DE ZEEUW
DE WELFSCHOEN geeft den voet zün natuurlijken stand. jacq"ploïïvier vuILgen
Het Geweten van RogerTrehem.
TWEEDE BLAD.
Staten-Generaal
Uit de Provincie.
feuilleton.
Z» hield op, doch een blik op zijn doo-
(Wordt vervolgd).
VAN
WOENSDAG 29 APRIL 1931, Nr 176.
TWEEDE KAMER.
Interpellatie Kortenhorst over onze
handelspolitiek.
Nadat gisteren in de Tweede Kamer
verschillende kleinere zaken waren afge
daan, kwam aan de orde de interpellatie-
Kortenhorst inzake het niet in werking
treden van de Handelsconventie.
De heer Kortenhorst stelde hier
bij o.m. de volgende vragen:
Is de mislukking der handelsconventie
mede te wijten geweest aan het feit, dat
door de gewijzigde inzichten en omstan
digheden sinds de tot stand koming, het
gunstige moment voor het in werking
treden van de conventie verstreken was?
Draagt de te late ratificatie van de
conventie door de Nederlandsche Regee
ring mede aan deze mislukking schuld?
Is de Regeering voornemens om, na
beëindiging van den termijn, waarvoor
de conventie inzake In- en Uitvoerver
boden is gesloten, Nederland nog langer
aan deze conventie te binden?
Welk standpunt neemt de Regeering
in ten opzichte van regionale overeen
komsten, waarbij Nederland geen partij
is? Met name ten aanzien van de voorge
nomen tolunie tusschen Duitschland en
Oostenrijk?
Acht de Regeering door het sluiten van
tolunies tusschen protectionistische lan
den, waarbij Nederland niet betrokken
is, het gevaar aanwezig, dat de voordee-
len der meest-begunstiging ons land zul
len ontgaan en dat de export van Ne
derlandsche producten nog sterker dan
reeds het geval was, zal worden belem
merd?
•Acht de Regeering de meestbegunsti-
gingsclausule nog bruikbaar om tot het
afsluiten van bevredigende verdragen,
met name met Duitschland en andere
landen, wier handelspolitiek van de Ne
derlandsche verschilt, te geraken? Is de
Regeering bereid het standpunt ingang te
doen vinden, dat concessies door landen
met een protectionistische handelspoli
tiek aan landen met een tegenovergestel
de handelspolitiek verleend, niet krach
tens de meestbegunstiging ten deel be
hoeven te vallen aan andere landen?
Houdt de Regeering rekening met de
waarschijnlijkheid, dat het sluiten van
verdragen volgens het stelsel der meest
begunstiging meer en meer zal plaats
maken voor dat van preferentieels be
handeling?
Is de Regeering bereid reeds thans alle
maatregelen te treffen, teneinde daarop
voorbereid te zijn, met name door een
spoedige reorganisatie van het departe
ment van Arbeid, Handel en Nijverheid,
door het in gereedheid brengen van een
onderhandelingstarief en door de voor
bereidingen te treffen, waardoor het mo
gelijk wordt, dat de verschillende gebieds
deelen van het Rijk elkander een prefe
rentieels behandeling toestaan?
Is de Regeering van plan, om de vrij
heid, die Nederland door het niet in wer
king treden der Handelsconventie heeft
herkregen, te gebruiken om bij haar ver
dere economische en fiscale politiek, in
dien daartoe aanleiding bestaat, het ta
rief van invoerrechten daaraan dienst
baar te maken?
Acht de Regeering den tijd niet geko
men, om maatregelen te nemen tegen den
invoer van goederen uit landen, wier po
litiek er toe kan leiden, dat de productie
in ons land wordt bedreigd?
De Minister van Buitenlandsche Za
ken, Jhr Mr Beelaerts v. Blok
land, antwoordt mede namens zijn
ambtgenooten op de eerste vraag ont
kennend. De late ratificatie in Neder
land is van geen invloed geweest, daar in
het algemeen in verschillende landen de
ratifcaties niet tijdig waren ingekomen
wegens ongunstige tijdsomstandigheden.
Wat de tweede vraag betreft, er is
practisch geen aanleiding voor Nederland
om uit de conventie inzake in- en uitvoer
verboden te treden
De totstandkoming van regionale over
eenkomsten ondervindt geen belemme
ring. De besprekingen met Scandinavië en
Duitschland worden voortgezet.
De meestbegunstigingsclausule mag
naar de meening van de regeering in
geen enkel handelsverdrag van Nederland
ontbreken. Daar naast kunnen andere
middelen worden toegepast. Het ligt niet
in het voornemen voorbereidingen te tref
fen, waardoor het mogelijk wordt, dat
de verschillende gebiedsdeelen van het
Rijk elkander een preferentieele behan
deling toestaan.
Plannen om de herkregen vrijheid
te gebruiken voor anti-dumpings-maat-
regelen bestaan er op het oogenhlik niet.
Inderdaad is een zekere vrijheid verkre
gen ook ten aanzien van wijziging van
het tarief van invoerrechten. Dit wil ech
ter niet zeggen dat de regeering van deze
vrijheid gebruik zal maken.
De Regeering is bereid het standpunt
ingang te doen vinden, dat concessies
door landen met een protectionistische
handelspolitiek aan landen met een tegen
overgestelde handelspolitiek verleend, niet
krachtens de meestbegunstiging ten deel
behoeven te vallen aan andere landen.
De Regeering overweegt of voor de toe
komst maatregelen in zake wijziging van
invoerrechten noodig mochten blijken.
De heer Kortenhorst (r.k.) repli
ceert en zegt 't onjuist te achten, eenzijdig
aan de conventie inzake in- en uitvoer
verboden vast te houden.
Over enkele onderdeelen van zijn in
terpellatie vraagt spr. nader het stand
punt van de Regeering te mogen verne
men.
Dhr Vliegen, S. D., ziet geen aanlei
ding voor een wijziging van onze han
delspolitiek aanwezig.
Dhr C o 1 ij n, A.-R., zal er de Regeering
geen verwijt van maken, dat haar ant
woord niet volledig was. Het is z.i. on
mogelijk positief in elk opzicht zijn stand
punt te bepalen. Een vaste lijn te trek
ken is thans niet doenlijk.
Spr. is het met de Regeering volkomen
eens, dat aan de meestbegunstigingsclau
sule moet worden vastgehouden, althans
zoolang deze in Europa niet algemeen
zoodanig is ondergraven, dat langer vast
houden onmogelijk is geworden.
Vroeger heeft spr. wel eens gemeend,
dat met onderhandelingstarieven wel wat
te bereiken viel, maar hij is tot de slot
som gekomen, dat zulke tarieven ons
niet verder brengen.
Met dhr Kortenhorst is hij van oordeel,
dat de Regeering goed zal doen, zich niet
langer aan de conventie inzake in- en
uitvoerverboden te binden, nu deze door
de weigering van toetreding van zooveel
andere Staten feitelijk haar practischen
inhoud heeft verloren.
Dhr L o v i n k, C.-H., vernam met vol
doening, dat maatregelen tegen dumping
worden overwogen.
Tegen een fiscale wijziging van het ta
rief zou spr. geen bezwaar hebben. Hij
ziet niet in, waarom aan buitenlandsche
landbouwproducten voorkeur moet voor
den gegeven, wanneer er meer dan vol
doende voorraden binnenlandsche pro
ducten zijn.
Dhr Oud, V. D., is met de Regeering
van oordeel, dat het nemen van antidum-
pingmaatregelen niet in strijd behoeft te
zijn met onze vrijhandelspolitiek. Alleen
beveelt spr. de Regeering aan met dit
middel uiterst voorzichtig te werk te
gaan, omdat niet alles wat in eenig land
dumping wordt genoemd inderdaad dum
ping is.
Dhr Knottenbelt, Lib., constateert
dat degenen, die onze handelspolitiek
ongewijzigd willen laten, tevreden kun
nen zijn.
Minister Beelaerts van Blok
land dupliceerend, noemt de meestbe
gunstigingsclausule den hoeksteen van
onze handelspolitiek. Ook te Genève heeft
spr. den indruk bevestigd gezien, dat
deze politiek moet worden gehandhaafd.
Dhr Lovink vroeg hoe de Regeering
stond tegenover mogelijke fiscale ver
hooging van tarieven ten aanzien van
enkele landbouwproducten. Spr. wil hier
op antwoorden, dat als die fiscale ver
hoogingen alleen op enkele landbouw
producten zouden worden toegepast, zij
gevaar zouden loopen, het fiscale karak
ter te verliezen.
Met den heer Oud is spr. het eens, dat
ten aanzien van anti-dumpingsmaatrege
len de uiterste voorzichtigheid moet wor
den toegepast; de toepassing ervan zelf
is geen wijziging in onze handelspolitiek.
Ten slotte wil spr. erop wijzen, dat wij
op economisch terrein moeilijke tijden
beleven. De toekomst heeft zich niet zoo
danig afgeteekend, om een bepaalde rich
ting te kiezen. De Regeering moet waak
zaam zijn en behoorlijk voorbereid om
op het juiste oogenblik de noodige maat
regelen te kunnen nemen.
DE INVOERING VAN DE GEWIJZIGDE
GEMEENTEWET.
Het Weekblad voor den Ned. Bond
van Gemeenteambtenaren schrijft:
Zoo is dan de wijziging van de ge
meentewet tot stand gekomen, en is zeer
kort geleden de gewijzigde en opnieuw
genummerde tekst openbaar gemaakt.
Zóó kort geleden, dat nog geen van de,
over het algemeen toch niet sloome, uit
gevers ons in het bezit heeft gesteld van
een uitgave met den officiëelen nieuwen
tekst en de nieuwe nummers.
Er is dus geen sprake van, dat op het
oogenblik de gewijzigde gemeentewet
eenigszins algemeen wordt gekend.
Men mocht verwachten, dat het oogen
blik van in werking treden zóó tijdig zou
worden bekend gemaakt, dat allen, die
met de uitvoering van de wet te maken
hebben, in het bijzonder de gemeentebe
sturen, wier leven ep. bedrijf er door wor
den beheerscht, de gelegenheid zouden
hebben om zich vooraf ten minste eenigs
zins in de nieuwe bepalingen in te wer
ken.
Ter plaatse, waar de nog altijd een
lichte ergernis wekkende „verdediging"
van het vernummeren van de wet werd
uitgedacht, heeft men den gemeentebestu
ren een nieuwe verrassing bereid.
In de ochtendbladen van 16 April kon
den zij lezen, dat bij een koninklijk be
sluit van een week tevoren de datum
van in werking treden van de gewijzigde
wet was bepaald op 15 April tevoren.
Het afdrukken en distribueeren van het
staatsblad van het koninkrijk der Ne
derlanden geschiedt nog altijd aldus, dat
zijn nummers veelal eerst een week of
drie na zijn dagteekening in het bezit van
de gemeentebesturen komen.
Zeer zeker was op 15 April en zelfs
op 16 April nog geen enkel openbaar be
stuur in Nederland in het bezit van het
staatsblad, waarin het koninklijk besluit
betreffende de invoering van de ge
meentewet is opgenomen.
Deze halsoverkopperigheia beteekent
nog iets anders en iets meer dan een
lichte ergernis voor allen, die nu ineens
hebben te zorgen de nieuwe wet zóó te
kennen, dat zij geen flaters begaan.
Een van de nieuwe artikelen van de wet
in de oude nummering art. 71a
schrijft voor, dat de burgemeester de ge
meente vertegenwoordigt bij alle buiten
gerechtelijke handelingen, en dat hij deze
vertegenwoordiging kan opdragen aan
een door hem aan te wijzen gemachtigde.
Nu is er geen dag, waarop niet door
gemeenten allerlei burgerlijke rechtshan
delingen worden verricht. Die geschiedden
tot dusverre alle of zoo goed als alle
door burgemeester en wethouders, of door
gemachtigden, die burgemeester en wet
houders krachtens daarvoor getroffen re
geling hebben aangewezen.
Er zijn ongetwijfeld op 15 April in
verschillende gemeenten meer of minder
belangrijke notarieele akten gepasseerd,
waarin de gemeente op de een of andere
wijze vertegenwoordigd was, maar in
geen geval vertegenwoordigd was door
den burgemeester of door een gemachtig
de van den burgemeester.
Bij al die akten zijn dus thans de be
trokken gemeenten niet wettig, dat wil
dus zeggen, niet vertegenwoordigd ge
weest. Al de aldus gesloten overeenkom
sten kunnen wegens dit ernstige vormge
brek worden betwist, zooal niet door de
wederpartij, dan toch zeker door derden,
tegenover wie men daarop nu of later
een beroep wil doen.
Het is een zonderlinge toestand.
Inderdaad een zeer zonderlinge toe
stand.
Van bevriende zijde vestigt men nog
onze aandacht op het volgende merkwaar
dige gevolg van deze departementale,
overhaasting.
De gemeenten zitten op het oogenblik
zonder begrootings-, rekenings- en boek-
hou dvoorschriften.
De voorschriften, vastgesteld door de
gedeputeerde staten der provinciën, heb
ben door het vervallen van het wetsartikel
waar zij op steunden, en bij gemis van
een overgangsmaatregel met het invoeren
der gewijzigde wetsartikelen haar kracht
verloren. Het tot stand komen van de
nieuwe voorschriften zal nog wel eenige
maanden duren.
Om dus thans de gemeentelijke compta
biliteit niet zonder organieke voorschrif
ten te laten, zal het noodig zijn, dat voor
de overgangsperiode de geldende provin
ciale voorschriften opnieuw bij algemee-
nen maatregel van bestuur worden vast
gesteld.
N. V. Waterleiding-Mij. Zuid-Beveland.
Aan het verslag omtrent den toestand
dezer vennootschap over 1930 is het
volgende ontleend:
De toename van de baten der winst- en
verliesrekening 1930, vergeleken bij de
baten derzelfde rekening over 1929 be
draagt f 5480 (v. j. f 18296). De opbrengst
van de waterleiding daalde met f 992
(v. j. stijging f 16212, terwijl de andere
baten tezamen een bedrag van f 6472
meer aanwijzen dan in 1929.
De lasten der winst- en verliesrekening
vergeleken bij die van het dienstjaar '29
afschrijving en dividend buiten be
schouwing latend verminderden met
f 1869. Het z.g. bedrijfsoverschot op de
winst- en verliesrekening 1929 f 134712,
bedragende, steeg tot f 142060.
De afschrijvingen en de statuaire af
schrijving over 1929 f 35030 bedragende,
zijn dit jaar f 619 lager.
Bleef in 1929 na gedane afschrijvin
gen van het bedrijfsoverschot f 99682 be
schikbaar, dit jaar blijft f 107.649 be
schikbaar, dus f 7967 meer. Het vorig
jaar bedroeg de stijging f 11614.
Ook nu is 't bedrag, dat na aftrek der
bovengenoemde afschrijvingen beschik
baar blijft, hooger dan de rente en af
lossingen der leeningen, welke de ge
meenten-aandeelhoudsters bij de rijks
postspaarbank hebben gesloten. Over '30
hadden de gemeenten f 71389 te betalen.
Het restant overschot bedrijf bedroeg
in 1930 f 36.260 (vorig jaar f 28.286).
Het aantal aansluitingen vermeerder
de over 1930 met 243. Na jaren lang de
kat uit den boom te hebben gekeken, ver
zocht en verkreeg de gemeente Borsselen
aansluiting aan het leidingnet.
Het percentage aangesloten aansluit-
bare woningen varieert in de verschillen
de gemeenten van 45 (Heinkenszand) tot
100 (Borsselen). Het gemiddeld percen
tage is 71. In Goes is 90 pet. aangesloten.
In de Maandag gehouden jaarverga-
dering werd het jaarverslag goedgekeurd.
De periodiek aftredende leden van den
Raad van Beheer, de heeren J. N. Elen-
baas te Kruiningen en M. van Harmeien
te Ierseke, werden met &lg. stemmen her
kozen.
Verplaatst met ingang van 1 Mei a.s.
de adjunct-referendaris der Posterijen en
Telegrafie, C. Polderman, van bet Tele
graafkantoor te 'e-Gravenhage naar het
Post-, en Telegraafkantoor te Middelburg.
Faillissement. Door de Recht
bank te Middelburg werd Dinsdag j.l. fail
liet verklaard: P. C. Roose, vroeger café
houder, thans werkman te Middelburg.
Rechtercommissaris Mr J. H. Bybau,
rechter. Curator: Mr J. F. van Dednse,
advocaat te Middelburg.
Aangehouden wegens
meineed. Door den Politierechter te
Middelburg werd Dinsdag j.l. behandeld
een strafzaak tegen zekere P. S. te Wemel-
dinge, verdacht van verzet tegen de poli
tie en mishandeling, in welke zaak zekere
G. P., 43 jaar, caféhouder te Wemeldinge
als getuige werd gehoord. Bij het ter zit
ting gehouden onderzoek kwam genoemds
getuige terug op zijn verklaringen, des
tijds afgelegd voor de politie.
Er werden termen gevonden P. als ver
dacht van meineed aan te houden, waar
na hij naar het Huis van Bewaring is
overgebracht.
Middelburg. De hiertoe gevormde com
missie ontving bericht van den minister
van WaterBtaat, dat het telefoonkantoor
alhier op Zon- en feestdagen op de der
commissie bekende voorwaarden onafge
broken zal worden opengesteld.
Deze voorwaarden zijn, dat de kosten
van de bediening in de 8 z.g. speruren
door de commissie ten volle betaald wor
den totdat het aantal abonné's de
1000 zal hebben bereikt, dén is het voor
rijksrekening. Weliswaar verleent 't rijk
wel bijdrage in deze kosten wanneer het
net meer dan 500 abonné's telt, maar
aangezien hier ter stede de nachtdienst
reeds geheel voor rijksrekening is, kan
de sper-urencommissie van dit voordeel
niet meer profiteeren. (M. C.)
St Laurens. Door B. en W. is de stem
ming voor leden van den Gemeenteraad
bepaald op Woensdag 17 Juni a.s.
Westkapelle. Dinsdagavond vergaderde
in het Evangelisatielokaal de kantklos-
vereeniging „Het Molenwiekje". Met het
bestuur waren 8 leden en een dertigtal
kantklosters aanwezig.
Bij de opening der vergadering sprak
de voorzitter, Ds W. Reus, een woord van
dank en blijdschap, dat hij thans de aan
wezigen op deze vergadering welkom mag
heeten. Tengevolge van zijn ongesteldheid
heeft men het vorige jaar geen vergade
ring gehouden. Een hartelijk woord van
dank bracht spr. thans nog tot de kant
klosters voor het prachtige cadeau hem
geschonken bij de viering van zijn 25-
jarig ambtsjubileum.
Na de voorlezing der notulen van de
vorige vergadering door de secretaresse,
Mevr. Reus, bracht de penningmeeste-
resse, Mevr. Woldringh van der Hoop,
haar financieel verslag over 1929 en '30
uit, waaruit bleek, dat de inkomsten in
het eerstgenoemde jaar f 6316,89^ be
droegen en de uitgaven f 6152. Het kas
saldo bedroeg op 'teind van dit jaar
f 144,89. Als winst werd voor dit jaar
genoteerd f 334,66.
In '30 bedroegen de inkomsten 4971,05
gld. en de uitgaven f 4875,37 X. Het
kassaldo bedroeg op 't eind van dit jaar
f 265,24.
Aan loonen zijn in 1929'30 uitbe
taald f 5325 en in 1930'31 f 4296.
Nadat de voorzitter een en ander uit
het financiëel verslag had toegelicht,
werd de rekening en verantwoording van
de penningmeesteresse onder dank goed
gekeurd.
Daarop werden 16 oude en 8 nieuwe
aandeelen uitgeloot.
Herkozen werden de bestuursleden L.
Minderhoud en P. de Vos.
door EVELYN EVERETT—GREEN.
(Vrij naar het Engelsch.)
De zon stond nog hoog aan den hemel,
ofschoon baar stralen reeds de warmgou-
den kleur hadden aangenomen van den
naderenden avond, toen Roger zich in bet
smalle dorpstraatje bevond van Little
Easter. Het was stil in het plaatsje op dit
uur, nu het tneereudeel van de bewoners
hinnensnuis was'voor den avondmaaltijd.
De tuinen, vol met kleurige bloemen, la
gen te roosteren in de zonnewarmte. .Men
boorde het gezoem van de bijen, het kab
belen van het beekje, en bet stemgemom
pel dat door de geopende deuren zijn weg
vond naar buiten.
Roger schreed voorwaarts, terwijl er
een groote tevredenheid over hem kwam
in deze omgeving. Dit was het domein,
waar zij heerschte. Deze vriendelijke
buisjes bevatten voor het meerendeel be
woners, dio zij uit allerlei krotten en nare
omgeving van uit de groote stad had weg
gevoerd.
Roger zag de verpleegster met haar
witte kap, die Manner# verpleegd had, uit
een woning komen, den weg oversteken,
om een anderen drempel weer te betre
den. Helaas was ze te ver verwijderd om
haar te beroepen, en Roger aarzelde aan
de cottage-deur, of hij haar zou volgen
dan niet.
Een hoog stemmetje van uit don volgen
den tuin gaf hem raad.
„Ik zou maar niet naar binnen gaan,
meneer, ze hebben daar een besmettelijke
ziekte."
De eigenaar van de stem was echter
te klein om nadere inlichtingen te vra
gen. Roger liep door. Een eind verder
passeerde hem in vliegende vaart do dog
cart van den dokter on deze, den wande
laar herkennend, riep in 't voorbijgaan:
,,'n Treurige gebeurtenis, meneer Tre-
hern," doch voor Roger vermocht te ant
woorden, was bij reeds in een stofwolk
verdwenen.
Vaag verontrust, er zich van bewust
dat niet alles was, zooals het moest we
zen, versnelde Roger zijn schreden en trad
de onaanzienlijke, ouderwetsche herberg
binnen, waar de koele, witgekalkte gelag
kamer na de vermoeiende marsch tot rus
ten noodde. Hij vroeg het jonge ding, het
eenige wezen dat aanwezig scheen te zijn,
hem een kop thee te brengen en er zich
van op de hoogte te stellen of hij hier kon
overnachten. Nauwelijks had hij zich ont
daan van zijn rugzak, en het zich wat ge
makkelijk gemaakt, of de waardin, een
kittig, vriendelijk menschje, die hij vroe
ger dikwijls had ontmoet, trad binnen.
Reeds op het moment dat zij den drem
pel overschreed, zag hij dat er iets aan
haar veranderd was. Hij nam waar, dat
haar japon onder haar witte schort zwart
was, dat ze zwarte linten op haar hoed
had en dat haar prettig gelaat den indruk
maakte of ze kort geleden nog geschreid
had. Inderdaad welden er tranen in haar
oogen, toen zij1 Roger herkende.
„O, meneer," „u is te laat gekomenl Ik
had aldoor al gezegd, dat u stellig zoudt
komen, tot ik hoorde, dat u op zee was. O,
meneer, is het niet vreeselijk? Ik kan nog
maar haast niet gelooven dat het werke
lijkheid is. Onze lieve beschermsterl"
Ze weende thans of haar het hart zou
breken. Rogers gelaat was lijkbleek ge
worden. Hij strekte zijn hand uit, als om
steun te zoeken.
„Waar spreekt u over ik, ik ben he
denmiddag pas in Southampton aange
komen. Ik ben aldoor op reis geweest. En
nu ben ik bier om juffrouw Rivers"
Het gelaat van de vrouw deed hem de
woorden in den mond besterven. Ze had
haar schort laten vallen en keek hem met
wijde oogen en opengesperden mond aan.
„0 meneer," hijgde zij, „ik had er geen
idee van dat u niet op do hoogte was!
Iedereen hier, mijlen in het rond, heeft er
den mond vol van."
delijk ontsteld gelaat deed haar inzien,
dat ze hem er geen goed mee zou doen, de
waarheid langer voor hem verborgen te
houden. „Gisteren is ze begraven", voegde
ze er fluisterend aan toe.
Roger liet zich in zijn stoel terugvallen,
zijn armen op zijn knie en zijn hoofd in
de handen. De vrouw, den blik van ont
zetting, dien hij op haar wierp beantwoor
dend, ging verder:
„De kinderen hebben het hier gebracht
de stakkertjesl Zij konden bet niet hel
pen, natuurlijk; maar toch beweer ik, dat
degenen, die ze hier stuurden, voorzich
tiger hadden moeten zijn."
Ze beweren, dat het twee heeren waren,
die hen hierheen brachten; gisteren zijn
ze zelf hier geweest ze zagen er erg
slecht uit, zooals trouwens wel te begrij
pen is. Ik boorde vertellen, dat ze Dane
heetten en dat ze veel voor de armen
doen. Ongeveer een maand geleden stuur
den ze bier een aantal kinderen heen. Ze
schenen niet erg in orde, toen ze kwa
men, de arme schapen, en de één na den
ander kreeg bet te pakken die akelige
keelziekte met dien vreemden naam".
„Diphteritus?" zei Roger met heesche
stem,
„Juist. Eer we eigenlijk goed beseften
wat er aan de band was, had het heele
clubje het te pakken. Een paar van de
andere kleintjes kregen het ook, maar ze
zijn gelukkig allemaal aan de beterende
hand. Juffrouw Rivers deed alles, dacht
aan alles en al de zieken werden naar af
zonderlijke huizen gebracht, die tijdelijk
in hospitalen veranderd werden. Een
kleintje stierf. Juffrouw Rivers zelf heeft
het den laatsten naoht opgepast. Het leed
zoo verschrikkelijk, de arme puk, en als
zij er niet was begon het te huilen. Mis
schien heeft die laatste nacht het haar
gedaan misschien komt het ook door
haar voortdurend af en aan gaan; en we
hebben altijd wel gezegd, dat zij niet
iemand was, die we lang bij ons zouden
mogen houden. Ze was niet voor deze we
reld, ofschoon ze er toch zooveel gedaan
heeft. Misschien heeft u dat zelf ook wel
opgemerkt mijnheer. Nu kreeg ze het ook.
Ik hoorde het juist een week geleden en
je had me met een veertje oom kunnen
stooten. In twee dagen was het afgeloo-
pen. Ze zeggen, dat ze niet veel geleden
heeft God zij daarvoor geloofdl
maar dat het vergif heelemaal door haar
heen gewerkt had en ze stierf vrijwel zon
der strijd. Uw zuster heeft haar ver
pleegd ze is hier nog. We zullen niet
weer vrij adem halen eer we zeker zijn,
dat zij tenminste ontsnapt is. Als ze nog
een paar dagen gezond blijft, dan is er
niet veel kans, dat ze het nog krijgen zal,
zeggen ze".
i i .in1 i