DE ZEEUW DE WELFSCHOEN geeft den voet zün natuurlijken stand. jacq"ploïïvier vuILgen Het Geweten van RogerTrehem. TWEEDE BLAD. Staten-Generaal Uit de Provincie. feuilleton. Z» hield op, doch een blik op zijn doo- (Wordt vervolgd). VAN WOENSDAG 29 APRIL 1931, Nr 176. TWEEDE KAMER. Interpellatie Kortenhorst over onze handelspolitiek. Nadat gisteren in de Tweede Kamer verschillende kleinere zaken waren afge daan, kwam aan de orde de interpellatie- Kortenhorst inzake het niet in werking treden van de Handelsconventie. De heer Kortenhorst stelde hier bij o.m. de volgende vragen: Is de mislukking der handelsconventie mede te wijten geweest aan het feit, dat door de gewijzigde inzichten en omstan digheden sinds de tot stand koming, het gunstige moment voor het in werking treden van de conventie verstreken was? Draagt de te late ratificatie van de conventie door de Nederlandsche Regee ring mede aan deze mislukking schuld? Is de Regeering voornemens om, na beëindiging van den termijn, waarvoor de conventie inzake In- en Uitvoerver boden is gesloten, Nederland nog langer aan deze conventie te binden? Welk standpunt neemt de Regeering in ten opzichte van regionale overeen komsten, waarbij Nederland geen partij is? Met name ten aanzien van de voorge nomen tolunie tusschen Duitschland en Oostenrijk? Acht de Regeering door het sluiten van tolunies tusschen protectionistische lan den, waarbij Nederland niet betrokken is, het gevaar aanwezig, dat de voordee- len der meest-begunstiging ons land zul len ontgaan en dat de export van Ne derlandsche producten nog sterker dan reeds het geval was, zal worden belem merd? •Acht de Regeering de meestbegunsti- gingsclausule nog bruikbaar om tot het afsluiten van bevredigende verdragen, met name met Duitschland en andere landen, wier handelspolitiek van de Ne derlandsche verschilt, te geraken? Is de Regeering bereid het standpunt ingang te doen vinden, dat concessies door landen met een protectionistische handelspoli tiek aan landen met een tegenovergestel de handelspolitiek verleend, niet krach tens de meestbegunstiging ten deel be hoeven te vallen aan andere landen? Houdt de Regeering rekening met de waarschijnlijkheid, dat het sluiten van verdragen volgens het stelsel der meest begunstiging meer en meer zal plaats maken voor dat van preferentieels be handeling? Is de Regeering bereid reeds thans alle maatregelen te treffen, teneinde daarop voorbereid te zijn, met name door een spoedige reorganisatie van het departe ment van Arbeid, Handel en Nijverheid, door het in gereedheid brengen van een onderhandelingstarief en door de voor bereidingen te treffen, waardoor het mo gelijk wordt, dat de verschillende gebieds deelen van het Rijk elkander een prefe rentieels behandeling toestaan? Is de Regeering van plan, om de vrij heid, die Nederland door het niet in wer king treden der Handelsconventie heeft herkregen, te gebruiken om bij haar ver dere economische en fiscale politiek, in dien daartoe aanleiding bestaat, het ta rief van invoerrechten daaraan dienst baar te maken? Acht de Regeering den tijd niet geko men, om maatregelen te nemen tegen den invoer van goederen uit landen, wier po litiek er toe kan leiden, dat de productie in ons land wordt bedreigd? De Minister van Buitenlandsche Za ken, Jhr Mr Beelaerts v. Blok land, antwoordt mede namens zijn ambtgenooten op de eerste vraag ont kennend. De late ratificatie in Neder land is van geen invloed geweest, daar in het algemeen in verschillende landen de ratifcaties niet tijdig waren ingekomen wegens ongunstige tijdsomstandigheden. Wat de tweede vraag betreft, er is practisch geen aanleiding voor Nederland om uit de conventie inzake in- en uitvoer verboden te treden De totstandkoming van regionale over eenkomsten ondervindt geen belemme ring. De besprekingen met Scandinavië en Duitschland worden voortgezet. De meestbegunstigingsclausule mag naar de meening van de regeering in geen enkel handelsverdrag van Nederland ontbreken. Daar naast kunnen andere middelen worden toegepast. Het ligt niet in het voornemen voorbereidingen te tref fen, waardoor het mogelijk wordt, dat de verschillende gebiedsdeelen van het Rijk elkander een preferentieele behan deling toestaan. Plannen om de herkregen vrijheid te gebruiken voor anti-dumpings-maat- regelen bestaan er op het oogenhlik niet. Inderdaad is een zekere vrijheid verkre gen ook ten aanzien van wijziging van het tarief van invoerrechten. Dit wil ech ter niet zeggen dat de regeering van deze vrijheid gebruik zal maken. De Regeering is bereid het standpunt ingang te doen vinden, dat concessies door landen met een protectionistische handelspolitiek aan landen met een tegen overgestelde handelspolitiek verleend, niet krachtens de meestbegunstiging ten deel behoeven te vallen aan andere landen. De Regeering overweegt of voor de toe komst maatregelen in zake wijziging van invoerrechten noodig mochten blijken. De heer Kortenhorst (r.k.) repli ceert en zegt 't onjuist te achten, eenzijdig aan de conventie inzake in- en uitvoer verboden vast te houden. Over enkele onderdeelen van zijn in terpellatie vraagt spr. nader het stand punt van de Regeering te mogen verne men. Dhr Vliegen, S. D., ziet geen aanlei ding voor een wijziging van onze han delspolitiek aanwezig. Dhr C o 1 ij n, A.-R., zal er de Regeering geen verwijt van maken, dat haar ant woord niet volledig was. Het is z.i. on mogelijk positief in elk opzicht zijn stand punt te bepalen. Een vaste lijn te trek ken is thans niet doenlijk. Spr. is het met de Regeering volkomen eens, dat aan de meestbegunstigingsclau sule moet worden vastgehouden, althans zoolang deze in Europa niet algemeen zoodanig is ondergraven, dat langer vast houden onmogelijk is geworden. Vroeger heeft spr. wel eens gemeend, dat met onderhandelingstarieven wel wat te bereiken viel, maar hij is tot de slot som gekomen, dat zulke tarieven ons niet verder brengen. Met dhr Kortenhorst is hij van oordeel, dat de Regeering goed zal doen, zich niet langer aan de conventie inzake in- en uitvoerverboden te binden, nu deze door de weigering van toetreding van zooveel andere Staten feitelijk haar practischen inhoud heeft verloren. Dhr L o v i n k, C.-H., vernam met vol doening, dat maatregelen tegen dumping worden overwogen. Tegen een fiscale wijziging van het ta rief zou spr. geen bezwaar hebben. Hij ziet niet in, waarom aan buitenlandsche landbouwproducten voorkeur moet voor den gegeven, wanneer er meer dan vol doende voorraden binnenlandsche pro ducten zijn. Dhr Oud, V. D., is met de Regeering van oordeel, dat het nemen van antidum- pingmaatregelen niet in strijd behoeft te zijn met onze vrijhandelspolitiek. Alleen beveelt spr. de Regeering aan met dit middel uiterst voorzichtig te werk te gaan, omdat niet alles wat in eenig land dumping wordt genoemd inderdaad dum ping is. Dhr Knottenbelt, Lib., constateert dat degenen, die onze handelspolitiek ongewijzigd willen laten, tevreden kun nen zijn. Minister Beelaerts van Blok land dupliceerend, noemt de meestbe gunstigingsclausule den hoeksteen van onze handelspolitiek. Ook te Genève heeft spr. den indruk bevestigd gezien, dat deze politiek moet worden gehandhaafd. Dhr Lovink vroeg hoe de Regeering stond tegenover mogelijke fiscale ver hooging van tarieven ten aanzien van enkele landbouwproducten. Spr. wil hier op antwoorden, dat als die fiscale ver hoogingen alleen op enkele landbouw producten zouden worden toegepast, zij gevaar zouden loopen, het fiscale karak ter te verliezen. Met den heer Oud is spr. het eens, dat ten aanzien van anti-dumpingsmaatrege len de uiterste voorzichtigheid moet wor den toegepast; de toepassing ervan zelf is geen wijziging in onze handelspolitiek. Ten slotte wil spr. erop wijzen, dat wij op economisch terrein moeilijke tijden beleven. De toekomst heeft zich niet zoo danig afgeteekend, om een bepaalde rich ting te kiezen. De Regeering moet waak zaam zijn en behoorlijk voorbereid om op het juiste oogenblik de noodige maat regelen te kunnen nemen. DE INVOERING VAN DE GEWIJZIGDE GEMEENTEWET. Het Weekblad voor den Ned. Bond van Gemeenteambtenaren schrijft: Zoo is dan de wijziging van de ge meentewet tot stand gekomen, en is zeer kort geleden de gewijzigde en opnieuw genummerde tekst openbaar gemaakt. Zóó kort geleden, dat nog geen van de, over het algemeen toch niet sloome, uit gevers ons in het bezit heeft gesteld van een uitgave met den officiëelen nieuwen tekst en de nieuwe nummers. Er is dus geen sprake van, dat op het oogenblik de gewijzigde gemeentewet eenigszins algemeen wordt gekend. Men mocht verwachten, dat het oogen blik van in werking treden zóó tijdig zou worden bekend gemaakt, dat allen, die met de uitvoering van de wet te maken hebben, in het bijzonder de gemeentebe sturen, wier leven ep. bedrijf er door wor den beheerscht, de gelegenheid zouden hebben om zich vooraf ten minste eenigs zins in de nieuwe bepalingen in te wer ken. Ter plaatse, waar de nog altijd een lichte ergernis wekkende „verdediging" van het vernummeren van de wet werd uitgedacht, heeft men den gemeentebestu ren een nieuwe verrassing bereid. In de ochtendbladen van 16 April kon den zij lezen, dat bij een koninklijk be sluit van een week tevoren de datum van in werking treden van de gewijzigde wet was bepaald op 15 April tevoren. Het afdrukken en distribueeren van het staatsblad van het koninkrijk der Ne derlanden geschiedt nog altijd aldus, dat zijn nummers veelal eerst een week of drie na zijn dagteekening in het bezit van de gemeentebesturen komen. Zeer zeker was op 15 April en zelfs op 16 April nog geen enkel openbaar be stuur in Nederland in het bezit van het staatsblad, waarin het koninklijk besluit betreffende de invoering van de ge meentewet is opgenomen. Deze halsoverkopperigheia beteekent nog iets anders en iets meer dan een lichte ergernis voor allen, die nu ineens hebben te zorgen de nieuwe wet zóó te kennen, dat zij geen flaters begaan. Een van de nieuwe artikelen van de wet in de oude nummering art. 71a schrijft voor, dat de burgemeester de ge meente vertegenwoordigt bij alle buiten gerechtelijke handelingen, en dat hij deze vertegenwoordiging kan opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde. Nu is er geen dag, waarop niet door gemeenten allerlei burgerlijke rechtshan delingen worden verricht. Die geschiedden tot dusverre alle of zoo goed als alle door burgemeester en wethouders, of door gemachtigden, die burgemeester en wet houders krachtens daarvoor getroffen re geling hebben aangewezen. Er zijn ongetwijfeld op 15 April in verschillende gemeenten meer of minder belangrijke notarieele akten gepasseerd, waarin de gemeente op de een of andere wijze vertegenwoordigd was, maar in geen geval vertegenwoordigd was door den burgemeester of door een gemachtig de van den burgemeester. Bij al die akten zijn dus thans de be trokken gemeenten niet wettig, dat wil dus zeggen, niet vertegenwoordigd ge weest. Al de aldus gesloten overeenkom sten kunnen wegens dit ernstige vormge brek worden betwist, zooal niet door de wederpartij, dan toch zeker door derden, tegenover wie men daarop nu of later een beroep wil doen. Het is een zonderlinge toestand. Inderdaad een zeer zonderlinge toe stand. Van bevriende zijde vestigt men nog onze aandacht op het volgende merkwaar dige gevolg van deze departementale, overhaasting. De gemeenten zitten op het oogenblik zonder begrootings-, rekenings- en boek- hou dvoorschriften. De voorschriften, vastgesteld door de gedeputeerde staten der provinciën, heb ben door het vervallen van het wetsartikel waar zij op steunden, en bij gemis van een overgangsmaatregel met het invoeren der gewijzigde wetsartikelen haar kracht verloren. Het tot stand komen van de nieuwe voorschriften zal nog wel eenige maanden duren. Om dus thans de gemeentelijke compta biliteit niet zonder organieke voorschrif ten te laten, zal het noodig zijn, dat voor de overgangsperiode de geldende provin ciale voorschriften opnieuw bij algemee- nen maatregel van bestuur worden vast gesteld. N. V. Waterleiding-Mij. Zuid-Beveland. Aan het verslag omtrent den toestand dezer vennootschap over 1930 is het volgende ontleend: De toename van de baten der winst- en verliesrekening 1930, vergeleken bij de baten derzelfde rekening over 1929 be draagt f 5480 (v. j. f 18296). De opbrengst van de waterleiding daalde met f 992 (v. j. stijging f 16212, terwijl de andere baten tezamen een bedrag van f 6472 meer aanwijzen dan in 1929. De lasten der winst- en verliesrekening vergeleken bij die van het dienstjaar '29 afschrijving en dividend buiten be schouwing latend verminderden met f 1869. Het z.g. bedrijfsoverschot op de winst- en verliesrekening 1929 f 134712, bedragende, steeg tot f 142060. De afschrijvingen en de statuaire af schrijving over 1929 f 35030 bedragende, zijn dit jaar f 619 lager. Bleef in 1929 na gedane afschrijvin gen van het bedrijfsoverschot f 99682 be schikbaar, dit jaar blijft f 107.649 be schikbaar, dus f 7967 meer. Het vorig jaar bedroeg de stijging f 11614. Ook nu is 't bedrag, dat na aftrek der bovengenoemde afschrijvingen beschik baar blijft, hooger dan de rente en af lossingen der leeningen, welke de ge meenten-aandeelhoudsters bij de rijks postspaarbank hebben gesloten. Over '30 hadden de gemeenten f 71389 te betalen. Het restant overschot bedrijf bedroeg in 1930 f 36.260 (vorig jaar f 28.286). Het aantal aansluitingen vermeerder de over 1930 met 243. Na jaren lang de kat uit den boom te hebben gekeken, ver zocht en verkreeg de gemeente Borsselen aansluiting aan het leidingnet. Het percentage aangesloten aansluit- bare woningen varieert in de verschillen de gemeenten van 45 (Heinkenszand) tot 100 (Borsselen). Het gemiddeld percen tage is 71. In Goes is 90 pet. aangesloten. In de Maandag gehouden jaarverga- dering werd het jaarverslag goedgekeurd. De periodiek aftredende leden van den Raad van Beheer, de heeren J. N. Elen- baas te Kruiningen en M. van Harmeien te Ierseke, werden met &lg. stemmen her kozen. Verplaatst met ingang van 1 Mei a.s. de adjunct-referendaris der Posterijen en Telegrafie, C. Polderman, van bet Tele graafkantoor te 'e-Gravenhage naar het Post-, en Telegraafkantoor te Middelburg. Faillissement. Door de Recht bank te Middelburg werd Dinsdag j.l. fail liet verklaard: P. C. Roose, vroeger café houder, thans werkman te Middelburg. Rechtercommissaris Mr J. H. Bybau, rechter. Curator: Mr J. F. van Dednse, advocaat te Middelburg. Aangehouden wegens meineed. Door den Politierechter te Middelburg werd Dinsdag j.l. behandeld een strafzaak tegen zekere P. S. te Wemel- dinge, verdacht van verzet tegen de poli tie en mishandeling, in welke zaak zekere G. P., 43 jaar, caféhouder te Wemeldinge als getuige werd gehoord. Bij het ter zit ting gehouden onderzoek kwam genoemds getuige terug op zijn verklaringen, des tijds afgelegd voor de politie. Er werden termen gevonden P. als ver dacht van meineed aan te houden, waar na hij naar het Huis van Bewaring is overgebracht. Middelburg. De hiertoe gevormde com missie ontving bericht van den minister van WaterBtaat, dat het telefoonkantoor alhier op Zon- en feestdagen op de der commissie bekende voorwaarden onafge broken zal worden opengesteld. Deze voorwaarden zijn, dat de kosten van de bediening in de 8 z.g. speruren door de commissie ten volle betaald wor den totdat het aantal abonné's de 1000 zal hebben bereikt, dén is het voor rijksrekening. Weliswaar verleent 't rijk wel bijdrage in deze kosten wanneer het net meer dan 500 abonné's telt, maar aangezien hier ter stede de nachtdienst reeds geheel voor rijksrekening is, kan de sper-urencommissie van dit voordeel niet meer profiteeren. (M. C.) St Laurens. Door B. en W. is de stem ming voor leden van den Gemeenteraad bepaald op Woensdag 17 Juni a.s. Westkapelle. Dinsdagavond vergaderde in het Evangelisatielokaal de kantklos- vereeniging „Het Molenwiekje". Met het bestuur waren 8 leden en een dertigtal kantklosters aanwezig. Bij de opening der vergadering sprak de voorzitter, Ds W. Reus, een woord van dank en blijdschap, dat hij thans de aan wezigen op deze vergadering welkom mag heeten. Tengevolge van zijn ongesteldheid heeft men het vorige jaar geen vergade ring gehouden. Een hartelijk woord van dank bracht spr. thans nog tot de kant klosters voor het prachtige cadeau hem geschonken bij de viering van zijn 25- jarig ambtsjubileum. Na de voorlezing der notulen van de vorige vergadering door de secretaresse, Mevr. Reus, bracht de penningmeeste- resse, Mevr. Woldringh van der Hoop, haar financieel verslag over 1929 en '30 uit, waaruit bleek, dat de inkomsten in het eerstgenoemde jaar f 6316,89^ be droegen en de uitgaven f 6152. Het kas saldo bedroeg op 'teind van dit jaar f 144,89. Als winst werd voor dit jaar genoteerd f 334,66. In '30 bedroegen de inkomsten 4971,05 gld. en de uitgaven f 4875,37 X. Het kassaldo bedroeg op 't eind van dit jaar f 265,24. Aan loonen zijn in 1929'30 uitbe taald f 5325 en in 1930'31 f 4296. Nadat de voorzitter een en ander uit het financiëel verslag had toegelicht, werd de rekening en verantwoording van de penningmeesteresse onder dank goed gekeurd. Daarop werden 16 oude en 8 nieuwe aandeelen uitgeloot. Herkozen werden de bestuursleden L. Minderhoud en P. de Vos. door EVELYN EVERETT—GREEN. (Vrij naar het Engelsch.) De zon stond nog hoog aan den hemel, ofschoon baar stralen reeds de warmgou- den kleur hadden aangenomen van den naderenden avond, toen Roger zich in bet smalle dorpstraatje bevond van Little Easter. Het was stil in het plaatsje op dit uur, nu het tneereudeel van de bewoners hinnensnuis was'voor den avondmaaltijd. De tuinen, vol met kleurige bloemen, la gen te roosteren in de zonnewarmte. .Men boorde het gezoem van de bijen, het kab belen van het beekje, en bet stemgemom pel dat door de geopende deuren zijn weg vond naar buiten. Roger schreed voorwaarts, terwijl er een groote tevredenheid over hem kwam in deze omgeving. Dit was het domein, waar zij heerschte. Deze vriendelijke buisjes bevatten voor het meerendeel be woners, dio zij uit allerlei krotten en nare omgeving van uit de groote stad had weg gevoerd. Roger zag de verpleegster met haar witte kap, die Manner# verpleegd had, uit een woning komen, den weg oversteken, om een anderen drempel weer te betre den. Helaas was ze te ver verwijderd om haar te beroepen, en Roger aarzelde aan de cottage-deur, of hij haar zou volgen dan niet. Een hoog stemmetje van uit don volgen den tuin gaf hem raad. „Ik zou maar niet naar binnen gaan, meneer, ze hebben daar een besmettelijke ziekte." De eigenaar van de stem was echter te klein om nadere inlichtingen te vra gen. Roger liep door. Een eind verder passeerde hem in vliegende vaart do dog cart van den dokter on deze, den wande laar herkennend, riep in 't voorbijgaan: ,,'n Treurige gebeurtenis, meneer Tre- hern," doch voor Roger vermocht te ant woorden, was bij reeds in een stofwolk verdwenen. Vaag verontrust, er zich van bewust dat niet alles was, zooals het moest we zen, versnelde Roger zijn schreden en trad de onaanzienlijke, ouderwetsche herberg binnen, waar de koele, witgekalkte gelag kamer na de vermoeiende marsch tot rus ten noodde. Hij vroeg het jonge ding, het eenige wezen dat aanwezig scheen te zijn, hem een kop thee te brengen en er zich van op de hoogte te stellen of hij hier kon overnachten. Nauwelijks had hij zich ont daan van zijn rugzak, en het zich wat ge makkelijk gemaakt, of de waardin, een kittig, vriendelijk menschje, die hij vroe ger dikwijls had ontmoet, trad binnen. Reeds op het moment dat zij den drem pel overschreed, zag hij dat er iets aan haar veranderd was. Hij nam waar, dat haar japon onder haar witte schort zwart was, dat ze zwarte linten op haar hoed had en dat haar prettig gelaat den indruk maakte of ze kort geleden nog geschreid had. Inderdaad welden er tranen in haar oogen, toen zij1 Roger herkende. „O, meneer," „u is te laat gekomenl Ik had aldoor al gezegd, dat u stellig zoudt komen, tot ik hoorde, dat u op zee was. O, meneer, is het niet vreeselijk? Ik kan nog maar haast niet gelooven dat het werke lijkheid is. Onze lieve beschermsterl" Ze weende thans of haar het hart zou breken. Rogers gelaat was lijkbleek ge worden. Hij strekte zijn hand uit, als om steun te zoeken. „Waar spreekt u over ik, ik ben he denmiddag pas in Southampton aange komen. Ik ben aldoor op reis geweest. En nu ben ik bier om juffrouw Rivers" Het gelaat van de vrouw deed hem de woorden in den mond besterven. Ze had haar schort laten vallen en keek hem met wijde oogen en opengesperden mond aan. „0 meneer," hijgde zij, „ik had er geen idee van dat u niet op do hoogte was! Iedereen hier, mijlen in het rond, heeft er den mond vol van." delijk ontsteld gelaat deed haar inzien, dat ze hem er geen goed mee zou doen, de waarheid langer voor hem verborgen te houden. „Gisteren is ze begraven", voegde ze er fluisterend aan toe. Roger liet zich in zijn stoel terugvallen, zijn armen op zijn knie en zijn hoofd in de handen. De vrouw, den blik van ont zetting, dien hij op haar wierp beantwoor dend, ging verder: „De kinderen hebben het hier gebracht de stakkertjesl Zij konden bet niet hel pen, natuurlijk; maar toch beweer ik, dat degenen, die ze hier stuurden, voorzich tiger hadden moeten zijn." Ze beweren, dat het twee heeren waren, die hen hierheen brachten; gisteren zijn ze zelf hier geweest ze zagen er erg slecht uit, zooals trouwens wel te begrij pen is. Ik boorde vertellen, dat ze Dane heetten en dat ze veel voor de armen doen. Ongeveer een maand geleden stuur den ze bier een aantal kinderen heen. Ze schenen niet erg in orde, toen ze kwa men, de arme schapen, en de één na den ander kreeg bet te pakken die akelige keelziekte met dien vreemden naam". „Diphteritus?" zei Roger met heesche stem, „Juist. Eer we eigenlijk goed beseften wat er aan de band was, had het heele clubje het te pakken. Een paar van de andere kleintjes kregen het ook, maar ze zijn gelukkig allemaal aan de beterende hand. Juffrouw Rivers deed alles, dacht aan alles en al de zieken werden naar af zonderlijke huizen gebracht, die tijdelijk in hospitalen veranderd werden. Een kleintje stierf. Juffrouw Rivers zelf heeft het den laatsten naoht opgepast. Het leed zoo verschrikkelijk, de arme puk, en als zij er niet was begon het te huilen. Mis schien heeft die laatste nacht het haar gedaan misschien komt het ook door haar voortdurend af en aan gaan; en we hebben altijd wel gezegd, dat zij niet iemand was, die we lang bij ons zouden mogen houden. Ze was niet voor deze we reld, ofschoon ze er toch zooveel gedaan heeft. Misschien heeft u dat zelf ook wel opgemerkt mijnheer. Nu kreeg ze het ook. Ik hoorde het juist een week geleden en je had me met een veertje oom kunnen stooten. In twee dagen was het afgeloo- pen. Ze zeggen, dat ze niet veel geleden heeft God zij daarvoor geloofdl maar dat het vergif heelemaal door haar heen gewerkt had en ze stierf vrijwel zon der strijd. Uw zuster heeft haar ver pleegd ze is hier nog. We zullen niet weer vrij adem halen eer we zeker zijn, dat zij tenminste ontsnapt is. Als ze nog een paar dagen gezond blijft, dan is er niet veel kans, dat ze het nog krijgen zal, zeggen ze". i i .in1 i

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1931 | | pagina 5