DE ZEEUW
Het Geweten van RogerTrehern.
TWEEDE BLAD.
Uit de Provincie.
Zoeklichtjes.
(Wordt vervolgd).
VAN
DONDERDAG 5 FEBR. 1931. No. 107.
HERINNERINGEN UIT DEN MOBI
LISATIETIJD.
Hoe een spoedwet tot stand kwam.
In de „Haagsche Post" vertelt de oud-
minister Treub hoe bij het begin van de
mobilisatie een spoedwet tot stand kwam
't Was einde Juli. De bevolking was ze
nuwachtig. Het bestormen der winkels
nam groote afmetingen aan. Er moest
worden ingegrepen en spoedig.
's Morgens, 30 Juli, op weg naar bet
Departement, overpeinsde Minister Treub
hoe deze zaak te regelen zou zijn. Daar
na werden de ambtenaren aan het werk
gezet, 's Middags 12 uur was een ontwerp
gereed en kon het naar de Ministers van
Binnenlandsche Zaken en Justitie worden
toegezonden.
„Het zal ongeveer zeven uur 's avonds
geweest zijn, voordat het stuk in den
vorm, waarin het naar den Raad van
State zou worden gezonden, naar de
Landsdrukkerij kon worden gestuurd. In-
tusschen had ik aan H.M. verzocht of
Zij mij nog dien avond zou kunnen ont
vangen; in verband met het dringende
karakter van verschillende te nemen
maatregelen had Zij namelijk goedge
vonden tegelijk met de officieele toezen
ding van de urgente stukken aan het
Kabinet der Koningin daarvan persoon
lijk kennis te nemen. Ik kreeg daarop een
toestemmend antwoord, mits ik niet later
dan acht uur kwam. Doch met den besten
wil van de wereld kon ik niet op tijd
klaar zijn; het was dichter bij negen dan
bij acht uur, voordat ik op het Paleis
aankwam.
Van de verontschuldigingen, die ik na
tuurlijk maakte, wilde H. M. niets weten.
Zij begreep de situatie ten volle, en toen
ik de strekking van het ontwerp had uit
eengezet, was de Koningin, die zelve in
den loop van den dag de bestorming van
winkels had gezien, daarmede zoo inge
nomen, dat Zij ten bewijze van Haar volle
sympathie erop stond het ontwerp van
Haar handteekening te voorzien. Hoe
wel dit staatsrechtelijk geen beteekenis
had, was het toch voor mij een moreele
steun, dien ik, zooals spoedig blijken zou,
hoog noodig had.
Het was tegen tien uur geworden voor
ik op het Departement van Justitie, waar
dë vergaderingen van den Ministerraad
worden gehouden, aankwam. De Raad
was er al sedert acht uur bijeen. Voordat
ik nog in de vergadering was binnen ge
komen, kwam de heer Dresselhuys, die
destijds Secretaris-Generaal van het De
partement van Justitie was, mij tege
moet met de mededeeling, dat al mijn
spoedwerk tevergeefs was geweest, want
dat de Raad van State had laten we
ten, dat de heeren wachtensmoede naar
huis waren gegaan en niet vóór den vol
genden dag zouden vergaderen.
Toen kwam de handteekening van de
Koningin op het ontwerp mij te pas. Ik
ging met den heer Dresselhuys mede naar
zijn kamer, waar de hoofdambtenaren
van de Departementen van Binnenland
sche Zaken, Justitie en Landbouw, N. en
H., die zouden helpen bij het aanbrengen
van de noodige wijzigingen naar aanlei
ding van de opmerkingen van den Raad
van State, aanwezig waren. Ik schelde den
Raad van State op en werd te woord ge
staan door een hoofdcommies, den eeni-
ge die achtergebleven was. Toen deze mij
de mededeeling, welke ik van den heer
Dresselhuys had ontvangen, had beves
tigd, zeide ik, dat ik uit naam van de Re
geering en inzonderheid van H. M. de
Koningin den Raad dringend verzocht
op zijn besluit terug te komen, daar het
ontwerp, dat dien dag tot stand was ge
komen, met enkele andere spoedontwer-
pen in de vergadering van de Tweede
Kamer, die op 3 Augustus zou plaats
hebben, moest behandeld worden en dat
de distributie ervan bij de Kamerleden
diet mogelijk zou zijn, indien de Raad
van State niet nog denzelfden avond het
ontwerp onderzocht en zijn advies uit
bracht.
Men moet weten, dat de ministers in
gewone tijden van het goedvinden van den
Raad van State, wat betreft den tijd waar
op dit hooge College hun wetsontwerpen
behandelen wil, geheel afhankelijk zijn en
tegenover dien Raad met den hoed in de
hand staan. De in de kamer van den heer
Dresselhuys bijeen zijnde hoofdambtena
ren keken elkander dan ook verwonderd
aan, toen zij een minister op die manier
hoorden optreden en zij lieten niet na, mij
na afloop van het telefonisch gesprek hun
twijfel uit te drukken, of het iets helpen
zou. Maar het had geholpen. Ware de
Raad niet toevallig zonder vice-president
geweest, omdat Jhr Röell kort voor het
uitbreken van den oorlog was gestorven
en er nog geen opvolger voor hem was
benoemd, dan zou zulk een optreden trou
wens zeker niet noodig zijn geweest. Doch
ook de waarnemende Vice-president was,
toen hij van den stand van zaken had ge
hoord, aanstonds bereid aan het verzoek
der Regeering gevolg te geven. Omstreeks
middernacht kwam de Raad bijeen en on
derzocht het college het hem inmiddels
officieel toegezonden ontwerp. Zijn advies
kwam tegen één uur 's nachts binnen en
I aangezien de hoofdambtenaren der drie
betrokken departementen zich den tijd
ten nutte hadden gemaakt om het zoo
haastig in het leven gekomen ontwerp
nog eens goed onder de loupe te nemen,
konden de wijzigingen, die naar aanlei
ding van de opmerkingen van den Raad
van State noodig of wenschelijk bleken,
snel worden aangebracht, zoodat het defi
nitief ontwerp 's nachts nog naar de
Landsdrukkerij kon worden gezonden en
de leden van de Tweede Kamer tijdig kon
bereiken voor behandeling in de verga
dering van Maandag 3 Augustus.
Den derden Augustus werd het ont
werp, na eerst formeel in de afdeelin-
gen te zijn behandeld, zoowel door de
Tweede als door de Eerste Kamer aan
genomen, tegelijk met enkele andere ont
werpen, die op den ingetreden toestand
betrekking hadden. Denzelfden avond nog
verscheen het, na door de Koningin te
zijn bekrachtigd, als wet in het Saats-
blad. „Sneller levensloop, van het eerste
stadium der overweging van zijn inhoud
tot zijn metamorphose als van kracht
zijnde wet toe, heeft wel nooit een wets
ontwerp gehad", zoo schreef ik in nujn
boek „Oorlogstijd". Uit de wijze, waarop
de Staten-Generaal de oorlogsontwer-
pen behandelde, blijkt wel dat er, onder
den druk van den ernst van het oogenblik,
tusschen de partijen stilzwijgend
Godsvrede was gesloten; partijschappen
waren vergeten en in die eerste dagen
stond de gansche volksvertegenwoordi
ging als één man achter de Regeering,
deze eenerzijds de volle verantwoordelijk
heid latende voor de maatregelen, die zij
onder de plotseling zoo ernstige omstan
digheden noodig oordeelde, doch haar
overigens steunende en sterkende met een
onbeperkt vertrouwen,
a—m
Vllssingen. Gisteravond was het be-
bezoek aan het motorschip „Dempo" nog
drukker dan Dinsdagavond. Ook nu wa
ren weer zeer velen uit Middelburg en
andere plaatsen in de omgeving naar
hier gekomen om het zeekasteel te be
wonderen.
Een tweede nieuwe motorboot voor
het Belgisch loodswezen is van Antwer
pen vertrokken om alhier in dienst te
worden gesteld.
Kloetinge. Gisteren hield le Christ.
Jong. Vereen. „Immanuel" haar 46e jaar
vergadering. De zaal van het Herv. Ver-
eenigingsgebouw was om half acht geheel
gevuld, toen de voorz.' Ds. Joh. A.. Raams
de vergadering opende met gebed en het
laten zingen van Ps. 95: 1. Daarna sprak
hij over Joh. 812; „Jezus het licht der
wereld", wijzende op de blijdschap, die
het licht brengt, maar ook over de vreeze
die ontstaat, als het ontdekkende licht
zijn schijnsel geeft. Hij sloot met de op
wekking het met 'dit licht in Christus aan
te durven, daar hierin alleen de veiligheid
is gelegen om zonder struikelen voort te
gaan.
De verslagen van secr., penningm. en
bibliothecaris gaven een juist overzicht
over den stand van zaken en gewaagde
van een goed vereenigingsleven.
Een opstel over het verblijf van de ver-
eeniging in de Sillem-Hoeve trok aller
belangstelling. Een paar samenspraken
werden goed vertolkt. De jager van Eg-
mond verplaatste ons in de Middeleeuwen
en de mooie costumes uit dien tijd deden
het goed. „Trouw beloond" bevatte een
heel mooie leering en werd eveneens op
uitstekende wijze weergegeven. De mond
orgelclub „Inter Nos" gaf eenige mooie
nummers ten beste en toonde onder de
uitstekende leiding van dhr Van Sprang
goede vorderingen te maken. Het was een
goede avond en 't was reeds laat toen Ds
Raams de vergadering met dankzegging
sloot.
St.-Laurenst Bevolking: Vertrokken: P.
Wondergem, onderwijzeres van B 46 naar
Kerkrade; W. A. A. van de Garde, electr.
van B 177 naar Middelburg; P. de Hamer
en gezin, slager van B 36 naar 's Graven-
hage; J. Boot en echtg., handelsreiziger,
van B 179 naar Bergen op Zoom.
Domburg. Ingekomen: Ja. M. Fluit uit
Haarlem; Pa. Kesteloo uit Oostkapelle.
Vertrokken: G. A. Romijn naar Eindho
ven, Poorterslaan 15; W. K. G. Monteny
geb. Postma, Pastoor Pijpestr. 10, Oost
ende (B.)
Arnemuiden Loop der bevolking. Inge
komen: G. v. d. Gruiter, A 40 uit Middel
burg.
Roger was in geen al te vriendelijke
stemming.
„Ik vond haar een beetje van de soort,
die heiligen of dwepers worden".
„Misschien. Heiligen en dwepers zijn
zij, die waarachtig gelooven. Heb je ooit
een vrouw goed gekend, die niet geloof
de?"
„Dat zou ik je heusch niet kunnen zeg
gen".
„Verlang dan maar niet naar die on
dervinding. Ze is heusch niet veredelend"
Roger begon half te lachen.
Voor een uitgesproken scepticus ben je
de vreemdste, meest onbestendige kerel,
die ik ooit ontmoet hebl"
„Ik ben geen prediker voor bestendig
heid, want ik geloof er niet in, noch voor
mezelf, noch bij andere menschen". Een
oogenblik zweeg hij en toen sprak hij met
nadruk, die zeer ongewoon voor hem was:
„Daar heb je je zuster bijvoorbeeld, Ro
ger. Als je ooit probeert haar geloof aan
het wankelen te brengen
„O, wees daar maar niet bang voor.
Leven en laten leven is mijn leus".
„De man, die tracht het geloof van 'n
anderen man te ondermijnen", ging Noel
voort, „welk geloof dat ook mag zijn
is een dwaas. De man, die tracht een
vrouw haar geloof te ontnemen, is
een duivel. Onthoud dat!"
Vertrokken: naar Bergen op Zoom,
Vrederust, H. Duine; naar Kerkwerve,
P. G. v. d. Louw.
O. en W. Souburg. Woensdagavond
kwam de Raad in spoedeischende zit
ting bijeen. Afwezig de heeren Leenhouts,
en Suurmond wegens ongesteldheid.
De voorzitter opent deze vergadering
met gebed.
De voorzitter deelde mede de bespre
king, welke had plaats gehad met den
Rentmeester van den Ambachtsheer in
zake de overname van den grond met de
boomen in de Kanaalstraat. Spoed is ge-
wenscht met het oog op den te verrich
ten arbeid, door werkloozen hieraan en
ook met het oog op eventueele vorst en
sneeuw.
De heer Cijsouw noemt het voorstel
sympathiek, daar verbreeding zeer noo
dig is en vraagt, of Rijk en Provincie
aan dit werk geen financiëelen steun zul
len verleenen uit het Wegenfonds. Andere
gemeenten krijgen dit ook.
De voorzitter zegt, dat als dit geschiedt,,
wij dan gebonden zijn aan zekere voor
schriften omtrent breedte en hoedanig
heid van fietspaden, enz.
Weth. De Priester zegt dat nog geen
uitgewerkt plan-Kanaalstraat bestaat,
doch dit plan bedoelt slechts een voorbe
reidend werk te zijn. Een spoedeischende
vergadering was z.i. hier voor niet noo
dig. Hij is voorstander, maar wil er op
wijzen, dat niet prcies vast staat, wat
door de gemeente wordt overgenomen,
als hiertoe wordt besloten.
Weth. Melis acht juist deze spoed
eischende vergadering goed, met het oog
op productief werk voor de werkloozen.
Dat niet precies wordt aangegeven,
wat men koopt, is geen overwegend be
zwaar; dit zal zich wel wijzen.
De heer De Visser vraagt, wat te doen
met de boomen als ze gerooid zijn, waar
op wethouder Melis antwoordt, dat deze
gesorteerd dienen te worden, waarna be
langhebbenden ze zullen kunnen koopen.
Dit zal voor beiden het voordeeligste zijn.
De heer Lorier krijgt inlichtingen van
den voorzitter, wat er nu eigenlijk wordt
gekocht. Aan den heer De Pagter wordt
geantwoord, dat overnemen van voortuin
tjes op een volgende vergadering aan
de orde komt. De heer De Pagter is be
vreesd voor hooge kosten bij geheele uit
werking van het plan.
De heer De Priester zegt, dat B. en W.
niet verder zullen gaan, dan de Raad
zal besluiten en betreurt, dat de werk
verschaffing in verband gebracht wordt
met dit voorstel. Spr. is van meening,
dat door werkloozen hier niet veel kan
geschieden, daar zij er niet vakkundig
voor zijn. Er zijn al twee plannen en spr.
wil deze uit elkaar houden, het eene is
aan de orde en hij is voor aanneming
daarvan.
Weth. Melis is van meening, dat de
werkloozen zeer goed te werk gesteld
kunnen worden, wat hij nader aantoont,
en dan in samenwerking met vakdeskun
digen.
Het voorstel wordt in stemming ge
bracht en met alg. st. aangenomen.
De wereld wil bedrogen worden.
En zij wordt bedrogen. Niet zoo zuinig.
Een staaltje?
Onlangs hebben te Haarlem werkloo-
zenrelletjes plaats gehad, waarbij net
communistische raadslid Oversteegen
naar 't heette bewusteloos werd geslagen,
zoodat hij naar het gasthuis moest wor
den overgebracht.
Toevallig, hoe kon het zoo, was daarbij
een filmoperateur aanwezig. En toevallig
was het dezen ook gelukt het „neerslaan"
van den communist in beeld te brengen.
En zoo kon Zondagmorgen de „o\er-
weMiging" van den rooden martelaar op
het doek worden gebracht.
Een pracht leclanie-middel.
Jammer eclPer, dat men niet do heele
geschiedenis hal verfilmd.
Want dan had men ook op 'tdoek kun
nen zien hoe een nauwkeurig onderzoek
in het gasthuis aan het licht bracht, dat
de roode martelaar geen letsel hoege
naamd had bekomen, en dat hij voor deze
gelegenheid, bang zeker als hij was dat
hij wat hard op de straat zou vallen maar
even drie jassen had aangetrokken!
Of de wereld ook bedrogen wordt'
Intusschen is het toch wel meer dan
ergerlijk, dat de werkloozenellende op een
dergelijke wijze door roode agitators wordt
uitgebuit.
OPMERKER.
Hierna doet weth. Melis mededeelin-
gen over het paard van den Reinigings
dienst. Dit is niet in goede conditie. Ge
bleken is, dat er aan de voedering niets
hapert. Een veearts adviseerde, het dier
maar op te ruimen., daar de kwaal on
geneeslijk is.
Het dier, dat verzekerd is, zal bij over
name f240 opbrengen, doch de adviseur
der verzekerings-mij geeft een tegenstrij
dig advies. Spreker wil het paard op
eigen risico verkoopen, wat het voor-
deeligst zal blijken.
Weth. De Priester meent, dat de keuring
niet voldoende is geweest, toen het paard
is aangeschaft.
Dit werd door den heer Cijsouw be
streden.
Na een zeer langdurige discussie, wordt
tenslotte besloten, om overeenkomstig ad
vies van den adviseur der verzekering,
het dier verder te behandelen, en een an
der paard aan te koopen, aangezien een
paard huren te duur uitkomt.
Daarna sluiting.
Nienwdorp. Dinsdagavond vergaderde
de A. R. Kiesvereen. onder voorzitter
schap van dhr G. Melse, die de vergade
ring op de gebruikelijke wijze opende. De
Secretaris, dhr J. Hommes, bracht ver
slag uit van de jaarvergadering der Cen
trale Goes. Een drukke bespreking had
plaats over de groslijst van candidaten
voor den Gemeenteraad. (Dhr J. J. de Ja
ger, meer dan 25 jaar wethouder en
raadslid, stelde zich om gezondheidsre-
De voorbereidingen voor de Jaarbeurs te Utrecht in vollen gang. Wegens de
groote toename der deelnemers is een voorloopig vast gebouw van hout opge
trokken met metalen ramen. Deze hal wordt gebruikt voor de afdeeling Bouw
bedrijven en is 56 M. lang en 29 M. breed en wordt door een overdekte gang ver
bonden met het vaste Jaarbeursgebouw.
FEUILLETON
door EVELYN EVERETT—GREEN.
(Vrij naar het Engelsch.)
38.) o—
Zij keek hem niet aan, terwijl ze sprak.
Steeds rustte haar blik op den muur te
genover haar. Op hetzelfde oogenblik, dat
ze ophield met spreken, zweeg de muziek.
Onmiddellijk stond ze op en ging naar de
piano, Roger alleen latend. Onwillekeu
rig was hij ook opgestaan, maar hij volg
de haar niet. Eenige oogenblikken bleef
hij staan, waar hij was, toen doorschreed
hij de kamer en keek strak naar de schil
derij, waarop haar oogen gerust had
den, terwijl ze sprak. Het was een Botti
celli of een uitstekende copie er van,
de Madonna met het kindeke Jezus
'P het gelaat die uitdrukking van moe
derlijke liefde, vermengd met eerbied en
nwankelbaar geloof, welke de oude mees-
ars op het doek wisten vast te leggen,
doch die de jongere kunstenaars niet
ichijnen te kennen. Hij keek, wendde het
loek den rug toe en ging naar de piano.
Wat hij zocht was waarheid, geen poëti
sche of godsdienstige fantasieën; feiten,
geen woorden of beelden.
Hij was blij, toen Philippa hem vroo-
lijk toeriep:
„Roger, zing eens een paar van die
oude duetten met me! Ik heb ze bij me;
dezelfde, die we in Transome Peveril zon
gen in den goeden ouden tijd. Ik wil eens
hooren, of je nog bij stem bent of dat
je haar geheel en al bederft door al je
redevoeringen.
Ze lachten allebei, want ze wisten heel
goed, dat Roger zijn stem nog nooit in
het openbaar had laten hooren. Hij wierp
zich met hart en ziel op de muziek. Her
inneringen aan vroeger kwelden hem niet,
het kostte hem veel te veel moeite het ge
sprek met zijn gastvrouw uit zijn gedach
ten te bannen. Telkens weer zwierven zijn
oogen naar de plek, waar Helen Rivers
en Noel Bray zaten, nu eens zacht pra
tend, dan weer luisterend en hij vroeg
zich af, of een vrouw als Helen zijn vriend
zou aantrekken of afstooten.
„Ze is mooi als een engel, als er zulke
wezens bestaan", zei hij tot zichzelf,
„maar ze is door en door fanatiek".
Toen ze samen door den helderen
vriesnacht naar huis gingen, begon Noel
Bray te spreken.
„Die vrouw heeft een zeldzaam scherp
verstand".
„Juffrouw Rivers?"
„Ja. Er is iets magnetisch aan haar,
als je weet, wat ik bedoel. Het woord is
misschien slecht gekozen, maar geeft dui
delijk te kennen, dat er iets in haar is,
dat je aantrekt, maar zich niet laat om-
schrijven of definieeren".
Een ernstige verkeersstagnatie ontstond te Rotterdam, door het déraillement van
een tram op een der drukste punten van de stad, namelijk hoek Coolsingel en
Kruiskade. Persoonlijke ongelukken kw amen niet voor.
HOOFDSTUK XI.
In dit tijdperk van zijn leven had Roger
het eigenaardig gevoel, dat krachten en
personen, onafhankelijk van elkaar en
zeker niet werkend naar een vooruit be
paald plan, samenwerkten om hem vast
te houden op die ankerplaats op de le
venszee, waarvan hij reeds lang meende
los te zijn en vanwaar hij nu ook vrij
wel besloten was zich los te maken.
Hij onderging en vreemde sensatie
had het gevoel of hij een soort Ismaeliet
was niet alleen verbannen van zijn
eigen huis en familie, daar was hij lang
zamerhand aan gewoon geraakt, maar
ook voor de nieuwe vrienden en kennisen
die hij gemaakt had gedurende de afge-
loopen maanden van ingespannen arbeid
onder zieken en lijdenden.
Voortdurend was hiji door de om
standigheden met verschillende men-
schentypen in aanraking gebracht
geestelijken, dokters, voorlezers, pleeg
zusters, volksredenaars in 't kort met
al diegenen, die deden wat in hun macht
was (elk naar zijn of haar eigen inzich
ten) om de drukkende lichamelijke, gees
telijke en financieele nooden van de ar
men te verlichten. Velen van hen hadden
getracht in contact te komen met Ro
ger. Er was iets in dien grooten, bedaar
den man met zijn zoekende oogen, dat
hen, dis met hem in aanraking kwamen,
aantrok. Hij bezat een zekere macht,
schoon dit eerst langzaam tot hem door
drong, en hij aarzelde er gebruik van te
maken. Hij gaf zich niet gemakkelijk. Hij
had nergens vrienden gemaakt, ofschoon
hij veel bekenden had onder hen, die
zwoegden in dat deel van de stad, waar
hij zijn arbeidsveld had gezocht. Maar hij
was er zich zeer goed van bewust, dat
er verscheidene menschen waren, die hem
onder hun vrijwilligers zouden willen
tellen; en hij was zich bewust, dat hij
hun toenadering trachtte te voorkomen,
geen vriendschap met hen wilde aanknoo-
pen. Hij was nooit onvriendelijk, nooit
norsch; maar hij bleef altijd op een ze
keren afstand. Als menschen tot hem
spraken, luisterde hij, wat ze te zeggen
hadden, maar zelf nam hij nooit iemand
in vertrouwen. Zijn terughoudendheid gaf
hem een afzonderlijke plaats, evenals 't
feit, dat, als andere werkers hun aantee-
keningen vergeleken saamgebracht,
doordat ze hetzelfde ideaal nastreefden
ze hem allen, naar zijn geloofsover
tuiging als een buitenstaander moesten
beschouwen, terwijl niemand iets naders
wist over zijn werk en streven. Hij bleef
een buitenstaander voor allen niemand
wist vanwaar, noch waarom hij geko
men was. Zelfs wisten weinigen waar hij
woonde. Maar velen zouden hem graag
de hand tot samenwerking hebben gebo
den; en dat wist hij en dat deed hem
zich op een afstand houden.