5 I i--fs&ssss:a ■I g"trë^l Hi H-i s«& üiBêB-s-o.fe«-Siui*- B?liasiE °'BS'- s s Sg,* g.p B ps-p-l a Voor de jeugd. Vrienden in den Vreemde. Zaterdag 27 Juni 1931 45e Jaar gang No. 112 Voor den Zondag. Die Hem aanroepen. Medewerken ten goede. Letterkundige bijdragen. Wat het leven geeft. CP 3 O 2 CP «-+■ P lS^ *a o w-e.?r N g- „**8 g p g 3 wv- FT (/J O ~"CfQ o" <iQ g. 2- E; 3 m 2 3 p-i Q* pi •H 3 ^FÏCd P gro ®-a O 3 CD CD P. CD Ul- P jLtt g p eh p. P 4 M W w ►-* B 2« 5 p. g 2 S p_p-® 4 9 StiS CD kU w - 1 P-iCrq CD CD 2 cp 2 2.C: P t>-i «P-^; ^*a 1 >4 <tj. I CO c-*» 1 OQ **XP 4 (H Pt. tv" f c+ tr tr* <D CD tr o T 7 CD tSJ 3 o E-* CD 2 t p 3 "2 g-g s ST CPp ti P slh P ►-■ a w,pc Kr p.oq 1 P DT P TTcT- 3 ty p p p ?i^®aKp.^ e. p- PP^P®Sp^®3N^^ cd si Pj £i-* P P P«S g P p P O V, f CD «-1- £J. CD CO CD ;p T 4 TP- P CD om geheime zonden tegen te gaan? Zorg dan, dat uw kinderen steeds zitten met de voe ten naast elkaar: dat is ook van belang! En nog iets: ze moeten niet zoo graag op het kantje van stoel of bank willen zitten, op een puntje zoo maar! Dat is ook niet van gevaar ontbloot. Ten slotte: ik bid u zegen toe, de onmis bare zegen van Boven, op al uw pogen om geheime zonden te bestrijden! OPVOEDER. Beste Jongens en Meisjes! Deze week hebben we weer de laatste prijs raadsels, en dat zijn voorloopig ook weer de laatste raadsels. Verscheidene nichtjes en neefjes hebben al vacantie gekregen en nu het toch het laatste prijsraadsel is, is het ook een geschikt oogen- blik voor ons om er een punt achter te zetten. Denken jullie er vooral aan, de briefjes vóór Donderdag in. te sturen, dan kan ik met een het lijstje van de prijzen bekend maken. Over veertien dagen hoop ik zelf uit te gaan, en dan zou ik het liefst de prijzen ver zonden hebben daar het anders misschien in de war zou loopen, vooral omdat er ook meestal boekjes geruild moeten worden. Dus jongelui uiterlijk Donderdag moeten de oplossingen in mijn bezit zijn. Harelijke groeten van TANTE DOLLIE. Hier volgen de 4de prijs raadsels. I. Voor de grooteren. Mijn geheel bestaat uit 45 lAffprd 7. 36. 43. 15. 37. 19. is een land in Europa. 13. 26. 15. 39. 35. 15. 1. 16. 28. 31. is een meisjesnaam. 42. 20. 21. 22. 27. 25. 5. 38. 18. is een plaatsje in Gronin gen. 18. 8.-4. 15. 19. 34 24 14 9. 21. 15. 23. 17. 10. 5. 44. is de naam van een der neefjes. In een 29. 30. 6. 12. kan men iets dragen. Hard loopen noemt men ook wel 32. 40. 11. 3. 2. 33. Een 41. 8. 24 45. ziet men aan ieder strand. Ingezonden door „De Jonge Landbouwer". n. Voor de kleineren. Mijn geheel bestaat uit 37 IpffprQ 7. 24 13. 26. 1. 37. 20. is een groot getal. 4. 19. 33. 2. 29. 36. is een plaats in Zeeuwsch-Vlaande ren. Een 8. 27. 22. 9. is een vogel. 35. 25. 28. is een metaal. Een 17. 6. 3L 3. is aan den voet Een 23. 2L 12. 18. 32. is een vrucht Iedere knecht heeft een 30. 10. 11. 14 Een 15. 5. 16. 34 is een bandiet Ingez. door „Willem v. Oranje" en „De Ruyter" avonds naar zijn eigen huisje gaan. Voor Edith was haar ledikant overgebracht naar de familie Kwaadgras en op het meisjes- slaapkamertje neergezet Nu behoefde Edith 's avonds niet naar huis, maar kon. ze tege lijk met Ans naar bed gaan. De eerste avond hald ze wat vreemd staan kijken, En toen Ans neerknielde om haar avondgebedje te doen, had ze vragend juf frouw Kwaadgras aangezien. Met fijne tact hald deze het meisje begre pen. „Kom, Edith, ik zal jou het zelfde avond gebedje ieeren van Ans." Even later knielde het meisje voor juf frouw Kwaadgras neer en zei het gebedje na dat haar Werd voorgezegd. „En Edith, zul je er ook aan denken, dat je voor moeder en Sophie bidden moogt? Edith knikte. Misschien wil de Heere je zusje wel weer gauw beter maken." Nog lang nadat juffrouw Kwaadgras naar beneden was gegaan, lagen de beide meisjes te praten. Tot er eindelijk een bevel van beneden kwam, dat er nu niet meer gesproken, maar geslapen moest wonden. Een paar dagen na het vertrek van juf frouw Lohmann kwam er reeds een lange brief van haar. Ze vertelde daarin, dat ze ailes gevonden had, zooals de familie Schlatman het hen bericht had. Sophie scheen uiterst zwak. Doch de dokter had haar verzekerd, dat het voor Sophie heel goed was, dat haar moeder Het telefoonraadseL Mijnheer A wil een telefoongesprek houden met mijn heer B. De telefoonjuffrouw, Jopie geheeten, moet de verbin ding tot stand brengen. Langs welke lijn heeft het ge sprek plaats en welke nummers moet Jopie aansluiten? 10) o_ HOOFDSTIIK X. Een blijde avond. Edith en Ans waren in de wolken geweest toen ze hoorden, welke verandering er door de reis van juffrouw Lohmann naar Hanno ver zou plaats hebben. Direct nadat Edith met haar vader moe der Lohmann naar den trein hadden ge bracht, was het meisje naar de familie Kwaadgras gegaan. Er was nog eenige verandering in het eer ste plan gemaakt Alleen Lohmann zou des gekomen was. Hij meende, dat het verlangen naar huis, Sophie's beterschap in den weg had gestaan. Ze zou nu wel wat opge wekter worden en dan kwam de beterschap vanzelf. Natuurlijk beloofde juffrouw Lohmann dat ze haar nu geregeld op de hoogte van den toestand zou houden. En dat ze, zoodra de dokter het toestond, met Sophie naar huis zou komen. „Als ze wat sterker wordt, ga ik haar al vast een beetje Hollandsch leeren," schreef ze aan 'tslot van haar brief. Lohmann had de inhoud van dezen brief aan zijn vrienden verteld, die zich met hem in deze aanvankelijk goede tijding verheug- «Jen. Inmiddels was het reeds einde November geworden. Bij de familie Kwaadgras heerschte die eigenaardige, geheimzinnige stemming, die de laatste dagen voor het St. Nicolaasfeest kenmerken. Alle kinderen hadden hun geheimpjes, die ze zorgvuldig verborgen hielden. Boven, op het meisjeskamertje, werden de meeste plannetjes uitgewerkt. Als de groote kinderen daar druk bezig waren, probeerde kleine Nel zoo af en toe ongemerkt binnen te komen. Maar onveranderd werd ze buiten gehou den. Nelleke was nog te klein. Ze zou zeker ailes vertellen, wat ze zag en dat mocht niet. Rie en Ans maakten allerlei aardige hand werkjes voor vader en modder. En voor Nel werden er een paar keurige handschoentjes gebreid. Edith had, toen ze al die verrassingen zag, verwonderd uitgeroepen: „Maar 't is nog lang geen Kerstmis. Mak ken jullie nu al cadeautjes?" „Kerstmis? Welnee, wij geven met Sint Ni- colaas altijd verrassingen. Doen jullie dat dan niet?" En toen hadden ze zich allemaal beijverd. De kinderen Kwaadgras om van het Holland- sche Sint-Nicolaasfeest te vertellen, en Edith om opgewonden de vreugde weer te geven waarmede ze in Duitschland het Kerstfeest vierden. ,Latc(r, toen ze weer allemaal beneden waren, en ook vader en Lohmann thuis wa ren, begonnen ze er weer over. „Vader, Edith heeft nog nooit Sint Nico- laas gevierd. Is dat nu niet leuk?" „Ja zeker, kind, wij vinden Sint Nieolaas erg prettig. Maar in Duitschland kennen ze dat feest niet. Doch daar geven ze elkaar met Kerstmis altijld presentjes, niet waar Edith?" „0 ja," en weer vertelde het meisje, hoe heerlijk ze thuis altijd Kerstfeest vierden. „Ja, zie je, Edith", zei vader Kwaadgras ernstig, „wij doen dat liever niet. Je weet toch wel waar wij met Kerstfeest aan den ken?" En toen het meisje beschroomd knikte, ging vader voort: „Dan denken wij er aan, dat de Heere Jezus op aarde kwam om onzen Verlosser te zijn. En nu zijn wij er hang voor, dat, wanneer wij met Kerstfeest zoo erg feest gaan vieren, we meer aan de blijdschap van het feest en aan de vreugde van de cadeautjes dan aan de bëteekenis van het Kerstfeest zullen denken. En dat moet toch juist altijd de hoofdzaak voor ons blijven, m'n kind." Vader had tot Edith gesproken, maar al len, ook Lohmann, hadden naar hem ge luisterd. Enkele dagen later was het Sint Nieolaas. 't Was een blijde avonld in het gezin Kwaad gras. Ook voor Lohmann en Edith. Er was juist dien dag weer een brief uit Duitsch land gekomen met goede berichten. Sophie's toestand bleef vooruitgaande, 't Zou niet zoo heel lang meer duren eer de dokter toestem ming zou geven om naar Holland te rei zen. „Wat zal dat heerlijk zijn," had Lohmann er aan toegevoegd, toen hij de goede tijding overbracht. En nu was 't avond. „Ziezoo jongens, we kunnen beginnen", had vader Kwaadgras gezegd, zoodra het avondeten afgeloopen en alles opgeruimd was. En ze waren begonnen. Onder groot gejuich hadden Rie en Wil lem de mand met cadeautjes naar binnen gedragen. En toen was vader aan het uitpakken ge gaan, „Voor Rie, voor Ans, voor Tom", en zoo verder alle namen afgeroepen, terwijl tel kens een pakje werd overhandigd. Ook Edith en Lohmann ontvingen eenige geschenken. De meeste vreugde werd veroorzaakt door een paar groote pakken, die onderin de mand lagen. Op 'teene stond „voor Rie", op 't andere „voor Ans". De twee zusjes begonnen tegelijk uit te pakken. Maar ze schoten allebei even slecht op. (Wordt vervolgd.) De Heere is nabij allen, die Hem aanroepen, allen die Hem aanroepen in der waarheid. Ps 145:18. Dit is een troostvolle en heerlijke belofte Spreek niet van bidden, als van een plicht. Onder het Nieuwe Testament, wordt datgene, hetwelk gij plicht noemt, voorrecht, ge nade. Hoe weerzinwekkend is het te hooren: „Ik behoef niet meer te bidden, dewijl Christus voor mij alles heeft volbracht". En dit wordt gezegd onder den schijn van Evangelische vrijheid. Men verblijdt zich, dat men niet meer behoeft te bidden! Wie zoo spreekt, weet niet wat bidden is, en kent slechts de heerendienst en de dag- loonerstaak van zijn zoogenaamd morgen en avondgebed, die hij zich zeiven opgelegd heeft. De Heilige Schrift bestempelt deze in den geest der dienstbaarheid verrichte for mulier-gebeden met een anderen naam, dan dien des gebeds. Dit zijn de offers niet, die Gode welbehagelijk zijn. Op den troon der Majesteit zetelt de Heere des hemels en der aarde. Wij zinken met den uitroep: Abba „Vader!" aan Zijne borst, en storten ons hart voor Hem uit. Dat is bid den. De Heere neigt zijn oor tot ons gebed, en wij leggen onze harten voor Hem bloot, al3 een kind, dat door droefheid of blijdschap geroerd wordt; dat is bidden. En ziet, als wij ons gemoed voor Hem ont sluiten, en met de last, die ons drukt, aan Zijn voeten neervallen, dan wordt het ons reeds beter te moede. Ons hart wordt reeds van alle angst ontheven; wij gevoelen ons za lig, als wij aan Zijn borst rusten; dat is bidden. Wie durft nu nog beweren, dat bidden geen voorrecht is? Het is het grootste, h ;t heerlijkste voorrecht, dat er bestaat. Met het gebed verheffen we ons in de rei der enge len. Het gebed schenkt ons serafs vleugelen, om hemelwaarts te stijgen, als het ons hier te drukkend en te benauwend wordt. Biddend verplaatsen we ons in de rij der gezaligden, die altijd het aangezicht des Va ders in de hemelen zien. Biddend zitten we in den hemel met Abraham, Izaak en Jacob aan, en zijn we reeds aan deze zijde der eeuwigheid huisgenooten Gods. Het ware gebed is een werk van den Hei ligen Geest. Men kan zonder den Geest gebe den opzeggen, maar bidden is het niet. Het gebed is de levensadem van het nieuwe schepsel; de ontloken bloesem van het God delijk leven. Dit leven moet aanvankelijk eerst aanwezig zijn, voordat een waar gebed uit het hart opstijgt. De harp moet eerst be snaard zijn, zal ze getokkeld kunnen worden. Waar echter de Geest des Heeren aanwezig is, daar volgt het gebed als van zelf, gelijk Een Godt vergeten mensch versehrickt van alle dingen, En is niet zelden droef als vrome luyden singen. Sijn hert is altijt bamgh, sijn sinnen igantsch versaeght. Hij Vlucht al menigihmael al werd 'hij niet gejaeght Een mensch met God versoent die heeft een ander wesen, Die is in sijn gemoet van alle schrick genesen. Sijn geest voelt 's Hemels troost 'dat hem tot vTede dient, Voor God en schrickt hij niet, Het is sijn beste Vrient. Noch is 'hij min besohroomt, o ook voor de booste mensehen, Al smeden sij bedroch, sij doen niet dat se wenschen. Godt houdt haer in den bant; doch hoe 'het immer gaet, Wat van den Heere komt, en doet geen mensohen quaet. JACOB CATS. het ontkiemen op een vruchtbaren akker. Daar wordt het een bidden zonder ophou den. Zeker er komen tijden, dat men niet zoo van harte kan bidden, en dat men zou kun nen spreken van wettisch bidden. En toch is 't gebed bij de kinderen Gods altijd aanwe zig. Men kan zijn God niet meer verlaten. „Heere, waarheen? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens". Immers moet men Hem alles zeggen, en alles klagen. Gelijk het gebed ons hart voor den Heere ontsluit, zoo opent het ook het hart des Hee ren voor ons. Wat de vrucht van den boom des levens in het Paradijs was, dat is in het rijk der genade de ondervonden gebedsver- hooring. Zij voedt het inwendig leven, versterkt het gevoel van het kindschap, vernieuwt de be wustheid van de gemeenschap met God. Zij verspreidt een hemelsche glans over onze ziel, en stort een vreugde in het haxt, die de weield niet vermoedt. De Heere is nabij allen, die Hem aanroe pen in waarheid. Op schier elke bladzijde in de Heilige Schrift, wordt daarop gewezen. De Heere heeft lust aan waarheid in het bin nenste. Zendt Heere Uw licht en waarheid neder. Bidden is God ontmoeten; en God, die de waarachtige is, schuwt en haat alle onwaar heid. door EMIL LUDWIG. Het betreden van de werkplaats eens m- stenaars is voor den toeschouwer vol won dere bekoring. Wan), brengt zulks niet in zeer nauw contact met den maker en zijn arbeid heide? Dr Ritter heeft een kort geschrift gewijd aan „het huis eener kunstenares", waarin hij den lezer een blik gunt in de directe omge ving van mevrouw Ina Boudier-Bakker. Zijv'i bizondere waarde voor den lezer ontleent dit geschrift aan de wijze, waarop hij contact legt tusschen de persoon en haar omgeving; veel dingen komen daardoor in een rijker licht te staan. Zoo brengt ook dit iboek van Ludwig ons vele interessante mededeelingen met betrek king tot den arbeid van dezen auteur. Im mers vertelt >hij daarin van het ontstaan zijner boeken, zijn werkwijze, zijn liefheb berijen en genoegens, zijn studie. Ja ook van zijn studie vertelt hij. Wanneer menschen tot hem spreken,, ooi wanneer zij zwijgend hun gelaat tot hem koe ren, maakt Ludwig gevolgtrekkingen omtrent hetgeen zij wenschen, verheimelijken of vree zen. „Nooit zegt hij heb ik een on interessant mensch ontmoet, nooit mij mei iemand verveeld; altijd heb ik en wel hef meest van de zoogenaamde lagere standen geleerd, ook wanneer ik niets deed dan toe kijken. „Want het gezicht van een mensoh is de werkelijke poort, die naar zijn 'karaktes* leidt, wijd staat ze open en ze moet iedereen binnenlaten de meester van deze poort en dit slot kan ze niet afsluiten. In de toekomst zullen de film en de geluidsfilm kostbare documenten vormen voor de kennis van his torische figuren; als wij Goethe konden zien loopen, of hooren spreken, dan zouden wij zijn persoonlijkheid gemakkelijker begrijpen. Niets heeft zich in mijn leven zoo onwille keurig en zoo diep ingeprent, als het gelaat van den mensch; maar enkel in het leven zelf maakte het indruk op mij, nooit in boeken, ik las er nooit iets over, bleef echter levenslang leerling van Goethe en Nietzsche en Holbein. In ieder geïllustreerd 'blad be studeer ik de koppen, in iedere vreemde sa lon de fotografieën, ik zoek mijn conclusiea 's in een rebus met de werkelijkheid te ver gelijken, als ik heimelijk en symbolisch do ge schiedenis van een karakter naar een afbeei ding ontwerp." Zoo begon Ludwig zijn biografiën niet met het bestudeeren van documenten: zijn eerste werk, de grondslagen voor zijn biografieën vond hjj zonder uitzondering in de beeltenis sen van de personen, die zijn vaardige hanri tot onderwerp maakte voor een nieuw por tret. En daarbij kwamen die kleine, belang rijke dingen: „een anecdote, die de geheele

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1931 | | pagina 7