, dat deze benoeming is een
partijbenoeming."
Een man van Christelijke begin
selen en dus onbekwaam en onge-
wenscht.
Men moet niet vragen hoe 't er toe zou
gaan in ons lieve landje als dergelijke
scherpslijpers het nogeens voor 't zeggen
kregen.
OPMERKER.
Zijn taak was allesbehalve gemakkelijk.
In die dagen begonnen in verschillende
landen het bolsjewisme en spartacisme
het hoofd op te steken en een middel om
de onrustige elementen baas te blijven was
o.a. een spoedige voedselvoorziening voor
■de uitgeputte landen. Het is bv. bekend,
dat Hoover, gesteund door den Oppersten
Raad der Geallieerden er veel toe beeft
bijgedragen de regeering van Bela Kun in
Hongarije ten val te brengen met behulp
van honderdduizend ton levensmiddelen,
die in Triëst voor Hongarije lagen opge
stapeld.
Dit zijn slechts een paar staaltjes van
het organisatietalent van den man op wie
de oogen der wereld dezer dagen hoopvol
zijn gericht, want men 'heeft vertrouwen
in hem, die reeds zoo dikwijls heeft ge
toond voor geen moeilijkheden terug te
■deinzen.
Onderscheiding. De heer S.
A. Leopold, leeraar aan de R. H. B.
S. te Goes, vice-voorzitter van de commit
sie der Fransche examens M. 0., vroe
ger reeds benoemd tot officier de l'in-
struction publique, is thans door de Fran
sche regeering begiftigd met het kruis
van het Legioen van Eer.
Sportfeest te Ierseke. Te 1
uur O.T. werden de diverse deelnemers
met begeleiding van -een muziekkorps
naar het sportterrein van Ajax gevoerd.
Het sportfeest werd daar ter plaatse
ingeluid door een rede van den voor
zitter van de vereeniging „Ierseke Voor
uit", wélke vereeniging dezen sportdag
organiseerde., die tevens den aftrap nam
van den voetbalwedstrijd AjaxVolhar
ding Rilland. De eerste periode gaf wel
eenige mooie momenten, maar geen doel
punten, tot Volharding juist vo-or de rust
met een corner doelpunt de leiding had.
Eenige minuten na de rust werd door
een misverstand in de Ajax-verdediging
deze voorsprong van Volharding tot 2—0
v.ROSSEM's TROOST
„Leun nu maar zoo zwaar mogelijk op
mijn arm; zoo voortsukkelend zullen wij
er wel komen; het is nog al niet zoo ver
van uw woning", vervolgde hij, en door
zijn gezellig babbelen werd Nellie spoe
dig weder kalm en week haar vrees ge
heel.
„Hoe zal ik u danken", zeide zij einde
lijk, toen de lichtjes van het gehucht tus
schen de hoornen door zichtbaar werden.
„Ge kunt mij een zeer grooten dienst
bewijzen", gaf hij ten antwoord. „Het was
niet geheel en al belangeloos, dat ik u
mijn diensten aanbood. Ik ben een vluch
teling, die overal gezocht en nagejaagd
wordt. Nu heb ik eenige weken hier op de
heide doorgebracht, in een hol in den
grond, maar die schuilplaats wordt met
de koude onbewoonbaar. Daarom hoopte
ik, door u mijn geleide aan te bieden, on
der dak te komen, Vandaar mijn vrijpos
tigheid, die ge zeker mij1 wel vergeven
wilt, nu ge er de oorzaak van kent."
„Mijn vader en moeder zullen u onge
twijfeld huisvesting geven, wanneer ze
hooren, hoe gij mij bijgestaan hebt", zeide
Nellie, en vervolgde toen lachend: „Als ge
eens wist, waarvooT ik n onderweg ge
houden heb, dan liet ge me midden op
den weg staan."
„Het moeten zeker wel zonderlinge ge
dachten geweest syn, die ge over my' ge
had hebt; want ik weet te goed, welk een
vreemd figuur ik in deze kleeding maak.
Men moet al wat doen, om niet herkend te
worden."
„Ik vrees, dat gij veeleer de aandacht
zult trekken wanneer ge u zoo zonderling
toetakelt, maar hier zijn we thuis, ge
lukkig! Ga binnen."
Een groote bandrekel, die op zijde van
het huis aan den ketting lag, sprong te
voorschijn, en begon woedend te blaffen
doch zijn gebas veranderde in een gehuil
van blijdschap zoodra Nellie hem toe
sprak, en hij deed geweldige rukken om
los te komen. Zijn meesteres vond dit
minder noodig; zij streelde het vervaar
lijke dier, dat op haar aanraden zonder
tegensputteren in zijn hok ging. Intus-
schen werd de huisdeur op een kier ge
opend.
„Is daor iemand?" vroeg een jongens
stem.
„Ja Jan, ik ben het, met nog een.
wat, of wie, dat hoorde de jongen al niet
meer, want evenals Rhodé, toen Petrus
aanklopte, zoo vergat hij den ketting van
de deur te doen en holde hij naar binnen,
roepende; „Vaoder, Moeder, daor is Nel
veur de deure!"
(Wordt vervolgd.)