GROOTMOEDERTJE.
tz
u<
S^i' 4 -!i!^ S" j S f«°3' -slg I
if os- a -gif I s s! Ü-S s 1 sAo~ s
c l>: 1§3 :i y;
I-I Is'sg '4 S 7 -6T -g'f r- o 5
^r—
Uit het Zeeuwsch Verleden
God is getrouw.
Voor de Jeugd.
O
O
ir
1 1
1
u
N
O
fl.» fl
Q-Ö O.
cd *♦-?
.Z ti »- 2
-•-» <s> t3
COCOT3 g
to Pt
ad©
<1? -S ^5
I T3 N
P
0 S jW
?s f^50-00 g
1 8®«^ldl
3 «M «M 5f 3
■o a1» S S-3
■s So ,-ËSt
59.2i2 a3a'^o
-aoi^iSW W>
^3 *""3
i ti s
■S g
■3 O
E -^-p
03 m
El-S
I a
S)lj cd
«rW
<D
CD
O
a
Pt
5
®2 Pi
2
CQ r±4
fft-
wi£
O Xi w
D2 aö
W rö
ë3 d
•3 .§>"3
a3
a g 2 3
(D-g-gco
t» en tn co
10 g
o N
°£S
-J-S
<v
n cf
2 3 n
ödo
Pp O
£Q
"O nJ
PH 00
O
£13
H p
G
.SK
te lerven. Arbeiders stonden op, vrouwen
werden ontevreden, alles roerde zich. Hij
dacht aan zijn kind, dat in dien nieuwen
tijd mensch werd"...
Het klopte, bleef kloppen; aan tallooze
'deuren: „Onafhankelijk van elkaar, maar
beiden opgestuwd door wat daar klopte,
en kloppen bleef met onweerstaanbaren
aandrang, die beide groote stroomingen door
alle landen: De arbeiders. De vrouwen".
Dan is er de oorlog van '70. Truida Leede-
bour eene uit Annètjes "iendinnen-
kring wordt een persoonlijk' eid in Am
sterdam. „In de Amsterdamsche uitgaande
wereld noemt men spottend haar naam:
een geëmancipeerde vrouw". Met een am
bulance v ;rtrekt ze naar Sédan; ze is al
tijd zoo ontzettend veel te kort gekomen...
en als ze, als een moeder; harr armen om
het moede hoofd van een gevallen strijder
vouwt, als haar oogen troostend in de zijne
rusten, schreit deze jonge vrouw haar eer
ste verlossende tranen...
Bij het lezen van deze en dergelijke rege
len stemt ge toe: het is een vrouw, en welk
een diepvoelende, echt vrouwelijke vrouw,
die deze kroniek des levens heeft geschre-
en. Indej-daad: de smart van een men-
t henhart, welke niet wordt uitgezegd en toch
is geopenbaard wordt, grijpt ons wel het
.epst aan.
War ee de schrijfster den lezer mee-
,oert naar Parijs, dat tóch nog hoop koes
tert, dat ondanks alles nog geen overgave
wil, zijn 1 et ook de vrouwen, de moeders,
die haa ijde aandacht hebben:
„Zi hebnen gekeken met strakke bedwon
gen ogen over de graven van hun zuige
lingen en ze hebben moed gehouden. Maar
het laardenvleesch is op en er is haast
geen brood meer. Nu begint een macht op
te staan in de stad, die niet te onderdruk-
1 en ia
De moedera Ze hebben zich geklampt
aan de overwinning, die komen zou, waar
voor hun zuigelingen geofferd werden. Maar
nu nu worden de kinderen bedreigd, die
ze overhie den! Nu beginnen de moeders te
morren"...
Velerlei verandering voltrekt zich in Am
sterdam, het geliefde Amsterdam van Oom
Pieter Craets. Hoe betreurt hij al dat nieu
we, waarvoor het oude schoon zijn plaats
inruimde: „liet schilderachtige Water, wat
is er van geworden? Een stoffige straat, een
woestenij, waar de achtergevels van de War
moesstraat dwaas op neerkijken. Weg de
schuiten, weg de boomen, weg 't mooie wa
ter. De Nicuwerzijds-Achterburgwal, dat
groene, bochtige, smalle grachtje, wat is
't geworden? S pu i straat-grau w-1 eelij k-ver
moord!"...
1880 brengt nieuwe geluiden, óók in Hol
land. Het gaat in een andere richting: „Snel
wentelde de tijd. De nieuwe geest, die ein
delijk in alles was doorgebroken, in kunst
en litteratuur; in handel en nijverheid, sleep
te de jonge geesten mee, en verwijderde hen
Op eenmaal van het oudere geslacht. Tus-
schen de zestiger jaren en deze tachtiger
lag een geweldige kloof. Hoe eentonig in
vergelijking, onbewust van allerlei moge
lijke genietingen, afgesloten eigenlijk van
*t groote leven was haar jeug geweest, dacht
Annette."
Dat alles had de tijd veranderd; de klop
op de deur stemt tot nadenken, dwingt tot
een omzien naar het verleden. Maar of al
les beter geworden is, nu de oude toestan
den verdrongen zijn door nieuwe ideeën en
begrippen? Of alles winst was? Neen, dat
niet; Annètje moet bekennen, dat vele
kleine diepe vreugden welke zij gekend had
in al dien eenvoud, haar kinderen vreemd
bleven...
Snel jaagt de tijd naar het eind van een
eeuw.
Maar nauwelijks is de grens overschreden,
een nieuwe eeuw ingeluid, of reeds blijkt,
da* de snelle jacht, die inzonderheid de
laatste helft van de voorbije eeuw ken
merkte, allerminst is gestuit
De oude koning is te Delft begraven; de
zware strijd met een nieuwen tijd is, zoo
zegt de schrijfster, overgegeven in de zwak
ke handen van een jong kind; „een teer fijn
kind, dat - mstig de wereld inkeek".
En Amsterdam, in deze nieuwe eeuw, „zag
een nieuwe wereld met nieuwe denkbeel
den in zijn oude straten zich ontwikkelen.
Zag vrouwen en meisjes fietsen door de
stad zonder dat een man daar meer acht
op sloeg en geen jong meisje ook begreep
hoe fietsen voor vrouwen iets had kun
nen zijn waarom gestreden moest worden,
waarvoor moed noodig was"...
Groot en machtig treedt de vrouwenbe
weging op den voorgrond in deze nieuwe
tijden; het communisme en socialisme
groeit in aantal, wint aan invloed.
Dan, plotseling: „de groote voetstap, die
dreunende gaat door een al duisterder we
reld" de oorlog van 1914. Duitschland,
België, Frankrijk, Rusland; gansch het lij
den van die millioenen menschen drukt
zijn stempel op dit deel van den roman.
In eigen land schaarschte, rantsoeneering,
nijpende nood op allerlei gebied. Meer scha
duw dan licht, meer duisternis dan zon.
En geluk?... Vrede?...
„Vrede!!
De klop de klop.
De klop aan het hoofdkwartier in Door
nik. Gekomen tot den keizer, door vier ein-
delooze jaren, verbijsterend afmattende
jaren van groeienden tegenspoed heen;
de keizer die in een voozen moed nog de
verflensde versleten phrasen stamelt die
nog een Wonder wacht van den Alt-Deut-
schen Mut. Aan Ludendorff hangt zijn
hoop...
In den dag rijdt hij uit „Der Kaiser!"
De geestdrift verjaard, vaal en oud, klinkt
niet meer op uit groetende stemmen. On
verschillig staren vermoeide oogen langs
hem heen.
In den nacht is er de bleeke schim van
„Nicki".
En de klop, dien hij niet hooren wil."
November 1918 brengt een eind aan al
dat verschrikkelijke van vier jaren, die als
eeuwen gelden. En de tijd gaat voort, stil
stand is er niet „In Amsterdam brak de
geest van den tijd zich baan in alle stan
den; alles luisterde op bij den klop en
deed open. Er was na den oorlog een gul
zig begeeren naar vermaak er was een
ongebondenheid in kleeding en .mode er
was de reactie van een ontbering, die de
fijnere lijnen uitwischte, den smaak had
vergrofd."
Annètje leefde in een vreemde wereld:
Philip en Jetje haar kinderen ge
storven; ook Frederik, haar man; het oude
huis verkocht... Wat was er nog bewaard
uit vroeger tijden, waarin haar leven nog
immer zijn steunpunten vindt?
De klopper valt, de klop, de klop.
Tusschen 1860 en 1920 is het leven en
de tijd onherkenbaar veranderd, zelfs tot
in de kleinste détails; de schrijfster van
„De klop op de Deur" beeldt dit alles uit
op vaak treffende wijze
A. L. V/' N OYEN.
Vrij naar het Engelseh.
25) o—
Alison vertrok en gauw daarna werden de
kleintjes in bed gestopt. Ze waren één en al
opwinding en hadden heelemaal geen lust
zoo gauw al te gaan slapen, maar grootje
was omvermurwbaar. Ze had nog heel wat
te doen, nadat die kleine lastpotten uit den
weg waren. Dus werden ze naar bed ge
stuurd, elk met een handje rozijnen tot
troost. Nog even wachtte grootje, om ze tijd
te geven tot inslapen. Toen ging ze op haar
teenen naar de slaapkamer, haalde de
lange, bruin wollen kousen te voorschijn,
die jaar op jaar bij dezelfde gelegenheid
weer dienst deden en de bruine papieren
pakjes. Misschien vermoedde grootje wel,
dat de jeugdige oogen achter haar niet ge
heel gesloten waren, in ieder geval liet ze
er niets van merken, maar het feit bleef be
staan, dat drie kleine meisjes even de oogen
geopend hadden en de pakjes en kousen ge
zien hadden. En toen grootje de kamer ver
laten had gingen de oogen opnieuw open,
de meisjes draaiden elkaar de gezichtjes toe
en er ontstond een opgewonden, op fluiste
renden toon gevoerd gesprek. Annie, die an
ders hij Alison sliep, was voor deze gelegen
heid ook in grootjes kamer ondergebracht.
Natuurlijk hoorde juffrouw Reed het drukke
gefluister wel het geheele huis was nu
eenmaal erg gehoorig maar ze deed of za
er niets van merkte.
„Laat ze maar gelukkig zijn, zoo lang moge
lijk", sprak ze in zichzelf. „God zij geloofd",
er is toch nog wel wat moois in het leven,
schrijfkramp of niet. En nu mijn pakjes."
Wat kwam daar al niet uit te voorschijn.
Werkdoosjes, naaldenboekjes, speldenhan-
gers, gesneden penhouders, vulpotloodjes,
doosjes bonbons, fluitjes, een paar mond
harmonica's, in 'tkort een bonte mengeling
van alle mogelijke voorwerpen, die men voor
de luttele som van een paar dubbeltjes kan
koopen. Grootje kende haar pappenheimers.
Uit jarenlange ondervinding wist ze, dat de
kinderen wel keken naar het aantal ge
schenken, maar niet naar de waarde er van.
Bovendien, de kousen, die indertijd nog ge
breid waren door juffrouw Simpson, grootjes
moeder, waren lang en wijd. Er ging heel wat
in en grootje wist maar al te goed, hoe groot
de teleurstelling zou zijn, als de kousen niet
tot het randje toe gevuld waren. Ze spreidde
dus haar voorraad voor zich uit, legde de
kousen naast zich en begon voor ieder de
meest geschikte cadeautjes uit te zoeken. Ja,
dit voor Alison, dat naaimandje met de vin
gerhoed en het speldenkussentje in de eene
hoek, de klosjes garen er tegenover, tegen de
deksel het fijne handwerkschaartje. Ik heb
nog nooit zoo'n mooi naaimandje gezien",
overdacht grootje en dan zoo goedkoop! 0
ja, het prijsje hangt er nog aan, zie zoo, goed
dat ik het zag. Als Alison nu verloofd terug
komt, dan zal dit een prachtig cadeautje
voor haar zijn. Ik zal het heelemaal boven
aan leggen, zoodat het 't eerste is, waarop
haar oog morgen valt."
Eindelijk waren de kousen klaar, de tee
nen en hielen waren opgestopt met appels
en sinaasappels, dan kwamen de geschen
ken, elk afzonderlijk netjes ingepakt en met
een touwtje toegebonden.
„Het uitpakken geeft de helft van de pret",
overdacht juffrouw Reed. „0, wat zullen
hun IL
zoo goed. Ik herinner me nog, dat ik als
meisje van vijf jaar deze kousen al naast
mijn bed vond en hoe ik ze uitpakte en tril
de van opwinding, toen ik dat touwtje niet
los kon krijgen, dat om dien suikeren haan
zat. Hij heeft nog dagen daarna te pronk
gestaan, want, hoewel moeder hem mij ca
deau gegeven had, mocht ik hem niet op
eten."
Eindelijk waren de zes kousen gevuld en
hing er naast ieder bed een exemplaar. De
kinderen sliepen de vaste slaap van de on
bezorgde jeugd en de jongens in de club en
Alison op 't partijtje dachten niet aan zoo
iets kinderachtigs als het kerstmannetje en
de kous; maar juffrouw Reed was tevreden.
Toen alles klaar was en de keuken weer
netjes opgeruimd, viel ze op haar knieën en
sprak een kort gebed uit een loflied zou
men het haast kunnen noemen. Toen ging ze
naar bed en binnen eenige minuten was ze
in slaap, want ze was zeer moe.
Arme, oude vrouw, hoe weinig besefte ze,
dat al haar luchtkasteelen als rook zouden
vervliegen en dat nog zwaarder beproeving
voor haar zou volgen. Schep moed, goedo
ziel en wees niet kleingeloovig want weet
dat Hij, die u de beproevingen zendt, over u
blijft waken.
HOOFDSTUK X.
Toen Alison bij de Clay's kwam, was het
feest in vollen gang. Het huis was vol gas
ten niet alleen vulden ze de salon, maar
ze liepen door de kleine hal, door de gangen
en op de trappen. Een tooneeltje was opge
slagen in de salon. Het stuk was al begon
nen, maar zoo vol was het, dat lang niet alle
gasten een plaats konden bemachtigen om
het schouwspel te zien. Alison's aankomst
had geen opzien verwekt. Al gauw zag ze in,
dat ze niet hoefde te hopen op een plekje
in de kamer, waar het stuk werd opgevoerd.
Maar eindelijk vond ze een plaatsje in de
gang, waar ze door zich iets naar voren te
buigen, den persoon kon zien, waarvoor ze
- t- d S n m '3 o) O-S j 2
c/2 t-r1 -t-» o -*_3 2 P k 'n <3 o cd ot <d R.-tf
T3-ö2i3£>oc;gtiSD>-Ss®>S>:2gg,'>'_3d®^3'S^g'3'§fc;
0 N rt d M OrCiJ2 CQ:ctO
c?
gekomen was Jim Hardy de man, die
haar ten huwelijk had gevraagd.
Het tooneelstukje was een treurig samen
raapsel verschillende charades waren
aan elkaar gelapt en de één of andere rij
melaar had er kwasi-geestige versjes bij ge
maakt. Het luide gelach bewees echter, da!
ze door dit publiek erg aardig gevonden
werden. Het viel haar tegen van Jim, dal
hij aan zoo iets deel wilde nemen, maar
haar liefde voor hem was te groot dan da!
ze niet een reden zou gevonden hebben, om
hem te verontschuldigen. Alleen het feit,
dat zij in zijn nabijheid was, gaf haar een
gevoel van geluk. Hij wist niet, dat zij aan
wezig was, maar als het stuk uit was, zou
hij in de gang komen en haar zien en dan
Ze vergat haar jalouzie jegens Louisa Glay,
ze vergat zelfs, dat ze eenige weken geleden
openlijk beschuldigd was van diefstal; ze
wist slechts, dat ze van Jim hield en dat
deze, als hij haar straks zag, in haar beste
kleed, haar zou bewonderen. Morgen was
het Kerstmis en iedereen was vroolijk en ge
lukkig. Ze stond stil op haar plekje in de
hal, met een glimlach op het blozende ge
zichtje, de handen gevouwen, terwijl haar
hart van opwinding en verwachting vlugger
klopte.
Hel was pauze. De verschillende bekenden
in het groote gezelschap trachtten elkaar te
bereiken om een praatje te maken. Alison
werd heen en weer geduwd, kon zich soms
nauwelijks op de been houden. Plotseling
zag ze een man, die haar met brutale be
wondering stond aan te staren. Ze kende
hem niet en door haar hoofd ai te wenden,
trachtte ze zijn vrijpostigen blik te ontwij
ken. Een oogenblik later zag ze hem praten
met een meisje, dat ze kende uit den winkel.
Ze kon het meisje duidelijk verstaan.
„0 ja, ze is knap genoeg", hoorde ze. „We
vonden haar allemaal de knapste van hel
heele personeel. Hoe ze heet, mijnheer Man
ners? Alison Reed. Ze is bij Shaw wegge
gaan, omdat ze een biljet van zestig gulden
gestolen had. Het was verbazend aardig
van mijnheer Shaw dat hij haar niet liet
vervolgen."
„Dat meisje een dievegge", zeide de man,
die met den naam Manners was aangespro
ken. ,;Dat geloof ik niet."
„0, maar het is toch heusch waar. Ze was
zoo bang, dat ze heeft opgezegd op denzelf
den dag, dat ze beschuldigd werd. Dat be
wijst toch zeker wel, dat ze schuldig is,
niet?"
Alison kon het antwoord van Manners
niet hooren, maar eenige oogenblikken later
klonk de scherpe stem van het meisje haar
weer in de ooren.
„Er werd beweerd, dat Jim Hardy, onze
chef, verliefd op haar was, maar na het ge
beurde heeft hij haar natuurlijk laten loo-
pen. Hij is nu vuur en vlam voor Louisa
Clay, het meisje waar hij hedenavond mee
speelt. Ze zeggen, dat ze al half en half ver
loofd zijn, waarschijnlijk gaan ze in het be
gin van het nieuwe jaar trouwen. Ze is een
goede partij voor hem, want Louisa heef!
een hoop geld en
(Wordt vervolgd).
door A. M. VVESSELS.
Het drama van Groede.
(Slot.)
Nauwelijks was de zomer in het land of
de toenmalige Zeeuwsche koortsen begon
nen te heerschen, een ziekte, die toentertijd
natuurlijk het eerst de vreemdelingen aan
tastte en het Zeeuwsche land in oorlogstijd,
bij invallen van Spanjaarden, Franschen en
Engelschen zoo vaak tot een geweldige be
schermster zijn geweest
Het Vrije van Sluis was laag en moeras
sig. Voor de bewoners van de hooge berg
streken was de overgang te groot. Hulpe
loos, zonder verweer, stonden zij aan de be
smetting bloot.
Thans nam de Salzburgsche Pelgrimage
een dramatischen vorm aan. Het was als
of de pest was uitgebroken. In IJzendijke
vielen de meeste slachtoffers, maar de ziek
te woedde overal. Met onverbiddellijke cij
fers toonen de rapporten de ellende aan,
die toen geleden is. Geen pen is in staat,
die naar waarheid te beschrijven. De bal
lingen verloren allen moed. Sommigen lie
pen als wanhopig van het eene dorp naar
het andere, om een plaats te zoeken, waar zij
de ziekte ontloopen konden, roepende, dat
zij gehoopt hadden hier een Vaderland te
vinden en nu niets vonden dan een onbe
kend graf. Het ergste was, dat de Zeeuw
sche koorts bij voorkeur mannen en vrou
wen in de kracht van hun leven aantastte.
De Heeren van het Vrije legden lijsten aan
en toen alles opgeschreven was, zagen zij
met droefheid het hopelooze van den toe
stand der Salzburgsche ballingen in. Deze
lijsten worden nog heden trouw bewaard,
als historische documenten. Daar leest men
b.v. „Andreas Ecker 10 personen, alle-
mael sieck". „Andreas Offner 5 personen
drie sieck". „Eva Brandnerin onge-
trouwt sieck". „Zacharias Groeber on-
getrouwt sieck" enz. enz. Het is een
dieptreurige lijst.
Een „Todtenbuch" werd aangelegd. En
als men dit in het archief naziet, dan is
het een onafzienbare begrafenisstoet, die
voorbijtrekt, zich verliezend in de vale mist.
Telkens weer worden graven gedolven en
de Salzburgers verzinken weg in een ver
geten graf. Niet minder zijn ze helden ge
weest, niet minder hebben zij geleden voor
hun geloof, dan de velen, die ten aanzien
van de groote schare jubelend onder mar
telingen ten hemel gingen. Maar dezen
vielen, zonder eer, gesloopt door de ziekte,
zonken zij neer in het graf.
De ballingen verpleegden elkaar zoo goed
zij konden. Met lippen bevend van koorts,
met leden half verlamd door het gif, dat
met iederen ademtocht naar binnen drong,
verzorgden deze menschen elkaar tot zij
niet meer konden, daarna legden zij zich
neder en stierven in het geloof, dat zij him
leven gaven voor Gods heilige zaak.
Degenen, die nog overgebleven waren, be
grepen maar al te goed, dat, wanneer zij
hier bleven, ook hun lot spoedig beslist
zou worden. Zij begaven zich naar de Hee
ren van het Vrije en smeekten om schepen,
opdat zij Zeeuwsch-Vlaanderen zouden kun
nen ontvlieden om ergens een ander Vader
land te gaan zoeken.
De Heeren, ten zeerste geschokt door het
drama, dat zich voor hunne oogen had af
gespeeld, zorgden met groote bereidwillig
heid voor schepen. Den 7 Sept. 1733 ver
trok het eerste, 26 Sept. het tweede en 29
Sept. het derde. Slechts 200 ballingen ble
ven over. De tellingen bevestigen, dat er
in een paar maanden 344 stierven aan de
Zeeuwsche koorts.
Zoo nam het drama van Groede een ein
de. Voorzeker een droef einde, voor een
zoo schoon begonnen taak, die de Zeeuwsch-
Vlamingen op zich genomen hadden.
Gelukkig is de Zeeuwsche koorts thans
een onbekend iets geworden.
De poelen en moerassen en geulen zoekt
men tevergeefs en daarmede verdwenen
de Zeeuwsche koortsen uit het land van
Cadzand. Het golvende graan bedekt alom
het land, dat zijn bewoners ruim voedt.
Maar wat verdwenen moge zijn en wat
verging, nog altijd leeft de geest van de
Heeren van het Vrije. Uit ondervinding mag
ik het getuigen, dat de vreemdeling er met
ongemeene hartelijkheid wordt ontvangen.
Huizen en archieven staan voor hem open.
Hij kan er vinden, waar zijn hart naar uit
gaat.
Moge ook deze korte uiteenzetting mede
helpen om den verkeerden indruk weg te
nemen, die er over de ballingen verspreid
is, n.l. „dat zij lui waren". Dit is niets an
ders dan laster. Maar zij konden hier niet
aarden en ziekte verlamde hun krachten.
De papieren, waarop de lijdensgesciiiede-
,iis beschreven staat, vormen een merk
waardig document in de Zeeuwsche histo
rie.
De Luthersche kerk te Groede is nog steeds
in hooge eere en nog talrijke kleinigheden,
herinneren aan het vroegere drama der bal-
.n^rn.
God is getrouw, Zijn plannen falen niet;
Hij kiest de Zijnen uit, Hij roept die allen;
Die 't heden kent, de toekomst overziet,
laat van Zijn woorden geen ter aarde vallen.
En 't werk der eeuwen, dat Zijn Geest om
spant,
volvoert Zijn hand.
De Heer regeert! Zijn Koninkrijk staat vast,
Zijn heerschappij omvat den loop der tijden.
Een sterke hand, die nooit heeft misgetast,
blijft met het heilig zwaard des Geestes
strijden;
en d' adem Zijner lippen overmant
den tegenstand.
De Heilige Geest, Die haar de toekomst spelt,,
doet aan Gods kerk Zijn heilgeheimen
weten;
Hij, Die haar leidt en in de waarheid stelt,
heeft Zijn bestek met wijsheid uitgemeten;
Hij trekt met heel Zijn kerk van land tot
land
als Gods gezant.
Beste jongens en meisjes!
'k Zal deze keer meteen maar weer aan de
briefjes beginnen.
Goes. „Zwartoogje". Echt gezellig, dat
er weer eens een nichtje uit Goes bijkomt.
Heb je de raadsels al meer opgelost? „Zwart
oogje" vind ik wel een leuke naam, maar
we hebben hem al in ons hoekje. Wil jij
nu een anderen naam bedenken? „Duinroos
je". Gelukkig, dat je er nog net op tijd
aan dacht. Jullie konden elkaar mooi gezel
schap houden. Mag je nu alweer naar
school? „Roosje". Het boekje kwam mooi
van pas, nu je juist ziek was. Er zijn op
het oogenblik veel menschen ziek. Wil je
Hannie van mij ook nog feliciteeren? „Storm
vogel". Fijn, dat je weer naar school mag.
Jij bent nou al de derde uit Goes, die ziek
is geweest, 't Was zeker een heel werk om
dien brievenbanger te maken? „Blondine".
Echt jammer dat je de raadsels kwijt bent ge
raakt. Dan heb je het zoo maar voor niets
gedaan hè. Ben jij ook al zoo fijn aan het
glijan geweest? Ja, de pret was gauw voor
bij. „Klaproos" en „Anemoontje". Nee hoor,
dat is een andere „Klaproos". Maar jullie
hebt in zoo'n 'tijd niet meegedaan, dat ik
heusch vergeten was, dat er nog een „Klap
roos" is. Als jullie nu al de raadsels in
sturen, krijg je misschien ook wel een prijsje.
„Reseda". Alvast hartelijk gefeliciteerd met
je verjaardag. Nu ben ik zeker wel de
eerste? Ben je niet erg nieuwsgierig, wal
voor cadeautjes er zullen komen? „Erica".
Houd maar moed, er kan best nog een flink
pak sneeuw komen. De winter is nog lang
niet voorbij. Ik kon wel slapen hoor toen
het zoo stormde.
Kamperland. „Rozeknop". Ik vind het
prettiger, als je al de raadsels oplost, want
daar zijn ze toch voor. Als je alle vier de
prijsraadsels goed hebt, wie weet wat er
dan gebeurt
St Laurens. „Klaproos". Het was dus
een echte verrassing voor je. Prettig, dat
je het boekje nog niet hebt gelezen, 'tls
heel mooi hoor. Natuurlijk mag je broertje
ook meedoen als hij zin heeft. „Rozeknop".
Is de juffrouw al weer beter? Hier zijn ook
veel menschen ziek, maar de kinderen het)
ben toch nog geen vrij. Vond je de sneeuw
niet prettig? „Klaverblad". Jullie hebt dus
allebei twee nieuwe boeken te lezen. Als
je er nu maar tijd voor hebt, met al de
drukte yoor het feest „Winterkoninkje". Je
kunt niet altijd zulke lange brieven schrijj-
ven, vooral als er niets bijzonders is ge
beurd. Ben je ook al op de M. V. Ver tri
me dat een volgende keer maar eens.
Nieuwdorp. „Boerinnetje". Het heeft
hier ook vreeselijk gewaaid van de week.
Houd jij er van om in den storm te loop en?
Ik wel hoor. „Juffertje". Ik kan begrijpen,
dat het een heele drukte was met Groot
moeders verjaardag. Woont zij ook in N.?
Nog hartelijk gefeliciteerd. Gezellig hè, al
die prijsjes. „Ceder". En hebben jullie fijn
olienootjes gegeten? Je had er maar een
in den brief moeten doen. Er zijn in Fe
bruari heel wat verjaardagen bij jullie, dat
-B M
§•5
s
O
Q S