DE ZEEUW Vervolgd en hevrijd TWEEDE BLAD. Uit de Provincie VAN DINSDAG 19 MEI 1931. Nr 192. Brieven uit de Residentie. In deze voorjaarsdagen is de praat- machine in onze Tweede Kamer weer duchtig aan het werk. De heeren en dames zijn onze Drankwei aan het herzien, moet u weten en als ze zoo iets doen. dan doen ze het goed. Zoo goed soms zelfs, dat ze er niet meer uit kunnen komen. Die Drankwet is één der wetten, die nu niet zoo gemakkelijk te lezen is; om haar onder de knie te krijgen, mag men wel het verstand van een Salomo hebben en aan gezien niet alle honderd Kamerleden daarover beschikken, zal er mogelijk ook onder hen nog wel een enkele zijn, die niet alles begrijpt, ook al stemt hij of zij er dan over mee. Taai dat zulk een behandeling soms is, daar is het eind van weg. Natuurlijk is er ook in dit debat wel een en ander op de proppen gekomen over het alcoholisme en de gevaren daarvan. En dan botste het meestal tusschen de meest markante drankbestrijders en de voorstanders der vrijheid op dit terrein. Nu moet men zich m.i. voor één ding in zulk een debat ten zeerste wachten. Er zijn menschen, die het voorstellen, of die drankbestrijders door dik en dun, of die geheelonthouders toch de meest fa natieke menschen zijn, die er rondloopen. Och ze zijn in hun soort niets minder, of niets meer fanatiek dan b.v. de voorstan ders van het: schenk maar en drink maarl Dia drankbestrijders en die geheelont houders zijn beste menschen. Wie zou b.v. om nu maar eens in de Kamer te blijven, Slotemaker de Bruine en Smeenk geen beste kerels noemen? Maar ze zijn zoo „fanatiek", zegt men. Och, m'n waarde, ik heb ook wel eens hooren zeggen, dat b.v. ieder mensch de democraat is van een ander. Wij zijn al lemaal wel eens „fanatiek" en de men schen, waarover het hier gaat, zijn het dan toch in ieder geval nuchter. Persoonlijk heb ik altijd de drankbe strijding en ook de geheelonthouding als een rijken zegen voor ons land en ons volk gezien en ik bedroef me wel eens over de wijze, waarop vele christenen over die dingen spreken. Alleen reeds uit sociaal oogpunt is er voor mij zulk een geweldige beteekenis in die dingen gelegen. Niet, dat ik ze over schat, of dat m'n groote waardeering me tot uitzinnigheid in het roemen brengt, neen, dat niet, maar voor onderschat ting is hier m.i. toch ook allerminst reden. En nog minder voor bespotting of hoon. Wie daartoe in zijn verzet tegen drank bestrijding en geheelonthouding zijn toe vlucht neemt, is al weg vóór hij begint. Een beweging met zulk een plaats in ons maatschappelijk leven en met zulk een staat van dienst, belacht men niet, maar die moet ieder verstandig mensch trachten te benaderen met belangstelling en waardeering. Daar heeft ze recht op. Indien één ding dat nog bewijzen moest, dan heeft wel dit Kamerdebat het ge daan. Zoowel van de zijde der Regeering als door de woordvoerders van onder scheiden groepen, is uiting gegeven aan de groote waardeering, die men voor de drankbestrijding heeft. Dat was stellig verdiend. Men kan over het hoe ver mogelijk ver- «chillend denken, maar het zal toch moei lijk gaan, om dingen, die zoo klaar zijn, als de dag, te ontkennen. Dat doet dan ook geen verstandig mensch meer en als we eens een halve eeuw verder zijn, och, dan staan de zaken er misschien nog weer heel anders voor. De laatste tien tallen van jaren hebben ons toch zeker wel geleerd om op het gebied van voor spellingen en wat daarop lijkt zeer voor zichtig to zijn. Het ataat er in de wereld nog maar FEUILLETON. Historisch verhaal uit den Napoleon» tischen tijd. 3.) _o_ Nu haalde hij zijn zakbijbel voor den dag en als rechtstreeks voor hem, den banneling geschreven, las hij en beaamde het van harte. „Ik hef mijne oogen op tol de bergen van waar mijne hulpe komen zal. Mijne hulp is van den Heere, die hemel en aarde gemaakt heeft," en met oogen, die schitterden van geloofsverzekerdheid eindigde hij: „Do Heere zal uwen uitgang en uwen ingang bewaren van nu aan tot in eeuwigheid." HOOFDSTUK III. Vijf uur, den volgenden morgen. De son prijkte in haar vollen gloed aan den •volkenloozen hemel en beloofde een hee- en dag. Langs den stoffigen straatweg van daarlem naar Beverwijk marcheerde een «deeling Keizerlijke soldaten, veertien nan sterk, Het waren bijna zonder uit sondering Nederlanders, elechts twee on der hen toonde® door uiterlijk en taal heel vreemd bij. Het werkwoord „staat" hier dan maar niet al te letterlijk opgevat. Men vertelt te pas en te onpas, dat we zoo vooruit gaan. De „cultuur" behaalt zulke schitterende triomfen, het bescha vingspeil stijgt steeds hooger. Een gewoon mensch zou haast gevaar loopen om te gaan denken, dat we op weg zijn naar een samenleving van engelen, inplaate van menschen. Maar dan moet men niet iederen dug z'n krant lezen 1 Die zegt het wel anders en dat door een opsomming der dingen, die dan gebeuren. Heel de Residentie ie vol geweest van een afschuwelijke moordzaak. Een deel der pers heeft niet geaarzeld er een soort sensatie-lectuur van te maken. Dat noemt men „volksopvoeding". Gelukkig die algemeene verontwaardi ging, die rilling van afschuw over het gebeurde. Maar lees nu uw krant eens. Gebeuren er in het buitenland niet elke week meer dere van dergelijke afschuwelijkheden? En is heel de wereld niet verpest door den geest uit den afgrond, die het leven niets meer acht en die uit den weg ruimt wat hem hindert? Voor menschen, die van „sensatie" hou den, is het een heerlijke tijd. Telkens nieuwe rillingen, het eene drama volgt op het andere. Maar voor wie de dingen ernstig ziet, is het bij al het schijnschoon en bij al het klatergoud, een benauwde en benauwende tijd. De mensch als meester van eigen leven en eigen lot, breekt met alle ordinantie Gods en is zich zeiven een wet. Dat loopt uit op de dwaasheid, die zich wijsheid verbeeldt te zijn en het einde is de zelfver nietiging. J. H. ECONOMISCHE VOORLICHTINGSDIENST. De landbouw blijft er bulten. Instelling van een Economischer* Raad. Ingediend is een wetsontwerp tot wij ziging en verhooging van het tiende hoofdstuk der Rijksbegrooting voor 1931. In de Memorie van Toelichting wordt opgemerkt, dat de tegenwoordige econo mische outillage onvoldoende is gewor den en dat thans er naar moet worden gestreefd om haar op de hoogte van de omstandigheden te brengen. Daartoe is in de eerste plaats noodig: concentratie, zooveel mogelijk, van het werk bij één enkele, daarvoor bijzonder ingerichte afdeeling van één enkel de partement, welk departement uiteraard dat zal moeten zijn, waaraan reeds in de bestaande organisatie de belangen van handel en nijverheid zijn toevertrouwd. In verband met de omstandigheid dat de zorg voor de belangen van den landbouw bij een ander departement is ondergebracht, zal de nieuwe voorlich tingsdienst niet de landbouwaangelegen- heden omvatten. Naar een nauwe samenwerking van het departement, waar de landbouw belangen worden behartigd, en den nieuwen voorlichtingsdienst op 't gebied van handel en nijverheid zal worden ge streefd en, naar mag worden verwacht, zal deze ook worden verworven. De minister stelt zich voor, dat bij de directie van den Landbouw, gelijk thans, eenige ambtenaren zich in bet bijzonder met de landbouwvoorlichting zullen be zig houden, doch dat zij .voor vragen van niet speciaal landbouwtechnischen aard zullen kunnen gebruik maken van de diensten van den economischea voor lichtingsdienst in het algemeen, terwijl die dienst bij vraagstukken, welke een meer algemeen commercieel karakter dra gen, zijnerzijds de hulp zal kunnen in roepen Yan hen, die door hun opleiding en hun dagelijkschen werkkring met den landbouw in het bijzonder vertrouwd zijn en met den tecbnischen dienst van den landbouw onmiddellijk samenwerken. Uit hetgeen voorafgaat vloeit vanzelf voort, dat de kern van hetgeen als vei» betering van den bestaanden toestand wordt voorgesteld, bestaat in de vervan ging van de tegenwoordige afdeeling Han del en Nijverheid van het departement van den Minister van Arbeid door een nieuwe, aanzienlijk uitgebreide afdeeling. Aan het hoofd daarvan zal moeten staan Franschen te zijn, namelijk de korporaal en een der soldaten. De eerste scheen als Keizerlijke dwars kijker dienst te doen, want met opvallende nauwgezetheid hield hij z'n meerdere, den Nederlandschen sergeant to. 't oog. Hollandsch kon of wilde hij niet spreken, want als hij een gesprek voerde of com mandeerde, gebruikte hij uitsluitend Fransch. De aanvoerder van den troep was een slanke jongeling van omstreeks vijf en twintig jaar. Zijn flinke houding en vas ten stap, zijn regelmatige gelaatstrekken en zijn welgevormde handen met een gou den ring aan den vinger deden in hem den aristocraat kennen. Hij. bewaarde de orde onder zijn troep je zonder barsch te zijn en wist den on willige met een kalme opmerking te be dwingen. Alleen de korporaal, die zonder ophou den zijn minderen berispte, of de een of andere onnoodige order te geven had, kreeg nu en dan in 't Fransch een uit brander of ironische opmerking. Onder de soldaten viel vooral een lan ge magere gestalte in het oog die wel een hoofd boven de anderen uitstak en met den bijnaam „Passer" vereerd was. Eigenlijk heette hij Jacob Paesena, doch zijn buitengewoon lange beenen hadden hem dien naam verschaft, 't Was een goedhartige doch verwaande sul, li- een leider, die, economisch geschoold, in staat is de telkens actueele vraagstukken in hun voortdurende wisseling te onder kennen, te bestudeeren en tot onderwerp van zijn voorstellen aan den minister te maken. Hij zal daarbij in voortdurend contact met het bedrijfsleven moeten staan en door zijn bekwaamheid en ruimte van blik met dat bedrijfsleven veelzijdige relatiën kunnen onderhouden. Dienovereenkomstig wordt de positie van den leider der afdeeling gedacht met den rang van directeur-generaal en een wed de van f 12.000. Wil de nieuwe regeling het gehoopte succes hebben, dan zal haar het vertrou wen te stade komen van hen, die het meest direct het economisch lot van het land in handen hebben: de leiders van het bedrijfsleven zelf. De regeering moet dan ook, zooveel mogelijk, waarborgen in zich dragen, dat op dat vertrouwen kan worden gerekend. Er zal naar moeten worden gestreefd om tot een nauwe samenwerking met be langhebbende kringen te kennen en van de ervaring en de speciale deskundig heid dier kringen, in het algemeen belang gebruik te maken. Het is daarom, dat de minister zich voorstelt, de instelling te bevorderen van een Economiscben Raad. Die Raad, waarin zqo veelzijdig moge lijk het bedrijfsleven zal zijn vertegen woordigd, zal tot taak hebben, advies uit te brengen over onderwerpen, de econo mische politiek rakende, waaromtrent zoodanig advies aan hem wordt gevraagd of waaromtrent hij advies aan de Regee ring meent te moeten geven. Langs dien weg zal, in voortdurende samenwerking van den Raad met den directeur-gene raal, zoo goed mogelijk worden verzekerd dat de stem van de practijk zich onbe lemmerd en op zoo ruim mogelijke schaal kan doen hooren, zonder dat de verant woordelijkheid ook maar in het minst van den minister wordt afgenomen. Bij dit wetsontwerp heeft de minister aangenomen, dat de dienst met 1 Juli &.s. zal kunnen gaan werken. Landarbeldersstaking ie Stoppeldijk? Aangezien de R. K. Boerenbond te Stoppeldijk weigert het loongeschil aan arbitrage te onderwerpen, zal de R. K. Landarbeidersbond genoodzaakt zijn de staking af te kondigen. Te Boschkapelle, Terhole, Graauw, Westdorpe en Zuiddorpe aanvaardden beide partijen arbitrage en is den rijks- bemiddelaar verzocht een voorzitter voor de arbitragecommissie të willen aanwij zen. Vrouw mishandeld. Toen de eebtgenoote van den arbeider van E., te Axel, zich 's avonds even buiten haar woning begaf, werd zij onverhoeds door iemand aangevallen en mishandeld. Op het geroep der vrouw koos de aanvaller het hazenpad en verdween in de duister nis. Aanwijzingen omtrent zijn persoon kon de vrouw niet geven, daar de aan valler een zak of iets dergelijks over het hoofd had getrokken. De politie stelt een onderzoek in. (Tel.) Drukke ansjovisvangst. De ansjovisvangst op de Oosterschelde ie bui tengewoon overvloedig. Als de voortee» kenen niet bedriegen belooft deze nog rijker te worden dan het vorig jaar. Het bereiden der visch, dat te Bergen op Zoom volgens een speciale methode ge schiedt, verschaft velen werk. Middelburg. Vereeniging voor Beroepskeuze. Gisteravond hield bovengenoemde vereeniging een al gemeene vergadering onder voorzitter schap van mr W. F. E. baron van der Feltz, die zijn spijt uitdrukte over de niet groote opkomst der leden. De secretaris, dhr B. J. A. Stoopman, bracht het jaarverslag uit, het vijfde der vereeniging. De secretaris meent, dat men met dankbaarheid terug kan zien op het verrichte werk, en op den gepresteerden arbeid, maar dat men toch nog niet geheel tevreden kan en mag zijn. Teveel immers blijft men afzijdig van de nuttige ver eeniging, teveel gaat men bij de beroeps keuze af op eigen ervaring of liever ge- chamelijk zoowel als geestelijk bijziende, maar daar werd in dien tijd van soldaten- gebrek minder op gelet. Zijn buurman was een Fries: zijn blond haar, stijf van vet en naar achter ge kamd, en de gewoonte om in plaats van „gevallen" „'vallen" te zeggen, duidden zijn landaard genoegzaam aan. Getapt was hij nu juist niet onder zijn kameraden wegens zijn onbuigbare hals starrigheid om zijn eenmaal voorgenomen doel te bereiken, al moest hij daartoe des noods minder edele middelen gebruiken. Hij heette Taco Haamstra. Een eind achter den hoofdtroep aan kwam Pieter Leendertse, een vlasharige Tesselaar. Deze was bezig een zoo juist gekaapte peen schoon te maken, wat Monsieur Pourlon niet zwaar zat, omdat hij hoopte er ook een gedeelte van te krijgen. De troep was, zooals het in geheel het keizerlijke leger was, uit alle oorden des lands bij elkaar gezocht en sprak een mengelmoes van allerlei gouwspraken. „Hoe loet is 't noe?" vroeg een Zand- voortsche vi-sacher, zijn breed gelaat met een roodbonten zakdoek afwisschend. „Wel, tusschen zeën en tleen uur", zei Leenderts, een poging doende om grap pig te zijn. „Loop naor de maone en pluk ster- rensl" zei een Overijaelaar, die zieh zeiven Klaa# Groot-Wntenink noemde, naar de zegd onervarenheid of laat men zich door den enkeling een beroep aanleunen, dkt voor zijn kind zoo niet ten eenenmale ongewenscht, maar dan toch ongeschikt is. De gang naar het bureau zit er nog niet voldoende in, wat blijken moge uit het feit, dat in een stad als Middelburg jaarlijks slechts tusschen de 30 en 40 rechtstreeksche beroepsadviezen gegeven worden en dat op een bevolking van 1-8 tot 19 duizend inwoners. Wanneer ooit, dan is het thans de tijd voor bemidde ling en voorlichting bij beroepskeuze, door de Commissie, die onderzoekt en vraagt, die vergelijkt en kiest, die adviezen in wint en combineert, om tenslotte een con clusie te geven, die bet kind naar best vermogen dienen kan. In groote lijnen bleef de werkwijze van de Vereeniging dezelfde, alleen werd ter bespoediging van afhandeling van advie zen op vaste avonden vergaderd en wer den op adviesavonden de ouders of verzor gers uitgenoodigd aanwezig te zijn, ten einde mondeling met hen de adviezen te bespreken. Als aanhangsel bevat het verslag de onder nummers 61 tot en met 86 uit gebrachte adviezen. De heer v. d. V e u r meende, dat ook hier als in zoovele vereenigingen enkele personen het werk doen. De heer Onderdijk meende, dat er nog te weinig contact is tusschen de adviescommissie en het bestuur als ge volg van het feit, dat er nog veel te wei nig aanvragen zijn. Dhr P e e m a n zou gaarne aan de op gesomde adviezen willen toegevoegd zien wat het succes voor den betrokkene is geweest. De voorzitter zeide, dat het bureau alleen advies kan geven, doch geen ar beid of zekerheid van plaatsing. Het jaarverslag werd met grooten dank aan den secretaris goedgekeurd. De penningmeesteresse, mej. M. Klif fen, bracht de rekening over 1930 uit, sluitende met een goed saldo van ruim f26. De heer Onderdijk vroeg of de reclame achter op de tramkaartjes niet beter kon worden vervangen door b.v. ad vertenties in de Faam. De voorzitter zegde ernstige over weging toe. De vergadering herkoos bij acclamatie tot voorzitter mr baron van der Feltz en tot bestuurslid mej. G. W. van Kuijk. De derde aftredende was de heer D. H. Lodewijk, die zich niet meer herkiesbaar stelde. De voorzitter zeide, dat men zich tot den Chr. Besturenbond heeft ge wend met verzoek een ander aan te wij zen. Men heeft er echter niets meer van gehoord. De heer Hoek zeide, door den Chr. Besturenbond te zijn aangewezen. De heer J. Onderdijk kwam er voor op, dat men desnoods door uitbreiding van het bestuur, alle vakcentrales in het bestuur opneemt. Hierna hield de heer H. P. Staal een causerie over het Werkloosheidsprobleem. Duitschland telt 4 tot 5 millioen werk- loozen, Engeland 2Va3 millioen, Italië 700.000, Amerika 6 millioen, terwijl Cana- na, dat vroeger gaarne vreemde werk krachten had, nu zoowel op het platte land als in de steden te veel arbeiders heeft. Door dit alles ontstaat een bijna on houdbare positie en er zal een groote om wenteling ten opzichte der tariefheffingen moeten komen. Spr. meende, dat het verkeer tusschen de landen op dit gebied vrij moet zijn. Bel gië, dat een mondelinge overeenkomst met ons land heeft voor wederzijdsche toela ting van arbeiders, legt nu het binnen komen van Nederlandsche arbeiders moeilijkheden in den weg. Als de pogingen om dit veranderd te krijgen niet lukken, dan zal de regeering van Nederland moe ten overwegen of zij daartegen ook iets dient te doen. Een andere factor is het ieder jaar met 100.000 toenemen van de Nederlandsche bevolking en het steeds in aantal toenemen der machines. In 1914 ontstond door den oorlog de rijksdienst voor arbeidsbemiddeling en werkloosheidsverzekering, en thans heeft men 41 districtsarbeidsbeurzen met in bij na 1000 gemeenten plaatselijke bureaux of correspondentschappen. Zelfs van werkgeverszijde wordt het groote nut van deze beurzen erkend. Internationaal werkt bofsteê van zijn vader: „'t Is efkes vief uurl" „Silencel" (Stilte) zei' de Fransche sol daat, wien het waarschijnlijk hinderde, dat hij niet mee kon praten, in 't volle gevoel van z'n meerderheid. „Hou jel snaeter, leelijke Fransoos!" was het antwoord van den Zandvoorter, „als de sorsant 'et sait, is het nog altaid vroeg 'enoeg!" Het scheen dat de aanvoerder de aan matiging van den Franschman had ge merkt, hij wierp hem tenminste een blik toe die niet bepaald vriendelijk was en voor de anderen niet verborgen bleef. „De sergeant heeft het land er aan, wanneer dat Fransche schoelje ons naar hun pijpen wil laten dansen," fluisterde de kleinste onder hen, Jan de Weerd ge- heeten, zijn makker in 't oor. Onder het gesprek had men Velsen be reikt. Een zijweg werd nu ingeslagen om het bosch te bereiken dat door den aan-, brenger was aangewezen en waar deze zou wachten. Hier werd halt gemaakt, en de meege brachte voorraad duchtig aangesproken, „Hoe zou de kommandant er toe ge» komen zjjn om dien Cuilenburg te laten opzoeken door zjjn beste vriend? Wat denk jjj er van Passer?" zei Evert Bur ning, een Amsterdammer, terwijl h(ji zqn brood belegde met schnfjes knol, natuur» lp «en geschenk van Leenderts, men samen met Duitschland, Frankrijk en België en de wettelijke regeling is tot stand gekomen, doch nog niet ingevoerd. Spr. kwam dan tot de verzekering en zeide, dat in 1867 de typografenbond de eerste verzekering tegen werkloosheid voor zijn leden instelde. In het begin werkte men volgens het Gentsche stelsel, maar in 1914 bleek het Deensche stelsel, waarbij de vakvereenigingen de werkloos heidsverzekering aan zich houden met steun van rijk en gemeente, te verkiezen. Spr. meent, dat dank toe komt aan die vakvereenigingen, die dit niet uit eigen financieel belang kunnen doen, omdat de verzekeringsfondsen geheel afzonderlijk worden gehouden en onder scherpe regee- ringscontrole staan. Al kan spr. begrijpen, dat men van werkgeverszijde geen nieuwe sociale lasten op zich wil nemen, toch meent hij, dat ai is het dan ook lang niet allen, de bedrijven moeten mede betalen. Thans zijn reeds 397.000 arbeiders tegen werkloosheid verzekerd, het is veel, maar toch nog maar van alle arbeiders. Het aantal zal echter regelmatig stijgen. Het is verkeerd gezien van sommige gemeen ten bij werkverschaffing de niet-verzeker- den voor te laten gaan, in plaats van hen, die bewezen hebben er zelf iets van hun loon voor over te hebben. Er wordt jaar lijks 4>4 millioen aan premie door de ar beiders betaald, waaruit blijkt, dat 't niet juist is, dat zij maar leven op den steun van de overheid. Toch werken nog niet alle gemeenten mede en vooral vele plat telandsgemeenten zijn nog niet aangeslo ten bij het werkloozenbesluit 1917. Spr. houdt niet vein dwang, maar zou in deze toch wel willen, dat de regeering voor schreef, dat zij zich moeten aansluiten. De heer Onderdijk had verwacht te hooren over het verband tusschen werk loosheid en beroepskeuze. Hij meent, dat men zeer voorzichtig moet zijn met re vanchemaatregelen tegenover België, want men komt dan van het een in het ander. De werkloosheidsvoorziening is nog bij lange na niet voltooid. Spr. meent, dat wel degelijk de werkgevers moeten mede betalen. De heer E n k 1 a a r meende, dat de werkloosheid toch niet door het werk der bureaux voor beroepskeuze is te bestrij den. De heer Staal wees er o.a. nog op, dat men thans z.i. de werkgevers in het scheepvaartbedrijf en in den landbouw moeilijk kan opleggen mede te betalen voor de werkloosheidsverzekering. Als hij dit nog niet direct wil, zegt dat niet, dat hij er geen voorstander van is. In deze zijn andere landen Nederland ver voor. Beroepskeuze zal de werkloosheid niet opheffen, maar zij, die zich hier voor spannen moeten de moeilijkheden, ont staan door de werkloosheid, voelen. De voorzitter bracht dank aan den heer Staal voor de neutrale wijze, waar op hij de kwestie had ingeleid. O.- en W.-Souburg. A.s. Vrijdag, des namiddags half drie, vergadert de Ge meenteraad. Punten van behandeling zijn: Ritthemsche weg. Adres betreffende mo bilisatieslachtoffers. Wijziging begrooting 1930 en 1931. Bezwaarschrift schoolgeld. Betreffende het eerste punt schrijven B. en W. aan den Raad: Reeds meermalen is in Uwe vergadering de overname van de gemeente Ritthem in onderhoud en beheer van den Ritthem- schen weg, in behandeling geweest en werd tot overname besloten. Door bezwa ren van de zijde van Ritthem is bedoeld besluit niet tot uitvoering gekomen. In den laatsten tijd hebben weer onderhan delingen met het gemeentebestuur van Ritthem plaats gehad, welke geleid heb ben tot het navolgende voorstel. Het ligt in de bedoeling van Ritthem den Ritthemschen weg geheel te verbe teren en voor de uitvoering daarvan een renteloos voorschot aan te vragen aan de Provinciale Staten. Zonder een rente loos voorschot zal het niet mogelijk zijn den weg afdoende te verbeteren. De to tale kosten van verbetering zullen naar raming bedragen rond f 70.000. Bedoelde weg wordt daarbij in twee deelen gesplitst, n.1. het deel liggende in de gemeente Ritthem, en dat der ge meente Souburg. De uit te voeren wer ken bestaan uit: a. het verbreeden van den genoemden „Ja man", antwoordde de aangespro kene met waardigheid, dat zal wel in verband staan met den oor'og in Rus land, die, zooals ze zeggen, op handen iB. Maar waar praat ik van; jullie weet toch niets af van strategie en taktiek en al die dingen jneer. Maar wil ik je eens wait zeggen?" vervolgde hij, met een diepe rimpel in het voorhoofd en een geheimj- zinnig gezicht zettend, en hij liet zijn stem dalen: „je weet, dat ik nog al goed bekend ben met den kommandant?" Deze mededeeling werd onder eenige hilariteit ontvangen, want de Passer had juist een week in 't cachot gezeten wet- geus insubordinatie tegen zijn superieur. „Ik wist wel, dat je erg bevriend was met de keukenmeid van den majoor, en dat die nog al eens wat voor je smok kelt,"... zei Evert en trok de schout- ders op. „Gisteren nog een stuk taart, dat had ze voor hem gespaard I" rijmde Jan de Weerd. De Passer werd rood van ergernis. „Hou je stil, aardappel", zei hg en trachtte Jan een „aanwaaier" te geven, „als je niet oppast vouw ik ja dubbel en stop je in mgn patroontasch. Nu, zoo- als ik zei, ik kon dan Majoor heal goed". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1931 | | pagina 5