GROOTMOEDERTJE. tz u< S^i' 4 -!i!^ S" j S f«°3' -slg I if os- a -gif I s s! Ü-S s 1 sAo~ s c l>: 1§3 :i y; I-I Is'sg '4 S 7 -6T -g'f r- o 5 ^r— Uit het Zeeuwsch Verleden God is getrouw. Voor de Jeugd. O O ir 1 1 1 u N O fl.» fl Q-Ö O. cd *♦-? .Z ti »- 2 -•-» <s> t3 COCOT3 g to Pt ad© <1? -S ^5 I T3 N P 0 S jW ?s f^50-00 g 1 8®«^ldl 3 «M «M 5f 3 ■o a1» S S-3 ■s So ,-ËSt 59.2i2 a3a'^o -aoi^iSW W> ^3 *""3 i ti s ■S g ■3 O E -^-p 03 m El-S I a S)lj cd «rW <D CD O a Pt 5 ®2 Pi 2 CQ r±4 fft- wi£ O Xi w D2 aö W rö ë3 d •3 .§>"3 a3 a g 2 3 (D-g-gco t» en tn co 10 g o N °£S -J-S <v n cf 2 3 n ödo Pp O £Q "O nJ PH 00 O £13 H p G .SK te lerven. Arbeiders stonden op, vrouwen werden ontevreden, alles roerde zich. Hij dacht aan zijn kind, dat in dien nieuwen tijd mensch werd"... Het klopte, bleef kloppen; aan tallooze 'deuren: „Onafhankelijk van elkaar, maar beiden opgestuwd door wat daar klopte, en kloppen bleef met onweerstaanbaren aandrang, die beide groote stroomingen door alle landen: De arbeiders. De vrouwen". Dan is er de oorlog van '70. Truida Leede- bour eene uit Annètjes "iendinnen- kring wordt een persoonlijk' eid in Am sterdam. „In de Amsterdamsche uitgaande wereld noemt men spottend haar naam: een geëmancipeerde vrouw". Met een am bulance v ;rtrekt ze naar Sédan; ze is al tijd zoo ontzettend veel te kort gekomen... en als ze, als een moeder; harr armen om het moede hoofd van een gevallen strijder vouwt, als haar oogen troostend in de zijne rusten, schreit deze jonge vrouw haar eer ste verlossende tranen... Bij het lezen van deze en dergelijke rege len stemt ge toe: het is een vrouw, en welk een diepvoelende, echt vrouwelijke vrouw, die deze kroniek des levens heeft geschre- en. Indej-daad: de smart van een men- t henhart, welke niet wordt uitgezegd en toch is geopenbaard wordt, grijpt ons wel het .epst aan. War ee de schrijfster den lezer mee- ,oert naar Parijs, dat tóch nog hoop koes tert, dat ondanks alles nog geen overgave wil, zijn 1 et ook de vrouwen, de moeders, die haa ijde aandacht hebben: „Zi hebnen gekeken met strakke bedwon gen ogen over de graven van hun zuige lingen en ze hebben moed gehouden. Maar het laardenvleesch is op en er is haast geen brood meer. Nu begint een macht op te staan in de stad, die niet te onderdruk- 1 en ia De moedera Ze hebben zich geklampt aan de overwinning, die komen zou, waar voor hun zuigelingen geofferd werden. Maar nu nu worden de kinderen bedreigd, die ze overhie den! Nu beginnen de moeders te morren"... Velerlei verandering voltrekt zich in Am sterdam, het geliefde Amsterdam van Oom Pieter Craets. Hoe betreurt hij al dat nieu we, waarvoor het oude schoon zijn plaats inruimde: „liet schilderachtige Water, wat is er van geworden? Een stoffige straat, een woestenij, waar de achtergevels van de War moesstraat dwaas op neerkijken. Weg de schuiten, weg de boomen, weg 't mooie wa ter. De Nicuwerzijds-Achterburgwal, dat groene, bochtige, smalle grachtje, wat is 't geworden? S pu i straat-grau w-1 eelij k-ver moord!"... 1880 brengt nieuwe geluiden, óók in Hol land. Het gaat in een andere richting: „Snel wentelde de tijd. De nieuwe geest, die ein delijk in alles was doorgebroken, in kunst en litteratuur; in handel en nijverheid, sleep te de jonge geesten mee, en verwijderde hen Op eenmaal van het oudere geslacht. Tus- schen de zestiger jaren en deze tachtiger lag een geweldige kloof. Hoe eentonig in vergelijking, onbewust van allerlei moge lijke genietingen, afgesloten eigenlijk van *t groote leven was haar jeug geweest, dacht Annette." Dat alles had de tijd veranderd; de klop op de deur stemt tot nadenken, dwingt tot een omzien naar het verleden. Maar of al les beter geworden is, nu de oude toestan den verdrongen zijn door nieuwe ideeën en begrippen? Of alles winst was? Neen, dat niet; Annètje moet bekennen, dat vele kleine diepe vreugden welke zij gekend had in al dien eenvoud, haar kinderen vreemd bleven... Snel jaagt de tijd naar het eind van een eeuw. Maar nauwelijks is de grens overschreden, een nieuwe eeuw ingeluid, of reeds blijkt, da* de snelle jacht, die inzonderheid de laatste helft van de voorbije eeuw ken merkte, allerminst is gestuit De oude koning is te Delft begraven; de zware strijd met een nieuwen tijd is, zoo zegt de schrijfster, overgegeven in de zwak ke handen van een jong kind; „een teer fijn kind, dat - mstig de wereld inkeek". En Amsterdam, in deze nieuwe eeuw, „zag een nieuwe wereld met nieuwe denkbeel den in zijn oude straten zich ontwikkelen. Zag vrouwen en meisjes fietsen door de stad zonder dat een man daar meer acht op sloeg en geen jong meisje ook begreep hoe fietsen voor vrouwen iets had kun nen zijn waarom gestreden moest worden, waarvoor moed noodig was"... Groot en machtig treedt de vrouwenbe weging op den voorgrond in deze nieuwe tijden; het communisme en socialisme groeit in aantal, wint aan invloed. Dan, plotseling: „de groote voetstap, die dreunende gaat door een al duisterder we reld" de oorlog van 1914. Duitschland, België, Frankrijk, Rusland; gansch het lij den van die millioenen menschen drukt zijn stempel op dit deel van den roman. In eigen land schaarschte, rantsoeneering, nijpende nood op allerlei gebied. Meer scha duw dan licht, meer duisternis dan zon. En geluk?... Vrede?... „Vrede!! De klop de klop. De klop aan het hoofdkwartier in Door nik. Gekomen tot den keizer, door vier ein- delooze jaren, verbijsterend afmattende jaren van groeienden tegenspoed heen; de keizer die in een voozen moed nog de verflensde versleten phrasen stamelt die nog een Wonder wacht van den Alt-Deut- schen Mut. Aan Ludendorff hangt zijn hoop... In den dag rijdt hij uit „Der Kaiser!" De geestdrift verjaard, vaal en oud, klinkt niet meer op uit groetende stemmen. On verschillig staren vermoeide oogen langs hem heen. In den nacht is er de bleeke schim van „Nicki". En de klop, dien hij niet hooren wil." November 1918 brengt een eind aan al dat verschrikkelijke van vier jaren, die als eeuwen gelden. En de tijd gaat voort, stil stand is er niet „In Amsterdam brak de geest van den tijd zich baan in alle stan den; alles luisterde op bij den klop en deed open. Er was na den oorlog een gul zig begeeren naar vermaak er was een ongebondenheid in kleeding en .mode er was de reactie van een ontbering, die de fijnere lijnen uitwischte, den smaak had vergrofd." Annètje leefde in een vreemde wereld: Philip en Jetje haar kinderen ge storven; ook Frederik, haar man; het oude huis verkocht... Wat was er nog bewaard uit vroeger tijden, waarin haar leven nog immer zijn steunpunten vindt? De klopper valt, de klop, de klop. Tusschen 1860 en 1920 is het leven en de tijd onherkenbaar veranderd, zelfs tot in de kleinste détails; de schrijfster van „De klop op de Deur" beeldt dit alles uit op vaak treffende wijze A. L. V/' N OYEN. Vrij naar het Engelseh. 25) o— Alison vertrok en gauw daarna werden de kleintjes in bed gestopt. Ze waren één en al opwinding en hadden heelemaal geen lust zoo gauw al te gaan slapen, maar grootje was omvermurwbaar. Ze had nog heel wat te doen, nadat die kleine lastpotten uit den weg waren. Dus werden ze naar bed ge stuurd, elk met een handje rozijnen tot troost. Nog even wachtte grootje, om ze tijd te geven tot inslapen. Toen ging ze op haar teenen naar de slaapkamer, haalde de lange, bruin wollen kousen te voorschijn, die jaar op jaar bij dezelfde gelegenheid weer dienst deden en de bruine papieren pakjes. Misschien vermoedde grootje wel, dat de jeugdige oogen achter haar niet ge heel gesloten waren, in ieder geval liet ze er niets van merken, maar het feit bleef be staan, dat drie kleine meisjes even de oogen geopend hadden en de pakjes en kousen ge zien hadden. En toen grootje de kamer ver laten had gingen de oogen opnieuw open, de meisjes draaiden elkaar de gezichtjes toe en er ontstond een opgewonden, op fluiste renden toon gevoerd gesprek. Annie, die an ders hij Alison sliep, was voor deze gelegen heid ook in grootjes kamer ondergebracht. Natuurlijk hoorde juffrouw Reed het drukke gefluister wel het geheele huis was nu eenmaal erg gehoorig maar ze deed of za er niets van merkte. „Laat ze maar gelukkig zijn, zoo lang moge lijk", sprak ze in zichzelf. „God zij geloofd", er is toch nog wel wat moois in het leven, schrijfkramp of niet. En nu mijn pakjes." Wat kwam daar al niet uit te voorschijn. Werkdoosjes, naaldenboekjes, speldenhan- gers, gesneden penhouders, vulpotloodjes, doosjes bonbons, fluitjes, een paar mond harmonica's, in 'tkort een bonte mengeling van alle mogelijke voorwerpen, die men voor de luttele som van een paar dubbeltjes kan koopen. Grootje kende haar pappenheimers. Uit jarenlange ondervinding wist ze, dat de kinderen wel keken naar het aantal ge schenken, maar niet naar de waarde er van. Bovendien, de kousen, die indertijd nog ge breid waren door juffrouw Simpson, grootjes moeder, waren lang en wijd. Er ging heel wat in en grootje wist maar al te goed, hoe groot de teleurstelling zou zijn, als de kousen niet tot het randje toe gevuld waren. Ze spreidde dus haar voorraad voor zich uit, legde de kousen naast zich en begon voor ieder de meest geschikte cadeautjes uit te zoeken. Ja, dit voor Alison, dat naaimandje met de vin gerhoed en het speldenkussentje in de eene hoek, de klosjes garen er tegenover, tegen de deksel het fijne handwerkschaartje. Ik heb nog nooit zoo'n mooi naaimandje gezien", overdacht grootje en dan zoo goedkoop! 0 ja, het prijsje hangt er nog aan, zie zoo, goed dat ik het zag. Als Alison nu verloofd terug komt, dan zal dit een prachtig cadeautje voor haar zijn. Ik zal het heelemaal boven aan leggen, zoodat het 't eerste is, waarop haar oog morgen valt." Eindelijk waren de kousen klaar, de tee nen en hielen waren opgestopt met appels en sinaasappels, dan kwamen de geschen ken, elk afzonderlijk netjes ingepakt en met een touwtje toegebonden. „Het uitpakken geeft de helft van de pret", overdacht juffrouw Reed. „0, wat zullen hun IL zoo goed. Ik herinner me nog, dat ik als meisje van vijf jaar deze kousen al naast mijn bed vond en hoe ik ze uitpakte en tril de van opwinding, toen ik dat touwtje niet los kon krijgen, dat om dien suikeren haan zat. Hij heeft nog dagen daarna te pronk gestaan, want, hoewel moeder hem mij ca deau gegeven had, mocht ik hem niet op eten." Eindelijk waren de zes kousen gevuld en hing er naast ieder bed een exemplaar. De kinderen sliepen de vaste slaap van de on bezorgde jeugd en de jongens in de club en Alison op 't partijtje dachten niet aan zoo iets kinderachtigs als het kerstmannetje en de kous; maar juffrouw Reed was tevreden. Toen alles klaar was en de keuken weer netjes opgeruimd, viel ze op haar knieën en sprak een kort gebed uit een loflied zou men het haast kunnen noemen. Toen ging ze naar bed en binnen eenige minuten was ze in slaap, want ze was zeer moe. Arme, oude vrouw, hoe weinig besefte ze, dat al haar luchtkasteelen als rook zouden vervliegen en dat nog zwaarder beproeving voor haar zou volgen. Schep moed, goedo ziel en wees niet kleingeloovig want weet dat Hij, die u de beproevingen zendt, over u blijft waken. HOOFDSTUK X. Toen Alison bij de Clay's kwam, was het feest in vollen gang. Het huis was vol gas ten niet alleen vulden ze de salon, maar ze liepen door de kleine hal, door de gangen en op de trappen. Een tooneeltje was opge slagen in de salon. Het stuk was al begon nen, maar zoo vol was het, dat lang niet alle gasten een plaats konden bemachtigen om het schouwspel te zien. Alison's aankomst had geen opzien verwekt. Al gauw zag ze in, dat ze niet hoefde te hopen op een plekje in de kamer, waar het stuk werd opgevoerd. Maar eindelijk vond ze een plaatsje in de gang, waar ze door zich iets naar voren te buigen, den persoon kon zien, waarvoor ze - t- d S n m '3 o) O-S j 2 c/2 t-r1 -t-» o -*_3 2 P k 'n <3 o cd ot <d R.-tf T3-ö2i3£>oc;gtiSD>-Ss®>S>:2gg,'>'_3d®^3'S^g'3'§fc; 0 N rt d M OrCiJ2 CQ:ctO c? gekomen was Jim Hardy de man, die haar ten huwelijk had gevraagd. Het tooneelstukje was een treurig samen raapsel verschillende charades waren aan elkaar gelapt en de één of andere rij melaar had er kwasi-geestige versjes bij ge maakt. Het luide gelach bewees echter, da! ze door dit publiek erg aardig gevonden werden. Het viel haar tegen van Jim, dal hij aan zoo iets deel wilde nemen, maar haar liefde voor hem was te groot dan da! ze niet een reden zou gevonden hebben, om hem te verontschuldigen. Alleen het feit, dat zij in zijn nabijheid was, gaf haar een gevoel van geluk. Hij wist niet, dat zij aan wezig was, maar als het stuk uit was, zou hij in de gang komen en haar zien en dan Ze vergat haar jalouzie jegens Louisa Glay, ze vergat zelfs, dat ze eenige weken geleden openlijk beschuldigd was van diefstal; ze wist slechts, dat ze van Jim hield en dat deze, als hij haar straks zag, in haar beste kleed, haar zou bewonderen. Morgen was het Kerstmis en iedereen was vroolijk en ge lukkig. Ze stond stil op haar plekje in de hal, met een glimlach op het blozende ge zichtje, de handen gevouwen, terwijl haar hart van opwinding en verwachting vlugger klopte. Hel was pauze. De verschillende bekenden in het groote gezelschap trachtten elkaar te bereiken om een praatje te maken. Alison werd heen en weer geduwd, kon zich soms nauwelijks op de been houden. Plotseling zag ze een man, die haar met brutale be wondering stond aan te staren. Ze kende hem niet en door haar hoofd ai te wenden, trachtte ze zijn vrijpostigen blik te ontwij ken. Een oogenblik later zag ze hem praten met een meisje, dat ze kende uit den winkel. Ze kon het meisje duidelijk verstaan. „0 ja, ze is knap genoeg", hoorde ze. „We vonden haar allemaal de knapste van hel heele personeel. Hoe ze heet, mijnheer Man ners? Alison Reed. Ze is bij Shaw wegge gaan, omdat ze een biljet van zestig gulden gestolen had. Het was verbazend aardig van mijnheer Shaw dat hij haar niet liet vervolgen." „Dat meisje een dievegge", zeide de man, die met den naam Manners was aangespro ken. ,;Dat geloof ik niet." „0, maar het is toch heusch waar. Ze was zoo bang, dat ze heeft opgezegd op denzelf den dag, dat ze beschuldigd werd. Dat be wijst toch zeker wel, dat ze schuldig is, niet?" Alison kon het antwoord van Manners niet hooren, maar eenige oogenblikken later klonk de scherpe stem van het meisje haar weer in de ooren. „Er werd beweerd, dat Jim Hardy, onze chef, verliefd op haar was, maar na het ge beurde heeft hij haar natuurlijk laten loo- pen. Hij is nu vuur en vlam voor Louisa Clay, het meisje waar hij hedenavond mee speelt. Ze zeggen, dat ze al half en half ver loofd zijn, waarschijnlijk gaan ze in het be gin van het nieuwe jaar trouwen. Ze is een goede partij voor hem, want Louisa heef! een hoop geld en (Wordt vervolgd). door A. M. VVESSELS. Het drama van Groede. (Slot.) Nauwelijks was de zomer in het land of de toenmalige Zeeuwsche koortsen begon nen te heerschen, een ziekte, die toentertijd natuurlijk het eerst de vreemdelingen aan tastte en het Zeeuwsche land in oorlogstijd, bij invallen van Spanjaarden, Franschen en Engelschen zoo vaak tot een geweldige be schermster zijn geweest Het Vrije van Sluis was laag en moeras sig. Voor de bewoners van de hooge berg streken was de overgang te groot. Hulpe loos, zonder verweer, stonden zij aan de be smetting bloot. Thans nam de Salzburgsche Pelgrimage een dramatischen vorm aan. Het was als of de pest was uitgebroken. In IJzendijke vielen de meeste slachtoffers, maar de ziek te woedde overal. Met onverbiddellijke cij fers toonen de rapporten de ellende aan, die toen geleden is. Geen pen is in staat, die naar waarheid te beschrijven. De bal lingen verloren allen moed. Sommigen lie pen als wanhopig van het eene dorp naar het andere, om een plaats te zoeken, waar zij de ziekte ontloopen konden, roepende, dat zij gehoopt hadden hier een Vaderland te vinden en nu niets vonden dan een onbe kend graf. Het ergste was, dat de Zeeuw sche koorts bij voorkeur mannen en vrou wen in de kracht van hun leven aantastte. De Heeren van het Vrije legden lijsten aan en toen alles opgeschreven was, zagen zij met droefheid het hopelooze van den toe stand der Salzburgsche ballingen in. Deze lijsten worden nog heden trouw bewaard, als historische documenten. Daar leest men b.v. „Andreas Ecker 10 personen, alle- mael sieck". „Andreas Offner 5 personen drie sieck". „Eva Brandnerin onge- trouwt sieck". „Zacharias Groeber on- getrouwt sieck" enz. enz. Het is een dieptreurige lijst. Een „Todtenbuch" werd aangelegd. En als men dit in het archief naziet, dan is het een onafzienbare begrafenisstoet, die voorbijtrekt, zich verliezend in de vale mist. Telkens weer worden graven gedolven en de Salzburgers verzinken weg in een ver geten graf. Niet minder zijn ze helden ge weest, niet minder hebben zij geleden voor hun geloof, dan de velen, die ten aanzien van de groote schare jubelend onder mar telingen ten hemel gingen. Maar dezen vielen, zonder eer, gesloopt door de ziekte, zonken zij neer in het graf. De ballingen verpleegden elkaar zoo goed zij konden. Met lippen bevend van koorts, met leden half verlamd door het gif, dat met iederen ademtocht naar binnen drong, verzorgden deze menschen elkaar tot zij niet meer konden, daarna legden zij zich neder en stierven in het geloof, dat zij him leven gaven voor Gods heilige zaak. Degenen, die nog overgebleven waren, be grepen maar al te goed, dat, wanneer zij hier bleven, ook hun lot spoedig beslist zou worden. Zij begaven zich naar de Hee ren van het Vrije en smeekten om schepen, opdat zij Zeeuwsch-Vlaanderen zouden kun nen ontvlieden om ergens een ander Vader land te gaan zoeken. De Heeren, ten zeerste geschokt door het drama, dat zich voor hunne oogen had af gespeeld, zorgden met groote bereidwillig heid voor schepen. Den 7 Sept. 1733 ver trok het eerste, 26 Sept. het tweede en 29 Sept. het derde. Slechts 200 ballingen ble ven over. De tellingen bevestigen, dat er in een paar maanden 344 stierven aan de Zeeuwsche koorts. Zoo nam het drama van Groede een ein de. Voorzeker een droef einde, voor een zoo schoon begonnen taak, die de Zeeuwsch- Vlamingen op zich genomen hadden. Gelukkig is de Zeeuwsche koorts thans een onbekend iets geworden. De poelen en moerassen en geulen zoekt men tevergeefs en daarmede verdwenen de Zeeuwsche koortsen uit het land van Cadzand. Het golvende graan bedekt alom het land, dat zijn bewoners ruim voedt. Maar wat verdwenen moge zijn en wat verging, nog altijd leeft de geest van de Heeren van het Vrije. Uit ondervinding mag ik het getuigen, dat de vreemdeling er met ongemeene hartelijkheid wordt ontvangen. Huizen en archieven staan voor hem open. Hij kan er vinden, waar zijn hart naar uit gaat. Moge ook deze korte uiteenzetting mede helpen om den verkeerden indruk weg te nemen, die er over de ballingen verspreid is, n.l. „dat zij lui waren". Dit is niets an ders dan laster. Maar zij konden hier niet aarden en ziekte verlamde hun krachten. De papieren, waarop de lijdensgesciiiede- ,iis beschreven staat, vormen een merk waardig document in de Zeeuwsche histo rie. De Luthersche kerk te Groede is nog steeds in hooge eere en nog talrijke kleinigheden, herinneren aan het vroegere drama der bal- .n^rn. God is getrouw, Zijn plannen falen niet; Hij kiest de Zijnen uit, Hij roept die allen; Die 't heden kent, de toekomst overziet, laat van Zijn woorden geen ter aarde vallen. En 't werk der eeuwen, dat Zijn Geest om spant, volvoert Zijn hand. De Heer regeert! Zijn Koninkrijk staat vast, Zijn heerschappij omvat den loop der tijden. Een sterke hand, die nooit heeft misgetast, blijft met het heilig zwaard des Geestes strijden; en d' adem Zijner lippen overmant den tegenstand. De Heilige Geest, Die haar de toekomst spelt,, doet aan Gods kerk Zijn heilgeheimen weten; Hij, Die haar leidt en in de waarheid stelt, heeft Zijn bestek met wijsheid uitgemeten; Hij trekt met heel Zijn kerk van land tot land als Gods gezant. Beste jongens en meisjes! 'k Zal deze keer meteen maar weer aan de briefjes beginnen. Goes. „Zwartoogje". Echt gezellig, dat er weer eens een nichtje uit Goes bijkomt. Heb je de raadsels al meer opgelost? „Zwart oogje" vind ik wel een leuke naam, maar we hebben hem al in ons hoekje. Wil jij nu een anderen naam bedenken? „Duinroos je". Gelukkig, dat je er nog net op tijd aan dacht. Jullie konden elkaar mooi gezel schap houden. Mag je nu alweer naar school? „Roosje". Het boekje kwam mooi van pas, nu je juist ziek was. Er zijn op het oogenblik veel menschen ziek. Wil je Hannie van mij ook nog feliciteeren? „Storm vogel". Fijn, dat je weer naar school mag. Jij bent nou al de derde uit Goes, die ziek is geweest, 't Was zeker een heel werk om dien brievenbanger te maken? „Blondine". Echt jammer dat je de raadsels kwijt bent ge raakt. Dan heb je het zoo maar voor niets gedaan hè. Ben jij ook al zoo fijn aan het glijan geweest? Ja, de pret was gauw voor bij. „Klaproos" en „Anemoontje". Nee hoor, dat is een andere „Klaproos". Maar jullie hebt in zoo'n 'tijd niet meegedaan, dat ik heusch vergeten was, dat er nog een „Klap roos" is. Als jullie nu al de raadsels in sturen, krijg je misschien ook wel een prijsje. „Reseda". Alvast hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag. Nu ben ik zeker wel de eerste? Ben je niet erg nieuwsgierig, wal voor cadeautjes er zullen komen? „Erica". Houd maar moed, er kan best nog een flink pak sneeuw komen. De winter is nog lang niet voorbij. Ik kon wel slapen hoor toen het zoo stormde. Kamperland. „Rozeknop". Ik vind het prettiger, als je al de raadsels oplost, want daar zijn ze toch voor. Als je alle vier de prijsraadsels goed hebt, wie weet wat er dan gebeurt St Laurens. „Klaproos". Het was dus een echte verrassing voor je. Prettig, dat je het boekje nog niet hebt gelezen, 'tls heel mooi hoor. Natuurlijk mag je broertje ook meedoen als hij zin heeft. „Rozeknop". Is de juffrouw al weer beter? Hier zijn ook veel menschen ziek, maar de kinderen het) ben toch nog geen vrij. Vond je de sneeuw niet prettig? „Klaverblad". Jullie hebt dus allebei twee nieuwe boeken te lezen. Als je er nu maar tijd voor hebt, met al de drukte yoor het feest „Winterkoninkje". Je kunt niet altijd zulke lange brieven schrijj- ven, vooral als er niets bijzonders is ge beurd. Ben je ook al op de M. V. Ver tri me dat een volgende keer maar eens. Nieuwdorp. „Boerinnetje". Het heeft hier ook vreeselijk gewaaid van de week. Houd jij er van om in den storm te loop en? Ik wel hoor. „Juffertje". Ik kan begrijpen, dat het een heele drukte was met Groot moeders verjaardag. Woont zij ook in N.? Nog hartelijk gefeliciteerd. Gezellig hè, al die prijsjes. „Ceder". En hebben jullie fijn olienootjes gegeten? Je had er maar een in den brief moeten doen. Er zijn in Fe bruari heel wat verjaardagen bij jullie, dat -B M §•5 s O Q S

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1931 | | pagina 8