DE ZEEUW
Vervolgd en hevrijd
TWEEDE BLAD.
Uit de Provincie
VAN
DINSDAG 19 MEI 1931. Nr 192.
Brieven uit de Residentie.
In deze voorjaarsdagen is de praat-
machine in onze Tweede Kamer weer
duchtig aan het werk.
De heeren en dames zijn onze Drankwei
aan het herzien, moet u weten en als ze
zoo iets doen. dan doen ze het goed. Zoo
goed soms zelfs, dat ze er niet meer uit
kunnen komen.
Die Drankwet is één der wetten, die nu
niet zoo gemakkelijk te lezen is; om haar
onder de knie te krijgen, mag men wel het
verstand van een Salomo hebben en aan
gezien niet alle honderd Kamerleden
daarover beschikken, zal er mogelijk ook
onder hen nog wel een enkele zijn, die
niet alles begrijpt, ook al stemt hij of zij
er dan over mee.
Taai dat zulk een behandeling soms is,
daar is het eind van weg. Natuurlijk is er
ook in dit debat wel een en ander op de
proppen gekomen over het alcoholisme en
de gevaren daarvan. En dan botste het
meestal tusschen de meest markante
drankbestrijders en de voorstanders der
vrijheid op dit terrein.
Nu moet men zich m.i. voor één ding
in zulk een debat ten zeerste wachten.
Er zijn menschen, die het voorstellen,
of die drankbestrijders door dik en dun,
of die geheelonthouders toch de meest fa
natieke menschen zijn, die er rondloopen.
Och ze zijn in hun soort niets minder, of
niets meer fanatiek dan b.v. de voorstan
ders van het: schenk maar en drink
maarl
Dia drankbestrijders en die geheelont
houders zijn beste menschen. Wie zou
b.v. om nu maar eens in de Kamer te
blijven, Slotemaker de Bruine en Smeenk
geen beste kerels noemen?
Maar ze zijn zoo „fanatiek", zegt men.
Och, m'n waarde, ik heb ook wel eens
hooren zeggen, dat b.v. ieder mensch de
democraat is van een ander. Wij zijn al
lemaal wel eens „fanatiek" en de men
schen, waarover het hier gaat, zijn het
dan toch in ieder geval nuchter.
Persoonlijk heb ik altijd de drankbe
strijding en ook de geheelonthouding als
een rijken zegen voor ons land en ons volk
gezien en ik bedroef me wel eens over de
wijze, waarop vele christenen over die
dingen spreken.
Alleen reeds uit sociaal oogpunt is er
voor mij zulk een geweldige beteekenis in
die dingen gelegen. Niet, dat ik ze over
schat, of dat m'n groote waardeering me
tot uitzinnigheid in het roemen brengt,
neen, dat niet, maar voor onderschat
ting is hier m.i. toch ook allerminst reden.
En nog minder voor bespotting of hoon.
Wie daartoe in zijn verzet tegen drank
bestrijding en geheelonthouding zijn toe
vlucht neemt, is al weg vóór hij begint.
Een beweging met zulk een plaats in
ons maatschappelijk leven en met zulk
een staat van dienst, belacht men niet,
maar die moet ieder verstandig mensch
trachten te benaderen met belangstelling
en waardeering. Daar heeft ze recht op.
Indien één ding dat nog bewijzen moest,
dan heeft wel dit Kamerdebat het ge
daan. Zoowel van de zijde der Regeering
als door de woordvoerders van onder
scheiden groepen, is uiting gegeven aan
de groote waardeering, die men voor de
drankbestrijding heeft.
Dat was stellig verdiend.
Men kan over het hoe ver mogelijk ver-
«chillend denken, maar het zal toch moei
lijk gaan, om dingen, die zoo klaar zijn,
als de dag, te ontkennen. Dat doet dan
ook geen verstandig mensch meer en als
we eens een halve eeuw verder zijn, och,
dan staan de zaken er misschien nog
weer heel anders voor. De laatste tien
tallen van jaren hebben ons toch zeker
wel geleerd om op het gebied van voor
spellingen en wat daarop lijkt zeer voor
zichtig to zijn.
Het ataat er in de wereld nog maar
FEUILLETON.
Historisch verhaal uit den Napoleon»
tischen tijd.
3.) _o_
Nu haalde hij zijn zakbijbel voor den
dag en als rechtstreeks voor hem, den
banneling geschreven, las hij en beaamde
het van harte. „Ik hef mijne oogen op tol
de bergen van waar mijne hulpe komen
zal.
Mijne hulp is van den Heere, die hemel
en aarde gemaakt heeft," en met oogen,
die schitterden van geloofsverzekerdheid
eindigde hij: „Do Heere zal uwen uitgang
en uwen ingang bewaren van nu aan tot
in eeuwigheid."
HOOFDSTUK III.
Vijf uur, den volgenden morgen. De
son prijkte in haar vollen gloed aan den
•volkenloozen hemel en beloofde een hee-
en dag.
Langs den stoffigen straatweg van
daarlem naar Beverwijk marcheerde een
«deeling Keizerlijke soldaten, veertien
nan sterk, Het waren bijna zonder uit
sondering Nederlanders, elechts twee on
der hen toonde® door uiterlijk en taal
heel vreemd bij. Het werkwoord „staat"
hier dan maar niet al te letterlijk opgevat.
Men vertelt te pas en te onpas, dat we
zoo vooruit gaan. De „cultuur" behaalt
zulke schitterende triomfen, het bescha
vingspeil stijgt steeds hooger. Een gewoon
mensch zou haast gevaar loopen om te
gaan denken, dat we op weg zijn naar een
samenleving van engelen, inplaate van
menschen.
Maar dan moet men niet iederen dug z'n
krant lezen 1
Die zegt het wel anders en dat door een
opsomming der dingen, die dan gebeuren.
Heel de Residentie ie vol geweest van
een afschuwelijke moordzaak. Een deel
der pers heeft niet geaarzeld er een soort
sensatie-lectuur van te maken. Dat noemt
men „volksopvoeding".
Gelukkig die algemeene verontwaardi
ging, die rilling van afschuw over het
gebeurde.
Maar lees nu uw krant eens. Gebeuren
er in het buitenland niet elke week meer
dere van dergelijke afschuwelijkheden?
En is heel de wereld niet verpest door
den geest uit den afgrond, die het leven
niets meer acht en die uit den weg ruimt
wat hem hindert?
Voor menschen, die van „sensatie" hou
den, is het een heerlijke tijd. Telkens
nieuwe rillingen, het eene drama volgt op
het andere.
Maar voor wie de dingen ernstig ziet,
is het bij al het schijnschoon en bij al het
klatergoud, een benauwde en benauwende
tijd.
De mensch als meester van eigen leven
en eigen lot, breekt met alle ordinantie
Gods en is zich zeiven een wet. Dat loopt
uit op de dwaasheid, die zich wijsheid
verbeeldt te zijn en het einde is de zelfver
nietiging. J. H.
ECONOMISCHE
VOORLICHTINGSDIENST.
De landbouw blijft er bulten.
Instelling van een Economischer* Raad.
Ingediend is een wetsontwerp tot wij
ziging en verhooging van het tiende
hoofdstuk der Rijksbegrooting voor 1931.
In de Memorie van Toelichting wordt
opgemerkt, dat de tegenwoordige econo
mische outillage onvoldoende is gewor
den en dat thans er naar moet worden
gestreefd om haar op de hoogte van de
omstandigheden te brengen.
Daartoe is in de eerste plaats noodig:
concentratie, zooveel mogelijk, van het
werk bij één enkele, daarvoor bijzonder
ingerichte afdeeling van één enkel de
partement, welk departement uiteraard
dat zal moeten zijn, waaraan reeds in de
bestaande organisatie de belangen van
handel en nijverheid zijn toevertrouwd.
In verband met de omstandigheid dat
de zorg voor de belangen van den
landbouw bij een ander departement
is ondergebracht, zal de nieuwe voorlich
tingsdienst niet de landbouwaangelegen-
heden omvatten.
Naar een nauwe samenwerking van
het departement, waar de landbouw
belangen worden behartigd, en den
nieuwen voorlichtingsdienst op 't gebied
van handel en nijverheid zal worden ge
streefd en, naar mag worden verwacht,
zal deze ook worden verworven.
De minister stelt zich voor, dat bij de
directie van den Landbouw, gelijk thans,
eenige ambtenaren zich in bet bijzonder
met de landbouwvoorlichting zullen be
zig houden, doch dat zij .voor vragen van
niet speciaal landbouwtechnischen aard
zullen kunnen gebruik maken van de
diensten van den economischea voor
lichtingsdienst in het algemeen, terwijl
die dienst bij vraagstukken, welke een
meer algemeen commercieel karakter dra
gen, zijnerzijds de hulp zal kunnen in
roepen Yan hen, die door hun opleiding
en hun dagelijkschen werkkring met den
landbouw in het bijzonder vertrouwd zijn
en met den tecbnischen dienst van den
landbouw onmiddellijk samenwerken.
Uit hetgeen voorafgaat vloeit vanzelf
voort, dat de kern van hetgeen als vei»
betering van den bestaanden toestand
wordt voorgesteld, bestaat in de vervan
ging van de tegenwoordige afdeeling Han
del en Nijverheid van het departement
van den Minister van Arbeid door een
nieuwe, aanzienlijk uitgebreide afdeeling.
Aan het hoofd daarvan zal moeten staan
Franschen te zijn, namelijk de korporaal
en een der soldaten.
De eerste scheen als Keizerlijke dwars
kijker dienst te doen, want met opvallende
nauwgezetheid hield hij z'n meerdere,
den Nederlandschen sergeant to. 't oog.
Hollandsch kon of wilde hij niet spreken,
want als hij een gesprek voerde of com
mandeerde, gebruikte hij uitsluitend
Fransch.
De aanvoerder van den troep was een
slanke jongeling van omstreeks vijf en
twintig jaar. Zijn flinke houding en vas
ten stap, zijn regelmatige gelaatstrekken
en zijn welgevormde handen met een gou
den ring aan den vinger deden in hem
den aristocraat kennen.
Hij. bewaarde de orde onder zijn troep
je zonder barsch te zijn en wist den on
willige met een kalme opmerking te be
dwingen.
Alleen de korporaal, die zonder ophou
den zijn minderen berispte, of de een of
andere onnoodige order te geven had,
kreeg nu en dan in 't Fransch een uit
brander of ironische opmerking.
Onder de soldaten viel vooral een lan
ge magere gestalte in het oog die wel een
hoofd boven de anderen uitstak en met
den bijnaam „Passer" vereerd was.
Eigenlijk heette hij Jacob Paesena,
doch zijn buitengewoon lange beenen
hadden hem dien naam verschaft, 't Was
een goedhartige doch verwaande sul, li-
een leider, die, economisch geschoold, in
staat is de telkens actueele vraagstukken
in hun voortdurende wisseling te onder
kennen, te bestudeeren en tot onderwerp
van zijn voorstellen aan den minister te
maken. Hij zal daarbij in voortdurend
contact met het bedrijfsleven moeten
staan en door zijn bekwaamheid en
ruimte van blik met dat bedrijfsleven
veelzijdige relatiën kunnen onderhouden.
Dienovereenkomstig wordt de positie van
den leider der afdeeling gedacht met den
rang van directeur-generaal en een wed
de van f 12.000.
Wil de nieuwe regeling het gehoopte
succes hebben, dan zal haar het vertrou
wen te stade komen van hen, die het
meest direct het economisch lot van het
land in handen hebben: de leiders van
het bedrijfsleven zelf. De regeering moet
dan ook, zooveel mogelijk, waarborgen in
zich dragen, dat op dat vertrouwen kan
worden gerekend.
Er zal naar moeten worden gestreefd
om tot een nauwe samenwerking met be
langhebbende kringen te kennen en van
de ervaring en de speciale deskundig
heid dier kringen, in het algemeen belang
gebruik te maken. Het is daarom, dat de
minister zich voorstelt, de instelling te
bevorderen van een Economiscben
Raad.
Die Raad, waarin zqo veelzijdig moge
lijk het bedrijfsleven zal zijn vertegen
woordigd, zal tot taak hebben, advies uit
te brengen over onderwerpen, de econo
mische politiek rakende, waaromtrent
zoodanig advies aan hem wordt gevraagd
of waaromtrent hij advies aan de Regee
ring meent te moeten geven. Langs dien
weg zal, in voortdurende samenwerking
van den Raad met den directeur-gene
raal, zoo goed mogelijk worden verzekerd
dat de stem van de practijk zich onbe
lemmerd en op zoo ruim mogelijke schaal
kan doen hooren, zonder dat de verant
woordelijkheid ook maar in het minst
van den minister wordt afgenomen.
Bij dit wetsontwerp heeft de minister
aangenomen, dat de dienst met 1 Juli &.s.
zal kunnen gaan werken.
Landarbeldersstaking ie Stoppeldijk?
Aangezien de R. K. Boerenbond te
Stoppeldijk weigert het loongeschil aan
arbitrage te onderwerpen, zal de R. K.
Landarbeidersbond genoodzaakt zijn de
staking af te kondigen.
Te Boschkapelle, Terhole, Graauw,
Westdorpe en Zuiddorpe aanvaardden
beide partijen arbitrage en is den rijks-
bemiddelaar verzocht een voorzitter voor
de arbitragecommissie të willen aanwij
zen.
Vrouw mishandeld. Toen de
eebtgenoote van den arbeider van E.,
te Axel, zich 's avonds even buiten haar
woning begaf, werd zij onverhoeds door
iemand aangevallen en mishandeld. Op
het geroep der vrouw koos de aanvaller
het hazenpad en verdween in de duister
nis. Aanwijzingen omtrent zijn persoon
kon de vrouw niet geven, daar de aan
valler een zak of iets dergelijks over het
hoofd had getrokken. De politie stelt een
onderzoek in. (Tel.)
Drukke ansjovisvangst. De
ansjovisvangst op de Oosterschelde ie bui
tengewoon overvloedig. Als de voortee»
kenen niet bedriegen belooft deze nog
rijker te worden dan het vorig jaar. Het
bereiden der visch, dat te Bergen op
Zoom volgens een speciale methode ge
schiedt, verschaft velen werk.
Middelburg. Vereeniging voor
Beroepskeuze. Gisteravond
hield bovengenoemde vereeniging een al
gemeene vergadering onder voorzitter
schap van mr W. F. E. baron van der
Feltz, die zijn spijt uitdrukte over de niet
groote opkomst der leden.
De secretaris, dhr B. J. A. Stoopman,
bracht het jaarverslag uit, het vijfde der
vereeniging. De secretaris meent, dat men
met dankbaarheid terug kan zien op het
verrichte werk, en op den gepresteerden
arbeid, maar dat men toch nog niet geheel
tevreden kan en mag zijn. Teveel immers
blijft men afzijdig van de nuttige ver
eeniging, teveel gaat men bij de beroeps
keuze af op eigen ervaring of liever ge-
chamelijk zoowel als geestelijk bijziende,
maar daar werd in dien tijd van soldaten-
gebrek minder op gelet.
Zijn buurman was een Fries: zijn blond
haar, stijf van vet en naar achter ge
kamd, en de gewoonte om in plaats van
„gevallen" „'vallen" te zeggen, duidden
zijn landaard genoegzaam aan.
Getapt was hij nu juist niet onder zijn
kameraden wegens zijn onbuigbare hals
starrigheid om zijn eenmaal voorgenomen
doel te bereiken, al moest hij daartoe des
noods minder edele middelen gebruiken.
Hij heette Taco Haamstra.
Een eind achter den hoofdtroep aan
kwam Pieter Leendertse, een vlasharige
Tesselaar. Deze was bezig een zoo juist
gekaapte peen schoon te maken, wat
Monsieur Pourlon niet zwaar zat, omdat
hij hoopte er ook een gedeelte van te
krijgen.
De troep was, zooals het in geheel het
keizerlijke leger was, uit alle oorden des
lands bij elkaar gezocht en sprak een
mengelmoes van allerlei gouwspraken.
„Hoe loet is 't noe?" vroeg een Zand-
voortsche vi-sacher, zijn breed gelaat met
een roodbonten zakdoek afwisschend.
„Wel, tusschen zeën en tleen uur", zei
Leenderts, een poging doende om grap
pig te zijn.
„Loop naor de maone en pluk ster-
rensl" zei een Overijaelaar, die zieh zeiven
Klaa# Groot-Wntenink noemde, naar de
zegd onervarenheid of laat men zich door
den enkeling een beroep aanleunen, dkt
voor zijn kind zoo niet ten eenenmale
ongewenscht, maar dan toch ongeschikt
is. De gang naar het bureau zit er nog
niet voldoende in, wat blijken moge uit
het feit, dat in een stad als Middelburg
jaarlijks slechts tusschen de 30 en 40
rechtstreeksche beroepsadviezen gegeven
worden en dat op een bevolking van 1-8
tot 19 duizend inwoners. Wanneer ooit,
dan is het thans de tijd voor bemidde
ling en voorlichting bij beroepskeuze, door
de Commissie, die onderzoekt en vraagt,
die vergelijkt en kiest, die adviezen in
wint en combineert, om tenslotte een con
clusie te geven, die bet kind naar best
vermogen dienen kan.
In groote lijnen bleef de werkwijze van
de Vereeniging dezelfde, alleen werd ter
bespoediging van afhandeling van advie
zen op vaste avonden vergaderd en wer
den op adviesavonden de ouders of verzor
gers uitgenoodigd aanwezig te zijn, ten
einde mondeling met hen de adviezen te
bespreken.
Als aanhangsel bevat het verslag de
onder nummers 61 tot en met 86 uit
gebrachte adviezen.
De heer v. d. V e u r meende, dat ook
hier als in zoovele vereenigingen enkele
personen het werk doen.
De heer Onderdijk meende, dat
er nog te weinig contact is tusschen de
adviescommissie en het bestuur als ge
volg van het feit, dat er nog veel te wei
nig aanvragen zijn.
Dhr P e e m a n zou gaarne aan de op
gesomde adviezen willen toegevoegd zien
wat het succes voor den betrokkene is
geweest.
De voorzitter zeide, dat het bureau
alleen advies kan geven, doch geen ar
beid of zekerheid van plaatsing.
Het jaarverslag werd met grooten dank
aan den secretaris goedgekeurd.
De penningmeesteresse, mej. M. Klif
fen, bracht de rekening over 1930 uit,
sluitende met een goed saldo van ruim
f26.
De heer Onderdijk vroeg of de
reclame achter op de tramkaartjes niet
beter kon worden vervangen door b.v. ad
vertenties in de Faam.
De voorzitter zegde ernstige over
weging toe.
De vergadering herkoos bij acclamatie
tot voorzitter mr baron van der Feltz en
tot bestuurslid mej. G. W. van Kuijk.
De derde aftredende was de heer D. H.
Lodewijk, die zich niet meer herkiesbaar
stelde. De voorzitter zeide, dat men
zich tot den Chr. Besturenbond heeft ge
wend met verzoek een ander aan te wij
zen. Men heeft er echter niets meer van
gehoord.
De heer Hoek zeide, door den Chr.
Besturenbond te zijn aangewezen.
De heer J. Onderdijk kwam er voor
op, dat men desnoods door uitbreiding
van het bestuur, alle vakcentrales in het
bestuur opneemt.
Hierna hield de heer H. P. Staal een
causerie over het Werkloosheidsprobleem.
Duitschland telt 4 tot 5 millioen werk-
loozen, Engeland 2Va3 millioen, Italië
700.000, Amerika 6 millioen, terwijl Cana-
na, dat vroeger gaarne vreemde werk
krachten had, nu zoowel op het platte
land als in de steden te veel arbeiders
heeft. Door dit alles ontstaat een bijna on
houdbare positie en er zal een groote om
wenteling ten opzichte der tariefheffingen
moeten komen.
Spr. meende, dat het verkeer tusschen
de landen op dit gebied vrij moet zijn. Bel
gië, dat een mondelinge overeenkomst met
ons land heeft voor wederzijdsche toela
ting van arbeiders, legt nu het binnen
komen van Nederlandsche arbeiders
moeilijkheden in den weg. Als de pogingen
om dit veranderd te krijgen niet lukken,
dan zal de regeering van Nederland moe
ten overwegen of zij daartegen ook iets
dient te doen. Een andere factor is het
ieder jaar met 100.000 toenemen van de
Nederlandsche bevolking en het steeds in
aantal toenemen der machines.
In 1914 ontstond door den oorlog de
rijksdienst voor arbeidsbemiddeling en
werkloosheidsverzekering, en thans heeft
men 41 districtsarbeidsbeurzen met in bij
na 1000 gemeenten plaatselijke bureaux
of correspondentschappen. Zelfs van
werkgeverszijde wordt het groote nut van
deze beurzen erkend. Internationaal werkt
bofsteê van zijn vader: „'t Is efkes vief
uurl"
„Silencel" (Stilte) zei' de Fransche sol
daat, wien het waarschijnlijk hinderde,
dat hij niet mee kon praten, in 't volle
gevoel van z'n meerderheid.
„Hou jel snaeter, leelijke Fransoos!"
was het antwoord van den Zandvoorter,
„als de sorsant 'et sait, is het nog altaid
vroeg 'enoeg!"
Het scheen dat de aanvoerder de aan
matiging van den Franschman had ge
merkt, hij wierp hem tenminste een blik
toe die niet bepaald vriendelijk was en
voor de anderen niet verborgen bleef.
„De sergeant heeft het land er aan,
wanneer dat Fransche schoelje ons naar
hun pijpen wil laten dansen," fluisterde
de kleinste onder hen, Jan de Weerd ge-
heeten, zijn makker in 't oor.
Onder het gesprek had men Velsen be
reikt. Een zijweg werd nu ingeslagen om
het bosch te bereiken dat door den aan-,
brenger was aangewezen en waar deze
zou wachten.
Hier werd halt gemaakt, en de meege
brachte voorraad duchtig aangesproken,
„Hoe zou de kommandant er toe ge»
komen zjjn om dien Cuilenburg te laten
opzoeken door zjjn beste vriend? Wat
denk jjj er van Passer?" zei Evert Bur
ning, een Amsterdammer, terwijl h(ji zqn
brood belegde met schnfjes knol, natuur»
lp «en geschenk van Leenderts,
men samen met Duitschland, Frankrijk
en België en de wettelijke regeling is tot
stand gekomen, doch nog niet ingevoerd.
Spr. kwam dan tot de verzekering en
zeide, dat in 1867 de typografenbond de
eerste verzekering tegen werkloosheid
voor zijn leden instelde. In het begin
werkte men volgens het Gentsche stelsel,
maar in 1914 bleek het Deensche stelsel,
waarbij de vakvereenigingen de werkloos
heidsverzekering aan zich houden met
steun van rijk en gemeente, te verkiezen.
Spr. meent, dat dank toe komt aan die
vakvereenigingen, die dit niet uit eigen
financieel belang kunnen doen, omdat de
verzekeringsfondsen geheel afzonderlijk
worden gehouden en onder scherpe regee-
ringscontrole staan. Al kan spr. begrijpen,
dat men van werkgeverszijde geen nieuwe
sociale lasten op zich wil nemen, toch
meent hij, dat ai is het dan ook lang niet
allen, de bedrijven moeten mede betalen.
Thans zijn reeds 397.000 arbeiders tegen
werkloosheid verzekerd, het is veel, maar
toch nog maar van alle arbeiders. Het
aantal zal echter regelmatig stijgen. Het
is verkeerd gezien van sommige gemeen
ten bij werkverschaffing de niet-verzeker-
den voor te laten gaan, in plaats van hen,
die bewezen hebben er zelf iets van hun
loon voor over te hebben. Er wordt jaar
lijks 4>4 millioen aan premie door de ar
beiders betaald, waaruit blijkt, dat 't niet
juist is, dat zij maar leven op den steun
van de overheid. Toch werken nog niet
alle gemeenten mede en vooral vele plat
telandsgemeenten zijn nog niet aangeslo
ten bij het werkloozenbesluit 1917. Spr.
houdt niet vein dwang, maar zou in deze
toch wel willen, dat de regeering voor
schreef, dat zij zich moeten aansluiten.
De heer Onderdijk had verwacht te
hooren over het verband tusschen werk
loosheid en beroepskeuze. Hij meent, dat
men zeer voorzichtig moet zijn met re
vanchemaatregelen tegenover België,
want men komt dan van het een in het
ander. De werkloosheidsvoorziening is nog
bij lange na niet voltooid. Spr. meent, dat
wel degelijk de werkgevers moeten mede
betalen.
De heer E n k 1 a a r meende, dat de
werkloosheid toch niet door het werk der
bureaux voor beroepskeuze is te bestrij
den.
De heer Staal wees er o.a. nog op,
dat men thans z.i. de werkgevers in het
scheepvaartbedrijf en in den landbouw
moeilijk kan opleggen mede te betalen
voor de werkloosheidsverzekering. Als hij
dit nog niet direct wil, zegt dat niet, dat
hij er geen voorstander van is. In deze
zijn andere landen Nederland ver voor.
Beroepskeuze zal de werkloosheid niet
opheffen, maar zij, die zich hier voor
spannen moeten de moeilijkheden, ont
staan door de werkloosheid, voelen.
De voorzitter bracht dank aan den
heer Staal voor de neutrale wijze, waar
op hij de kwestie had ingeleid.
O.- en W.-Souburg. A.s. Vrijdag, des
namiddags half drie, vergadert de Ge
meenteraad. Punten van behandeling zijn:
Ritthemsche weg. Adres betreffende mo
bilisatieslachtoffers. Wijziging begrooting
1930 en 1931. Bezwaarschrift schoolgeld.
Betreffende het eerste punt schrijven
B. en W. aan den Raad:
Reeds meermalen is in Uwe vergadering
de overname van de gemeente Ritthem
in onderhoud en beheer van den Ritthem-
schen weg, in behandeling geweest en
werd tot overname besloten. Door bezwa
ren van de zijde van Ritthem is bedoeld
besluit niet tot uitvoering gekomen. In
den laatsten tijd hebben weer onderhan
delingen met het gemeentebestuur van
Ritthem plaats gehad, welke geleid heb
ben tot het navolgende voorstel.
Het ligt in de bedoeling van Ritthem
den Ritthemschen weg geheel te verbe
teren en voor de uitvoering daarvan een
renteloos voorschot aan te vragen aan
de Provinciale Staten. Zonder een rente
loos voorschot zal het niet mogelijk zijn
den weg afdoende te verbeteren. De to
tale kosten van verbetering zullen naar
raming bedragen rond f 70.000.
Bedoelde weg wordt daarbij in twee
deelen gesplitst, n.1. het deel liggende
in de gemeente Ritthem, en dat der ge
meente Souburg. De uit te voeren wer
ken bestaan uit:
a. het verbreeden van den genoemden
„Ja man", antwoordde de aangespro
kene met waardigheid, dat zal wel in
verband staan met den oor'og in Rus
land, die, zooals ze zeggen, op handen
iB. Maar waar praat ik van; jullie weet
toch niets af van strategie en taktiek en
al die dingen jneer. Maar wil ik je eens
wait zeggen?" vervolgde hij, met een diepe
rimpel in het voorhoofd en een geheimj-
zinnig gezicht zettend, en hij liet zijn
stem dalen: „je weet, dat ik nog al
goed bekend ben met den kommandant?"
Deze mededeeling werd onder eenige
hilariteit ontvangen, want de Passer had
juist een week in 't cachot gezeten wet-
geus insubordinatie tegen zijn superieur.
„Ik wist wel, dat je erg bevriend was
met de keukenmeid van den majoor, en
dat die nog al eens wat voor je smok
kelt,"... zei Evert en trok de schout-
ders op.
„Gisteren nog een stuk taart, dat had
ze voor hem gespaard I" rijmde Jan de
Weerd.
De Passer werd rood van ergernis.
„Hou je stil, aardappel", zei hg en
trachtte Jan een „aanwaaier" te geven,
„als je niet oppast vouw ik ja dubbel
en stop je in mgn patroontasch. Nu, zoo-
als ik zei, ik kon dan Majoor heal goed".
(Wordt vervolgd.)